• No results found

Wat is het Besluit beheer sociale huursector (Bbsh)?

In document BIJLAGE 7 . – (pagina 110-141)

N IET GECATEGORISEERDE ALINEA ’ S

21. Wat is het Besluit beheer sociale huursector (Bbsh)?

22. Wat hebben de woningcorporaties met het Bbsh te maken? Wat zegt de Nota Mensen, Wensen, Wonen over het werkdomein van de woningcorporaties?

24. Wat houdt de Nota Ruimte in? (o.a. door ministerie van VROM)

25. Welke beleidsstrategieën hanteert het rijk voor economie, infrastructuur en verstedelijking? Wat betekent de visie die in de Nota Ruimte wordt gepresenteerd voor de bouwplannen van gemeente en regio?

26. Waarvoor moet iedere gemeente volgens het rijk ruimte krijgen? (voorzien in behoefte natuurlijke bevolkingsaanwas en ruimte voor lokaal georiënteerde bedrijvigheid)

27. Wat houdt de Nota Mensen, Wensen, Wonen (ook wel Nota Wonen) in?

28. Welke aanpak en doelstellingen heeft het kabinet in het kader van de Nota Mensen, Wensen, Wonen voor ogen op het gebied van woonbeleid voor de dorpen en het landelijke gebied? 29. Waar wordt de precieze inpassing van de ruimtebehoefte voor het wonen beschreven? (Nota Ruimte)

30. Wat houdt de visie op de woningmarkt van minister Dekker (VROM) in? 31. Wat staat er in het POP 2009-2013 omschreven?

32. Welke aspecten vind de provincie van belang voor het realiseren van een hoge leefkwaliteit in de provincie?

33. Waarom wil de provincie dat de woningvoorraad in de provincie getransformeerd wordt? 34. Waarover zijn afspraken gemaakt in het samenwerkingsverband regio Groningen-Assen? (nieuwbouw en sloopopgave) Welke uitgangspunten zijn daarbij gehanteerd? (bepaling waar te bouwen)

35. Welke globale bevolkingsprognose is er gemaakt voor Marum en Grootegast? (groei, maar minder dan in het regiovisiegebied) Op basis waarvan worden woningbouwafspraken gemaakt tussen de provincie en Marum en Grootegast?

36.Wat wordt bedoeld met het koppelen van het beleid voor de fysieke leefomgeving zoals omschreven in de POP aan de sociale aspecten uit de Sociale Agenda?

37. Wat moeten gemeenten met een teruglopende en in samenstelling veranderende bevolking aandacht aan besteden en welke rol wil de provincie hierbij spelen?

40. Op welke manier houdt de provincie rekening met klimaatverandering?

41. Wat verwacht de provincie van de gemeenten bij de transformatie van de woningvoorraad op het gebied van duurzaamheid? (werken volgens SER-ladder)

42. Wat is de visie van de provincie op bouwen in het buitengebied?

43.Welke voorwaarde stelt de provincie bij de uitbreiding van woningen in het buitengebied? 45.Wat staat er in de POV?

46. Wat is het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV)? Hoe heeft de provincie het beleid voor het ISV3 uitgewerkt?

47. Welke ambities heeft de provincie voor het beleidsterrein wonen en waar wil zij dus een deel van het ISV3 budget op inzetten?

48.Waar wordt het ISV3 deelbudget voor wonen voor ingezet? (leefbaarheid krimpregio’s) 54. Wat voor type dorpen zijn er in het Westerkwartier te herkennen? En waarom is dit onderscheid belangrijk in het kader van het ontwikkelingsplan?

55. Welke thema’s worden er in het ontwikkelingsplan onderscheiden die niet specifiek samenhangen met het dorpstype? (voorzieningenniveau, leefbaarheid, vergrijzing) 56. Wat is het motto van het ontwikkelingsplan en hoe vertaalt zich dit motto zich naar de plannen?

57. Wat zijn de hoekpunten van het ontwikkelingsplan voor de toekomst van het Westerkwartier?

59.Wat wordt er in de Ontwikkelingsvisie Marum-Grootegast 1999 besproken? 60. Tussen welke type kernen wordt onderscheid gemaakt in deze ontwikkelingsvisie?

61. Wat zijn de primaire kernen (type 1 kernen) in de gemeente Marum en welke plaats hebben deze in de woningbouwplannen? (concentratie woningbouw in type 1 kernen)

62. Wat zijn hoofdlinten (type 2 kernen)? Wat is een voorbeeld van een hoofdlint in de gemeente?

63. Welke voorwaarde wordt er gesteld aan woningbouw in de type 2 kernen?

64. Wat zijn type 3 kernen? Welke mogelijkheid is er voor woningbouw in deze kernen? 65.Welke rol speelt het gemeentelijk woonplan 2002-2010 in de gemeente?

66. Wat is er aan de hand van het woonplan 2002-2010 gedaan? (vertaling visie naar woningbouw- en transformatieprogramma en uitvoeringsconvenant gesloten met woningstichting Wold en Waard)

71. Wat is de structuurvisie en wanneer wordt deze ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad?

72. Wat is de welstandsnota en wanneer wordt een actualisering van deze nota ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad?

73. Hoe zijn de taken van de gemeente voor de wmo samen te vatten? Welke prestatievelden zijn er landelijk/provinciaal onderscheiden in het kader van de wmo?

74. Welke doelstellingen worden er onder andere in het wmo-beleid onderscheiden?

75. Wat wordt in het Woonplan Marum 2002 vermeld over de algemene woningbouwkoers op het gebied van inbreiding/uitbreiding en wat wordt er vermeld over de plaatsen waar

nieuwbouw veelal gerealiseerd zal worden?

76. Wat staat er in het Woonplan Marum 2002 over de kleine kernen? (o.a. over basisvoorzieningen, herstructurering)

77. Wat staat er in het Woonplan Marum 2002 over de seniorenhuisvesting?

78. Hoe zag het woningbouwprogramma eruit in het Woonplan Marum 2002? (hoeveel uitbreiden, hoeveel sloop vervangen door nieuwbouw, voor welke doelgroep, huur of koop, in welk segment etc)

90. Hoe is de verhouding sociale huurwoningen, koopwoningen en particuliere huurwoningen in het Westerkwartier?

91. Hoe ziet het bezit van de grootste sociale verhuurder, woningbouwcorporatie Stichting Wold & Waard, er binnen Westerkwartier uit qua aantal, prijsklasse, type?

92. Hoe ziet het bezit van de corporatie Stichting Huisvesting Vredewold (specifiek gericht op senioren en alleen actief in de gemeente Leek) eruit qua aantal, prijsklasse, type?

93. Wat is de omvang van het bezit van andere verhuurders in Westerkwartier, wie zijn deze verhuurders en in welke gemeente staat hun bezit?

95. Welke woningen behoren tot de kernvoorraad en voor wie is deze voorraad bedoeld? (goedkope en betaalbare huurwoningenvoorraad voor primaire doelgroep en overige

doelgroepen van beleid) Hoe wordt de kernvoorraad sociale huurwoningen beheerst? (sloop, vervangende nieuwbouw, nieuwbouw, verkoop woningen, koopgarantregeling, Te-Woon concept) Hoeveel woningen biedt Wold en Waard jaarlijks, verspreid over de

Westerkwartiergemeenten, te koop aan?

99. Hoe houden de gemeenten in het Westerkwartier rekening met de verschillende doelgroepen in haar woningbouwplannen? (niet denken in doelgroepen)

100. Hoe ziet het beleid voor bijzondere doelgroepen eruit? (vigerende beleid gehandhaafd) Wie behoren tot de bijzondere doelgroepen?

101. Wie vallen onder ‘doelgroep van beleid’? Wat zijn de inkomensgrenzen voor deze doelgroep per huishoudtype? En met welke kaders staat deze inkomensgrenzen in verband? (bbsh, huisvestingsbeleid, huurtoeslagwet, circulaire ministerie van VROM) Hoe sluit Wold en Waard met haar beleid aan op deze inkomensgrenzen?

102. Welke verplichting legt het rijk de gemeente op vanuit artikel 60b van de huisvestingswet? (halfjaarlijkse kwantitatieve taakstelling voor het huisvesten van statushouders)

103. Wat houdt de regeling Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet in? 108. Welk doel heeft de overeenkomst woonruimtebemiddeling tussen de

Westerkwartiergemeenten en Stichting Wold en Waard?

110. Van welke aanbiedingsmogelijkheden van de corporaties wordt in het convenant uitgegaan?

111. Waar kan men terecht met algemene klachten en klachten over het toewijzingsbeleid van de woningcorporaties?

112. Waarom is het WoonKansbeleid Westerkwartier opgesteld? (aantal personen/gezinnen met meervoudige problemen die in de maatschappelijke opvang belanden terugdringen) 115. Waarom zijn deze uitgangspunten van belang?

116. Welke factoren worden globaal meegenomen bij het bepalen of de uitgezette bewoner nog een kans krijgt?

117. Hoe wordt deze 'kans' vormgegeven’?

118. Wat zijn het jaarlijkse aantal aangezegde ontruimingen en het aantal werkelijke ontruimingen van de jaren 2004 tot en met 2008? Wat kan aan de hand van deze gegevens gezegd worden over de effectiviteit van het beleid?

119. Hoe wordt het WoonKansbeleid voortgezet na de evaluatie?

120. Wat voor onderzoek is er op provinciaal niveau gedaan naar het WoonKansbeleid? 121. Waar is de informatie in dit hoofdstuk aan ontleend en hoe worden deze gegevens

vergelijkbaar gemaakt? (woningmarktonderzoek Westerkwartier 2007 afgezet tegen landelijke, provinciale en regionale gegevens)

122.Welke vier huishoudtypen onderscheid de gemeente Marum en op basis waarvan zijn deze typen gecategoriseerd? (fasen in levenscyclus die te maken hebben met woonvoorkeuren, huishoudvormen (alleenstaand/gezin/stel zonder kinderen), vitaliteit)

128. Hoe ziet de bevolkingssamenstelling er per dorp uit in de gemeente Marum en wat valt op bij deze verdeling?

130. Welke invloed hebben de opening en sluiting van de AZC’s op de cijfers?

133. Wat is de gemiddelde huishoudgrootte in het Westerkwartier (per gemeente) per 2007 en hoe verhouden deze cijfers zich tot 2003?

134. Hoe zien de binnenlandse migratiestromen eruit? (richting) Hoeveel procent van de vertrekkers verhuist naar het buitenland?

135. Hoe verhouden de migratiestromen van de periode 1997-2001 zich tot de migratiestromen in de periode 2002-2006? (richting en saldo)

136. Hoeveel woningen staan er in de gemeente Marum en hoe zijn deze aantallen over de dorpen verdeeld?

137. Wat is de verhouding huur- / koopwoningen in de gemeente Marum? Wat is het aandeel huurwoningen in de kernen Marum en De Wilp? Wie bezit het merendeel van de

huurwoningen? In welke kern staan geen huurwoningen van Wold en Waard?

138. Hoe is de verhouding huurders-kopers naar levensfase in Westerkwartier (per gemeente) in de jaren 2003 en 2007?

139.Welk type koopwoningen staan er vooral in de gemeente Marum? (vrijstaande en twee-onder-een-kap)

totale sociale huurvoorraad sinds 2003 afgenomen?

141. Hoeveel van ieder type woning bezit Wold en Waard in de verschillende Westerkwartiergemeenten?

142. In welke prijzensector vallen de woningen van Wold en Waard in de afzonderlijke Westerkwartiergemeenten en hoe verhouden deze verhoudingen zich globaal tot het provinciaal en landelijk gemiddelde?

143.Uit welke verschillende bouwperioden stamt de voorraad van Wold en Waard per Westerkwartiergemeente?

144.Hoeveel nieuwe woningen zijn er sinds 1997 aan de woningvoorraad in de gemeente Marum toegevoegd? Hoeveel woningen zijn er gebouwd in de periode 1997-1999 en in 2000? In welk jaar werden de meeste woningen gebouwd?

145.Hoeveel woningen zijn er over de periode 1997-2009 onttrokken aan de woningvoorraad? In welk jaar werden de meeste woningen aan de voorraad onttrokken? Wat is de netto

uitbreiding van de woningvoorraad over de periode 1997-2000?

146. Hoe ziet de woningvoorraadontwikkeling per dorp eruit over de periodes 1997-2001, 2002-2006, 2007-2009? Waar is het woonbeleid voor de kleinere kernen op gericht? (goed leefklimaat)

149. Hoeveel is de woningvoorraad in Westerkwartier als geheel gegroeid in de periode 2002-2006? Hoe verhoudt deze groei zich tot de groei in de periode 1997-2001 en hoe is dit verschil te verklaren?

150. Hoe verhoudt de ontwikkeling van de woningvoorraad in Westerkwartier (per gemeente) zich tot de ontwikkelingen in bepaalde gemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe, de ontwikkelingen in de provincie Groningen, Friesland en Drenthe de landelijke ontwikkelingen? 151. Hoe heeft de gemiddelde koopsom van de koopwoningen zich ontwikkeld in

Westerkwartier (per gemeente) sinds 2002 tot 2007? Hoe hebben de prijzen van koophuizen zich in de gemeente Marum per jaar (2002-2007) ontwikkeld over de periode 2002-2007? 153. Welke thema’s in relatie tot wonen worden uitgewerkt in dit hoofdstuk?

154. Welke aspecten zijn belangrijk voor de woonkwaliteit in de gemeente Zuidhorn? (zowel fysieke als sociale aspecten)

155. Waarom worden deze kwaliteitsaspecten in beeld gebracht?

156. Welke verschuiving in het rijksbeleid wat betreft wonen komt naar voren in de Nota Wonen? (verschuiving van kwaliteit naar kwantiteit)

157. Welke factoren zijn –volgens de nota wonen en nota ruimte- bepalend in het vaststellen van beleid op het gebied van woonkwaliteit? (vraag bewoners, keuzemogelijkheid centraal) Welke soorten woonmilieus worden onderscheiden in de Nota Mensen, Wensen, Wonen (VROM)?

159. Wat is woonmilieudifferentiatie?

163. Wat voor functie vervult het dorp Marum in de regio?

164.Welke bedrijventerreinen en bedrijfslocaties zijn er in het dorp Marum aanwezig?

167. Hoe kunnen de overige kernen in de gemeente getypeerd worden qua woonmilieu? (dorps milieu)

171.Hoeveel inwoners heeft het dorp Niebert en hoe is de ligging van het dorp?

172.Hoe heeft het dorp Niebert zich in grote lijnen vanaf de 19e eeuw tot 1950 en na 1950 ontwikkeld?

175.Hoeveel inwoners heeft het dorp Boerakker? Vanaf wanneer heeft het dorp Boerakker zich ontwikkeld?

177.Hoeveel inwoners heeft het dorp Noordwijk en hoe is de ligging van het dorp? Wanneer is Noordwijk ontstaan en hoe heeft het zich ontwikkeld?

180. Hoeveel inwoners heeft het dorp Jonkersvaart en hoe is het dorp opgebouwd?

187.Welke uitkomsten van deze enquête worden hier gerapporteerd en waar staan de overige resultaten gerapporteerd?

188. Wat is de algemene waardering van de woning onder de inwoners en specifiek bij eigenaar-bewoners en de huurders? Welke onderdelen van huurwoningen worden minder goed gewaardeerd?

189. Hoe kijken de ondervraagden aan tegen energiebesparende maatregelen?

196. Hoe kan het begrip ruimtelijke kwaliteit gedefinieerd worden? (subjectief begrip) 197. Welke aspecten bepalen de ruimtelijke kwaliteit binnen de gemeente Marum en gaat de gemeente met deze aspecten om bij haar plannen? (dynamiek agrarisch bedrijf en

houtsingellandschap, goede manier vormgeven aan nieuwe ontwikkelingen)

198. Welke beleidskaders spelen een rol bij het behouden van de ruimtelijke kwaliteit? (welstandsnota, structuurvisie) Welke onderwerpen vragen wellicht nog om beleid?

200. Welke karakteristieken worden op individueel gemeten om de sociaal-culturele kwaliteit te bepalen?

203. Wat houdt energetische kwaliteit in?

204. Hoe wordt de energetische kwaliteit van een woning inzichtelijk gemaakt?

206.Waar wordt het thema energetische kwaliteit verder uitgewerkt in deze woonvisie? (6.10 en 6.11)

207. Hoe is de trend om kwaliteit van de woningen meer aan de markt merkbaar? (opkomst landelijke en lokale keurmerken, labels en richtlijnen)

211. Wat voor gevolgen hebben het behouden en accentueren van de verschillende

woonmilieus op woningbouw? (keuzes wat betreft locaties voor nieuwbouw, dichtheid, bepaald type woningen)

212. Hoe wordt de kwaliteit van de bestaande (huur- en koop)voorraad

ontwikkeld/gestimuleerd? (corporaties waarderen hun bestaande bezit zoveel mogelijk op, woningbezitters worden geïnformeerd)

213. Waarom laat de gemeente een distributie planologisch onderzoek uitvoeren voor het centrum van Marum en wat houdt een dergelijk onderzoek in? (inzicht verwerven in functies die kunnen zorgen voor een versterking van de ruimtelijke en functionele structuur van het centrum)

214. Wat zijn de uitgangspunten bij het creëren van nieuwe wijken en hoe wil de gemeente dit bereiken? (groenstructuurplan voor wijken) Waar wordt rekening mee gehouden bij

kleinschalige woningbouwprojecten? (project moet zich goed verhouden tot de omgeving) 216. Waarom is woningmarktonderzoek belangrijk? Hoe vaak wordt een

woningmarktonderzoek uitgevoerd in de regio en waarvoor wordt dit onderzoek gebruikt? 218. Welk aspect van leefbaarheid is in de vorige paragraaf aan de orde gekomen?

(woonkwaliteit) En op welke onderwerpen wordt in deze paragraaf in het kader van leefbaarheid ingegaan?

220.Waarmee moet rekening worden gehouden bij de inrichting van de openbare ruimte? (functie, algemene eisen, kosten, diversiteit meningen en belangen) Wat wordt verstaan onder onderhoud van de inrichting van de openbare ruimte?

221.Waar was het gemeentelijk beleid de afgelopen jaren op gericht ten aanzien van de herinrichting van woongebieden?

222. Wat houdt het programma LEADER in? (onderdeel plattelandsontwikkelingsprogramma dat door middel van financiering van lokale en regionale initiatieven een sociaaleconomische impuls geeft aan specifieke gebieden)

223. Wat is het plattelandsontwikkelingsprogramma? (Europees subsidieprogramma)

227. Hoe wordt het LEADER-programma gefinancierd? Wat is het budget voor Westerkwartier? 233. Hoe zit het met de financiële kaders van het investeringsbeleid van Wold en Waard in maatschappelijk vastgoed? (wordt nog uitgewerkt)

234.Wat is een dorpsvisie?

235.Hoe komt een dorpsvisie tot stand?

237.Kunnen de projecten die voortkomen uit een dorpsvisie in aanmerking komen voor een LEADER-bijdrage?

238. Wie zijn er verantwoordelijk voor het opstellen van een dorpsvisie? In hoeverre wil de gemeente de proceskosten van het opstellen van een dorpsvisie subsidiëren?

239. Wat wil de gemeente graag in een dorpsvisie beschreven zien en waar moet daarbij rekening worden gehouden?

241. Welke gebieden/dorpen wil de gemeente specifiek stimuleren in het opstellen van een dorpsvisie?

243. Hoe komen de dorpsvisies en uitvoeringsplannen in deze specifiek gestimuleerde dorpen tot stand? (LEADER-aanpak)

247.Welke verantwoordelijkheden hebben gemeenten op het gebied van de wmo? Wat moet er in een wmo-beleidsplan staan?

248.Welke verantwoordelijkheden hebben woningbouwcorporaties op het gebied van wonen met zorg en welzijn op basis van het BBSH?

249. Wanneer is het wmo-beleidsplan van de gemeente vastgesteld en wat is hierin omschreven?

253. Op welke ontwikkeling in het ‘wonen’ anticipeert de Nota Wonen?

260. Welke vijf basiseisen voor aanpasbaar bouwen zijn opgenomen in het Bouwbesluit?

262. Wat zijn de mogelijkheden van de gemeente op het gebied van eisen aan de woonkwaliteit? (gemeenten kunnen geen eisen stellen boven het niveau van de eisen uit het Bouwbesluit, zij kunnen een hogere kwaliteit alleen stimuleren)

264. Wat is de definitie van een nultredenwoning? 265. Wat is een domoticawoning?

266. Hoe kan een domoticawoning een bijdrage leveren aan de duurzaamheid van woningen? 267. Wat wordt verstaan onder opplussen?

268. Welke voordelen biedt het opplussen van een woning?

269.Hoe zijn huur- en koopwoningen die potentieel geschikt zijn om op te plussen eenvoudig op te sporen? (woningwaarderingssysteem huur, doorzonscan koop)

270. Welke eisen vormen de basis van de doorzonscan?

285. Wanneer zijn de WRO en de GREX-wet in werking getreden en welke mogelijkheden bieden deze wetten de gemeente?

286. Wat is de WRO? 287. Wat is de GREX-wet?

290. Voor welke thema’s op het gebied van duurzaamheid/ vermindering uitstoot broeikasgassen is aandacht nodig?

291. Wie hebben het Energieakkoord Noord-Nederland ondertekend?

292. Wat is de doelstelling van het Energieakkoord? (vermindering uitstoot broeikasgassen, bevorderen duurzame energie, energie-gerelateerde activiteiten in Noord-Nederland versterken om een bijdrage te leveren aan de economische ontwikkeling van de regio) 293. Op welke vijf strategische thema’s zet het Energie akkoord in?

294. Welk project is er opgezet in het kader van thema 1: energiebesparing in de gebouwde omgeving, glastuinbouw en industrie? (100.000 woningenplan) Wat houdt het 100.000 woningenplan in?

295. Hoe kunnen gemeenten financieel en organisatorisch ondersteund worden bij het initiëren en organiseren van duurzaamheidsprojecten in de bestaande woningvoorraad? (SenterNovem, SLOK regeling  subsidie toegezegd gekregen)

296. Hoe wordt de duurzaamheid van de gebouwen in de quartaire sector aangepakt? (pilot aan de gang)

297. Wat houdt de pilot Biomassa Marum in?

300. Hoe vertalen de ambities op het gebied van duurzaamheid zich naar de bouwplannen? (energieneutrale woningen in uitbreidingsplannen, voorwaarden met betrekking tot duurzaamheid bij kavelverkoop, ECP-norm van minimaal 0,5)

315. Welke gegevens vormen de basis voor het formuleren van een visie op de toekomstige ontwikkeling van bevolking en woningen? Wat wordt er in dit hoofdstuk behandeld en welke onderzoeken zijn daarbij gebruikt ? (scenario’s toekomstige woningbehoefte)

316. Wat is er precies onderzocht/in beeld gebracht met de het onderzoek van Companen en het onderzoek van Arcadis?

317. Welke woonvormen voor de zorgdoelgroep worden door Companen onderscheiden? en hoe worden deze woonvormen gedefinieerd?

onderzocht?

323. Welk aandeel van de huurders en eigenaar-bewoners zijn aangeschreven voor het woningmarktonderzoek van Arcadis? Uit welke componenten bestaat de woningbehoefte? 324.Welke aspecten die niet zijn gemeten in de enquête zijn mee berekend in de

woningbehoefteraming? Waarom is de wensvraag van de geënquêteerden niet een-op-een te vertalen naar een nieuwbouwprogramma?

325. Welk uitgangspunten zijn bij de woningbehoefteberekening van starters gehanteerd? 326. Welke uitganspunten zijn bij de woningbehoefteberekening van doorstromers gehanteerd?

331. Hoe waarderen de respondenten uit het wmo-onderzoek in Marum de indeling, grootte, staat van onderhoud en uitstraling van hun woning? En wat is het gemiddelde rapportcijfer? Hoe verhouden de waardering van de grootte en de uitstraling zich tot het provinciale niveau? 334. Hoeveel zal de totale omvang van de kwetsbare doelgroep (die voorzieningen gebruikt) tot 2020 dalen en waardoor wordt deze daling veroorzaakt? (bevolkingskrimp)

335. Welke doelgroep uit de kwetsbare groep zal juist groeien? (65plussers met een lichamelijke beperking)

342. Met welke maatregelen worden de fricties op de woningmarkt gereduceerd? (nieuwbouw en herstructurering) Waarbij moet bij nieuwbouw rekening gehouden worden?

343. Op welke manier wil de gemeente sturing geven aan de ontwikkelingen op de woningmarkt? (samenvatting)

344. Welke instrumenten wil de gemeente inzetten teneinde haar missie, ambities en doelstellingen te realiseren? (samenvatting)

350. Wat zijn het POPIII en de POV?

351.Wat houdt de nieuwbouwruimte die de gemeente geeft in haar uitvoeringsbesluit bij de POV in?

352. Wat houdt plancapaciteit in en waar moet deze worden vastgelegd?

353. Wanneer vindt monitoring van de woningvoorraad plaats (vanuit de provincie)?

354. Welke jaarlijkse/totale nieuwbouwruimte heeft de gemeente Marum vanuit de provincie gekregen? Welk deel hiervan is bestemd voor uitbreiding en welk deel voor vervangende sloop? Welke plannen zijn wel en niet meegenomen in deze ruimte?

355.In hoeverre is herverdeling van de nieuwbouwruimtes mogelijk in Westerkwartier? 356. Hoe gaat de provincie om met de behoefte aan extra woningbouwcapaciteit in de bestemmingsplannen om de nieuwbouwruimte op een flexibele manier te kunnen benutten? ZUIDHORN

In document BIJLAGE 7 . – (pagina 110-141)