Vraag nr. 129
van 23 november 2004
van de heer JAN PEUMANS
Verkeersstatistiek en ongevallencijfers – Rol Vlaamse overheid
Op 11 oktober 2004 heeft de federale minister van Mobiliteit de cijfers meegedeeld over verkeers-ongevallen die plaatsvonden tijdens de eerste acht maanden van 2004. De federale minister wenst deze cijfers ook sneller ter beschikking te stellen. Op zich is dit een goede optie, maar aan de ande-re kant stel ik vast dat men nog steeds niet bes-chikt over de juiste cijfers voor 2004.
Het valt te betreuren dat bij de presentatie de fe-derale politie wél en de lokale politie niet werd opgetrommeld. Dit is mijn inziens tekenend voor de mentaliteit van de federale politie, die trou-wens alleen uitspraken kan doen over het verkeer op autosnelwegen. De handhaving op de rest van het wegennet is immers uitsluitend een zaak voor de lokale politiezones. Deze gegevens kwamen trouwens tot stand op basis van een steekproef die uitgevoerd werd bij deze lokale politiezones. Logisch gezien zou men, uit respect voor de in-spanningen van de lokale politie, deze laatste ook mogen betrekken bij dit soort persevenementen. Om maar te zwijgen van de regionale en lokale besturen die veel meer om handen hebben dan de "flitscultuur" op autosnelwegen waarop de federa-le overheid zich toefedera-legt. Die "flitscultuur" wordt meestal ook nog eens dik in de verf gezet in de media, als betrof het een allesomvattende hand-having op het vlak van verkeersveiligheid. Niet is minder waar.
Verkeershandhaving is een verantwoordelijkheid van de lokale en regionale overheden in samen-werking met de lokale en federale politie, omdat infrastructuurwerken en de daaraan gekoppelde infrastructurele maatregelen zonder meer onder-deel uitmaken van een verkeersveiligheidsbeleid. Mijns inziens hebben de Vlaamse ministers be-voegd voor de gewestwegen en voor Mobiliteit, de verantwoordelijkheid om de gemeenten en de Vlaamse administratie (met name AWV) hier nauwer bij te betrekken.
1. Hoe verklaart de minister dat verkeersstatistie-ken door de federale minister meegedeeld wor-den zonder samenspraak met de administratie
Wegen en Verkeer (AWV) en vertegenwoordi-gers van de gemeenten ?
2. Welke stappen onderneemt de minister om ter-zake een eigen verkeersongevallenstatistiek te ontwikkelen, gekoppeld aan respectievelijk de gemeente- en gewestwegen ?
3. Kan daarbij gedacht worden aan het inschake-len van enerzijds het Steunpunt Verkeersveilig-heid voor de ontwikkeling van een model, en anderzijds de afdeling Planning en Statistiek van de eigen Vlaamse administratie ?
4. Hoe worden ongevallencijfers momenteel ge-linkt aan de bestaande infrastructuur, met de bedoeling om terzake maatregelen te nemen op infrastructureel vlak ?
5. Bestaat er een protocol waarbij de resultaten van de ongevallen overlegd, besproken en op-gevolgd worden tussen de gewesten en de be-staande federale instellingen zoals het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) en de federale politie ?
6. Op welke structurele wijze legt men de verban-den terzake met de lokale politiezones en de wegbeheerders ?
Acht de minister het wenselijk te ijveren voor een herwaardering van de lokale politiezones en hun inspanningen terzake ?
Hoe verklaart de minister dat onze televisie-zenders altijd en uitsluitend aandacht besteden aan het optreden van de federale politie ? Valt deze verklaring te vinden in het feit dat deze laatste alle informatie kanaliseert via een woordvoerder ? Welke stappen onderneemt de minister om in de toekomst tot een evenwichti-gere benadering te komen in het belang van de lokale politiezones en de wegbeheerders ? 7. Wordt er gedacht aan de invoering van een
maandelijkse ongevallenbarometer ? Dit laat-ste instrument lijkt immers nuttig voor een on-middellijke toetsing van het gevoerde beleid. N.B. Deze vraag werd gesteld aan de ministers
Antwoord
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams mi-nister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelij-ke Kansen.