Vraag nr. 22
van 29 oktober 2004
van de heer JAN PEUMANS
Flitspalen langs autosnelwegen – Voorstel federale politie
Blijkbaar heeft de federale politie aan de Vlaamse overheid gevraagd om 96 flitspalen te plaatsen langs autosnelwegen. Hierover werd een actuele vraag gesteld in het Vlaams Parlement op 13 okto-ber 2004 (Handelingen Plenaire Vergadering nr. 3 van 13 oktober 2004, blz. 11-13).
Het antwoord van minister Van Brempt geeft na analyse aanleiding tot bijkomende vragen.
1. Heeft de federale politie deze vraag gesteld aan de drie gewesten?
Zo ja, wat was de concrete vraag dan aan de betrokken Waalse en Brusselse collega's? 2. Op basis van welke criteria zal de administratie
van de minister deze vraag van de federale poli-tie onderzoeken?
3. Waarop waren de voorlopige conclusies geba-seerd dat er op de voorgestelde plaatsen, waar volgens de federale politie veel verkeersslacht-offers vielen, niet zoveel slachtverkeersslacht-offers vielen? 4. Beschikt men over bevindingen uit het
buiten-land m.b.t flitspalen op autosnelwegen? Zo ja, wat waren daar de conclusies?
N.B. Deze vraag werd gesteld aan de ministers Peeters (vraag nr. 71) en Van Brempt (nr. 22).
Antwoord
1. De brief terzake van de federale politie aan het Vlaams Gewest geeft geen aanwijzing of er al dan niet een gelijkaardige vraag aan de overige gewesten werd gesteld.
2. Naar aanleiding van de brief van de federale politie en de door vraagsteller geciteerde actu-aliteitsvraag is er momenteel op mijn vraag nog een onderzoek bij de administratie Wegen en Verkeer lopende naar onder meer de voor- en
nadelen van onbemande camera's langs auto-snelwegen.
Tevens worden hierin de voor autosnelwegen toepasbare objectieve criteria verkend die, in het geval dat de voordelen doorslaggevend worden beoordeeld, kunnen worden gehan-teerd om deze onbemande camera's prioritair op te stellen. Het gaat over die plaatsen waar de relatie tussen "snelheid" en "vastgestelde ver-keersonveiligheid" het meest aannemelijk en/of beïnvloedbaar is.
3. Uit een eerste voorlopige verkenning van een aantal objectieve meetfactoren betreffende verkeersonveiligheid toegepast op het gehe-le Vlaamse autosnelwegennet bgehe-leek dat het merendeel van de door de federale politie voorgestelde locaties niet tot de relatief hoogst scorende behoorde.
4. Het aantal buitenlandse studies over de effecti-viteit van flitspalen op autosnelwegen voor ver-keersveiligheid is erg beperkt. Bij het steunpunt "Verkeersveiligheid bij toenemende mobiliteit" is er bijvoorbeeld slechts één Australische stu-die bekend over de impact van flitspalen langs "highways". Het is zelfs niet geheel duidelijk of het hier gaat om autosnelwegen (freeways). Nabij drie locaties (maximumsnelheid 100 km/ u) zou de gemiddelde snelheid er gedaald zijn met 2,7 km/u. Vanwege de daling in gemiddel-de snelheid lijkt het aannemelijk dat flitspalen ook langs autosnelwegen een veiligheidseffect kunnen hebben.
Uit elders verricht onderzoek (zie ook vraag nr. 21 d.d. 29.10.04 van de Vlaamse volksvertegen-woordiger) (blz. 626 – red.) komt echter ook naar voor dat flitspalen opmerkelijk effectiever zijn in stedelijke gebieden dan in landelijke gebieden.