Vraag nr. 24
van 24 oktober 2002
van de heer ELOI GLORIEUX Windenergieprojecten – Vergunningen
Mede aangezet door de opgelegde beleidsdoelstel-ling om tegen 2004 minstens 3 % van onze stroom-voorziening door middel van hernieuwbare ener-giebronnen op te wekken, is er steeds meer interes-se voor de oprichting van windturbines. Het Wi n d-plan Vlaanderen en een ministeriële omzendbrief geven ook een globaal kader aan waarbinnen deze oprichting kan gebeuren.
Toch zijn er steeds meer klachten over de rigide af-handeling van de aanvragen.
Vandaar volgende vragen aan beide ministers. 1. Hoeveel aanvragen voor de bouw van
wind-energieprojecten werden er sedert het jaar 2000 ingediend (opgedeeld per gemeente en met de vermelding van het aantal turbines, het vermo-gen en de aanvrager/promotor van het project)? 2. Wat is de status van die vergunningsaanvragen:
welke projecten werden vergund, welke werden afgewezen en waarom, welke vergunningsaan-vragen zijn er nog in behandeling?
3. Waarom verloopt de afhandeling van de ver-gunningsaanvragen zo traag ?
N.B. Deze vraag werd gesteld aan minister v i c e-president Stevaert (vraag nr. 31) en mi-nister Van Mechelen (nr. 24).
Gecoördineerd antwoord
Wat windenergieprojecten in het algemeen betreft, kan ik de Vlaamse volksvertegenwoordiger in eer-ste instantie verwijzen naar de antwoorden op een aantal recente vragen van zijn collega's, n a m e l i j k n r. 1 2 1 van 3 mei 2002 van de heer Jan Verfaillie en n r. 129 van 24 mei 2002 van de heer Julien Demeu-lenaere ( r e s p. Bulletin van Vragen en A n t w o o rd e n n r. 17 van 20 september 2002, b l z . 2040 ; en BVA nr. 1 van 4 oktober 2002, blz. 214 – red.).
Het is correct dat de verwezenlijking van wind-energieprojecten niet verloopt zoals menigeen bij de totstandkoming van de omzendbrief EME/2000.01 eigenlijk had verhoopt. Het is even correct dat in veel gevallen projecten stuiten op be-zwaren vanuit oogpunt ruimtelijke ordening. Wi n d-turbines hebben inderdaad op de ruimte een
der-mate grote impact dat geschikte locaties ervoor vinden geenszins evident is. Vandaar ook dat de omzendbrief als uitgangspunt stelt dat mogelijke locaties voor grootschalige projecten zoveel moge-lijk planmatig moeten worden onderzocht, t e r w i j l locaties voor één of enkele turbines vooral binnen i n d u s t r i e g e b i e d e n , gebieden voor gemeenschaps-voorzieningen of bij grote, ruimtebepalende inrich-tingen dienen te worden gezocht.
Liever dan her en der verspreide installaties zon-der structuur toe te staan, wordt vanuit ruimtelijk ordeningsoogpunt vooral gepleit voor geconcen-t r e e r d e, planmageconcen-tig onderzochgeconcen-te insgeconcen-tallageconcen-ties op loca-ties die ook vanuit het Windplan Vlaanderen als gunstig worden aangeduid.
Om terug te komen op de vragen van de V l a a m s e volksvertegenwoordiger.
1 en 2. Tientallen aanvragen voor de bouw van in totaal meer dan 250 turbines werden ingediend. Een aantal ervan is reeds geweigerd, andere zijn nog in behandeling. Een zestigtal turbines, v e r-spreid over een twintigtal aanvragen, is reeds vergund en opgericht op het Vlaamse grondge-b i e d , het merendeel in We s t - V l a a n d e r e n , d e meest windgunstige provincie. Dat zestigtal tur-bines vertegenwoordigt, volgens gegevens ver-strekt door ODE-Vlaanderen, een capaciteit van meer dan 25 MW (MW: megawatt – red.). Gedetailleerde gegevens, zoals locatie, v e r m o-gen en aanvrager/promotor van de projecten, worden bijgehouden door de Organisatie voor Duurzame Energie Vlaanderen (ODE-Vlaan-deren) en de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie van de administratie Economie. Te r-zake dient evenwel te worden opgemerkt dat gedetailleerde gegevens inzake projecten de-welke nog niet operationeel zijn niet beschik-baar zijn.
Uit de inleiding moge duidelijk zijn dat zeker niet alle aanvragen vergunbaar zijn omdat veel voorgestelde locaties uit ruimtelijk oogpunt niet verantwoord zijn.
de agrarische bestemming in een zone voor windturbines voorzien.
Het is vooral bij aanvragen in dergelijke gebie-den dat de afhandelingsprocedure geruime tijd vergt omdat moet worden gewacht totdat het ruimtelijk uitvoeringsplan is gefinaliseerd. A n-derzijds zijn een pak niet-courante adviezen, zoals m.b. t . de impact op vogels, v l i e g t u i g e n , l a n d s c h a p s i n p a s s i n g, mogelijke geluidsoverlast, enzovoort nodig. In veel gevallen wordt de aan-vraag voor advies voorgelegd aan de Interde-partementale Windwerkgroep.