• No results found

Vraag nr. 77 van 28 maart 2002 van mevrouw ANN DE MARTELAER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 77 van 28 maart 2002 van mevrouw ANN DE MARTELAER"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 77 van 28 maart 2002

van mevrouw ANN DE MARTELAER Sociale huisvesting – Daklozen

Artikel 7, § 5 van het sociaal huurbesluit bepaalt : "Een OCMW kan ten behoeve van daklozen aan het beslissingsorgaan van een socialehuisvestings-maatschappij een afwijking vragen, zoals bepaald in § 1. Het beslissingsorgaan kan alleen, binnen een termijn van 10 werkdagen, op gemotiveerde wijze weigeren op dit verzoek tot afwijking in te gaan. Indien het beslissingsorgaan van de socialehuisves-tingsmaatschappij wenst in te gaan op de vraag tot a f w i j k i n g, moet de in § 1 bepaalde procedure ge-volgd worden".

Dit wil zeggen dat men aan de Vlaamse Huisves-tingsmaatschappij (VHM) een gemotiveerde afwij-king vraagt gebaseerd op bijzondere omstandighe-den van sociale aard, en dit vergezeld van het ad-vies van de opdrachthouder.

De VHM moet uiterlijk acht dagen na ontvangst van het volledige dossier beslissen en haar beslis-sing kenbaar maken. Zo niet wordt het voorstel tot afwijking verondersteld te zijn aanvaard. Een so-cialehuisvestingsmaatschappij die ten behoeve van een dakloze een afwijking vraagt, kan de kandi-daat-huurder een bijkomende voorwaarde opleg-g e n . Zo'n bijkomende voorwaarde kan bijvoor-beeld bestaan uit de begeleiding door het OCMW. De socialehuisvestingsmaatschappij kan enkel wei-geren in te gaan op het verzoek tot afwijking mits ze haar beslissing neemt binnen tien werkdagen en ze voldoende motiveert.

Bij een negatief of laattijdig antwoord kan de kan-d i kan-d a a t-huurkan-der zelf een gemotiveerkan-de afwijking vragen aan de VHM.

Het systeem zou eind 2001 door de Vlaamse rege-ring geëvalueerd worden.

Als dakloze wordt beschouwd : de particulier die op basis van bewijzen van de VHM wordt be-schouwd als thuisloos, of de particulier die bewijst dat hij in de periode van zes maanden die vooraf-ging aan de inschrijving, cumulatief voldeed aan de volgende voorwaarden :

– geen houder was, geheel noch gedeeltelijk, v a n een zakelijk recht op een woning ;

niet beschikte over een recht van bewoning, b e-halve indien dat recht betrekking had op een tij-delijke opvang om psychische, medische of so-ciale redenen ;

– niet heeft ingewoond bij verwanten of familiele-den tot en met de tweede graad (art.1, 25°). 1. Wat is het aantal in het jaar 2001 toegestane

af-wijkingen voor daklozen per huisvestingsmaat-schappij en per gezinstype : alleenstaande n e n , alleenstaande vrouwen, alleenstaande man- man-nen of vrouwen met kinderen, koppels of gezin-nen, koppels of gezinnen met kinderen ?

2. Hoeveel bedraagt het aantal gevraagde afwij-kingen voor daklozen in 2001 per OCMW ? 3. Hoeveel bedraagt het aantal weigeringen voor

afwijkingen voor daklozen in 2001 per huisves-tingsmaatschappij en met opgave van de reden ? 4. Wat is het aantal en de aard van de eventuele

bijkomende voorwaarden die werden opgelegd in 2001 ?

5. Hoeveel bedraagt het aantal aanvragen tot af-wijking in 2001 waarbij de kandidaat-h u u r d e r, bij een negatief of laattijdig antwoord, zelf een afwijking vroeg aan de VHM ?

6. Bevatten de interne toewijzingsreglementen zoals goedgekeurd door de afdeling Wo o n b e-l e i d , bepae-lingen met betrekking tot het toewij-zingsbeleid dat de socialehuisvestingsmaat-schappij voert in verband met verzoeken tot af-wijking op grond van dakloosheid, en wat is de strekking hiervan ?

Zijn er goedgekeurde interne toewijzingsregle-menten die de mogelijkheid om voor daklozen een afwijking op de voorrangsregels toe te staan voor heel het patrimonium, rigoureus uitsluiten ? 7. Heeft de Vlaamse regering of de minister eind

2001 het systeem geëvalueerd en zo ja, aan de hand van welke indicatoren en beleidsdoelstel-l i n g e n , en tot webeleidsdoelstel-lke bevindingen is men geko-men ? Zo neen, tegen wanneer neemt geko-men zich voor een evaluatie te houden, en welke elemen-ten zullen worden onderzocht ?

(2)

minister terzake over cijfergegevens die een vergelijking met voorgaande jaren mogelijk maakt ?

Antwoord

1. In 2001 werd door de VHM één aanvraag tot af-wijking ten gunste van een dakloze goedge-k e u r d , ingediend door De Goede Woning in A n t w e r p e n , in casu aan een alleenstaande man, en dit met toepassing van artikel 7, § 5 van het BVR van 20 oktober 2000 tot reglementering van het sociaal huurstelsel (aanvraag tot afwij-king via het OCMW) (BVR : besluit van de Vlaamse regering – red.).

Dit betekent echter niet dat er geen andere af-wijkingen ten behoeve van daklozen werden t o e g e s t a a n . Een kandidaat-huurder die beant-woordt aan de definitie van dakloze maar geen gebruikmaakt van de specifieke procedure van artikel 7, § 5 van het sociaal huurbesluit, kan op geen enkele manier in de statistieken worden teruggevonden.

Het is ook mogelijk dat aan een dakloze een so-ciale huurwoning wordt toegewezen los van een vraag tot afwijking. Hierover kunnen op dit mo-ment echter geen gegevens worden verstrekt. 2. Er zijn op dit moment bij de VHM nog geen

ge-gevens beschikbaar over het aantal gevraagde afwijkingen voor daklozen in 2001 per OCMW. Indien de socialehuisvestingsmaatschappij een vraag van het OCMW tot afwijking ten behoeve van een dakloze op gemotiveerde wijze heeft g e w e i g e r d , wordt er immers geen voorstel van de VHM voorgelegd.

Er bestaan hierover dan ook geen gegevens. 3. In 2002 werd door de VHM één aanvraag tot

af-wijking ten gunste van een dakloze (toepassing van artikel 7, § 5 van het BVR van 20.10.2000 tot reglementering van het sociaal huurstelsel – aanvraag tot afwijking via OCMW) afgewezen, omdat er op dat moment geen woning beschik-baar was (betrokken SHM : Gentse Maatschap-pij voor Huisvesting).

In de betekening van de beslissing aan de socia-lehuisvestingsmaatschappij werd meegedeeld dat een nieuwe aanvraag kon worden ingediend zodra er een woning vrijkomt.

4. Bij de goedkeuring van de aanvraag tot afwij-king ten gunste van de dakloze werden door de VHM geen bijkomende voorwaarden opgelegd. 5. In 2001 werd slechts één aanvraag tot afwijking

door de kandidaat-huurder (dakloze) zelf aan de VHM voorgelegd.

De vraag werd door een hulporganisatie aan de socialehuisvestingsmaatschappij bezorgd, die de aanvraag aan de VHM heeft doorgestuurd (geen toepassing van artikel 7, § 5 van het BVR van 20.10.2000 tot reglementering van het soci-aal huurherstel – aanvraag tot afwijking via OCMW).

6. In de interne toewijzingsreglementen zijn geen specifieke bepalingen opgenomen over het toe-wijzingsbeleid van de betrokken socialehuis-vestingsmaatschappij in verband met verzoeken tot afwijking op grond van dakloosheid.

In een intern toewijzingsreglement kan geen af-breuk worden gedaan aan de bepalingen van het sociaal huurbesluit. Het is dan ook niet toe-gelaten dat in een intern toewijzingsreglement de mogelijkheid tot het vragen van een afwij-king wordt uitgesloten.

7. In 2002 zal een uniform sociaal huurstelsel wor-den uitgewerkt voor alle verhuurders van socia-le huurwoningen.

Er zal bij de uitwerking van de toewijzingsregels ook rekening worden gehouden met de evalu-atie van de bestaande prioriteiten en de praktijk van de vragen tot afwijking in het algemeen. 8. Het BVR van 20 oktober 2000 tot

reglemente-ring van het sociaal huurstelsel is in werking ge-treden op 1 januari 2001. In dat jaar kon dus voor het eerst artikel 7, § 5 (nieuwe bepaling) worden toegepast. Er zijn dus geen cijfergege-vens beschikbaar van voorgaande jaren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij besluit van de Vlaamse regering van 18 decem- ber 1998 wordt via het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap een in- schakelingspremie (VIP) toegekend

Loonkostensubsidies gehandicapten – CAO 26 (1) Via CAO 26 kunnen personen met een handicap tewerkgesteld worden onder gewone arbeidsvoor- waarden en voorziet een

Natuurlijk kan er nog rendementsverlies zijn of nood aan extra begelei- ding (eigenlijk is dit ook begrepen onder rende- mentsverlies) – en ook dit zijn verantwoordings- gronden

Naast dit algemene uitgangspunt moeten nog twee aandachtspunten aangestipt worden. Er is vooreerst de klemtoon die gelegd wordt op me- thodiek- en productontwikkeling, waarbij

met het gemeentebestuur de randvoorwaarden voor de herinrichting van de dorpskern – reke- ning houdende met de erfdienstbaarheden voort- vloeiende uit de bescherming –

Ook werd de aantrekkelijkheid van de functie van maatschappelijk werker mijns inziens verbeterd door het sectoraal akkoord 2002 voor het perso- neel van de lokale sector, waarbij

In de samenwerkingsovereenkomst 2002 – 2004 tussen het Vlaams Gewest en de gemeenten en provincies wordt binnen de cluster "water" in een subsidie voorzien voor lokale

De Goede Haard Heverlee St.-Antoniuswijk Rotselaar Nieuwbouw 25 De Goede Haard Heverlee Heverlee, Matadi Leuven Vervangingsbouw 4 Projecten waarvoor op basis van voorontwerp