• No results found

BIJLAGE 7 . –

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BIJLAGE 7 . –"

Copied!
141
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BIJLAGE

7.

CATEGORISERING

ALINEA’S

VEH

(2)

1.

A

ANLEIDING EN GESCHIEDENIS VAN DE

W

OONVISIE

.

A

ANLEIDING

Waarom wordt er een woonvisie opgesteld? DEAL

1. Welke thema’s komen in dit woon- en leefbaarheidsplan (WLP) aan de orde in het kader van het verbeteren van de woon- en leefkwaliteit in de krimpregio Eemsdelta?

2. Hoe staat de opdracht voor het behouden van de leefbaarheid in de krimpregio Eemsdelta omschreven in het Bestuursakkoord Eemsdelta? En wie ondertekenden dit akkoord?

(vernieuwende aanpak gebiedsontwikkeling, krachten bundelen. DEAL-gemeenten en provincie Groningen)

3. Wat is de reden voor het opstellen van dit WLP? (problematiek leegstand, verschraling voorzieningen en leefbaarheid, verloedering stedelijk gebied en dorpen)

5. Welke opdracht gaven de partijen zich voor het thema wonen en voorzieningen? (komen tot een regionaal beleid met een integrale aanpak. Opstellen WLP en het daarbij betrekken van belangrijke partijen als gemeenten, provincie, woningcorporaties en bewoners is de eerste stap)

45. Wat is een belangrijk doel van het WLP en wat moet hiervoor gebeuren? (versterken woningmarkt door goede afstemming vraag en aanbod) Waarvoor geeft de regio-atlas een indicatie? (ontwikkeling vraagkant woningmarkt) Op welke onderzoeken/gegevens is de Regio-atlas (2021), die de bevolkingsveranderingen in beeld brengt, gebaseerd?

OOST-GRONINGEN

3. Welke gevolgen heeft de bevolkingskrimp en de veranderende bevolkingssamenstelling? (huizen langer te koop of leeg, meer behoefte aan zorg, veel voorzieningen minder draagvlak) Wat moet er in de kern gebeuren in verband met de krimp? (inspelen op de veranderingen om ervoor te zorgen dat Oost-Groningen voor de huidige en toekomstige bewoner een plezierig en vitaal gebied blijft)

4. Welke stappen hebben de gemeenten in Oost-Groningen reeds genomen om te komen tot een plan inspelend op de veranderingen? (inventarisatierapport Wonen en Leefbaarheid Oost-Groningen waarbij belangrijkste opgaven in beeld zijn gebracht, bepalen bestuurlijke strategie, actieplan opgesteld aan de hand van de toogdag)

DE MARNE

6. Wat is de functie van het woon- en leefbaarheidsplan? (meer concrete uitwerking Beleidskader Krimp en Leefbaarheid als basis voor concrete afspraken met partijen) LEEK

1. Waarom stellen gemeenten een woonvisie op? (eis vanuit rijk)

3. Wat voor elementen bevatte het vorige woonplan uit 2002 en hoe hebben de plannen die in dit woonplan werden gepresenteerd uitgepakt? Waarom wordt er in Leek nu een nieuwe woonvisie opgesteld?

5. Wat zijn de drie hoofddoelen van deze woonvisie? MARUM

1. Waarom stellen gemeenten een woonvisie op? (eis vanuit rijk)

4. Waarom wordt er in Marum een nieuwe woonvisie opgesteld? (lokale aanleidingen) 10. Wat is de functie van deze woonvisie en hoe gedetailleerd is deze visie opgesteld? ZUIDHORN

1. Waarom stellen gemeenten een woonvisie op? (eis vanuit rijk)

4. Waarom wordt er in Zuidhorn een nieuwe woonvisie opgesteld? (lokale aanleidingen) 6. Wat is de functie van deze woonvisie en hoe gedetailleerd is deze visie opgesteld? GRONINGEN

2. Waarom zijn er een woonvisie en flexibele sturingsinstrumenten nodig om vorm te geven aan de toekomst?

(3)

bevolkingsprognoses, ambities voor duurzaamheid, bredere visie op wonen, kredietcrisis) Wat is de wmo?

5. Hoe wil de gemeente inspelen op de actualiteiten op de woningmarkt? (nu lange termijn maatregelen opstellen die inspelen op de huidige woningmarktontwikkelingen, daarnaast ieder jaar een Meerjarenprogramma Wonen opstellen)

HAREN

1. Waarom is een actualisering van het woonplan nodig? 7. Waarvoor wordt de woonvisie gebruikt?

HOOGEZAND-SAPPEMEER -

SLOCHTEREN

1.Wat is een woonplan en waarom is het nodig deze op te stellen? (o.a. kader dat een solide basis moet bieden voor de nog te ontwikkelen structuurvisie)

2.Welke algemene aanleiding is er om een woonplan op te stellen? (realiseren ambities uit toekomstvisie)

3. Waarom werd het vorige woonplan opgesteld en waarom wordt er nu een woonplan opgesteld? (o.a. om de ambities en doelstelling uit de toekomstvisie te kunnen realiseren) 4. Wat staat er in dit woonplan, met welke kaders houdt het rekening en waarom is het opgesteld? (Toekomstvisie en opnamecapaciteit vanuit de provincie)

35. Wat is een belangrijk aspect/doel van dit woonplan? (behoud typerende woonomgeving) TEN BOER

1. Welke looptijd heeft deze woonvisie? Waarom is de woonvisie opgesteld? VEENDAM

-

WINSUM

2. Waarom wordt er een nieuwe woonvisie opgesteld? (veroudering en verandering)

3. Waarom wordt er een nieuwe woonvisie opgesteld? (sterke positie behouden met een plan) 5. Aan welke onderwerpen wil de gemeente richting geven in deze woonvisie?

9. Waarvoor moet de vastgestelde woonvisie gebruikt worden?

G

ESCHIEDENIS

Wat is er terecht gekomen van de vorige woonvisie? DEAL - OOST-GRONINGEN - DE MARNE - LEEK

3. Wat voor elementen bevatte het vorige woonplan uit 2002 en hoe hebben de plannen die in dit woonplan werden gepresenteerd uitgepakt? Waarom wordt er in Leek nu een nieuwe woonvisie opgesteld?

MARUM

3. Wat voor elementen bevatte het vorige woonplan uit 2002 en hoe hebben de plannen die in dit woonplan werden gepresenteerd uitgepakt?

79. In hoeverre is het woningbouw- en sloopprogramma zoals gepresenteerd in het Woonplan Marum 2002 uitgevoerd? (gespecificeerd naar locatie)

80. Welke projecten zijn uitgevoerd in de periode 2002-2009 die niet waren opgenomen in het woningbouw- en transformatieprogramma van het Woonplan Marum 2002? (plaats, locatie, aantal, eigendom)

81. Hoe ziet het kwantitatieve woningbouwoverzicht eruit als de uitgevoerde plannen uit het Woonplan en de uitgevoerde plannen buiten het Woonplan worden samengenomen?

(4)

83. In hoeverre is tegemoet gekomen aan de eerste twee speerpunten (concentratie woningbouw in centrumdorp Marum en centrumontwikkeling Marum)? Welke locaties

aangrenzend aan het centrum zijn herontwikkeld en wat is hier precies gebeurd? (aantal sloop gespecificeerd naar type, aantal herbouw gespecificeerd naar type en financieringswijze) 84. Op welke locatie heeft nog meer herontwikkeling plaat gevonden? (aantal sloop gespecificeerd naar type, aantal herbouw gespecificeerd naar type)

85. In hoeverre is tegemoet gekomen aan speerpunt drie? (/Welke voorzieningen zijn minstens aanwezig in de kleine dorpen?)

86. In hoeverre is tegemoet gekomen aan speerpunt vier (vernieuwing woon- en

zorgstructuur)? (nog geen vorm gekregen) Welke plannen liggen er op dit moment? (bouwplan voor ontwikkeling woonzorgcentrum ‘De Hoorn’)

87. In hoeverre is tegemoet gekomen aan speerpunt vijf (herstructurering van bestaande woonbuurten in verschillende dorpen? (/Voor welke projecten is de sloopopgave door Wold en Waard nog niet gehaald?)

88.Welke projecten heeft Wold en Waard uitgevoerd in het verlengde van de andere

speerpunten die niet in het programma van het Woonplan waren opgenomen? (zorgboerderij met zorgplaatsen en woonunits en 8 koopwoningen en levensloopbestendige woningen) ZUIDHORN

56. Wat was de focus van het vorige woonplan 2002-2006 en wat is hier van terecht gekomen? (vrijwel alle projecten uitgevoerd of in voorbereiding) Waarom is de looptijd van de vorige woonvisie verlengd tot 2008?

GRONINGEN

39. Welke verwachtingen werden beschreven in Thuis en Stad (1998) over de woningmarkt? 40. In hoeverre is deze verwachting en zijn de afspraken uit de vorige woonvisie (Thuis en Stad) uitgekomen/nagekomen? HAREN - HOOGEZAND-SAPPEMEER - SLOCHTEREN

19. Hoe heeft de gemeente Slochteren zich gehouden aan de bouwopgave zoals vastgelegd in de contingenten afgegeven vanuit de Nota Bouwen en Wonen 2002-2006 (provincie) en de

taakstelling vanuit het Besluit locatiegebonden subsidie 2005-2009?

131. Welke woningbouwresultaten heeft de gemeente Slochteren de laatste jaren behaald (vanuit de nota Bouwen en Wonen en vanuit de taakstelling van het Besluit locatiegebonden subsidies)?

TEN BOER -

VEENDAM

11. Hoe verliep het nieuwbouwprogramma van de vorige woonvisie? (sloop op schema, nieuwbouw bleef achter) en hoe staat deze situatie tot de provinciale en landelijke situatie? Waardoor werd deze situatie veroorzaakt? (recessie en langdurig planproces)

19. Hoe ver was het sloopprogramma uit het convenant herstructurering 1998-2005 gevorderd begin 2005 en hoe wordt hiermee omgegaan vanuit de bestuursovereenkomst 2006?

WINSUM -

2.

O

NDERZOEK

W

OONWENSEN

/W

OONBEHOEFTEN

(5)

DEAL

51. Aan welke woonvormen ontstaat door de vergrijzing een overschot en aan welke woonvormen een tekort?

52. Welke eigenschappen hebben woningen voor ouderen nodig en wat moet er in dit opzicht gebeuren? (ombouw tot levensloopbestendige woningen, sloop/nieuwbouw)

79. Welke vraag neemt vanuit ouderen toe? (vraag naar aanleunwoningen en vraag naar intramuraal wonen) Wat houden beide woonvormen in?

159. Met hoeveel neemt de vraag naar zelfstandig wonen met zorg toe tot 2040 (2009, 2015, 2020, 2030)? (aantal extra woningen) Hoe wordt deze vraag opgevangen? (type woningen en locatie: meer aanleunwoningen in regionale centra en centrumdorpen, aanleunwoningen in Warffum, Bierum en Wagenborgen behouden ondanks verdwijnen verzorgingshuizen, clusters van appartementen creëren rondom kleinere centrumdorpen en sommige woondorpen) Met hoeveel neemt de vraag naar intramuraal wonen af tot 2040 (2009, 2015, 2020, 2030)? 174. Met hoeveel woningen loopt de woningbehoefte in Delfzijl de komende 20 jaar terug? In welke twee gebieden is Delfzijl verdeeld en waar zijn de ontwikkelingen in deze twee gebieden op gericht? (stadskern: kwaliteitsslag. Dorpenring: kwaliteitsslag en sloop)

OOST-GRONINGEN

24. Welke veranderingen treden op in de samenstelling van huishoudtypen in de regio? (toename ouderen, afname alle andere huishoudtypen en met name jonge gezinnen en stellen) Wat betekent dit voor de woonvoorraad? (flexibele huurwoningen nodig voor senioren en aanpassen van bestaande koop- en huurwoningen)

49. Hoe zal de vraag zich vanuit ouderen waarschijnlijk ontwikkelingen en wat betekent dit voor de corporaties en zorginstellingen? (meer vraag naar intramurale en intensieve zorg, opgaven die gepaard gaan met risicovolle investeringen)

DE MARNE

36. Wat is een aandachtspunt bij deze ontwikkelingen? (alleen groei van 75plussers met specifieke woonbehoefte)

37. Wat betekent de afname van het aantal huishoudens voor de afname van het aantal

woningen? (2031: 175 minder woningen nodig dan in 2011, 2041: 450 minder woningen nodig dan in 2011)

38. Hoe ziet de kwalitatieve vraag en aanbod (koop of huur en welke prijscategorie) eruit voor de periode 2011-2021 en welke woningmarktfricties zijn hierbij aan te wijzen?

40. Welke vraag zal er vanuit de oudere doelgroep toenemen naast de vraag naar zelfstandige aangepaste woningen? (intramurale zorg)

41. Sluit de vraag naar intramurale en extramurale zorg aan op het aanbod in de gemeente De Marne? (nee) Waarbij moet bij uitbreiding van capaciteit voor intramurale zorg rekening mee worden gehouden? (regionaal georganiseerd, veel mensen wijken uit)

46. Welke gevolgen heeft de krimp en de veranderende bevolkingssamenstelling op de kwantitatieve en kwalitatieve vraag naar woningen en voorzieningen?

57. Met hoeveel woningen moet de woningvoorraad de komende tien jaar en de komende twintig jaar afnemen? Waarom wacht de gemeente leegstand niet af? (verpaupering en waardedaling voorkomen)

LEEK

224. In welke relevante thema’s voor de zorgdoelgroep is vanuit het onderzoek van Companen inzicht verkregen? (aanbod en toekomstige vraag woningvoorraad, welzijnsdiensten,

zorgaanbod voor de zorgdoelgroep) En wat kan hieruit onder andere wat betreft de toekomst worden opgemaakt? (mogelijk fricties) Welke periode beslaat het onderzoek? (2006-2015) 227. Van welke doelgroep is de vraag naar wonen met zorg afkomstig?

(6)

Tolbert)

231. Welk aanbod (onderscheiden naar woonzorgvormen) bestaat er op het moment van onderzoek (2006) in het kerncluster Zevenhuizen? Hoe ziet de vraag en het aanbod er per 2015 uit in Zevenhuizen? / Welke tekorten aan specifieke woonvormen worden in Zevenhuizen verwacht? Welke huidige situatie spreekt de resultaten van het onderzoek tegen? (vraag naar alle woonvormen, maar nu leegstand)

244. Wat is de woningbehoefte bij een trendmatige migratieontwikkeling over de periode 2007-2011? (730 woningen) Uit welke elementen is dit cijfer opgebouwd? (eigen behoefte: 600 woningen + migratie: 130 woningen) Hoe verhouden de huidige verwachtingen voor eigen behoefte en migratie zich tot het niveau in 2003? Hoeveel zou deze behoefte nog kunnen worden uitgebreid vanuit de taakstelling van de Regiovisie? (45 woningen)

245. Hoe ziet de vraag (onderscheiden naar financieringswijze, type en prijs) er per doelgroep (onderscheiden naar doorstromers, starters, uittreders, vestigers, vertrekkers) uit? (in

aantallen)

246. Welke theoretische woningtekorten zijn er zichtbaar?

247. Hoe ziet de vraag (onderscheiden naar financieringswijze, type en prijs) er per doelgroep (onderscheiden naar doorstromers, starters, uittreders, vestigers, vertrekkers) uit als wordt uitgegaan van de mogelijke extra taakstelling vanuit de regiovisie?

248. Wat is het verschil tussen de theoretische kwalitatieve woningtekorten bij de regionale taakstelling in vergelijking met de tekorten uitgaande van een trendmatige groei?

MARUM

105. Wie worden onder de doelgroep zorgbehoevenden verstaan? Wat is het

uitvoeringsprogramma van de pilot Wonen met zorg? (project waarbij inzicht is verkregen in vraag en aanbod van woonvormen voor de zorgbehoevende doelgroep wat vertaald is naar een actieprogramma voor het bouwen van nultredenwoningen, zorgwoningen, beschermd wonen en intramuraal wonen) En wie werken mee aan dit uitvoeringsprogramma? (gemeente en woningcorporaties)

310. Welke belangrijkste conclusies kunnen aan de hand van dit enquête-onderzoek getrokken worden over de doelgroep starters? (leeftijdsgroep; voorkeur financieringswijze, type woning, locatie, prijsklasse; startproblemen)

319. In welke relevante thema’s voor de zorgdoelgroep is vanuit het onderzoek van Companen inzicht verkregen? (aanbod en toekomstige vraag woningvoorraad, welzijnsdiensten,

zorgaanbod voor de zorgdoelgroep) En wat kan hieruit onder andere wat betreft de toekomst worden opgemaakt? (mogelijk fricties)

321. Welk aanbod (onderscheiden naar woonzorgvormen) bestaat er op het moment van onderzoek (2006) in het kerncluster Marum en het kerncluster De Wilp? Hoe ziet de vraag en het aanbod er per 2015 per cluster uit? / Welke tekorten aan specifieke woonvormen worden per cluster verwacht? Voor welke woonvormen zijn er plannen voor nieuw aanbod?

327. Wat is de woningbehoefte bij een trendmatige migratieontwikkeling over de periode 2007-2011? (200 woningen) Uit welke elementen is dit cijfer opgebouwd? (eigen behoefte: 135 woningen + migratie: 65 woningen) Hoe verhouden de huidige verwachtingen voor eigen behoefte en migratie zich tot het niveau in 2003?

328. Hoe ziet de vraag (onderscheiden naar financieringswijze, type en prijs) er per doelgroep (onderscheiden naar doorstromers, starters, uittreders, vestigers, vertrekkers) uit? (in

aantallen)

329. Welke strategische woningtekorten zijn er zichtbaar? Welke kleinere tekorten zijn er zichtbaar?

348. Aan hoeveel woningen (onderscheid naar financieringswijze en type) is volgens het onderzoek van Arcadis en volgens het onderzoek van Companen behoefte? Hoeveel van deze vraag gaat de gemeente (jaarlijks) realiseren?

ZUIDHORN

82. Wie worden onder de doelgroep zorgbehoevenden verstaan en hoe is inzicht verkregen in de vraag van deze doelgroep?

(7)

inzicht verkregen? (aanbod en toekomstige vraag woningvoorraad, welzijnsdiensten,

zorgaanbod voor de zorgdoelgroep) En wat kan hieruit onder andere wat betreft de toekomst worden opgemaakt? (mogelijk fricties)

251. Hoe zien de tekorten aan specifieke woonvormen per cluster eruit? 260. Wat is de woningbehoefte voor de komende vijf jaar bij een trendmatige

migratieontwikkeling en uitgaande van de eerder genoemde uitgangspunten voor starters en doorstromers?

264. Welk theoretisch kwalitatief woningtekort ontstaat er bij een trendmatige migratie? (type en prijscategorie)

265. Hoe verschilt de kwalitatieve woningbehoeftebehoefte bij een trendmatige migratie van de kwalitatieve behoefte bij de groeitaak vanuit de regiovisie? (prijsklasse)

267. Aan welk type woningen uit welk prijssegment is vooral behoefte en kan gemakkelijk in deze vraag worden voorzien? (goedkope koopappartementen en goedkope en middeldure huurappartementen)

GRONINGEN

41. Waar komt de meeste vraag naar nieuwbouw vandaan? (80% uit stad) Waarom verhuizen gezinnen uit de stad? Hoe is de verhuisgeneigdheid van ouderen? (liever niet verhuizen, als wel dan vaak naar appartement)

43. Welke centrumstedelijke milieus zijn aantrekkelijk voor gezinnen?

49. Welk probleem doet zich voor op de woningmarkt voor starters?(komen te weinig geschikte woningen vrij) Welke gebieden van de stad vinden starters aantrekkelijk?

54. In welk programma is het beleid van de gemeente voor wonen en zorg te vinden? (Zorgen voor Morgen) Welk effect heeft dit beleid tot nu toe? (betere score op ouderenvoorzieningen) Welke problemen doen zich nog voor? (onvoldoende geschikte woningen om lang zelfstandig te blijven wonen)

56.Hoe groot is de verhuisneiging van ouderen? (niet groot) Naar welk soort woningen verhuizen ouderen het liefst als ze verhuizen? (huurappartementen)

58. Welke tendens wordt er vanuit het woningmarktonderzoek geconstateerd wat betreft oudere gezinswoningen? (gezinnen willen groter wonen, veel oude gezinswoningen nu kamerwoningen)

63. Welke behoefte aan nieuwe woningen en herstructureringsopgave wordt afgeleid uit het woningmarktonderzoek?

64. Naar welke woonmilieus is veel vraag? (groenstedelijke en centrumstedelijke woonmilieus/intensief wonen, extensief grondgebonden wonen) Waar liggen deze

woonmilieus? Welke doelgroepen zijn in de verschillende woonmilieus geïnteresseerd? Hoe houdt de gemeente gezinnen gebonden aan het centrum?

90. Waarom is het belangrijk gezinnen te binden aan de stad? En waar heeft deze doelgroep behoefte aan, blijkend uit het woningmarktonderzoek? (grondgebonden woningen op bestaande en uitleglocaties)

91. Welke andere behoeften ziet de gemeente voor gezinnen? (speciale voorzieningen, veiligheid, mogelijkheid tot uitbreiding woning)

98. Welke globale vraag van ouderen is vanuit het woningmarktonderzoek af te leiden? (behoefte aan appartementen dichtbij dagelijkse voorzieningen, veiligheid, bereikbaarheid en gelijkvloersheid belangrijker dan zorg en service. Al veel beleid op zorg gevoerd)

103. Aan welke woonmilieus is in de stad voornamelijk behoefte? En hoeveel ruimte is er jaarlijks voor nieuwe woningen om deze woonmilieus te realiseren? (tussen 600 en 1000) 109. Wat is de vraag naar appartementen in schilwijken?

110. Waaruit blijkt de vraag naar grondgebonden woningen in de schilwijken?

137. Hoe ‘goed’ is de doelgroep van beleid gehuisvest? (kwantitatief goed gehuisvest, maar vooral vraagdruk eengezinshuurwoningen)

(8)

duurdere segment) Wat voor effect heeft het beleid tot nu toe en hoe is dat te verklaren? 140. Hoe ontwikkelt het aandeel studenten in de stad zich? Wat zijn de ontwikkelingen op de ‘jongerenwoningmarkt en hoe is dit te verklaren? Wat voor voorkeur hebben jongeren voor woningtypes? (zelfstandig boven kamer) Waarom is verruiming van de

jongerenwoningvoorraad noodzakelijk? HAREN

16. Welk aandeel nemen de 55 plussers momenteel in in de gemeente en wat is de voorspelling voor 2040? Wat is het voorspelde aandeel van middelbare huishoudens/gezinnen voor 2040? Welke gevolgen hebben deze verschuivingen voor de woningvraag?

52. Wat is de kwalitatieve woningbehoefte van eigen bevolking? (aandeel huur/koop, type, prijssegment) Hoe zijn deze cijfers tot stand gekomen?

53. Hoe is het hoge vraagpercentage naar goedkope huur- en koopwoningen te verklaren? 54. Hoe verhoudt de huurvraag van de eigen bevolking zich tot de koopvraag?

65. Wat is de kwalitatieve woningbehoefte van de vestigers? (aandeel huur/koop, type, prijssegment) Hoe zijn deze cijfers tot stand gekomen?

66. Hoe verhoudt de kwalitatieve vraag van instromers zich tot die kwalitatieve vraag van de huidige inwoners? Hoe verhoudt de koop/huurvraag zich tot het huidige aanbod?

69. Van wie is de vraag naar duurdere huurwoningen afkomstig? Waarom is het wenselijk om aan deze vraag te voldoen? (doorstroom)

72. Vanuit wie komt de vraag naar sociale woningen en waar zijn de cijfers op gebaseerd? (eigen bevolking)

74. Welke vraag is er vanuit senioren naar sociale huur?

75. Wat is de ‘echte vraag’ naar goedkope huur? (minder hoog dan vraagprofielen laten zien; starters verhuizen makkelijk, senioren verhuizen niet snel en kunnen ook duurdere

appartementen betalen)

78. Hoeveel woningzoekenden staan er ingeschreven bij woningbouwcorporatie Woonborg? In welke leeftijdscategorie valt de grootste groep? Welk dorp is het meest in trek? Wat valt op aan de ingeschrevenen? (200 ingeschreven van de 800 wonen nu in een koopwoning)

79. Wat kan er op basis van het aantal ingeschrevenen gezegd worden over de woningvraag? 86. Hoeveel woningen kunnen er de komende jaren volgens onderzoek van de RUG per jaar aan 55plussers worden afgezet? Komt de vraag naar geschikte, hoogwaardige seniorenwoningen overeen met het aanbod? (nee)

95. Van welke doelgroepen heeft de gemeente weinig inzicht in de woningbehoefte? (lichamelijk of verstandelijk beperkten, GGZ-cliënten)

103. Welk deel van de woningvraag is gericht op de kleinere dorpen? Hoe kan deze geringe vraag worden verklaard?

129. Hoe sluit de vraag naar verschillende typen sociale huurwoningen -

appartementeneengezinswoningen - aan op de bouwplannen? Hoe sluit de vraag naar grondgebonden woningen in de vrije sector huur aan bij de bouwplannen?

130. Hoe sluit de vraag naar goedkope koopwoningen – appartementen en eengezinswoningen - aan op de bouwplannen? En wie is hier de dupe van?

132. Hoe sluit de vraag naar dure koopwoningen aan op de bouwplannen? HOOGEZAND-SAPPEMEER

50. Welk belangrijk resultaat laat het woningmarktonderzoek uit 2007 zien? (woningbouwprogramma sluit niet aan op de vraag)

51. Van welke type woningen is op dit moment een overschot in de planning? (appartementen) Welke beperkingen stelt de gemeente aan de appartementenbouw qua locatie?

52. Naar welk type woningen is vraag, blijkend uit het woningmarktonderzoek?

(seniorenwoningen) Welke kansen ziet de gemeente om meer aan te sluiten op de vraag en hoe wil zij zich hier in opstellen? ((collectief) particulier opdrachtgeverschap en consumentgericht bouwen. De gemeente wil deze bouwvormen ondersteunen en stimuleren)

(9)

ouderen)

78.Hoeveel potentiële starters zijn er in de gemeente? Wat voor inkomen heeft deze groep over het algemeen? Wat zijn de woonwensen van starters? (bestaande woningen, met een lichte voorkeur voor koopwoningen)

98. Van welke type huurwoningen in welk prijssegment is een potentieel overschot en wat gaat de gemeente hieraan doen? (vernieuwing en kwaliteitsverbetering)

99. Van koopwoningen in welk prijssegment is een potentieel overschot en wat gaat de gemeente hieraan doen? (onderzoeken mogelijkheid regeling voor particuliere

woningverbetering) SLOCHTEREN

53. Welke thema’s komen aan bod in het regiorapport van de pilot Wonen met zorg en hoe is dit uitgewerkt? (thema’s: vergrijzing, vermaatschappelijking van de zorg, extramuralisering. Uitwerking: benodigde woningen per gemeente)

54. Hoe is het aantal benodigde woningen vanuit het onderzoek gespecificeerd? (per kern vergelijking aanbod 2006 en benodigde aanbod 2015, waarbij ook kernen waar nu geen aanbod is, maar waar gezien het voorzieningen eventueel extra wooneenheden voor zorg kunnen worden gerealiseerd)

56. Wat is het zorgaanbod, onderscheiden naar intramuraal, beschermd wonen, verzorgd wonen, nultredenwoningen in de kernen Slochteren, Schildwolde, Siddeburen en Harkstede per 2006 en welke tekorten/overschotten worden verwacht per 2015?

57. Wat betekent dit voor het totale tekort/overschot in de gemeente Slochteren? Wat is bij de eerste evaluatie van het wonen met zorg project (2009) naar voren gekomen wat betreft de genoemde prognose? (prognose is juist)

109. Hoeveel en wat voor woningen worden wenselijk geacht voor Siddeburen-Zuid en Siddeburen-Noord? (o.a. nultredenwoningen, zorgwoningen in woonzorgzone rondom Ufkenshuis

125. Welke drie woningbehoeftescenario’s zijn uitgewerkt?

126. Wanneer zal er sprake zijn van een gelijkblijvend inwonertal? En wat betekent dit voor de woningbehoefte?

127. Welke invloed heeft een veranderende huishoudgrootte en de vergrijzing op de woningbehoefte bij een gelijkblijvend inwonertal?

128. Wat is de gemiddelde jaarlijkse natuurlijke aanwas? En welke bevolkingstoename is berekend tot 2020 als alleen rekening wordt gehouden met natuurlijke aanwas?

130. Wat betekent ieder scenario voor: de (jaarlijkse) toename van het aantal inwoners (gerekend vanaf 2009 tot 2020), het benodigde aantal woningen in 2020 en de benodigde jaarlijkse toename van de woningvoorraad?

137. Wat is de berekende benodigde woningtoename voor scenario 1 en scenario 2? Welke kanttekeningen moeten hierbij gemaakt worden? (minder natuurlijke aanwas verwacht door vergrijzing, migratiesaldo kan positief worden beïnvloed)

145. Wat voor bouwopgave geldt gemeentebreed voor intramuraal en beschermd wonen? (geen)

146. Is er behoefte aan meer nultredenwoningen en aanleunwoningen?

147. Wat zijn de specifieke tekorten per 2015 voor verzorgd wonen en nultredenwoningen gemeentebreed en in de drie grote kernen?

150.Hoe is het huidige sociale huuraanbod afgestemd op de vraag voor sociale huurwoningen volgens het strategische voorraadbeheer van SWS?

162. Sluit het aanbod sociale woningbouw aan op de vraag van alle doelgroepen in de kernen Slochteren en Schildwolde? (voldoende voor alle doelgroepen) Van welke woningtype is relatief veel aanbod? (jongerenwoningen)

163. Welke specifieke behoefte is er in de kern Slochteren aan verzorgd wonen en nultredenwoningen? Hoe zal deze behoefte aan nultredenwoningen grotendeels moeten worden vervuld? (bestaande voorraad levensloopbestendig maken)

(10)

(appartementen en seniorenwoningen)

174. Wat is de opgave wat betreft zorgwoningen in de kern Harkstede? (geen, genoeg aanbod voor de toekomst)

178. Hoe is het aanbod van goedkope koopwoningen in Harkstede en wat moet hier aan gedaan worden? (te weinig goedkope koop, bouw nodig)

TEN BOER

21. Wat is de vraag van starters (huur- of koopwoning, geen aantallen genoemd)? 22. Hoe hoog is de vraag van woningmarktbetreders? (200 zoekenden)

31. In welke prijscategorieën vallen deze woningen? Is het aanbod afgestemd op de vraag naar levensloopbestendige woningen?

33. Hoe lang is de gemiddelde wachttijd voor een woning bij Wierden en Borgen? Hoeveel personen staan ingeschreven als woningzoekende bij Wierden en Borgen en welke deel hiervan zijn 65plussers en thuiswonenden?

44. Wat is de verwachtte ontwikkeling van het aantal huishoudens per leeftijdscategorie? En wat betekent dit voor de woningvraag?

45. Wat is de verwachtte ontwikkeling van het aantal oudere huishoudens? En wat betekent dit voor de vraag? (vraag naar zorgwonen pas na 2010)

47. Wat is de verwachtte vraagontwikkeling bij mensen ouder dan 65 jaar en wat betekent dit voor de bouwplannen? (minder vraag naar koop en meer inkomen dan vorige generatie, dus inzetten op duurdere huurappartementen)

49. Wat betekenen de drie woningbehoeftescenario’s voor de ontwikkeling van de woningvoorraad? (aantal benodigde koop- en huurwoningen)

69. Welke behoefte aan seniorenwoningen is berekend vanuit de pilot wonen met zorg en hoe wil de gemeente hier op inspelen? (mogelijkheid verzorg wonen rondom Bloemhof

onderzoeken en mogelijkheid realisatie levensloopbestendige woningen op Veld 1 onderzoeken)

VEENDAM

23. Met hoeveel woningen zal de huidige voorraad (uitgaande van de huidige trend) moeten toenemen blijkend uit het woonwensenonderzoek van Arcadis?

28. Hoe stemt de trendbehoefte(55) overeen met de ruimte die door de provincie is gegeven voor de woningbouw (125)? (ruimte genoeg)

57. Welke scenario’s voor woningbehoefte worden er onderscheiden? (1. Trendscenario: urgente vraag. 2. Trendscenario: urgente plus latente vraag. 3. Migratiescenario: urgente vraag. 4. Migratiescenario: urgente plus latente vraag)

58. Hoe ontwikkelt de vraag naar seniorenwoningen zich bij scenario 1 (het trendscenario waarbij uit wordt gegaan van de urgente vraag)?

59. Hoe ontwikkelt de vraag naar eengezinswoningen (grondgebonden.appartement, koop/huur) zich bij scenario 1?

60. Hoe ontwikkelt de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte zich wanneer uit wordt gegaan van scenario 2 (het trendscenario waarbij ook de latente vraag wordt meegerekend)? Hoe zien de binnengemeentelijke verhuisstromen van 55plussers eruit als aan de wensvraag kan worden voldaan? Welke gevolgen heeft dit scenario? (als doorstroming van ouderen op gang komt leegstand van eengezinswoningen en huurappartement in zowel de huur- als koopsector) Waar zullen deze problemen zich vooral gaan voordoen en wat kan de gemeente hier aan doen?

61. Hoe ontwikkelt de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte zich wanneer uit wordt gegaan van scenario 3 (migratiescenario waarbij wordt uitgegaan van de urgente vraag) 62. Hoe ontwikkelt de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte zich als uit wordt gegaan van scenario 4 (migratiescenario waarbij ook de latente vraag wordt meegerekend)?

63. Hoe verhouden de verschillende voorspelde woningbehoeftescenario’s naar koopappartementen zich per scenario tot elkaar? (in alle scenario’s ongeveer gelijk) 64. Hoe kan scenario 1 worden gekwalificeerd? (o.a. aan welke type woningen is

(11)

behoefte/overschot en welke doelgroep is in dit scenario belangrijk)

66. Hoe kunnen scenario 3 en 4 worden gekwalificeerd? (o.a. aan welke type woningen is behoefte/overschot

68. Welke vraag ontstaat er bij het gekozen scenario? (aantallen en type woningen)

69. In welke marktsegmenten ontstaat een overschot bij het gekozen scenario? (aantallen en type woningen)

71. In welke marktsegmenten ontstaat een overschot/tekort bij het gekozen scenario? (aantallen voor teveel/tekort onderscheiden naar type woning, prijscategorie,

financieringswijze)

79. Welke frictie op het gebied van seniorenwoningen zal ontstaat? (overschotten)

92. Wat brengt de (nog uit te voeren) pilot ‘Wonen met zorg, landelijk gebied’ in beeld? (opgave voor wonen, welzijn en zorg voor Noord en Oost-Groningen) Wat wordt er met de uitkomsten van de pilot gedaan? (vormgeving intergemeentelijke afstemming wonen, welzijn en zorg infrastructuur)

98. Welke vraagontwikkeling (naar seniorenwoningen) is te verwachten door de migratie? 111. Welke wens hebben starters qua financieringswijze en type woning?

114. Vanuit welke woningen, huur of koop, heeft de afname van het aantal jongeren zich voornamelijk voorgedaan en hoe komt dit? (te weinig goedkope huurwoningen)

117. Waarom trekken jongeren die niet willen of kunnen kopen weg uit de gemeente Veendam? (beperkt aanbod huurwoningen)

143. In hoeverre is vraag en aanbod in de huursector in evenwicht? (kwantitatief in evenwicht, maar kwalitatief niet) Hoe wil de gemeente hiermee omgaan? (sloop laatste optie)

148. In welke wijken wonen deze groepen? Zijn er speciale voorzieningen voor deze groepen? (verenigingsgebouw en moskeeën) Wat is de visie van de gemeente, na onderzoek, op

specifieke huisvesting voor Turkse ouderen? WINSUM

11. Welke vraag komt er vanuit deze groep?

19. Door welke factoren wordt onder andere bepaald of er voldoende aanbod sociale huur is? Hoe is, vergeleken met andere gemeenten, de druk op de sociale huurvoorraad in de gemeente Winsum?

31. Wat betekent de vergrijzing voor de aanvullende vraag op het huidige aanbod? (+55 woningen tot 2020) Hoe wordt de extramuralisering meegerekend in deze voorspelling? (niet) 35. Hoe ziet het aanbod moderne huur- en koopappartementen in de gemeente Winsum eruit in vergelijking met omliggende gemeenten en wat is de vraag?

54. Naar welke nieuwe woonvormen zal volgens de gemeente Winsum de komende jaren vraag ontstaan en wie nodigen zij daarvoor uit om met plannen te komen?

D

EMOGRAFISCHE ONTWIKKELING

B

EVOLKINGSGROEI

/-

AFNAME

Hoe heeft het bevolkingsaantal in de gemeente zich over de afgelopen periode ontwikkeld? DEAL - OOST-GRONINGEN - DE MARNE

26. Hoe groot is de daling van het aantal inwoners in de gemeente De Marne vanaf begin jaren 80 tot nu?

LEEK

(12)

gelijk gebleven)? Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de ontwikkeling in de periode daarvoor en waardoor wordt dit verschil veroorzaakt? (openingen sluiting AZC’s) Welke invloed hebben de opening en sluiting van de AZC’s op de cijfers?

114. Welke rol spelen de migratiecijfers en de natuurlijke aanwas in de groei in de gemeente Leek over de periode 1997-2006 en hoe verhouden deze cijfers zich tot de periode 2002-2006? 115. Hoe verhoudt de bevolkingsontwikkeling in het Westerkwartier (per gemeente) zich tot de ontwikkelingen in bepaalde gemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe, de ontwikkelingen in de provincie Groningen, Friesland en Drenthe de landelijke ontwikkelingen(over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006)?

116. Hoe ziet de bevolkingsgroei er per kern uit in de gemeente Leek? En waardoor wordt de groei in de meeste gevallen veroorzaakt? (bouw uitbreidingswijken)

MARUM

129. Hoe heeft de bevolking zich in Westerkwartier de afgelopen vijf jaar ontwikkeld? (vrijwel gelijk gebleven)? Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de ontwikkeling in de periode daarvoor en waardoor wordt dit verschil veroorzaakt? (openingen sluiting AZC’s

131. Met hoeveel procent zijn de afzonderlijke Westerkwartiergemeenten en Westerkwartier in totaal gegroeid over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006? Hoe verhoudt de groei van Marum zich tot het regionaal gemiddelde? Welke rol spelen geboorte, sterfte, vestiging en vertrek in de groei van de gemeenten Marum over de periode 2001 t/m 2008?

132. Hoe ziet de bevolkingsgroei per kern eruit in de gemeente Marum over de periode 2001 t/m 2008?

ZUIDHORN

115. Met hoeveel procent zijn de afzonderlijke Westerkwartiergemeenten en Westerkwartier in totaal gegroeid over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006?

118. Hoe verhoudt de bevolkingsontwikkeling in het Westerkwartier (per gemeente) zich tot de ontwikkelingen in bepaalde gemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe, de ontwikkelingen in de provincie Groningen, Friesland en Drenthe de landelijke ontwikkelingen (over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006)?

284. Wat is het inwonertal in het gehele Westerkwartier per 2007? Hoe verhoudt dit bevolkingsaantal zich tot 2002? Met hoeveel procent zijn de afzonderlijke

Westerkwartiergemeenten gegroeid/gekrompen over de periode 2002-2006? Hoeveel inwoners heeft iedere Westerkwartiergemeente?

312. Met hoeveel procent zijn de afzonderlijke Westerkwartiergemeenten en Westerkwartier in totaal gegroeid over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006?

GRONINGEN

38. (tabel) Hoe heeft het inwonertal in de gemeente Groningen zich ontwikkeld over de periode 1992-2009?

HAREN

15. Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling eruit over de periode 2002-2010 en welk aandeel hebben de natuurlijke aanwas en het migratiesaldo in deze ontwikkeling?

HOOGEZAND-SAPPEMEER

19. Met hoeveel is de bevolking en zijn de huishoudens over de periode 2000-2007 gegroeid? En waaraan is deze groei te danken? (migratiesaldo) Waar komen de instromers vooral vandaan? Hoe is ongelijkmatige groei te verklaren?

SLOCHTEREN

10. Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling van de gemeente Slochteren eruit over de periode 1990-2008 en hoe zijn sterke dalingen en stijgingen te verklaren?

11. Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling tussen 1990 en 2009 er per kern uit en hoe is groei in Harkstede en Schildwolde te verklaren?

129. Wat houdt het trendmatige scenario in? Wat was de gemiddelde toename van het aantal inwoners binnen de gemeente Slochteren per jaar, gerekend over de periode 2000 tot en met nu? Waarom is deze periode gebruikt?

(13)

TEN BOER

6. Wat is het inwonertal van de gemeente Ten Boer? Hoe ziet de bevolkingsgroei van de

gemeente eruit over de periode 1990-2007 (in vergelijking met omliggende gemeenten)? Hoe is de afname van de bevolking in 2002 te verklaren?

8. Hoe ziet de bevolkingsgroei/afname per dorp eruit over de periode 1992, 2001, 2007? 11. Hoe ziet de bevolkingsgroei over de periode 1988-2006 eruit en welk aandeel heeft het binnenlands en buitenlandsmigratiesaldo en de natuurlijke aanwas hierin? Hoe is de groeipiek in 2000 te verklaren?

VEENDAM

9. Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling in de gemeente Veendam eruit over de periode 1990-2005? (stabiel). (In tabel:) Welk is het aandeel nemen de natuurlijke aanwas, saldo

buitenlandse migratie en saldo binnenlandsemigratie in bij de bevolkingsgroei/krimp? WINSUM

-

H

UISHOUDENONTWIKKELING

Hoe heeft het huishoudaantal in de gemeente zich over de afgelopen periode ontwikkeld? DEAL - OOST-GRONINGEN - DE MARNE - LEEK - MARUM - ZUIDHORN - GRONINGEN - HAREN

17.Hoe heeft het huishoudaantal zich ontwikkeld over de periode 2000-2011? Waardoor wordt de dip in 2006 veroorzaakt? (sluiting AZC)

47. Hoe ziet de huishoudengroei over de periode 2002-2011 eruit en wat zijn de prognoses van CBS, Primos en de provincie Groningen voor de ontwikkeling tot 2022?

HOOGEZAND-SAPPEMEER

19. Met hoeveel is de bevolking en zijn de huishoudens over de periode 2000-2007 gegroeid? En waaraan is deze groei te danken? (migratiesaldo) Waar komen de instromers vooral vandaan? Hoe is ongelijkmatige groei te verklaren?

SLOCHTEREN -

TEN BOER

17. Hoe sterk is het aantal huishoudens gegroeid over de periode 1995-2006? Welke doelgroep is het sterkst vertegenwoordigd? (gezinnen 44%, afnemend)

VEENDAM -

WINSUM

(14)

D

OELGROEPEN

/

LEEFTIJDSKLASSE

Hoe heeft de bevolkingssamenstelling in de gemeente zich over de afgelopen periode ontwikkeld? DEAL - OOST-GRONINGEN - DE MARNE - LEEK

117. Hoe ziet de ontwikkeling van de bevolking in het Westerkwartier eruit per leeftijdscategorie over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006? MARUM

126. Hoe is de bevolkingssamenstelling over de jaren 2001 – 2007 – 2009 in de gemeente Marum veranderd? Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de provinciale en landelijke ontwikkelingen?

127. Bij welke groep heeft groei niet doorgezet? Welke groepen zijn nagenoeg gelijk gebleven? Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de provinciale en landelijke ontwikkelingen? ZUIDHORN

119. Hoe ziet de ontwikkeling van de bevolking in het Westerkwartier eruit per leeftijdscategorie over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006? 316. Hoe ziet de ontwikkeling van de bevolking in het Westerkwartier eruit per leeftijdscategorie over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006?

317. Hoe heeft de groene en grijze druk zich ontwikkeld over de periode 1997-2007 per Westerkwartiergemeente en hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot het landelijk gemiddeld?

GRONINGEN

44. Hoe heeft het aantal gezinnen zich ontwikkeld sinds 2000? (lichte toename) HAREN

-

HOOGEZAND-SAPPEMEER

20. Hoe hebben de verschillende leeftijdscategorieën zich ontwikkeld in de gemeente over de periode 2001-2007? Hoe heeft de demografische druk zich ontwikkeld en hoe verhoudt deze druk zich met het gemiddelde van de provincie Groningen en Nederland? (hoge demografische druk)

SLOCHTEREN

12. Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling in de gemeente Slochteren er per leeftijdsgroep uit? (1990, 2000, 2009) Hoe verhoudt de ontgroening en vergrijzing in Slochteren zich tot vergelijkbare landelijke gemeenten?

TEN BOER

18. Hoe ziet de huishoudtoename per leeftijdscategorie eruit over de periode 1995-2007? VEENDAM

-

WINSUM

(15)

I

NKOMENSKLASSE

In welke inkomensklassen vallen de bewoners van de gemeente? DEAL - OOST-GRONINGEN - DE MARNE - LEEK

81. Wat voor percentage huishoudens in Westerkwartier behoort op basis van inkomen tot de primaire doelgroep van sociale huisvesting? Hoe is deze situatie per Westerkwartiergemeente en hoe staat dit percentage in verhouding tot het landelijke en provinciale niveau?

MARUM -

ZUIDHORN

76. Welk aandeel neemt de primaire doelgroep op basis van inkomen in in de gemeente

Zuidhorn? En hoe staat dit percentage in verhouding tot het landelijke, provinciale en regionale (Westerkwartier) gemiddelde?

293. Wat is de verhouding huishoudens met een bovenmodaal inkomen en huishoudens met een inkomen beneden modaal in Westerkwartier (per gemeente)? Hoeveel procent van de huurder en hoeveel procent van de kopers heeft een bovenmodaal inkomen (per

leeftijdscategorie)?

294. Hoeveel procent van de inwoners in Westerkwartier (per gemeente) behoort op basis van inkomen tot de primaire doelgroep van sociale huisvesting en hoe verhoudt dit percentage zich tot het provinciale en landelijke gemiddelde?

GRONINGEN -

HAREN -

HOOGEZAND-SAPPEMEER

24. Hoe ziet het aandeel lage inkomens eruit in verschillende Groningse gemeenten, de

provincie Groningen en Drenthe en landelijk? Waardoor kan het percentage lage inkomens op provinciaal niveau worden verklaard? (studenten) Welke plek neemt Hoogezand-Sappemeer landelijk in op de CBS-lijst minst welvarende gemeenten? (achtste plek) Waar binnen de gemeente zijn de lage inkomens sterk geconcentreerd?

25. Wie worden verstaan onder de aandachtsgroep? (lage inkomens) Hoeveel huishoudens in de gemeente behoren tot de aandachtsgroep? Hoe verhoudt dit aandeel zich tot het landelijk gemiddelde? Waar is deze groep qua woningvoorraad op aangewezen?

72. Hoeveel huishoudens in Hoogezand-Sappemeer behoren tot de groep lage inkomens? En welke doelgroepen hebben veelal een laag inkomen? (ouderen met alleen AOW, jonge huishouden)

SLOCHTEREN -

TEN BOER

32. Hoeveel huishoudens maken gebruik van huurtoeslag? VEENDAM

131. Hoe zijn de inkomensverhoudingen in de gemeente?

132. Welk aandeel neemt de primaire doelgroep van sociale huisvesting in in de gemeente? Welk aandeel neemt de primaire doelgroep naar inkomen, zoals geformuleerd in het BBSH, in bij Acantus, andere verhuurders en in het koopsegment? Welk aandeel neemt de groep die niet tot de primaire doelgroep behoort, maar wel een onder modaal inkomen heeft in, in de

(16)

WINSUM -

L

OKALE

,

REGIONALE EN LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN

Hoe verhouden de lokale ontwikkelingen zich tot eerdere lokale ontwikkelingen, regionale en landelijke ontwikkelingen?

DEAL

309. Zijn er verschillen tussen de gemeenten in de regio qua krimp en groei per leeftijdscategorie? OOST-GRONINGEN - DE MARNE - LEEK

81. Wat voor percentage huishoudens in Westerkwartier behoort op basis van inkomen tot de primaire doelgroep van sociale huisvesting? Hoe is deze situatie per Westerkwartiergemeente en hoe staat dit percentage in verhouding tot het landelijke en provinciale niveau?

103. Hoe verhoudt de vergrijzing en ontgroening in de gemeente Leek zich tot de andere Westerkwartiergemeenten? Hoe verhoudt de leeftijdsopbouw in Westerkwartier zich tot het provinciale en landelijk gemiddelde?

104. Wat is de gemiddelde huishoudgrootte in het Westerkwartier en specifiek de gemeente Leek? Hoe verhoudt het regionaal (Westerkwartier als geheel) gemiddelde zich tot het gemiddelde gemeten in 2003? En hoe verhoudt het gemiddelde zich tot het provinciaal en landelijk gemiddelde?

113. Hoe heeft de bevolking zich in Westerkwartier de afgelopen vijf jaar ontwikkeld? (vrijwel gelijk gebleven)? Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de ontwikkeling in de periode daarvoor en waardoor wordt dit verschil veroorzaakt? (openingen sluiting AZC’s) Welke invloed hebben de opening en sluiting van de AZC’s op de cijfers?

115. Hoe verhoudt de bevolkingsontwikkeling in het Westerkwartier (per gemeente) (over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006) zich tot de ontwikkelingen in bepaalde

gemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe, de ontwikkelingen in de provincie Groningen, Friesland en Drenthe de landelijke ontwikkelingen?

MARUM

123. Hoeveel inwoners heeft de gemeente Marum? Hoe ziet de leeftijdsopbouw er per

Westerkwartiergemeente uit en hoe verhouden deze cijfers zich tot elkaar en tot de provinciale en landelijke gemiddelden?

124. Welke groep is ondervertegenwoordigd in de gemeente Marum in vergelijking met de rest van de provincie en Nederland?

125.Welke groepen zijn op een landelijk en provinciaal gemiddeld niveau vertegenwoordigd in de gemeente?

126. Hoe is de bevolkingssamenstelling over de jaren 2001 – 2007 – 2009 in de gemeente Marum veranderd? Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de provinciale en landelijke ontwikkelingen?

127. Bij welke groep heeft groei niet doorgezet? Welke groepen zijn nagenoeg gelijk gebleven? Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de provinciale en landelijke ontwikkelingen? 129. Hoe heeft de bevolking zich in Westerkwartier de afgelopen vijf jaar ontwikkeld? (vrijwel gelijk gebleven)? Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de ontwikkeling in de periode daarvoor en waardoor wordt dit verschil veroorzaakt? (openingen sluiting AZC’s

131. Met hoeveel procent zijn de afzonderlijke Westerkwartiergemeenten en Westerkwartier in totaal gegroeid over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006? (bepaald vanuit

(17)

gemeenten Marum over de periode 2001 t/m 2008?

336. Hoeveel inwoners uit de doelgroepen 65-75, 75-85, 85+ wonen in 2007 zelfstandig en wat is de verwachting voor 2020? Hoe verhouden deze cijfers zich tot het provinciale gemiddelde? 337.Hoe verhoudt het aandeel 65plussers in de gemeente Marum zich tot het provinciale gemiddelde? Tot welke omvang neemt het aandeel alleenwonende ouderen tot 2020 toe? Waarom geeft het aandeel alleenstaande ouderen een belangrijke indicatie voor de toenemende vraag naar voorzieningen?

ZUIDHORN

76. Welk aandeel neemt de primaire doelgroep op basis van inkomen in in de gemeente

Zuidhorn? En hoe staat dit percentage in verhouding tot het landelijke, provinciale en regionale (Westerkwartier) gemiddelde?

102. Hoeveel inwoners heeft Zuidhorn? Hoe ziet de leeftijdsopbouw er binnen de gemeente Zuidhorn uit? En hoe verhouden deze percentages zich tot het regionale (Westerkwartier), provinciale en landelijke gemiddelde? En hoe kan op basis hiervan de regio Westerkwartier getypeerd worden (suburbane/landelijke regio in de buurt van een grote stad)

103. Wat is de gemiddelde huishoudgrootte in het Westerkwartier (per gemeente)? Hoe verhoudt het regionaal (Westerkwartier als geheel) gemiddelde zich tot het gemiddelde gemeten in 2003? En hoe verhoudt het gemiddelde zich tot het provinciaal en landelijk gemiddelde?

117. Hoe is te verklaren dat Zuidhorn als enige Westerkwartiergemeente (de meest constante) groei laat zien? (Geen AZC gehad)

118. Hoe verhoudt de bevolkingsontwikkeling in het Westerkwartier (per gemeente) (over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006) zich tot de ontwikkelingen in bepaalde

gemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe, de ontwikkelingen in de provincie Groningen, Friesland en Drenthe de landelijke ontwikkelingen?

250. Hoe verhoudt (de ontwikkeling van) het aantal 55plussers in de gemeente Zuidhorn zich tot de andere pilotgemeenten? Welke kernen binnen de gemeente zijn het meest vergrijsd en welke het minst? In welke kern zal het aantal 55plussers tot 2015 sterk toenemen?

286. Hoe verhoudt de leeftijdsopbouw in Westerkwartier zich tot het provinciale en landelijke gemiddelde?

289. Hoe verhoudt de gemiddelde huishoudgrootte in Westerkwartier zich tot het provinciaal en landelijk gemiddelde?

294. Hoeveel procent van de inwoners in Westerkwartier (per gemeente) behoort op basis van inkomen tot de primaire doelgroep van sociale huisvesting en hoe verhoudt dit percentage zich tot het provinciale en landelijke gemiddelde?

315. Hoe verhoudt de bevolkingsontwikkeling in het Westerkwartier (per gemeente) (over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 1997-2006) zich tot de ontwikkelingen in bepaalde

gemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe, de ontwikkelingen in de provincie Groningen, Friesland en Drenthe de landelijke ontwikkelingen?

GRONINGEN -

HAREN -

HOOGEZAND-SAPPEMEER

18. Wat is het inwonertal en de woningvoorraad van de gemeente Hoogezand-Sappemeer per januari 2008? Met welke regio’s vertoont de problematiek binnen Hoogezand-Sappemeer overeenkomsten? (krimpregio’s) Waar streeft de gemeente de komende jaren naar? (meer evenwichtige bevolkingsopbouw)

20. Hoe hebben de verschillende leeftijdscategorieën zich ontwikkeld in de gemeente over de periode 2001-2007? Hoe heeft de demografische druk zich ontwikkeld en hoe verhoudt deze druk zich met het gemiddelde van de provincie Groningen en Nederland? (hoge demografische druk)

(18)

22.Hoeveel procent van de beroepsbevolking in Hoogezand- Sappemeer staat als niet werkende werkzoekende ingeschreven bij het CWI en hoe verhoudt dit zich tot het provinciaal en

landelijk gemiddelde? (gemeente hoog aantal in vergelijking)

23.Wat is de netto arbeidsparticipatie in de gemeente en hoe verhoudt dit zich tot het provinciaal en landelijk gemiddelde? (gemeente laag aandeel in vergelijking)

24. Hoe ziet het aandeel lage inkomens eruit in verschillende Groningse gemeenten, de

provincie Groningen en Drenthe en Landelijk? Waardoor kan het percentage lage inkomens op provinciaal niveau worden verklaard? (studenten) Welke plek neemt Hoogezand-Sappemeer landelijk in op de CBS-lijst minst welvarende gemeenten? (achtste plek) Waar binnen de gemeente zijn de lage inkomens sterk geconcentreerd?

25. Wie worden verstaan onder de aandachtsgroep? (lage inkomens) Hoeveel huishoudens in de gemeente behoren tot de aandachtsgroep? Hoe verhoudt dit aandeel zich tot het landelijk gemiddelde? Waar is deze groep qua woningvoorraad op aangewezen?

68. In welke gevallen is het nodig om op grotere schaal te denken dan wijkniveau? Naar welke grootte schaalt de gemeente ontwikkelingen met een maatschappelijke meerwaarde op? (5000-10.000 inwoners)

SLOCHTEREN

12. Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling in de gemeente Slochteren er per leeftijdsgroep uit? (1990, 2000, 2009) Hoe verhoudt de ontgroening en vergrijzing in Slochteren zich tot vergelijkbare landelijke gemeenten?

21. Wat was het gemiddelde aantal hoofden per huishuiden in het jaar 2008 en hoe ziet de ontwikkeling van het aantal hoofden per huishouden er in het algemeen uit in de gemeente (daling)? Hoe is deze tendens te vergelijken met de landelijke ontwikkelingen?

TEN BOER

6. Wat is het inwonertal van de gemeente Ten Boer? Hoe ziet de bevolkingsgroei van de

gemeente eruit over de periode 1990-2007 (in vergelijking met omliggende gemeenten)? Hoe is de afname van de bevolking in 2002 te verklaren?

9. Hoe kan de gemeente getypeerd worden (forensengemeente) en hoe wordt dat weerspiegeld in de leeftijdsopbouw in de gemeente? (mensen tussen 35 en 59 jaar en hun kinderen tot 19 jaar sterker vertegenwoordigd in de gemeente dan in de provincie en Nederland)

10. Hoe ziet de leeftijdsopbouw in de gemeente eruit (vergeleken met provinciaal en landelijk gemiddelde)?

23. Hoe is het sociaaleconomisch profiel van de gemeente Ten Boer te typeren? (waar werken de mensen uit Ten Boer?/Wie werken er in Ten Boer?/Wat is het werkeloosheidscijfer in de gemeente (in vergelijking met landelijk gemiddelde))

43. Wat is de ontwikkeling van het aantal personen per huishouden in de periode 1995-2006? En hoe ziet de ontwikkeling van het aantal personen per huishouden eruit bij een trendmatige ontwikkeling (tot 2015)? (vergeleken met landelijke ontwikkeling)

VEENDAM -

WINSUM

99. Wat is de ontwikkelingspositie van de gemeente Winsum (groei of krimp)? Welke Groningse gemeenten nemen een vergelijkbare positie in? Welke migratiestromen naar richting en

doelgroep zijn er voor de gemeente Winsum te onderscheiden?

106. Wat is de landelijke situatie op het gebied van groei in de gemeenten? Waarvan is herstel in de gemeente Winsum afhankelijk?

3.

V

ISIE EN AMBITIE

I

NSPRAAK BEWONERS

(19)

DEAL

5. Welke opdracht gaven de partijen zich voor het thema wonen en voorzieningen? (komen tot een regionaal beleid met een integrale aanpak. Opstellen WLP en het daarbij betrekken van belangrijke partijen als gemeenten, provincie, woningcorporaties en bewoners is de eerste stap 7. Hoe is dit WLP tot stand gekomen? (in interactie met bewoners, bedrijven, organisaties uit zorg, onderwijs, woningbouw en detailhandel. Gebruik instrumenten als testbeelden en pionierprojecten om mogelijke projecten eerst uit te testen)

207. Wat zijn de algemene woningbouwplannen voor de woondorpen? Hebben dorpsbewoners hierin een stem? (aanpassingen, sloop, vervangende nieuwbouw, herbestemming)

211. Wat voor programma-aanpak wordt gehanteerd bij het opstellen en uitvoeren van dit WLP? (heel veel samenwerking en afstemming) Wat zijn belangrijke uitgangspunten bij het opstellen en uitvoeren van het plan? (betrekken van burgers en aanpasbaarheid) Waar worden de verschillende concrete ontwikkelingsplannen van de verschillende samenwerkende partijen omschreven? (uitvoeringsplan) Hoe worden de plannen in de gaten gehouden? (jaarlijkse monitoring)

213.Waarvoor zetten de bewoners van de regio zich in 2030 allemaal in en welke rol zullen de gemeenten, corporaties en zorginstellingen hierin spelen?

215. Wat houdt de Schrijf van Vijf in, ontwikkeld door Evelien Tonkens, hoogleraar actief burgerschap UvA? (recept om bewonersparticipatie te laten slagen)

216. Welke vijf aspecten zijn van belang volgens de Schrijf van Vijf bij het betrekken van bewoners?

229. Hoe moet er gekomen worden tot een overzichtelijk beeld van de robuuste structuur van een dorp met toelichting en onderbouwing? (bewoners tekenen deze samen met een

professional uit)

231. (afbeelding/kader): In welke drie stappen wordt de robuuste structuur van een dorp uitgetekend door een professional in samenwerking met de bewoners?

OOST-GRONINGEN

75. Welke partijen moeten er allemaal samenwerken om kwaliteit en leefbaarheid in de regio te behouden? (maatschappelijke partners: wonen, zorg, onderwijs. Burgers en bedrijven. Dorpen, steden, gemeenten en regio’s)

77. Waarom is betrokkenheid van de burger onmisbaar bij de veranderingen in de regio? 83. Hoe zijn de rollen en samenwerkingsambities per cluster uitgewerkt? (twee pagina’s met daarop een uitgewerkt schema waarin de urgentie/impact, rol overheid, betrokken partijen, betrokkenheid bewoners en samenwerkingsvorm beschreven is per cluster: economie (waaronder zorg, recreatie en toerisme vallen), particulieren voorraad, onderwijs en arbeidsmarkt, cultuur en sport, zorg (ketenontwikkeling wonen en zorg en zorginnovatie, primair onderwijs, nieuwbouw en transformatie, leefbare dorpen)

85. In hoeverre zijn bewoners tot nu toe betrokken en waarom? Hoe worden bewoners betrokken?

92. Welke taken heeft de projectleider op het gebied van het bieden van advies en

ondersteuning aan de uitvoerders bij het betrekken van bewoners bij de plannen en waarom is deze rol van belang?

DE MARNE

11. Waarom is ervoor gekozen om dit woon- en leefbaarheidsplan vanuit een interactief proces op te stellen? (leefbaar houden een opgave van veel betrokken partijen; inwoners, bedrijven, maatschappelijke instanties, gemeente)

12. Hoe is de opstelling van dit woon- en leefbaarheidsplan begeleid? (projectgroep en projectgroep +) En wie waren er vertegenwoordigd in deze twee projectgroepen?

(projectgroep: gemeente, Wierden en Borgen en provincie. Projectgroep +: Wierden en Borgen, Provincie Groningen, CMO Groningen, expert, ondernemersplatform, zonnehuisgroep, VCPO, Lauwers en Eems, HHC, inwoner, OV-Bureau Groningen-Drenthe, gehandicaptenraad, ouderenraad)

(20)

forum? (inwoners en professionals)

44. Welke belangrijke uitspraken zijn er gedaan tijdens bijeenkomsten van de gemeenteraad en bij een forum van inwoners en maatschappelijke organisaties?

182. Wie zijn er betrokken bij het bewerkstelligen/in stand houden van de leefbaarheid? (inwoners, bedrijven, maatschappelijke instanties, bestuurders, buurgemeenten (specifiek Bedum en Winsum genoemd), regio en provincie)

LEEK

18.Welke bronnen zijn geraadpleegd en welke kaders zijn in acht genomen bij het opstellen van de lokale woonvisie? (bewonersorganisaties, instellingen, makelaars, projectontwikkelaars, woningcorporaties. Richtinggevende kaders op het terrein van leefbaarheid en wmo)

199. Welke beleidskaders spelen en rol bij de duurzaamheidsplannen en welke partijen wil de gemeente betrekken bij haar doelstellingen? (Klimaatakkoord en Energieakkoord. Betrekken van burgers, bedrijven, OV, woningcoporaties)

200. Waarom wil de gemeente burgers betrekken bij de duurzaamheidsplannen? (draagvlak vergroten)

249. Welke partijen waren aanwezig bij de twee woondebatten en welke thema’s zijn behandeld? (bewonersorganisaties, makelaars, projectontwikkelaars, woningcorporatie) 279. Stichting Wold en Waard, Provincie Groningen, inwoner, dorpsvereniging, wmo-adviesraad

MARUM

210. Met elke ontwikkelingen wordt rekening gehouden bij het streven naar woonkwaliteit? (vergrijzing, individualisering, langer zelfstandig wonen) Welke begrippen zijn hierbij van belang? (betaalbaarheid, variatie, veiligheid en duurzaamheid) Welke partijen moeten betrokken worden bij de verbetering van woonkwaliteit? (inwoners en

woningbouwcorporaties)

338. Welke partijen waren aanwezig bij het woondebat dat georganiseerd was voor de

opstelling van deze woonvisie? (bewonersorganisaties, makelaars, projectontwikkelaars, bank, woningcorporatie) Welke belangrijke uitspraken werden daar gedaan?

349. Wanneer heeft Wold en Waard haar opmerkingen over de woonvisie kenbaar kunnen maken? Welke periode heeft de woonvisie ter inzage gelegen om inspraakreacties te kunnen geven? (inspraakreacties van Gedeputeerde Staten van Groningen, Moes Projectontwikkeling B.V., Woningen voor ouderenWanneer is de woonvisie aan de provincie aangeboden ter beoordeling? Waar zijn de reacties in te zien? (bijlage)

360. Wat gebeurt er na vaststelling van de lokale woonvisie? (o.a. overleg met corporaties, projectontwikkelaars en maatschappelijk organisaties voor uitwerking concrete plannen) 363. Woondebat woonconsumenten

ZUIDHORN

182. Hoe wordt draagvlak voor de plannen gecreëerd onder bewoners van de dorpen? (Wold en Waard in overleg met plaatselijke partijen)

283. Inspraakreacties (provincie, Adviescommissie Bouwen en Wonen Zuidhorn, Wold en Waard, Commissie Bouwen en Wonen. Woondebat met woonorganisaties en – instellingen: Wold en Waard woonservice, Hornerheem/De Zijlen, Woonzorgcentra Westerkwartier, Gemeente Zuidhorn, Stichting Welzijn, Plegt-Vos Noord. Woondebat met

woonconsumentenorganisaties en dorpsbelangen: wmo-adviesraad, PCOB, ANBO, adviescommissie bouwen en wonen, kopervereniging Oostergast, gemeente Zuidhorn) GRONINGEN

70. Waarom moet woonbeleid geïntegreerd worden met andere beleidsterreinen en waarom moet samenwerking gezocht worden met andere partijen? (zoals bewoners, corporaties, maatschappelijke instellingen, marktpartijen) Welke rollen kan de gemeente spelen per thema? (stimuleren, faciliteren of regisseren)

149. Hoe zijn bewoners betrokken bij de plannen van de gemeente en woningcorporaties? HAREN

(21)

HOOGEZAND-SAPPEMEER

1. Waarvan is deze woonvisie een uitwerking? (coalitieprogramma 2006-2010) Wat is er in aanloop tot deze nieuwe visie gebeurd? (evaluatie vorige woonvisie, onderzoek naar woningmarkt en leefbaarheid i.s.m. de corporaties, bespreking resultaten onderzoek met corporaties, bewonersorganisaties en andere organisaties)

44. Welke wijken wil de gemeente verbeteren en waarom? Hoe wil de gemeente dit op korte en lange termijn aanpakken? (voor lange termijn gezamenlijk traject gemeente,

woningbouwcorporaties en bewonersorganisaties waarbij wijkontwikkelingsplannen worden opgesteld waarbij bestaande wijkvisies worden geïntegreerd)

59. Met welke partijen wil de gemeente om tafel om kwaliteit in de wijkvernieuwingsgebieden op lange termijn te verbeteren? (woningcorporaties en bewonersorganisaties) Wat wil de gemeente met dit overleg in eerste instantie bereiken? (wijkontwikkelingsplan opstellen, mogelijkheden voor meer variëteit in de wijk bespreken met woningcorporatie om wijkbewoners meer woonkansen te bieden in de eigen wijk)

64. Wat houdt wijkgericht werken in en welke aandachtspunten schets de gemeente voor efficiënt wijkgericht werken? (o.a. samenwerking met bewonersorganisaties en

woningcorporaties)

65. Wat is de planning voor de wijken Woldwijck-Oost, -Midden, - West, Boswijk en Gorecht-Noord wat betreft opstelling en evaluatie van wijkagenda’s en uitvoeringsagenda’s? En welk partijen zijn hierbij betrokken? (gemeente, woningcorporaties, bewonersorganisaties, maatschappelijke organisaties)

66. Wat is de planning voor de wijkvernieuwing in Noorderpark en Margrietpark en hoe worden de uitkomsten van het woningmarkt- en leefbaarheidsonderzoek betrokken in de plannen voor deze wijken? (overleg bewonersorganisaties en woningcorporaties)

93. Met welke beleidsterreinen en partners moet nauw worden samengewerkt bij de

ontwikkeling van woonservicegebieden? (wmo, woningcorporaties, aanbieders van zorg- en welzijnsdiensten, consumenten- en bewonersorganisaties, ouderenraad,

wmo/wwb-adviesraad) Wat voor afspraken moeten met zorginstellingen gemaakt worden? Welke taken/ rol ziet de gemeente weggelegd voor de woningcorporaties? (o.a. gezamenlijk plan opstellen voor het ontwikkelen van woonservicegebieden)

105. Wat is er gaande op het gebied van speelplaatsenbeleid? (actualisering waarbij rekening wordt gehouden met de verbeterpunten die naar voren kwamen uit het woningmarkt- en leefbaarheidsonderzoek en waarbij bewoners betrokken worden)

127. Welke fase volgt na het vaststellen van deze woonvisie? (o.a. opstellen gebiedsspecifieke doelen en uitvoeringsprogramma in overleg met woningbouwcorporaties en

bewonersorganisaties)

128.Met wie worden er afspraken vastgelegd en waarvoor? (woningcorporaties: prestatiecontract. Bewoners en corporaties: gebiedsgerichte uitwerkingen) SLOCHTEREN

-

TEN BOER

64. Hoe kunnen de afzonderlijke dorpen invloed uitoefenen op het gemeentelijk woonbeleid om de leefbaarheid in het dorp te verbeteren? (dorpsvisies ontwikkelen)

72. Met welke partijen wordt samengewerkt bij de uitvoering van de woonvisie? (woningcorporaties en bewonersorganisaties)

VEENDAM

157. Wat is de visie van de gemeente op de bijdrage die bewoners kunnen leveren aan het verbeteren van woonkwaliteit? (inspraak om leefbaarheid te verbeteren)

167. Met wie worden de wijkplannen uitgewerkt? (verhuurders, zorg- en welzijnsinstellingen en wijkbewoners) Welke invalshoek hebben deze wijkplannen (ten opzichte van eerdere wijkplannen)? (integrale wijkaanpak waarbij gekeken wordt naar fysieke infrastructuur, wonen, welzijn, zorg en leefbaarheid)

WINSUM

(22)

makelaars, zorg- en welzijnspartijen, onderwijspartijen. Woningcorporatie Wierden en Borgen onderdeel van projectgroep)

8. Welke stappen moeten nog worden gezet? (gaat hier om een concept) (o.a. afstemming andere beleidsterreinen, afstemming met College van B&W, afstemming met provincie, terugkoppeling naar bewoners)

93. Hoe worden bewoners betrokken bij het opstellen van de woonvisie? 118. (met bewoners)

B

ETREKKEN STAKEHOLDERS EN ANDERE PARTIJEN

Hoe worden de stakeholders en andere partijen betrokken bij het opstellen van de woonvisie en hoe worden zij betrokken bij de uitvoering ervan?

DEAL

5. Welke opdracht gaven de partijen zich voor het thema wonen en voorzieningen? (komen tot een regionaal beleid met een integrale aanpak. Opstellen WLP en het daarbij betrekken van belangrijke partijen als gemeenten, provincie, woningcorporaties en bewoners is de eerste stap 7. Hoe is dit WLP tot stand gekomen? (in interactie met bewoners, bedrijven, organisaties uit zorg, onderwijs, woningbouw en detailhandel. Gebruik instrumenten als testbeelden en pionierprojecten om mogelijke projecten eerst uit te testen)

13. Welke initiatieven en plannen zijn er aan te wijzen op een hoger schaalniveau?

(samenwerking zorginstellingen, samenwerking woningcorporaties, samenwerking gemeenten resulterend in ontwikkelingsvisies, structuurvisies etc. die als input voor dit WLP gelden) 14. Hoe worden de verschillende initiatieven van de verschillende partijen in dit WLP gebruikt? (bouwsteen)

61. Wat is er o.a. belangrijk/nodig voor het vinden van een oplossing voor de problemen?

(overleg, draagvlak creëren voor mogelijk samenvoegen scholen met verschillende identiteiten) 65. Waarin moeten scholen de oplossingen zoeken om, ondanks de krimp, kwaliteit te kunnen blijven bieden?

70. Welke partijen zijn belangrijk voor het realiseren van een goede koppeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de regio?

88. Op welke vlakken werken de gemeenten samen met ondernemers aan visievorming en coördinatie?

128. Wat is een belangrijke voorwaarde voor het kunnen behalen van de

kwaliteitsdoelstellingen die voor het onderwijs gesteld zijn? (instellingen moeten financieel gezond blijven) Wat is hiervoor nodig? (bundeling krachten)

132. In hoeverre wordt er samengewerkt tussen onderwijsinstanties voor het voortgezet onderwijs?

143. Welke opdracht ligt met het oog op informele zorgnetwerken weggelegd voor de professionele zorg? (omslag: aansluiten bij informele zorg)

147. Hoe moeten de zorgaanbieders inspelen op e-care? (technieken ontwikkelen voor zorg op afstand)

148. Welke partijen zijn verantwoordelijk voor het vroegtijdig signaleren van

gezondheidsklachten? Waarom moet de eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg lichte

behandelingen ontwikkelen die voor een belangrijk deel door de burger zelf uitgevoerd kunnen worden?

152. Hoe kunnen verschillende specialismen in de gezondheidszorg elkaar inhoudelijk versterken en waarom is dit belangrijk in de regio? (samenwerken)

153. Welke partijen zijn verantwoordelijk voor het realiseren van aangepaste woningen in de huur- en koopsector?

157. Hoe wil de gemeente de regie nemen in de enorme verschuivingen die gaan optreden in de capaciteit voor verpleging/verzorging en intramuraal/extramuraal wonen? Welke partijen zijn hierbij belangrijk?

(23)

(één huisartsenpost per plaats in de toekomst uitgebreid met ook anderhalvelijnszorg) Wat is op dit moment het aanbod eerstelijnszorg in Appingedam en Delfzijl? Welke zorgopgave ligt er nog voor Delfzijl? Wat is er nodig om te kunnen blijven beschikken over een robuuste structuur van huisartsenzorg in de twee gemeenten? (samenwerking)

185. Met welke voorzieningen kan het toekomstige gezondheidscentrum plus in Delfzijl nog meer samenwerken? (verpleeghuisfaciliteiten)

203. Welke opgave ligt er qua centrumvernieuwing specifiek voor Middelstum? Welke partijen moeten betrokken worden bij het ontwikkelen van een visie op de ontwikkeling van

voorzieningen in het dorp?

204. Welke woningbouwopgave ligt er qua woningbouw en detailhandel specifiek voor Uithuizermeeden? Welke partijen moeten betrokken worden bij de vernieuwing?

213.Waarvoor zetten de bewoners van de regio zich in 2030 allemaal in en welke rol zullen de gemeenten, corporaties en zorginstellingen hierin spelen?

217. Waar zetten de gebiedspartijen (gemeente, woningbouwcorporaties en zorginstellingen) op in om de burgerparticipatie tot stand te brengen? (versterken sociale structuur en

ontwikkelkracht in buurten en dorpen) Welk project is hiervoor een goed voorbeeld? 220. Welke rollen worden onderscheiden voor de betrokken partijen? (starten & sturen en meepraten en meedoen) Met welke acties wordt de basislaag (leefbaarheidspiramide)

aangepakt? Welke rollen hebben de verschillende partijen in de acties? (starten & sturen en/of meepraten & meedoen)

221. Met welke acties wordt de middenlaag (leefbaarheidspiramide) aangepakt? Welke rollen hebben de verschillende partijen in de acties? Voor welke voorzieningen zullen er grote veranderingen plaatsvinden en op welke manier? (samenwerken en samenvoegen) 222. Met welke acties wordt de toplaag (leefbaarheidspiramide) aangepakt? Welke rollen hebben de verschillende partijen in de acties? Waarop is de ontwikkelingsstrategie in de toplaag gericht? (verbeteren en versterken en verkleinen en concentreren)

223. Welke verantwoordelijkheden hebben de gemeenten bij de ontwikkelingen in de toplaag? Welke andere partijen hebben verantwoordelijkheden?

240. Wat moet het maatschappelijk middenveld doen om de leefbaarheid in de regio te handhaven/verbeteren?

262. Hoe ziet het financiële beleid voor de periode 2021-2031 er op hoofdlijnen uit?

(aangegeven is het investeringsvolume per partij (gemeente, corporaties, zorg, particuliere en commerciële partijen), welk deel van de investeringen gedekt kan worden uit de reguliere middelen en het tekort)

265. Welke investerende hoofdgroepen worden onderscheiden? En wat is het tekort per hoofdgroep?

266. Hoeveel investeert iedere hoofdgroep? Hoe is de investering van de corporaties berekend? 268. Welke ingrepen vallen onder investeringen voor ‘centrumontwikkeling’? Door welke partij wordt dit uitgevoerd?

269. Welke ingrepen vallen onder investeringen voor ‘wonen en leefbaarheid’? Door welke partijen wordt dit uitgevoerd? Welke kosten zijn wel/niet meegerekend voor de gemeente? 273. Welke ingrepen vallen onder investeringen voor eerstelijnszorg? En welke partij is hiervoor verantwoordelijk?

275. Welke ingrepen vallen onder investeringen voor onderwijs? En welke partij is hiervoor verantwoordelijk? In hoeverre is er voor iedere gemeente ruimte voor deze investeringen? 279. Welke investeringen moeten per pijler (centrumontwikkeling, wonen en leefbaarheid, zorg en welzijn, sociale cohesie, onderwijs, sanering plancapaciteit) gedaan worden in de eerste termijn (2012-2016)? Welke partijen investeren hoeveel per pijler? Welke tekorten ontstaan er per pijler?

299. Welke samenwerkingsverbanden moeten in stand gehouden blijven nu wordt overgegaan naar uitvoering van het plan? (overheden onderling, maatschappelijke sectoren onderling en overheden en maatschappelijke partijen)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij deze proefpersoon, die aëroob 8 gram koolhydraten en 8 gram vetten dissimileert, wordt een deel van de totale energie geleverd door de aërobe dissimilatie van deze koolhydraten

Een aanvullende verklaring voor het uitblijven van succes zou dus ook kunnen zijn dat de propositie van krediet unies op dit moment niet onder- scheidend genoeg is ten opzichte van

Doordat een aantal kerken in de tweede helft van de zeventiende eeuw de avondmaalsviering verplaatste van het koor naar het schip, maar ook doordat het koor te klein

In verband met de eis van het verschaffen van een goed inzicht zijn aan het leiden van deze mutaties over de winst- en verliesrekening bezwaren verbon­ den. Enerzijds omdat dit

Hoewel niet alle woningcorporaties deze gegevens paraat hebben merken woningcorporatie die geen inschrijfgeld vragen dat er een groot aandeel van hun

De zondaar moet niet trachten de vereisten van discipelschap te vervullen om gered te worden.. Dit zou redding door werken

9 kai touto proseuchomai ina è agapè umón eti mallon kai mallon perisseuè en epignósei kai pasè aisthèsei en dit bid ik dat de liefde van u nog meer en meer

De Heer Jezus Christus zal de finale Rechter zijn van alle ongeredden bij de Grote witte troon (Johan- nes 5:22,27), maar blijkbaar zullen heiligen uit de kerkbedeling met