Vraag nr. 439 van 10 juli 1997
van de heer JULIEN DEMEULENAERE
Permanente campingbewoning – Exploitatiever-gunning
In artikel 2, § 1, 1° en 2° van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven staat dat er geen enkel openluchtrecreatief verblijf op een ter-rein voor openluchtrecreatieve verblijven als vaste woonplaats mag worden gebruikt.
Dit betekent in concreto dat domiciliëring niet is toegelaten en dat er door Toerisme V l a a n d e r e n geen exploitatievergunning kan worden afgeleverd zolang wordt vastgesteld dat dit wel het geval is. B i j de behandeling van een aanvraag tot exploitatie-vergunning vraagt Toerisme Vlaanderen trouwens steeds bij het gemeentebestuur in kwestie de lijst op met de op het adres van het terrein waarvoor een aanvraag werd ingediend gedomicilieerde per-s o n e n . Alper-s blijkt dat er perper-sonen op het terrein zijn i n g e s c h r e v e n , dan kan Toerisme Vlaanderen vol-gens de huidige regelgeving geen exploitatiever-gunning afleveren en moet de aanvraag worden geweigerd.
De huidige wetgeving laat ook niet toe om bijvoor-beeld onder bepaalde voorwaarden in een welbe-paalde uitdovingstermijn te voorzien.
Aangezien kampeerterreinen enkel kunnen voor-komen in gebieden voor verblijfsrecreatie en dus buiten de eigenlijke woonzones, is de wet op ruim-telijke ordening hierin zeer duidelijk. P e r m a n e n t e bewoning kan niet in gebieden voor verblijfsrecre-atie en dus niet op terreinen voor openluchtrecre-atieve verblijven.
Een derde twistpunt houdt verband met de moge-lijkheden tot domiciliëring. De vaststelling dat per-manent wonen vanuit juridisch-stedenbouwkundig oogpunt onmogelijk is, staat haaks op het konink-lijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevol-kingsregisters en het vreemdelingenregister, dat de voorlopige domiciliëring in gemeentelijke bevol-kingsregisters regelt.
Zelfs de eigenaar-exploitant kan een inschrijving in de bevolkingsregisters niet tegenhouden en wordt als het ware voor schut gezet door de tegenstrijdige houdingen van de diverse overheden.
Ook de nieuwe regeling waarbij de bewoners in een kampeerverblijf onder bepaalde voorwaarden voorrang krijgen bij de toewijzing van een sociale
woning en recht hebben op een huursubsidie en een installatiepremie, biedt geen onmiddellijke oplossing voor het probleem.
Vele uitbaters vrezen dan ook niet tegen de bij uit-voeringsbesluit vastgelegde datum van 31 decem-ber 1999 over een exploitatievergunning te zullen kunnen beschikken.
1. Wat staat de exploitanten die met dergelijke problemen worden geconfronteerd te wachten indien zij op 31 december 1999 enkel en alleen wegens de domiciliëringsproblematiek geen exploitatievergunning kunnen verkrijgen ? 2. Komt er een aanpassing van het
exploitatiebesluit en een uitdovingsregel ? Zo ja, onder wel -ke voorwaarden en wanneer ?
3. Heeft de minister van Ruimtelijke Ordening reeds initiatieven genomen om op te treden tegen deze situatie die indruist tegen de wet op ruimtelijke ordening ? En zo ja, wanneer en in welke vorm ?
4. Heeft de minister van Huisvesting een kijk op het aantal personen waarover het hier gaat ? Heeft hij al maatregelen genomen om dit pro-bleem te kunnen oplossen tegen 31 december 1999 ?
N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Luc Van den Brande, m i n i s t e r- p r e s i d e n t van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese A a n g e l e-g e n h e d e n , Wetenschap en Te c h n o l o e-g i e, e n aan de heer Leo Peeters, Vlaams minister van Binnenlandse A a n g e l e g e n h e d e n , S t e d e-lijk Beleid en Huisvesting.
Antwoord
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Luc Van den Brande, m i n i s t e r- p r e s i-dent van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese A a n g e l e g e n h e d e n , Wetenschap en Technologie.