• No results found

Vraag nr. 60 van 7 december 2004 van de heer JAN PEUMANS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 60 van 7 december 2004 van de heer JAN PEUMANS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 60

van 7 december 2004

van de heer JAN PEUMANS

Intercommunales – Vertegenwoordiging oppositie Op 20 juni 2001 keurde het Vlaams Parlement het decreet houdende intergemeentelijke samenwer-king goed. In het kader van deze schriftelijke vraag stel ik de minister graag enkele vragen in verband met de vertegenwoordiging van de ge-meentelijke oppositieraadsleden in de intercom-munales.

In de raden van bestuur van projectverenigingen moeten leden van de gemeentelijke oppositie zit-ting hebben met raadgevende stem (artikel 16 van het decreet en uitgewerkt in de omzendbrief i.v.m. de toepassing van het decreet): "De vernieuwing is gericht op een grotere betrokkenheid van de ge-meenten bij de verenigingen waar ze deel van uit-maken en komt tegemoet aan de wens van de-mocratisering. Ze veronderstelt evenwel voldoen-de verantwoorvoldoen-delijkheidszin bij voldoen-de gemeentebe-sturen om deze bepaling correct toe te passen in plaats van door obstructie de werking van de ver-eniging te bemoeilijken. Indien de samenstelling van de raad van bestuur niet beantwoordt aan de voorgeschreven vertegenwoordiging, kan hij im-mers niet geldig beraadslagen."

Ook voor dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen geldt een gelijkaardig systeem voor de raden van bestuur : "Overeenkomstig artikel 52 zetelen in de raad van bestuur minstens één en hoogstens vijf mandatarissen met raadgevende stem, rechtstreeks benoemd door de gemeente(n) en gekozen uit de oppositieraadsleden. Dit princi-pe vergt een statutaire uitwerking. Het komt erop aan in de statuten een criterium te bepalen : hoe-veel mandaten, welke gemeente(n) benoemt (be-noemen), geldt hierbij een beurtrol, hoe lang duurt het mandaat, … De verduidelijking in fine van het artikel wijst erop dat de hoedanigheid van oppositieraadslid aanwezig moet zijn in de be-noemende gemeente" (zelfde omzendbrief van toenmalig bevoegd minister Van Grembergen). Of en hoe dit alles in de praktijk wordt toegepast, is ons niet steeds duidelijk. Wel horen we dat er moeilijkheden bestaan. Zo erg zelfs dat we hier en daar horen fluisteren dat er tussen sommige par-tijen afspraken zijn gemaakt op hogere niveaus,

om andere, meestal kleinere partijen of lokale lij-sten, buitenspel te zetten. Indien dit zo is, druist dit ons inziens volledig in tegen de letter en geest van het decreet inzake intergemeentelijke samen-werking. Of er al een evaluatie van dit deel van het decreet gebeurd is of mogelijk op komst is, weten we niet.

1. Inzake projectverenigingen : kan de minister een overzicht geven van de wijze waarop dit deel van artikel 16 van het decreet wordt toe-gepast (overzicht per samenwerkingsverband, per partij) ?

Kunnen hieruit conclusies getrokken worden ? 2. Inzake dienstverlenende en opdrachthoudende

verenigingen : kan de minister een overzicht geven van de wijze waarop dit deel van artikel 52 van het decreet wordt toegepast (overzicht per samenwerkingsverband, per partij) ? Kunnen hieruit conclusies getrokken worden ? 3. Heeft de minister weet van afspraken tussen

sommige partijen terzake ?

4. Acht de minister het opportuun een grondige evaluatie van dit deel van het decreet te maken ? Zo ja, kan hij een timing terzake geven ?

Antwoord

1. Met het oog op de grootst mogelijke autono-mie en soepelheid van werking, heeft het de-creet van 6 juli 2001 geen aparte procedure van administratief toezicht door de hogere over-heid ingesteld op de projectverenigingen. In geen enkel geval moet een beslissing in ver-band met een projectvereniging goedgekeurd worden, ook de oprichting niet.

Het behoort in de eerste plaats tot de opdracht van de deelnemende gemeenten, die vertegen-woordigd zijn in de raad van bestuur, te waken over de correcte naleving van de wetgeving. 2. De toepassing van artikel 52 van het decreet in

(2)

heeft tot tal van vragen. Daarop inspelend is onder mijn ambtsvoorganger aan de betrokken verenigingen een statutair tekstvoorstel gesug-gereerd dat een zo ruim mogelijke objectiviteit kan garanderen en als zodanig nauw aansluit bij de bedoelingen van de decreetgever. In concreto krijgen alle deelnemende gemeenten het recht een kandidaat aan te wijzen, waarbij de algemene vergadering, die de eigenlijke be-noeming doet en gebonden is aan het in de sta-tuten bepaalde aantal leden, met een ma-ximum van vijf, in dalende volgorde de criteria hanteert van de eenparige stemming in de ge-meenteraad, de langste ononderbroken dienst-anciënniteit in de gemeenteraad en de hoogste leeftijd. Verschillende samenwerkingsverban-den hebben dit voorstel in hun statuten overge-nomen, andere hebben afwijkende criteria op-gesteld, die niet altijd dezelfde garantie bieden, zonder daarom onwettelijk te zijn.

Gelet op het hoge aantal dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen, vergt het ant-woord op de vraag een grondig en tijdrovend onderzoek dat ik onmiddellijk laat starten. 3. Ik ben niet op de hoogte van afspraken die

ter-zake zouden gemaakt zijn tussen sommige par-tijen. Uit de resultaten van het onderzoek zal blijken in welke mate de vertegenwoordiging effectief gespreid is over de verschillende frac-ties in de gemeenteraden.

4. Zoals beloofd, zal het decreet in zijn geheel geëvalueerd worden, inclusief het hier bespro-ken aspect. In mijn beleidsbrief heb ik toege-zegd hier werk van te maken na de goedkeu-ring van het nieuwe gemeentedecreet dat mo-gelijk ook gevolgen zal hebben voor de interge-meentelijke samenwerking.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als zou blijken dat voor meer dan 51 miljoen euro werken effectief gefactu- reerd kunnen worden in de loop van 2005, zal de regering extra middelen vrijmaken uit het speciaal

Een gecoördineerd antwoord zal worden ver- strekt door de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en

eigen rekening en het ongeregeld vervoer regelt inderdaad de voorwaarden waaraan organisato- ren van bijzondere vormen van geregeld vervoer, waartoe het leerlingenvervoer

Bestaat er een protocol waarbij de resultaten van de ongevallen overlegd, besproken en opge- volgd worden tussen de gewesten en de bestaan- de federale instellingen zoals

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en

Op 4 februari 2003 werd door de gouverneurs van Belgisch en Nederlands Limburg een overeenkomst getekend voor het opstellen van een "Euregionale Ontwikkelingsvisie stedelijk

Gewestelijk Expresnet – Stand van zaken De federale regering trekt in 2005 slechts 51 mil- joen euro uit voor de uitbouw van het Gewestelijk Expresnet (GEN), terwijl de NMBS

Acht de minister het wenselijk te ijveren voor een herwaardering van de lokale politiezones en hun inspanningen terzake?. Hoe verklaart de minister dat onze televisie- zenders altijd