• No results found

Vraag nr. 186 van 28 maart 2002 van mevrouw ANN DE MARTELAER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 186 van 28 maart 2002 van mevrouw ANN DE MARTELAER"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 186 van 28 maart 2002

van mevrouw ANN DE MARTELAER Integraal waterbeheer – Begijnenbeek Diest

In september 1998 waren er in Vlaanderen heel wat overstromingen, ook in het stroomgebied van de Begijnenbeek ter hoogte van Diest.

In opdracht van van de administratie Milieu-, N a-t u u r-, L a n d- en Waa-terbeheer (Aminal), a f d e l i n g Wa t e r, werd de NV Gedas (adviesbureau, studie en ontwerp van gebouwen, verkeersinfrastructuur en m i l i e u-infrastructuur) aangesteld om een opper-vlaktewaterkwantiteitsmodellering van het stroom-gebied van de Begijnenbeek uit te voeren. In het kader van deze studie werd een lokaal waterover-leg opgestart, onder meer met administratieve d i e n s t e n ,g e m e e n t e n , Aquafin en natuurverenigin-g e n . Ondertussen kwam deze overlenatuurverenigin-gnatuurverenigin-groep reeds tweemaal samen en werden diverse scenario's ont-wikkeld.

De overheid (provincies, gemeenten) is recht-streeks bevoegd voor het beheer van waterlopen van tweede en derde categorie. In het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) worden ecologi-sche randvoorwaarden bij ruiming, o n d e r h o u d s-en herstellingswerks-en s-en bij buits-engewone "verbe-terings"-werken geformuleerd. Ook de beleidsvisie van de minister vertrekt vanuit een integraal wa-terbeheer en het behoud van een maximum aan structuurrijkdom en variatie van beken en grach-ten.

In dergelijke dossiers bestaat de mogelijkheid dat gekozen wordt voor scenario's waarbij men het vlugst scoort en die niets met integraal waterbe-heer te maken hebben.

1. Op welke manier waakt de minister erover dat de meest duurzame, ecologische scenario's uit-gevoerd worden ?

2. Kan de minister bevestigen dat in het verleden voor overwelvingen van waterlopen géén bouw-vergunning vereist was ?

Sinds wanneer is die vereiste er wel ?

3. Is in het geplande decreet "integraal waterbe-heer" een specifieke aanpak van de problema-tiek van overwelfde en ingebuisde waterlopen opgenomen ?

4. Worden er financiële stimuli in het vooruitzicht gesteld voor lokale overheden die initiatieven inzake integraal water(lopen)beheer plannen ?

Antwoord

1. De modelleringsstudies van waterlopen die in opdracht van de afdeling Water van A m i n a l worden uitgevoerd, beogen in de eerste plaats inzicht te verwerven in het afvoergedrag van onbevaarbare waterlopen en hun valleien. E r wordt onderzocht waar en in welke omstandig-heden er zich overstromingen voordoen, of er bij die overstromingen schade aan woningen of infrastructuur ontstaat en welke de mogelijkhe-den zijn om water te bufferen teneinde op een zo natuurlijk mogelijke wijze knelpunten op te l o s s e n . In veel gevallen komt dat neer op het herstellen van verloren gegane ruimte voor water.

Vanuit die basisvisie ga ik ervan uit dat inder-daad wordt gezocht naar de meest duurzame, ecologische scenario's. Op de plaatsen waar de natuurlijke ruimte voor waterbuffering niet meer aanwezig is, moet gezocht worden naar andere locaties.

In het geval van de Begijnenbeek werd de Speelhofwijk in Diest gebouwd in het natuurlijk overstromingsgebied van de Begijnenbeek. O m naderhand die wijk te vrijwaren, werden reeds in de tweede helft van de jaren '80 omvangrijke werken uitgevoerd. Zo wordt met een verdeel-werk het teveel aan water van de Begijnenbeek via de Leugenbeek afgevoerd naar het We b b e-k o m s b r o e e-k . De afleiding heeft jarenlang de Speelhofwijk beschermd tegen wateroverlast. Alleen tegen zeer uitzonderlijke gebeurtenissen zoals die van september 1998 waren geen maat-regelen opgewassen. De modelleringsstudie heeft uitgewezen dat een beschermingsniveau van eenmaal om de 50 jaar wordt gehaald in de huidige toestand, maar dat met stormen die slechts eenmaal om de 100 jaar voorkomen er zich nog problemen voordoen in de Speelhof-w i j k . De storm van september 1998 zou een nog extremer evenement geweest zijn.

(2)

om relatief beperkte volumes, zodat zeker geen zware ingrepen nodig zullen zijn.

Voor de keuze van de locaties en van de wijze waarop het water bovenstrooms vertraagd kan worden afgevoerd, blijven alle opties openstaan. Ik wijs er immers op dat het doorrekenen van bepaalde scenario's verre van gekoppeld zou zijn aan een formele beslissing over de realisatie ervan op het terrein.

Om de keuze van de meest duurzame en ecolo-gische scenario's te bevorderen wordt de studie begeleid door een lokaal wateroverleg, w a a r i n ook vertegenwoordigers van de afdeling Natuur van Aminal en van milieuverenigingen zitting h e b b e n . Enkel door een constructieve samen-werking en een open dialoog vanwege alle be-trokkenen kan men komen tot geïntegreerde oplossingen.

2. Voor het antwoord op vraag 2 herhaal ik mijn antwoord op dezelfde vraag die in de parlemen-taire vraag nr. 230 van 6 juli 2001 werd gesteld (Bulletin van Vragen en A n t w o o rden Nr. 3 van 6 n ovember 2001, b l z . 504 – red.). De vergunning-plicht voor het bouwen van vaste constructies, waartoe overwelvingen van waterlopen beho-r e n , is van kbeho-racht op basis van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruim-telijke ordening en de stedenbouw, g e w i j z i g d door de wet van 22 december 1970. Vóór de werkingtreding van deze regelgeving was er in-derdaad geen bouwvergunning vereist.

Nochtans is er sedert de wet van 7 mei 1877 op de politie der onbevaarbare en onvlotbare wa-t e r l o p e n , onderwa-tussen vervangen door de wewa-t van 28 december 1967, de plicht voor eenieder die werken van wijziging uitvoert aan onbevaar-bare waterlopen om voorafgaandelijk een machtiging te verkrijgen van de bevoegde in-stantie (in dit geval de provincie). Veel hangt er dus van af of de provincie indertijd al dan niet machtiging heeft verleend voor de betrokken overwelvingen of de constructie al dan niet werd beschouwd als zijnde wederrechtelijk en schadelijk of gevaarlijk overeenkomstig de arti-kelen 4 tot 6 van het KB van 5 augustus 1970 houdend algemeen politiereglement van de on-bevaarbare waterlopen ( K B : koninklijk besluit – red.).

3. Titel 1 van het decreet "integraal waterbeleid", dat momenteel op politiek niveau besproken w o r d t , bepaalt de doelstelling, b e g i n s e l e n , o r g a-nisatie en planning van het integraal

waterbe-leid en voorziet niet in een specifieke aanpak van de problematiek van overwelfde en inge-buisde waterlopen.

Dergelijke materie zal in de toekomst nog gere-geld moeten worden op basis van een volgende titel inzake het beheer van de onbevaarbare wa-t e r l o p e n . In wa-tiwa-tel 1 zijn nochwa-tans bij de doelswa-tel- doelstel-lingen van het integraal waterbeleid voldoende elementen opgenomen die aangeven dat het in-buizen of overwelven van grachten of beken niet meer strookt met de huidige visies en dat het herstel van oppervlaktewateren wordt nage-streefd.

4. In de samenwerkingsovereenkomst 2002 – 2004 tussen het Vlaams Gewest en de gemeenten en provincies wordt binnen de cluster "water" in een subsidie voorzien voor lokale overheden die initiatieven nemen voor de opmaak van duurzame lokale waterplannen (=bovenge-meentelijke integrale waterplannen).

ln een eerste ambitieniveau wordt subsidie ver-leend indien de gemeenten initiatieven nemen om tot dergelijke bovengemeentelijke integrale plannen te komen. Dit wordt de start- en oriën-tatiefase voor de opmaak van duurzame lokale waterplannen genoemd.

In een tweede ambitieniveau wordt bijkomend subsidie verleend voor het opmaken van een duurzaam lokaal plan en het uitvoeren van prio-ritaire projecten uit het plan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Loonkostensubsidies gehandicapten – CAO 26 (1) Via CAO 26 kunnen personen met een handicap tewerkgesteld worden onder gewone arbeidsvoor- waarden en voorziet een

Natuurlijk kan er nog rendementsverlies zijn of nood aan extra begelei- ding (eigenlijk is dit ook begrepen onder rende- mentsverlies) – en ook dit zijn verantwoordings- gronden

Naast dit algemene uitgangspunt moeten nog twee aandachtspunten aangestipt worden. Er is vooreerst de klemtoon die gelegd wordt op me- thodiek- en productontwikkeling, waarbij

met het gemeentebestuur de randvoorwaarden voor de herinrichting van de dorpskern – reke- ning houdende met de erfdienstbaarheden voort- vloeiende uit de bescherming –

Ook werd de aantrekkelijkheid van de functie van maatschappelijk werker mijns inziens verbeterd door het sectoraal akkoord 2002 voor het perso- neel van de lokale sector, waarbij

De Goede Haard Heverlee St.-Antoniuswijk Rotselaar Nieuwbouw 25 De Goede Haard Heverlee Heverlee, Matadi Leuven Vervangingsbouw 4 Projecten waarvoor op basis van voorontwerp

wijking ten gunste van een dakloze (toepassing van artikel 7, § 5 van het BVR van 20.10.2000 tot reglementering van het sociaal huurstelsel – aanvraag tot afwijking via

Tot op heden heeft het VLAM nog geen initiatie- ven genomen voor de promotie van honing (VLAM : Vlaams Promotiecentrum voor Agro- en Visserijmarketing – red.).. VLAM is een