• No results found

Vraag nr. 68 van 22 januari 2002 van mevrouw ANN DE MARTELAER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 68 van 22 januari 2002 van mevrouw ANN DE MARTELAER"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 68 van 22 januari 2002

van mevrouw ANN DE MARTELAER

Tewerkstelling gehandicapten – Lokale besturen Het koninklijk besluit (KB) van 23 december 1977 tot vaststelling van het aantal personen met een handicap dat door provincies, g e m e e n t e n , v e r e n i-gingen van gemeenten en agglomeraties van ge-meenten moet worden tewerkgesteld, bepaalt dat p r o v i n c i e s, g e m e e n t e n , verenigingen of agglomera-ties van gemeenten verplicht zijn minimaal één mindervalide tewerk te stellen per groep van 55 betrekkingen met volledige arbeidsprestaties opge-nomen in de personeelsformatie.

1. Wordt dit koninklijk besluit vandaag correct na-geleefd ?

Werd er na 1997 nog een enquête uitgevoerd en kunnen de recentste gegevens worden meege-deeld ?

2. In welke gemeenten of provincies wordt deze norm niet gehaald, en om welke redenen ? 3. Welke stappen heeft de minister reeds gedaan

om het optimaal inschakelen van personen met een handicap in het arbeidsproces te concretise-ren ?

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme en aan de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse A a n g e l e g e n h e d e n , A m b t e n a-renzaken en Buitenlands Beleid.

Gecoördineerd antwoord

Betreffende het koninklijk besluit van 23 decem-ber 1977 met betrekking tot de verplichte tewerk-stelling van personen met een handicap in provin-c i e s, g e m e e n t e n , verenigingen van gemeenten en agglomeraties van gemeenten

Antwoord van minister M i e ke Vo g e l s binnen de bevoegdheid Welzijn

1. Ik ben niet op de hoogte van gegevens verza-meld na 1997 betreffende de naleving van dit besluit.

Ik kan er wel op wijzen dat, zo men dit zou wil-len nagaan, er problemen rijzen ten aanzien van

het begrip "persoon met een handicap" ("min-d e r v a l i ("min-d e " ) . In ("min-de tij("min-d toen het KB is uitgevaar-d i g uitgevaar-d , weruitgevaar-d uitgevaar-dit geïnterpreteeruitgevaar-d als zijnuitgevaar-de "inge-schreven in het Rijksfonds voor de Sociale Re-classering van Mindervaliden". Dit kan niet zonder meer vervangen worden door "inge-schreven bij het Vlaams Fonds voor Sociale Itegratie van Personen met een Handicap", a a n-gezien de inschrijvingsvoorwaarden niet iden-tiek zijn.

Er zijn ook vandaag nog mensen die een in-schrijving aanvragen in het Vlaams Fonds enkel en alleen om in aanmerking te komen voor de (verplichte) tewerkstelling in openbare dienst, maar dit komt nog maar zeer uitzonderlijk voor. Anderzijds is het wel zo dat iedereen die op basis van om het even welke vraag in verband met tewerkstelling een W3-beslissing krijgt (bij-standsveld opleiding en tewerkstelling op de re-guliere arbeidsmarkt), meteen ook meekrijgt dat hij/zij in aanmerking komt voor de verplich-te verplich-tewerksverplich-telling in openbare besturen.

Men mag dus aannemen dat er in de openbare besturen zowel personen met een handicap wer-ken die ingeschreven zijn in het Vlaams Fo n d s, als personen die niet ingeschreven zijn maar die wel "inschrijfbaar" zijn. Als men dus aan een bestuur zou vragen om aan te tonen dat het aan de verplichting voldoet, dan zou dit kunnen be-tekenen dat voor sommige reeds tewerkgestelde personen een inschrijving in het Vlaams Fo n d s moet worden aangevraagd. Dit kan uiteraard al-leen op vrijwillige basis.

2. Bij gebrek aan gegevens (cf. 1) kan ik de vraag over het aantal gemeenten of provincies die de norm halen, niet beantwoorden.

Ik wil er wel op wijzen dat veel besturen (ge-m e e n t e n , O C M W ' s, interco(ge-m(ge-munales) niet onder deze verplichting vallen, omdat hun per-soneelsformatie geen 55 betrekkingen met vol-ledige arbeidsprestaties telt.

3. Ik neem aan dat ook deze vraag betrekking heeft op de tewerkstelling in (ondergeschikte) openbare besturen en niet op het geheel van het w e r k g e l e g e n h e i d s b e l e i d . Het is mij niet bekend of er op dit specifieke vlak recentelijk nog stap-pen gedaan zijn.

(2)

realisaties geleid. Ik heb al eerder het standpunt vertolkt dat de VIP enkel toegekend zou mogen worden voor nieuwe indienstnemingen bij be-sturen die kunnen aantonen dat ze aan de ver-plichting voldoen. Dit kan geval per geval ge-b e u r e n , namelijk door het ge-bewijsmateriaal aan te brengen samen met de aanvraag voor een VIP (cf. antwoord op deel 1). Voor besturen die niet onder de verplichting vallen omdat hun personeelsformatie kleiner is dan 55 VTE hoeft dergelijk bewijs uiteraard niet geleverd te wor-den (VTE : voltijds equivalent – red.).

Antwoord van minister L a n d u y t binnen de be-voegdheid voor Werkgelegenheid

1. De administratie Werkgelegenheid is niet op de hoogte van gegevens verzameld na 1997 be-treffende de naleving van dit besluit.

2. Bij gebrek aan gegevens (cf. 1) kan ik de vraag over het aantal gemeenten of provincies die de norm halen niet beantwoorden.

Ik wil er wel op wijzen dat heel veel besturen ( g e m e e n t e n , O C M W ' s, intercommunales) niet onder deze verplichting vallen, omdat hun per-soneelsformatie geen 55 betrekkingen met vol-ledige arbeidsprestaties telt.

3. Wat het algemeen werkgelegenheidsbeleid in Vlaanderen betreft, moeten volgende initiatie-ven worden vermeld.

In het Vlaams Actieplan Europese We r k g e l e-genheidsrichtsnoeren 2000 werd een versterkt beleid ten aanzien van de professionele integra-tie van personen met een handicap aangekon-d i g aangekon-d . Met het "Vesoc-akkooraangekon-d van 19 juni 2000 inzake de werkgelegenheidskansen van perso-nen met een handicap. Engagementen van de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale part-ners" werd een invulling gegeven aan deze aankondiging ( Vesoc : Vlaams Economisch en Soci -aal Overlegcomité – red.).

Hierbij heb ik principieel gekozen voor een aanpak die complementair en additioneel is ten aanzien van het beleid van het Vlaams Fo n d s voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap (VFSIPH) en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ( V DA B ) . Het akkoord steunt op de principes van evenredige participatie, management van diversiteit en inclusiviteit. Drie actieterreinen komen aan bod in het akkoord : de werkgele-genheidsmogelijkheden van

arbeidsgehandicap-ten verruimen, zowel binnen de publieke als de private sector ; het wegwerken van discrimina-ties ; het versterken van de aanbodzijde via toe-leiding, opleiding en werkervaring.

Daarnaast werd op 30 mei 2000 het protocol in-zake de bevordering van de werkgelegenheid van personen met een handicap afgesloten tus-sen de Vlaamse minister bevoegd voor We l z i j n en de Vlaamse minister bevoegd voor We r k g e-l e g e n h e i d . Dit protocoe-l regee-lt enerzijds de in-bedding van de ATB-diensten in de lokale w e r k w i n k e l s, en genereert extra trajecten an-derzijds ( ATB : arbeidstrajectbegeleiding – red.).

Deze akkoorden vormen een kader voor de ver-dere integratie van personen met een handicap op de arbeidsmarkt. Daarvoor wordt het ak-koord binnen het Vesoc vertaald in een (jaar-lijks) concreet actieplan met meetbare doelstel-lingen en punctuele acties. Het actieplan van 24 november 2000 behelsde het ter beschikking stellen van 40.000.000 frank aan de V DA B. Vo o r de inbedding van de vijf ATB-diensten werd in 5 . 0 0 0 . 0 0 0 frank voorzien, verdeeld overeenkom-stig de aanwezigheid van de doelgroep in elke p r o v i n c i e. De overige 35.000.000 frank werd be-steed voor de screening van arbeidsgehandicap-ten zonder V l a a m s - Fo n d s n u m m e r. Deze scree-ning gebeurde voornamelijk via module 2 (ge-specialiseerde screening) en module 7 (traject-begeleiding en -opvolging).

Voor de doelgroep met een V l a a m s - Fo n d s n u m-mer werkte de V DAB nauw samen met de ge-specialiseerde oriënteringscentra (CGVB's) (CGVB : centrum voor gespecialiseerde voor -l i chting bij beroepskeuze – red.). Voor arbeids-gehandicapten die nood hebben aan een uitge-breid opleidings- en/of bemiddelingstraject dat niet kon worden opgenomen binnen de regulie-re V DA B - t r a j e c t w e r k i n g, werden de trajecten uitbesteed aan gespecialiseerde opleidings- en begeleidingscentra zoals CBO's (CBO : c e n t r u m voor beroepsopleiding – red.).

(3)

i-capten en oudere werknemers), in afstemming met het diversiteitsbeleid en effectieve non-dis-criminatie.

Naast dit algemene uitgangspunt moeten nog twee aandachtspunten aangestipt worden. Er is vooreerst de klemtoon die gelegd wordt op me-thodiek- en productontwikkeling, waarbij te-vens van de projecten een duidelijke dissemina-tiestrategie gevraagd wordt. Daarnaast richt het actieplan zich zowel naar de vraag- als naar de a a n b o d z i j d e. Er wordt immers in twee maatre-gelen voorzien waarbinnen projecten kunnen worden ingediend :

– het ontwikkelen van concrete methodieken en instrumenten, zoals handleidingen, i n h o u-delijke pakketten, geïnformatiseerde syste-men en dergelijke, voor het optimaliseren van de activering, i n t a k e, s c r e e n i n g, d i a g n o s e en oriëntering van arbeidsgehandicapten ; – instrumenten ontwikkelen voor de

bevorde-ring van jobcoaching en levenslang leren in het kader van de duurzame tewerkstelling en de loopbaanontwikkeling van de doelgroep. Met het oog op de integratie van deze catego-riale voorzieningen is de samenwerking tussen het VFSIPH en de V DA B in het kader van inte-grale trajectwerking binnen de reguliere voor-zieningen versterkt geworden. Deze samenwer-kingsoptie is structureel onderkend in het Beter Bestuurlijk Beleid. In de structurering van het beleidsdomein EconomieWe r k g e l e g e n h e i d -Toerisme wordt het luik "professionele integra-tie" uit het beleidsdomein Welzijn (VFSIPH) onttrokken en geplaatst bij We r k g e l e g e n h e i d , waar het functioneel thuishoort. Deze beslis-s i n g, die zal worden uitgevoerd naar aanleiding van de reorganisatie van het Vlaams ambtelijk a p p a r a a t , bevat een uitgesproken kans om een inclusief werkgelegenheidsbeleid ten aanzien van personen met een handicap te voeren. Wat de inspanningen binnen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap betreft, verwijs ik naar de informatie die door de dienst Emanci-patiezaken werd aangeleverd in antwoord op parlementaire vraag nr. 13 van 18 oktober 2001 (Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 7 - 8 - 9 van februari-maart 2002, b l z . 798 – red.), w a a r-van hier de belangrijkste punten nog eens wor-den vermeld.

Omdat de reorganisatie van de Vlaamse over-heidsadministratie ook de wijze van werven en

selecteren beïnvloedt, opteerde de dienst Emancipatiezaken ervoor om in 2001 nog geen acties te ondernemen rond de niet-neutrale as-pecten in de huidige selectietesten en -examens. Het spreekt vanzelf dat toekomstige selectiesys-temen grondig moeten worden gescreend op neutraliteit voor alle doelgroepen van het diver-siteitsbeleid.

De checklists over neutrale wervingskanalen en functiebeschrijvingen werden nog in 2000 gefi-n a l i s e e r d . Sigefi-ndsdiegefi-n wordegefi-n ze verspreid ogefi-nder geïnteresseerden en zijn ze beschikbaar op de internetsite van de dienst Emancipatiezaken. E r is geen duidelijkheid over de mate waarin de checklists toegepast worden in de V l a a m s e overheidsadministratie.

Bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeen-schap werd een onderzoek uitgevoerd naar wat de leidinggevenden ertoe kan overtuigen om personen met een handicap in dienst te nemen. Het onderzoek verschaft zicht op :

– de denkwijzen en mechanismen bij het Mi-nisterie over personen met een handicap ; – de (on)bekendheid met de bestaande

onder-steuningsmogelijkheden bij de indiensttre-ding van deze personen ;

– wat leidinggevenden verwachten aan bege-leiding en ondersteuning.

Het onderzoek steunt op een grootschalige schriftelijke bevraging en diepte-interviews. D e resultaten beklemtonen de nood aan communi-catie over de tewerkstelling van personen met een handicap. Naast een betere registratie van de aanwezige personeelsleden met een handi-c a p, raadt het onderzoek ook objehandi-ctieve meet-factoren aan voor de diversiteitsdoelstellingen van de leidende ambtenaren. Verder leidde het onderzoek tot een reeks aanbevelingen over de aanpak van wervingen, de aanpassingen van ar-beidsposten en het zoeken naar nieuwe manie-ren om een eventueel manie-rendementsverlies te compenseren bij de tewerkstelling van personen met een handicap.

Bijna alle aanbevelingen uit het onderzoek wer-den verwerkt in het positieve-actieplan voor 2002 en zullen ook in de toekomst aandachts-punten blijven.

(4)

via geregelde contacten met de coördinator startbanen van de afdeling Human Ressources Management (HRM). Het voorbije jaar ging er heel wat aandacht naar communicatie daarover. Dat gebeurde intern naar de verschillende per-s o n e e l per-s d i e n per-s t e n , maar vooral extern : naar de V DAB en de doelgroepen zelf. Kanalen daartoe waren contacten met arbeidstrajectbegelei-dingsdiensten en gehandicaptenorganisaties en publicaties in ledenbladen van deze organisa-t i e s. Bovendien werden personen meorganisa-t een han-dicap in de vacatureberichten aangemoedigd om te solliciteren.

De doelgerichte inspanningen om personen met een handicap te bereiken, hadden een duidelijk e f f e c t . Het aandeel personen met een handicap is veel groter dan in andere wervingscampagnes. Van augustus 2000 tot 1 juli 2001 werden bij heel de Vlaamse overheid 310 startbaanvacatu-res ingevuld. Daarvan waren er negentien (6,1 %) ingevuld door personen met een handi-c a p. Hiervan werden drie personen tewerkge-steld binnen het Ministerie van de Vlaamse Ge-m e e n s c h a p, acht personen binnen de V l a a Ge-m s e openbare instellingen en de wetenschappelijke instellingen en nog eens acht binnen het zaal-wachtersproject van het Commissariaat-Gene-raal voor de Bevordering van de Lichamelijke O n t w i k k e l i n g, de Sport en de Openluchtrecre-atie (Bloso). De vaststelling moedigt aan om bij reguliere wervingen meer aandacht te besteden aan de doelgroepen.

Antwoord van minister Van Gre m b e r g e n b i n n e n de bevoegdheid Ambtenarenzaken

Mijn administratie beschikt niet over de meest re-cente gegevens in verband met de tewerkstelling van personen met een handicap binnen de gemeen-t e b e s gemeen-t u r e n , de OCMW's en de provinciebesgemeen-turen. Ik heb daarom reeds opdracht gegeven aan de pro-vinciegouverneurs om deze gegevens voor hun provincie in te zamelen. Zodra ik deze statistische gegevens in mijn bezit heeft, zal ik ze meedelen. Toch kan ik reeds een voorlopig antwoord geven op de desbetreffende vragen.

Op de eerste vraag of de norm gesteld in het voor-noemde KB correct wordt nageleefd door de loka-le en regionaloka-le besturen herhaal ik deels het ant-woord dat verstrekt werd op parlementaire vraag n r. 150 van 26 maart 1999 ( s chriftelijke vraag van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen ; Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 14 van 11 juni 1999, b l z . 1831 – red.). Als minister bevoegd voor het

toe-zicht op de lokale en regionale besturen beschik ik niet over een instrument om te interveniëren in de toepassing van de tewerkstellingsverplichting van de lokale besturen die voortvloeit uit het KB van 2 3 december 1977. Er is immers geen mogelijkheid om via het algemeen toezicht tussenbeide te komen in de wijze waarop de lokale en regionale besturen hun formaties effectief bezetten.

Na 1997 werd nog geen nieuwe enquête uitgevoerd bij de besturen, maar zoals hierboven reeds uiteen-g e z e t , heb ik de provincieuiteen-gouverneurs reeds aanuiteen-ge- aange-schreven om hieromtrent een onderzoek te organi-s e r e n . Alorgani-s b i j l a g e vindt de Vlaamorgani-se volkorgani-svertegen- volksvertegen-woordiger een voorbeeld van inventarisatie. D i t onderzoek zal eveneens peilen naar de redenen waarom de norm bij een aantal besturen niet werd gehaald.

Verder kan ik nog meedelen dat in uitvoering van het sectoraal akkoord 1997-1998, afgesloten op 18 januari 1999 in de onderafdeling van het comité C voor de plaatselijke overheidsdiensten, a f d e l i n g personeel van de provinciale en plaatselijke bestu-ren en personeel van het gesubsidieerd onderwijs dat niet bezoldigd wordt met weddentoelagen, d e lokale en regionale besturen aanbevolen wordt te streven naar de aanwerving van personen met een handicap ten belope van een quotum van minimum 2,5 %, berekend op de vaste personeelsformatie. Deze aanbeveling (sectoraal akkoord 1997-1998, afdeling 3, punt 3, Optimaal inschakelen van perso-nen met een handicap in het arbeidscircuit) werkt versterkend ten opzichte van het KB van 23 de-cember 1977 tot vaststelling van het aantal minder-validen dat door de provincies, de gemeenten, d e verenigingen van gemeenten en de agglomeraties van gemeenten moet worden tewerkgesteld. Als b i j l a g e vindt de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger een lijst van gemeenten, OCMW's en provin-cies die deze bepaling hebben ingeschreven in hun administratief statuut en in het reglement van de c o n t r a c t u e l e n . De geregistreerde data zijn echter m o m e n t o p n a m e s, het besluitvormingsproces op kaal vlak gaat immers onverminderd door en de lo-kale overheden hebben 20 dagen de tijd om hun raadsbesluit op te sturen voor kennisgeving naar de toezichthoudende overheid. Hieruit volgt dat de registratie altijd achter is op de feitelijke besluit-v o r m i n g. Ik kan echter momenteel niet achterhalen of deze intenties op het werkveld zelf in daden worden omgezet. Hierover zullen de besturen eveneens worden ondervraagd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Loonkostensubsidies gehandicapten – CAO 26 (1) Via CAO 26 kunnen personen met een handicap tewerkgesteld worden onder gewone arbeidsvoor- waarden en voorziet een

Natuurlijk kan er nog rendementsverlies zijn of nood aan extra begelei- ding (eigenlijk is dit ook begrepen onder rende- mentsverlies) – en ook dit zijn verantwoordings- gronden

met het gemeentebestuur de randvoorwaarden voor de herinrichting van de dorpskern – reke- ning houdende met de erfdienstbaarheden voort- vloeiende uit de bescherming –

Ook werd de aantrekkelijkheid van de functie van maatschappelijk werker mijns inziens verbeterd door het sectoraal akkoord 2002 voor het perso- neel van de lokale sector, waarbij

In de samenwerkingsovereenkomst 2002 – 2004 tussen het Vlaams Gewest en de gemeenten en provincies wordt binnen de cluster "water" in een subsidie voorzien voor lokale

De Goede Haard Heverlee St.-Antoniuswijk Rotselaar Nieuwbouw 25 De Goede Haard Heverlee Heverlee, Matadi Leuven Vervangingsbouw 4 Projecten waarvoor op basis van voorontwerp

wijking ten gunste van een dakloze (toepassing van artikel 7, § 5 van het BVR van 20.10.2000 tot reglementering van het sociaal huurstelsel – aanvraag tot afwijking via

Tot op heden heeft het VLAM nog geen initiatie- ven genomen voor de promotie van honing (VLAM : Vlaams Promotiecentrum voor Agro- en Visserijmarketing – red.).. VLAM is een