Vraag nr. 232 van 27 juni 1997
van mevrouw GERDA RASKIN
B u i t e n s choolse kinderopvang – "Vo o r k e u r s b e h a n-deling"
In Vlaanderen wordt de buitenschoolse kinderop-vang niet alleen door heel wat vrijwilligers, m a a r ook door de gemeenten en door een hele reeks particuliere initiatieven georganiseerd.
Deze particuliere initiatieven zijn dikwijls ontstaan in gemeenten waar het gemeentebestuur in gebre-ke bleef of weigerde een initiatief te nemen. I n deze gemeenten is er dan ook geen – of een nega-tief – lokaal overleg geweest en heeft het particu-lier initiatief zijn verantwoordelijkheid genomen. De gemeenten kunnen voor buitenschoolse kinder-opvang gebruik maken van het contingent weer-werkgesco's (gesubsidieerde contractuelen) ; s o m-mige particuliere initiatieven kunnen een beroep doen op FCUD-middelen (Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten).
Naar aanleiding van het voorontwerp van decreet buitenschoolse kinderopvang antwoordde de minister op een interpellatie op 6 maart 1997 dat de bestaande projecten buitenschoolse opvang een voorkeursbehandeling zullen krijgen bij het uitvoe-ren van het nieuwe decreet (Handelingen C46-CWEL 7, Commissie voor We l z i j n , Gezondheid en Gezin van 6 maart 1997). De minister stelt dat zij als eerste zullen worden erkend, omdat enkel zij een dossier kunnen indienen. Uit zijn antwoord blijkt evenwel niet duidelijk of hij met "initiatie-ven" enkel de "gemeentelijke", of eveneens de "particuliere" initiatieven bedoelt.
1. Worden met deze voorkeursbehandeling alleen de bestaande gemeentelijke initiatieven, of ook de bestaande particuliere initiatieven bedoeld die momenteel met FCUD-middelen werken ? 2. Zo niet, welke garanties krijgen de particuliere
initiatieven dan om hun werking voort te zetten als het decreet buitenschoolse opvang eenmaal van toepassing is ?
3. Kunnen deze particuliere initiatieven, w a n n e e r ze eveneens een voorkeursbehandeling krijgen, ook een beroep doen op het contingent weer-werkgesco's ?
Antwoord
De gestelde vraag gaat uit van een voorkeursbe-handeling voor dossiers van reeds bestaande initia-tieven buitenschoolse kinderopvang (IBO), w a n-neer deze moeten worden opgenomen in de nieu-we kaders van erkenning en subsidiëring. Dit uit-gangspunt is correct en is illustratief voor het feit dat het garanderen van continuïteit voor het bestaande aanbod een prioritaire doelstelling is bij het toepasselijk maken van de nieuwe regelgeving buitenschoolse kinderopvang. Bij de concrete ver-taling van dit uitgangspunt moet inderdaad een onderscheid worden gemaakt tussen de gemeente-lijke initiatieven met weerwerkgesco's en de zoge-naamde vrije initiatieven buitenschoolse opvang die enkel een subsidiëring ontvangen vanuit het FCUD.
De continuïteit van de eerste groep, de gemeente-lijke IBO's, wordt gewaarborgd door de bepaling in het protocol dat ik afsloot met de minister bevoegd voor Te w e r k s t e l l i n g, die zegt dat de gemeentelijke IBO's die weerwerkgesco's als bege-leiders hebben van Kind en Gezin een automati-sche erkenning krijgen die loopt tot eind 1998. D i t impliceert dat zij gedurende deze periode de tijd krijgen om zich, indien nodig, aan te passen aan de erkenningsvoorwaarden voor IBO's zoals vastge-legd in het besluit terzake van de Vlaamse regering van 24 juni 1997.
Het automatisch erkennen van de zogenaamde vrije IBO's is minder vanzelfsprekend. Waar de gemeentelijke IBO's tot stand zijn gekomen bin-nen een regelgeving die formeel oog had voor kwa-liteit en die ook op infrastructureel vlak en met betrekking tot een lokaal overleg normen hanteer-d e, zijn hanteer-de particuliere IBO's tot hiertoe enkel gebonden door het subsidiereglement van het F C U D. Dit betekent dat bij het overdragen van deze initiatieven naar het nieuwe erkenningskader toch best een kwalitatieve filter wordt geïnstal-l e e r d . Dit neemt niet weg dat het een uitdaging blijft om ook voor hen een snelle en efficiënte dos-sierbehandeling op te zetten. Daartoe is in het (ontwerp van) besluit houdende vaststelling van de procedure tot het verlenen, het verlengen, het wei-geren of intrekken van een principieel akkoord en een erkenning van een initiatief voor buitenschool-se opvang, speciaal voor deze particuliere initiatie-ven een aparte paragraaf ingelast die een versnelde dossierbehandeling impliceert.
Het is dus de bedoeling dat de voorkeursbehande-ling en de continuïteit die de bestaande vrije IBO's
v e r d i e n e n , gestalte krijgen via een prioritaire dos-sierbehandeling van hun vraag tot erkenning. Om de particuliere initiatieven sterker te veranke-ren in het nieuwe buitenschoolse opvanglandschap, bevat het voormelde protocol bovendien de duide-lijke bepaling dat voortaan ook de particuliere ini-tiatieven een beroep kunnen doen op het contin-gent weerwerkgesco's. Dit betekent dat zij worden erkend als volwaardige actor en dat hun leefbaar-heid wordt verhoogd.