Vraag nr. 211 van 17 mei 2001
van de heer FRANCIS VERMEIREN Windenergie – Subsidiëring
Naar verluidt denken sommige gemeentebesturen aan initiatieven die beogen op hun grondgebied het gebruik van windenergie te stimuleren.
1. Is de minister vice-president op de hoogte van bepaalde concrete voorstellen in dit verband ? 2. Hoever staat de Vlaamse regering met
betrek-king tot het vastleggen van de criteria voor de vergunning van windparken, in de regeringsver-klaring van juli 1999 aangekondigd tegen 2001 ? 3. Kunnen individuele gemeentelijke initiatieven
daarbij op begrip rekenen en eventueel worden aangemoedigd ?
Antwoord
1. Een aantal gemeenten in Vlaanderen is actief in de weer om windenergie op hun grondgebied te stimuleren. Gemeenten als Eeklo en Lommel zijn hiervan sprekende voorbeelden.
In het kader van de "interdepartementale wind-werkgroep" wordt, op basis van gegevens aan-geleverd door de administratie Ruimtelijke Or-d e n i n g, geregelOr-d een overzicht van lopenOr-de of geplande windenergieprojecten opgemaakt. Mijn administratie beschikt echter niet over de concrete aanvraagdossiers, noch over de meest recente stand van zaken. Voor een gedetailleerd overzicht van de aanvragen van alle bouwver-gunningen dien ik dan ook te verwijzen naar mijn collega bevoegd voor Ruimtelijke Orde-ning.
2. Met betrekking tot de vergunningscriteria voor windparken verwijs ik naar de omzendbrief EME/2000.01 "Afwegingskader en randvoor-waarden voor de inplanting van windturbines", van 17 juli 2000.
Voor grootschalige windturbineparken (meer dan 10 MW) is momenteel reeds duidelijk dat deze slechts in een beperkt aantal gewestplan-bestemmingen (zoals industriegebied) kunnen worden vergund, op voorwaarde dat zij de reali-satie van de bestemming niet hypothekeren (MW : megawatt – red.). Voor
windturbinepar-kinitiatieven in gebieden met een andere be-stemming is evenwel een bebe-stemmingswijziging n o o d z a k e l i j k . Hiervoor zullen, naargelang de schaal van het windmolenpark, gewestelijke dan wel provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen moeten worden opgemaakt.
Logischerwijze dienen deze windturbineparken bij voorkeur te worden aangelegd op plaatsen waar de potenties het grootst zijn. Vooral de ge-meenten in de kuststreek en de gege-meenten in het noorden van de provincies Oost- e n We s t-Vlaanderen lijken voorbeelden terzake. Daarnaast zijn er gemeenten die op basis van het Windplan Vlaanderen niet als zeer windrijk kunnen worden beschouwd, maar waar er op-portunitelten voorkomen om grootschalige windparken (meer dan 10 MW) te ontwikkelen. Voorbeelden zijn markante reliëfverschillen of open, winderige vlakten.
3. Recentelijk werd het Windplan Vlaanderen in de vorm van twee cd-rom's aan alle Vlaamse ge-meenten en provincies bezorgd.
De eerste cd-rom omvat de handleiding en een overzichtskaart bij de ruimtelijke kaarten van het Wi n d p l a n , evenals de bijbehorende legende en de kaart met luchtverkeersgebieden. Met be-hulp van deze kaarten kan worden nagegaan of een bepaalde locatie geschikt, onder voorbe-houd geschikt, of niet geschikt is voor de bouw van windturbines volgens de huidige bestem-mingsgebieden van het gewestplan.
De tweede cd-rom omvat de handleiding bij de technische kaarten, de kaarten met de windsnel-heid (op 50 m en 75 m) en de kaarten met de specifieke windenergie (op 50 m en 75 m). Daarnaast wordt per provincie en per (geschikt-heids)klasse een overlay gemaakt van de tech-nische en de ruimtelijke kaarten. Deze overlay geeft per provincie een overzicht van de zowel ruimtelijk als windtechnisch meest geschikte lo-caties.