Vraag nr. 29
van 19 november 2004
van de heer JAN PEUMANS Leerlingenvervoer – Regeling
Gemeenten worden geconfronteerd met een besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betref-fende het geregeld vervoer. Concreet betekent dit dat gemeenten attesten moeten aanvragen voor de organisatie van leerlingenvervoer.
Navraag bij diverse diensten levert voor de gemeen-ten geen duidelijk antwoord op, men spreekt soms zelfs van een groot kluwen waarbij de wetgeving en uitvoeringsbesluiten incoherent en verdeeld zijn. Bovendien lijkt men een enorme achterstand te hebben. In afwachting van de gevraagde attes-ten moet men het vaak stellen met een kopie van de aanvraag. Over een uiteindelijke en effectieve toekenning van de attesten bestaat vaak de groot-ste onduidelijkheid en twijfel.
1. Kan de minister bevestigen dat er bepaalde problemen rijzen als gevolg van wetgeving en uitvoeringsbesluiten die incoherent en verdeeld zijn wat de organisatie van leerlingenvervoer betreft ?
Wat is hiervan de oorzaak ?
Welke maatregelen neemt de minister om deze situatie recht te zetten ?
2. Kan de minister bevestigen dat er zich een ach-terstand heeft ontwikkeld bij de uitreiking van de vermelde attesten ?
Wat is de oorzaak hiervan ?
Welke maatregelen worden genomen om deze achterstand weg te werken ?
3. Sommige chauffeurs die leerlingenvervoer ver-richten in opdracht van een gemeentebestuur zijn vrijwilligers. In de attesten staat evenwel dat de chauffeurs personeelsleden moeten zijn. Mag een gemeente vrijwilligers inschakelen
voor leerlingenvervoer ?
4. M.b.t. het vervoer van leerlingen kunnen we een aantal verschillende situaties onderschei-den :
1) het vervoer van en naar school (’s morgens en ’s avonds) ;
2) het vervoer van en naar de voor- en naschool-se kinderopvang ;
3) het vervoer tussen school en bibliotheek of zwembad ;
4) het vervoer voor diverse uitstapjes vanuit de school ;
5) het vervoer tussen de school en een bepaalde activiteit waaraan deze school deelneemt, maar die buiten de lestijden valt (bv. sport-tornooi) ;
6) het vervoer van leerlingen (kinderen) naar activiteiten die volledig los staan van de school (bv. speelpleinwerking, jeugd-dienst,...).
Kan de minister voor elk van deze zes (verschil-lende) situaties verduidelijken :
a) welk type vervoer van toepassing is en welke bepalingen er dan gelden ;
b) welk attest er wanneer nodig is ;
c) welke de richtlijnen zijn wat het inzetten van vrijwilligers betreft ;
d) welke de bepalingen zijn m.b.t. de zitplaat-sen en het aantal kinderen per zitplaats (3 kinderen per 2 zitplaatsen wordt blijkbaar soms wel en soms niet toegestaan) ?
N.B. Deze vraag werd gesteld aan de minis-ters Vandenbroucke (vraag nr. 34) en Van Brempt (nr. 29).
Gecoördineerd antwoord
eigen rekening en het ongeregeld vervoer regelt inderdaad de voorwaarden waaraan organisato-ren van bijzondere vormen van geregeld vervoer, waartoe het leerlingenvervoer behoort, moeten voldoen om leerlingen te mogen vervoeren. Ik ben met andere woorden bevoegd om de
vervoersdocumenten die in overeenstemming moeten zijn met de bovenvermelde regelgeving, af te leveren aan de organisatoren en beroeps-vervoerders die leerlingen willen vervoeren. Daarnaast is er ook nog een uitgebreide
regel-geving inzake leerlingenvervoer waarvoor de minister van Onderwijs bevoegd is.
Bovendien is de regelgeving met betrekking tot de technische eisen waaraan voertuigen voor leerlingenvervoer moeten voldoen, een bevoegd-heid van de federale overbevoegd-heid.
2. Wat het toekennen van de attesten voor het ver-voer voor eigen rekening betreft, kan ik meede-len dat de administratie geen achterstand heeft. Alle attesten die door de diverse organisatoren werden aangevraagd, werden door mij onderte-kend en zullen door mij worden onderteonderte-kend voorzover ze in overeenstemming zijn met de regelgeving.
In 2003 werden er in totaal 1.827 dossiers leer-lingenvervoer afgehandeld, als volgt onderver-deeld:
– 494 attesten voor leerlingenvervoer
– 1.333 overeenkomsten voor leerlingenver-voer
Vanaf 1 januari 2004 tot op 8 december 2004 werden er in totaal 956 dossiers afgehandeld, als volgt onderverdeeld:
– 51 attesten
– 612 overeenkomsten leerlingenvervoer – 263 overeenkomsten zwembadvervoer – 24 overeenkomsten vervoer naar sporthal – 6 overeenkomsten CLB
Het besluit van 19 juli 2002 voorziet inderdaad in het afleveren van attesten indien voldaan wordt aan de voorwaarden om vervoer voor eigen rekening te mogen verrichten, zowel wat het geregeld vervoer als het bijzonder geregeld vervoer betreft.
Artikel 22 van het decreet van 20 april 2001 houdende organisatie van het personenvervoer over de weg bepaalt de voorwaarden voor ver-voer voor eigen rekening:
"Voor het verrichten van vervoer voor eigen rekening is vereist dat:
– de vervoersactiviteit voor deze natuurlijke persoon of rechtspersoon een bijkomende activiteit vormt;
– de gebruikte voertuigen eigendom zijn van deze natuurlijke persoon of rechtspersoon of door haar op afbetaling zijn aangekocht of daarvoor een leasingovereenkomst is afgesloten;
– zij door een personeelslid van de natuurlijke of rechtspersoon of door de natuurlijke per-soon zelf worden bestuurd."
Er moet dus voldaan zijn aan alle drie de bovenstaande vereisten.
4. Diverse situaties
– Vervoer van en naar school (‘s morgens en 's avonds)
Vervoer van en naar de voor- en naschoolse opvang
Vervoer tussen school en bibliotheek of zwembad
Er is een vast traject, er is regelmaat en het gaat om een bepaalde categorie van reizigers (in casu leerlingen).
Er is hier voldaan aan de drie voorwaarden van de definitie van bijzonder geregeld vervoer: wanneer dit vervoer wordt georganiseerd
wanneer dit vervoer voldoet aan de kenmer-ken van vervoer voor eigen rekenmer-kening (zie supra ), dan moet er een attest worden aan-gevraagd.
– Vervoer voor diverse uitstapjes vanuit de school
Vervoer tussen de school en een bepaalde activiteit waaraan deze school deelneemt maar die buiten de lesuren valt (sporttor-nooi)
Er is geen vast traject, er is geen regelmaat en het gaat over een bepaalde categorie van reizigers (in casu leerlingen).
Er is dus niet voldaan aan de drie voorwaar-den van de definitie van bijzonder geregeld vervoer.
Dit vervoer is ongeregeld vervoer en behoort tot de bevoegdheid van de federale over-heid.
– Vervoer van leerlingen (kinderen) naar acti-viteiten die volledig los staan van de school- (speelpleinwerking, jeugddienst,...)
Voorzover dit vervoer: geen vast traject heeft, geen regelmaat heeft en het gaat over een bepaalde categorie van reizigers, is er niet voldaan aan de drie voorwaarden van de definitie van bijzonder geregeld vervoer. Dit is ongeregeld vervoer en behoort tot de bevoegdheid van de federale overheid. Er is wel regelmaat als de speelpleinwer-king of jeugddienst gedurende een bepaalde periode plaatsheeft (schoolvakantie) en deze diensten op een vaste plaats worden georga-niseerd.
– Het koninklijk besluit van 18 december 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer bepaalt in de artikelen 13 en 15 dat er geen drie kinderen meer mogen zitten op twee zit-plaatsen.
Deze maatregel is van toepassing vanaf 1 september 2005 op de voertuigen ingezet