• No results found

Ruimtelijke onderbouwing Herinrichting KSV De Betuwe te Ommeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ruimtelijke onderbouwing Herinrichting KSV De Betuwe te Ommeren"

Copied!
316
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruimtelijke onderbouwing

Herinrichting KSV De Betuwe te Ommeren

Gemeente Buren

Definitief

(2)

Ruimtelijke onderbouwing

Herinrichting KSV De Betuwe te Ommeren

Gemeente Buren Definitief

Rapportnummer: P01880_3

Datum: Oktober 2020

Opdrachtgever: J.C. van Kessel

Projectteam BRO: CV, TS

Concept: Juli 2019

September 2019

Definitief: Januari 2020 / juni 2020 / oktober 2020

Bron foto kaft: BRO

BRO

Hoofdvestiging Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 E info@bro.nl

(3)

SEPARATE BIJLAGEN

(4)

Bijlage 1: Waterparagraaf

(5)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren

Opdrachtgever BRO

Bosscheweg 107 5282 WV BOXTEL Projectnummer

Aeres Milieu projectnummer AM19200

Status rapport Concept 2

Autorisatie

Opsteller rapport: paraaf datum Dhr. M. Vrolix, bc. 8 januari 2020 Contactgegevens

Aeres Milieu B.V.

Noordhoven 4

6042 NW ROERMOND (t) 0475 – 320 000

(6)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING 3

2. WATERHUISHOUDKUNDIG SYSTEEM 6

2.1 Inleiding ... 6

2.2 Watersystemen ... 7

Grondwater ... 7

Oppervlaktewater ... 7

Hemel- en afvalwater ... 9

3. AFWEGINGEN REALISATIE 10

4. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN 11

Bijlagen:

1 Topografische overzichtskaart 2 Plantekening toekomstige situatie 3 Geraadpleegde literatuur

(7)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

1. INLEIDING

In opdracht van BRO heeft Aeres Milieu een beknopte waterparagraaf opgesteld voor de voorgenomen uitbreiding van het bestaand complex van Kleiduivenschietvereniging De Betuwe. Deze bevindt zich zuidelijk aan de Ommerenwal 2 te Ommeren (gemeente Buren).

Algemeen

Kadastrale registratie : Ommeren, sectie D, nrs. 47, 48 en 50 (ged.) Coördinaten (RD stelsel) : X = 160.185 / Y = 439.175

Oppervlakte uitbreidingsgebied : circa 9.450 m2

Peil maaiveld : circa 4-4,5 meter + NAP

Peil grondwater : circa 3,5 meter + NAP

Waterschap : Rivierenland

De onderzoekslocatie ligt in het buitengebied westelijk van Ommeren. Het plangebied betreft een gedeelte van het ca. 18 hectare grootte terrein van kleiduivenschietvereniging (KSV) De Betuwe. Noordelijk nabij de Ommerenwal is het clubgebouw met een halfverhard parkeerterrein aanwezig. Centraal bevinden zich 10 schietbanen. Zuidelijk bevinden zich een verlaging met bomen en groen.

Het plangebied is (zuid)westelijk begrensd door groen/bos, noordelijk door de Ommerenwal, noordoostelijk door grasland en een achtergelegen waterberging en zuidelijk door een brede watergang. Op onderstaande afbeeldingen is de onderzoekslocatie weergegeven. Zie bijlage 1 voor het topografisch overzicht.

Afbeelding 1: Ondergrond en luchtfoto met globale begrenzing onderzoekslocatie [Bron: PDOK-viewer]

Aanleiding

De aanleiding voor het opstellen van deze waterparagraaf is de voorgenomen uitbreiding van het plangebied en de verplichting vanuit het beleid om hydrologisch neutraal te ontwikkelen.

Afbeelding 2 geeft het planvoornemen weer (zie ook bijlage 2). De voorgenomen uitbreiding betreft een nieuwe schietbaan met grondwal, geluidscherm en vijver, het uitbreiden van de terreinverhardingen en een nieuwe opslagloods.

Doel

Het doel van deze rapportage is een beschrijving te geven van de manier waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van de voorgenomen herinrichting van het plangebied voor de waterhuishouding. Binnen het plangebied is de afkoppeling/niet aankoppeling van het hemelwater en afhankelijk van de planontwikkeling tevens watercompensatie gewenst geacht.

(8)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

Afbeelding 2: planvoornemen KSV Ommerenwal d.d. 06-01-2020 (bron: opdrachtgever) Onderzoek

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Aeres Milieu B.V. heeft geen binding met de opdrachtgever en/of de onderzoekslocatie anders dan als onafhankelijk onderzoeksbureau. De adviezen in dit rapport voldoen aan vigerende wet- en regelgeving van lokaal tot en met Europees niveau. Zie hiervoor ook bijlage 3.

Het waterbeleid in Nederland wordt van Europees niveau vertaald via rijks-, provinciaal en waterschaps- beleid, naar gemeentelijk beleid om samen de waterproblematiek in Nederland aan te pakken. Dit resulteert in de verplichting een watertoets uit te laten voeren. De voorschriften zijn vastgelegd in onder andere de Europese Kaderrichtlijn Water en zijn verder geïmplementeerd in het Rijksbeleid om te komen tot een duurzaam waterbeheer.

Sinds 1 november 2003 is het wettelijk verplicht, in het kader van het Besluit Ruimtelijke Ordening, een watertoets te verrichten. In de toelichting bij ruimtelijke besluiten en plannen, waarop bovengenoemd besluit van toepassing is, is het noodzakelijk een beschrijving te geven van de manier waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.

Het kabinet heeft het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. Het NWP bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid voor de komende 6 jaar met een vooruitblik richting 2050. Onderdeel van het Nationaal Waterplan zijn:

• de Deltabeslissingen (waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie),

• de Beleidsnota Noordzee

• de verankering van afspraken die betrekking hebben op water vanuit het Energieakkoord

• de Natuurvisie

• de Internationale Waterambitie

• de geactualiseerde plannen en maatregelenprogramma’s om te voldoen aan de Europese eisen voor waterkwaliteit, overstromingsrisico's en het mariene milieu

In de Gelderse Omgevingsvisie staat hoe de provincie wil zorgen voor voldoende schoon water én droge voeten. Evenals in de eerste planperiode is het omgevingsbeleid van de provincie het uitgangspunt. Dit betekent dat doelen en maatregelen voor de tweede planperiode (2016-2021) zijn afgestemd op de huidige functies als wonen, landbouw, en natuur. In zeer beperkte mate en onder strikte voorwaarden voorgeschreven door de KRW is actualisatie van de doelen mogelijk. Dit heeft geleid tot een enkele aanpassing van de doelen en in de begrenzingen van de oppervlaktewaterlichamen. De belangrijkste

(9)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

Op 27 november heeft het bestuur van Waterschap Rivierenland het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld, met als titel Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid. Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021: Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en waterketen.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen.

Voor het uitvoeren van werkzaamheden in het watersysteem kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

In aansluiting op het landelijk beleid hanteert het Waterschap Rivierenland het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht behoort te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Voor Rivierenland wordt voornamelijk ingezet op “vasthouden – bergen – afvoeren” van water. De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen op een evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Middels de online watertoets heeft een eerste inventarisatie plaatsgevonden. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 3. Voor de voorgenomen planontwikkeling is door de grootte en ligging de normale procedure van toepassing (dossiercode 20190702-9-20906).

De waterbeheerders werken integraal samen met gemeenten, die het beheer over de ruimtelijke ordening en van de openbare ruimte hebben. In 2008 heeft de gemeente Buren samen met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Buren 2008-2017 opgesteld.

Doel van het waterplan is het ontwikkelen en vastleggen van een overkoepelend waterbeleid voor een gezond en veerkrachtig watersysteem in Buren waarmee:

- wateraspecten in bestaand beleid en plannen in samenhang worden gebracht;

- geanticipeerd wordt op toekomstige ontwikkelingen zoals verwoord in nationale en Europese beleidsstandpunten (NBW en KRW);

- voor water heldere richtlijnen beschikbaar komen die voor in het gemeentelijk RO-instrumentarium.

Het waterbeleid is uitgewerkt in een uitvoeringprogramma met concrete afspraken over ambities, maatregelen, kosten(verdeling) en doorwerking in de ruimtelijke ordening. Het uitvoeringsprogramma speelt in op kansen, knelpunten en ontwikkelingen. Het waterplan dient als praktische leidraad bij de uitvoering van water- en ruimtelijke projecten in samenwerking met het waterschap. Centraal in het waterbeleid is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De waterhuishouding legt daarmee een ruimteclaim vast.

Het infiltreren van hemelwater in de gemeente Buren is doorgaans niet mogelijk. Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient hier rekening mee gehouden te worden. Planontwikkelingen dienen ‘waterneutraal’ plaats te vinden. Ingrepen mogen in principe geen veranderingen aan het watersysteem teweeg brengen.

De waterhuishoudkundige situatie van het plangebied is kort onderzocht in het kader van de watertoets. In het bureau onderzoek is aandacht besteed aan de huidige bodemkundige- en (geo)hydrologische situatie, de gehanteerde uitgangspunten en randvoorwaarden en de gevolgen voor de voorgenomen herontwikkeling al dan niet middels een compenserende voorziening.

Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het waterhuishoudkundige stelsel kort beschreven. In hoofdstuk 3 zijn de afwegingen en een mogelijke uitwerking/invulling voor het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 tenslotte worden nog enige aandachtspunten opgesomd.

(10)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

2. WATERHUISHOUDKUNDIG SYSTEEM

2.1 Inleiding

Bij herontwikkeling van een groter perceel (>1.500 m2) is overleg met het bevoegd gezag noodzakelijk en bij toename aan verharding dient hiervoor waterretentie ingepast te worden. Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden ter plaatse, is de bestaande situatie kort in beeld gebracht.

Bij planontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de optredende grondwaterstanden en hiermee samenhangend de drooglegging en hoogteligging van het perceel. Grondwateroverlast kan bij nieuwbouw indien noodzakelijk geacht eenvoudig vermeden worden door lokale ophoging van het terrein.

In het buitengebied in het rivierengebied is normaal sprake van een relatief vlak terrein met diverse watergangen ter ontwatering van de (voornamelijk agrarisch in gebruik zijnde) percelen. Het plangebied ligt deels opvallend hoger als de omgeving (zie afbeelding 3). De Ommerenwal ligt op ca. 4,4 meter +NAP. Het plangebied ligt gemiddeld op ca. 4,1-4,5 meter +NAP. Hierop zijn ophogingen tot 12 en 14 meter +NAP aanwezig. Het clubhuis ligt op ca. 5,2 meter + NAP en het noordoostelijk hiervan gelegen parkeerterrein ligt op ca. 4,3-4,4 meter +NAP. De slootbodems door/nabij het plangebied liggen op ca. 3,3 meter +NAP. Op onderstaande afbeelding zijn de genoemde hoogteverschillen, bomen en watergangen visueel zichtbaar.

Afbeelding 3: Hoogtekaart van het plangebied en omgeving met afbakening plangebied [Bron: Hoogtekaart Nederland]

(11)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

2.2 Watersystemen

De (water)systemen zoals die in het plangebied en omgeving voorkomen, worden onderverdeeld in grondwater, oppervlaktewater, hemel- en afvalwater.

Grondwater

De optredende grondwaterstanden zijn afhankelijk van de lokale bodemopbouw en ontwatering. Hiervoor is gebruik gemaakt van gekende data uit onder andere het Dinoloket, Bodemdata Nederland, waterschap Rivierenland en provincie Gelderland. Het plangebied maakt onderdeel uit van het rivierengebied.

Door het meanderen van rivieren in het verleden zijn daarbij diverse lagen zand en klei afgezet.

Verschillende Rijntakken hebben zich tijdens deze periode diverse keren in loop verlegd. Hierdoor bevinden zich meerdere oude stroomgordels in (de ondergrond van) het rivierengebied. De rivierafzettingen van meanderende rivieren kunnen worden onderverdeeld in stroomgordelafzettingen, bestaande uit beddingafzettingen en oeverafzettingen (zand en zandige klei) en komafzettingen (zwak siltige klei).

Ter plaatse zijn komafzettingen te verwachten (zware klei met veenlagen op zand). Uit de gegevens van Bodemdata is ter plaatse een kalkloze poldervaaggrond te verwachten.

Het plangebied betreft een voormalig gemeentelijke stortplaats (1960-1970) in de gemeente Ommeren. Dit verklaart de deels hogere ligging van het plangebied. De natuurlijke toplaag bestaat tot ca. 5 m-mv. uit het holoceen pakket. Dit is een complexe eenheid, bestaande uit een afwisseling van zandige klei en veen (deels Formatie Echteld en Nieuwkoop). Hieronder ligt het grovere (grindhoudende) zand behorend tot de Formatie van Kreftenheye. Volgens de Zandbanenkaart van de provincie Gelderland ligt het pleistoceen zand ter plaatse op een diepte van 5-6 meter beneden maaiveld. Volgens gegevens van de provincie Gelderland is ter plaatse een lichte kwel te verwachten van 0 tot 0,4 mm/dag.

Om ervoor te zorgen dat er niet teveel en niet te weinig water in de sloten staat, regelen honderden stuwen en gemalen van Waterschap Rivierenland het water in de sloot. Dit heeft een rechtstreekse invloed op de optredende grondwaterstanden binnen een perceel. Omdat ieder gebied zo zijn eigen wensen en eisen heeft, gelden er verschillende peilbesluiten. Het rivierengebied is opgedeeld in duizenden peilgebieden die geclusterd zijn in peilbesluitgebieden.

Het plangebied valt onder peilbesluit Neder-Betuwe en ligt in peilgebied NDB057 met een winterpeil op 3,35 en zomerpeil op 3,55 meter +NAP. Noordelijk nabij het plangebied is een schotbalkstuw aanwezig welke afvoert in noordwestelijke richting (zie ook § oppervlaktewater).

Gemiddeld is het grondwater binnen 1 m-mv te verwachten (ca. 3,5 m +NAP). Volgens bodemdata Nederland en de provincie Gelderland is de GHG op 35 cm-mv te verwachten en de GLG op 100 cm-mv (grondwatertrap IIIa). Doorgaans wordt gestreefd naar een drooglegging (verschil maaiveldpeil t.o.v.

oppervlaktewaterpeil) van 0,7 m-mv. Voor nieuwbouwpanden wordt een minimale drooglegging van 1,3 meter boven het zomerpeil geadviseerd. Voor een nieuwbouw ter plaatse wordt derhalve een bouwpeil hoger dan 4,85 meter +NAP geadviseerd.

De onderzoekslocatie bevindt zich zover bekend niet binnen een attentie- of beschermingsgebied behorend tot een waterwingebied of een karakteristiek grondwaterafhankelijk ecologisch systeem, zodat geen beschermende maatregelen noodzakelijk zijn. Bij de voorgenomen uitbreiding is rekening houdend met de diverse bouwvoorschriften geen nadelige beïnvloeding van het watersysteem te verwachten.

Oppervlaktewater

Het plangebied ligt binnen het SED-oppervlaktewaterstelsel slotenstelsel Ommerensche Veld. Het oppervlaktewater heeft ter plaatse een hoge ecologische waarden of potentieel. SED-water staat voor water met een specifiek ecologische doelstelling. Nabij het plangebied wordt gestreefd naar een natte landnatuur.

Voor HEN- en SED-wateren geld een stand-stillbeginsel ten behoeve de gewenste natuurkwaliteit die men in de omgeving wil realiseren. Dit wil zeggen dat de huidige situatie niet mag verslechteren. Dit heeft

(12)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

Ter plaatse en in de directe omgeving zijn vele sloten aanwezig (zie afbeelding 4). Het oppervlaktewater stroomt globaal in noordwestelijke richting. Ter hoogte van de Ommerenwal en nabij de oostelijk aanwezige waterberging is een A-watergang (nr. 100100) aanwezig. Noordelijk van het plangebied is een schotbalkstuw en duiker onder de Ommerenwal aanwezig. Ter hoogte van het clubhuis (noordelijk langs / door het plangebied) is een C-watergang (nr. 102524) aanwezig. Noordwestelijk van het plangebied is een B-watergang met vaste dam (nr. 047172) aanwezig.

Afbeelding 4: Leggerkaart met aanduiding plangebied [Bron: Waterschap Rivierenland]

(13)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

Het plangebied ligt niet binnen een kern- en beschermingszone behorende bij een waterkering.

Bij het planvoornemen wordt geen water gedempt. Voor werken en werkzaamheden in, op en in de buurt van wateren, waterkeringen en wegen die in beheer van Waterschap Rivierenland zijn, heeft het waterschap regels opgesteld. Deze regels zijn in de verbodsverordening van het waterschap, de Keur Waterschap Rivierenland 2014 uitgewerkt. De keur geeft het waterschap de grondslag voor het stellen van eisen aan werken en werkzaamheden in, op en in de buurt van wateren, waterkeringen en wegen.

Voor dit soort werken en werkzaamheden is een vergunning van het waterschap nodig. Voor een groot aantal veel voorkomende werken en werkzaamheden is een schriftelijke melding voldoende. Het waterschap heeft hiervoor zogenoemde algemene regels opgesteld. Via het omgevingsloket kunnen de benodigde vergunningen aangevraagd worden. Afhankelijk van de gewenste plannen wordt een vooroverleg met het waterschap geadviseerd.

Hemel- en afvalwater

De bestaande bebouwing (clubhuis) is aangesloten op het persrioolstelsel. Neerslag wordt deels opgevangen in de bodem en stroomt af naar het omliggende oppervlaktewater. Zover bekend is ter plaatse en in de omgeving geen knelpunten aanwezig zijn in het bestaande (grond)waterstelsel.

Bij het planvoornemen is geen toename aan afvalwater te verwachten (uitbreiding met opslagloods en schietbaan). Het aspect afvalwater vormt derhalve geen belemmering.

Het hemelwater van de bijkomende verharding kan aangesloten worden op het omliggend oppervlaktewater. Het streven naar ecologisch gezond water is gericht op het voorkomen van emissies. Dit betekent onder meer dat het materiaalgebruik dient te voldoen aan de eisen van het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen (zie ook hoofdstuk 4). Hiermee dient rekening gehouden te worden bij de voorgenomen ontwikkeling.

Het hemelwater van de gewenste nieuwbouw wordt schoon beschouwd en kan naar omliggend oppervlaktewater afstromen. Hemelwater van terreinverhardingen stroomt bij voorkeur langs een zuiverende voorziening (bijvoorbeeld bermpassage) alvorens af te stromen naar het oppervlaktewater.

De compensatie van bergingsverlies bij nieuwe verhardingen wordt bij voorkeur gerealiseerd door bijkomend oppervlaktewater. De benodigde ruimte voor waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging in de watergangen. Voor plannen met een toename aan verharding kan de vuistregel van 436 m³ per hectare verharding worden gebruikt bij bui T=10+10% en 664 m³ bij bui T=100+10%, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn. De maximaal toelaatbare peilstijging voor het oppervlaktewater bij een bui T=10+10% bedraagt ter plaatse 0,30 meter boven het zomerpeil. Bij een bui T=100+10% mag geen inundatie optreden. Bij de berekening van de inhoud van een eventuele voorziening mag geen rekening worden gehouden met de infiltratie- en de afvoercapaciteit uit de voorziening.

Tenslotte dient voorkomen te worden dat binnen het plangebied en in de omgeving wateroverlast ontstaat door de toename aan verhard oppervlak. Een (bovengrondse) overloopconstructie zorgt ervoor dat het water op gecontroleerde wijze wegstroomt naar een plek waar het geen overlast kan veroorzaken. Een nadere afweging in functie van de gewenste wijzigingen voor het plangebied is opgenomen in hoofdstuk 3.

(14)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

3. AFWEGINGEN REALISATIE

De bestaande schietclub is ca. 5 hectare groot. Zoals aangegeven op afbeelding 2 wordt noordelijk een opslagloods gebouwd in plaats van de bestaande containers. Deze containers worden zuidelijk hergebruikt als overkapping bij de nieuwe schietbaan. Voor de nieuwe loods zal de bestaande C-watergang ter plaatse gedempt worden. Verder wordt de bestaande verhardingslaag van het parkeerterrein voorzien van een nieuwe verharding. Zuidwestelijk wordt de bestaande verharding uitgebreid en een nieuwe schietbaan ingericht. Hierbij wordt zuidelijk een grondwal en geluidscherm aangelegd. Tenslotte wordt zuidelijk ter compensatie van de demping en de bijkomende verharding een vijver aangelegd. Een duidelijke concepttekening is opgenomen in bijlage 2.

In onderstaande tabel zijn de huidige en toekomstige verharde oppervlakken binnen het plangebied samengevat. Hierbij zijn de bestaande on- of halfverharde paden ter plaatse van de bestaande schietbanen en zuidelijk van de grondwallen buiten beschouwing gelaten. De aangetrilde/compacte half-, asfalt- of klinkerverharding is ondanks de afstroomverliezen als volledig verhard terrein beschouwd.

Bruto (verharde) oppervlakten Huidige situatie [m2] Toekomstige situatie [m2]

Dak oppervlakte, circa 2.040 2.640

Overig verhard oppervlak (wegen,

parkeren), circa 8.790 10.320

Totaal verhard oppervlak 10.830 12.960 (+2.130)

Tabel 3.1: Toe - afname verhard oppervlak plangebied

Door de planontwikkeling neemt het verhard oppervlak naar verwachting met ca. 2.130 m2 toe. Dit is voornamelijk door de ruim ingeschatte bijkomende overige verharding. Een aanvullende mogelijkheid ter vermindering van de afvoerende hoeveelheid water is de vermindering van de hoeveelheid verhard oppervlak of bijvoorbeeld de aanleg van groene parkeerplaatsen of grind. Opgemerkt wordt dat deze gegevens geschat zijn op basis van een planontwerp. Bij de nadere uitwerking dient eventuele compensatie op de definitieve verhardingstoename aangepast te worden.

Voor de nieuwbouw wordt een bouwpeil van minimaal 4,55 m +NAP of 20 cm boven het bestaand maaiveld geadviseerd om instroom en grondwateroverlast te vermijden. Tevens dient de buitenverharding zo aangelegd te worden dat deze naar laagtes of het oppervlaktewater afvoert. Bij de bouw van een opslagloods en de bijkomende verharding wordt geen aanvullende afvalwater geproduceerd. De afstromende neerslag van de nieuwbouw en erfverharding zal niet tot nauwelijks vervuild zijn. Deze neerslag kan rechtstreeks afstromen naar een RWA-stelsel en/of het oppervlaktewater.

Het grondwater binnen het plangebied vormt geen belemmering. Bij de loods wordt geen kruipruimte aangelegd. Wel wordt de C-watergang ter plaatse van de loods gedempt. Het is vooralsnog niet bekend of hieronder een duiker aangelegd wordt. Het dakwater van de nieuwe loods wordt middels de bestaande duiker naar de noordelijke A-watergang afgevoerd.

Het hemelwater wordt in het landelijk gebied bij voorkeur gecompenseerd door bijkomend open water. Voor een bui van T=10+10% bedraagt de benodigde waterretentie ca. 92,8 m3 of ca. 310 m2 bijkomend oppervlaktewater. Voor een overige voorziening en vanuit het stand-stillbeginsel dient ter plaatse een bui van T=100+10% verwerkt te worden. Dit is dan ca. 141 m3 of 470 m2 oppervlaktewater. Voorts dient de demping van de C-watergang van ca. 180 m2 binnen hetzelfde peilgebied gecompenseerd te worden.

In het ontwerp is hiermee reeds rekening gehouden door zuidelijk een nieuwe vijver aan te leggen. Het nabijgelegen verhard oppervlak dient op deze vijver aangesloten te worden welke verbonden wordt met het bestaande watersysteem. Hierdoor vindt het planvoornemen hemelwaterneutraal plaats. Door rekening te houden met de genoemde aandachtspunten is bij de ontwikkeling geen (grond)wateroverlast te verwachten.

Voor de demping van het C-water is naar verwachting geen watervergunning benodigd (wel een melding).

Voor de realisatie van de vijver of werken binnen de (beschermingszone van) watergangen kan een watervergunning benodigd zijn. Voor meer informatie over vergunningen en melding kunt u terecht op:

www.waterschaprivierenland.nl/vergunningen. Het wordt geadviseerd om uw aanvraag of melding vooraf te

(15)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

4. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN

Een goede combinatie van meerdere soorten voorzieningen om de locatie hydrologisch neutraal te ontwikkelen is altijd mogelijk. Aan de hand van de aan te leggen afvoerstelsels én lokale wensen of voorkeuren én uit een kostenberekening etc. kan een beslissing hierover worden genomen. Ook de landschappelijke invulling en veiligheid vervullen een belangrijke rol. Preventieve maatregelen, zoals waterkerende muren en/of waterdichte folie tegen vochtdoorslag e.d. kunnen noodzakelijk zijn.

De gemeente ontmoedigt het gebruik van uitlogende materialen. Ook in de Kaderrichtlijn Water en de bouwverordening zijn aanvullende richtlijnen opgenomen om het gebruik van uitlogende bouwmaterialen terug te dringen. Toe te passen duurzame materialen:

- Hellende daken: dakpannen van natuurlijk, beton of keramisch materiaal.

- Platte daken: beton of bekleed met EPDM rubber; APP en/of SBS gemodificeerd bitumen.

- Dakgoten en afvoerpijpen; PVC/PP/PE/ staal, aluminium of zink alle gecoat.

- Ontsluitingspaden / wegen / terrassen; voorzien van natuurlijke of niet-uitloogbare materialen zoals keramische of betonproducten.

In het afwateringssysteem van de afgekoppelde daken en overige verhardingen moeten voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, andere sedimenten en dergelijke achter te houden, zodat het systeem niet verstopt raakt of dichtslibt in de tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven om ze regelmatig te reinigen en te onderhouden (minimaal 2x per jaar).

Voorts dienen voldoende ont- en beluchtingspunten aanwezig te zijn zodat bij vulling van een stelsel de lucht weg kan. Om eventuele verontreiniging tegen te houden, kan een bodemfilter of andere bodempassage gebruikt om afstromende zware metalen en/of minerale olie vast te houden.

Indien onvoldoende aandacht wordt gegeven aan het ontwerp en dimensionering, kan wateroverlast ontstaan. Het moet ten alle tijden worden voorkomen dat wateroverlast bij de woningen en bij derden ontstaat. Het gebruik en het overlopen van de infiltratievoorziening mag niet leiden tot schade aan in de nabijheid liggende percelen, gewassen en opstallen. Schade, direct en/ of indirect, die eventueel ontstaat is en blijft voor rekening van de ontwikkelaar/eigenaar van het plangebied. In geen geval mag de afvalwaterriolering op een infiltratie- en/of bergingsvoorziening worden aangesloten.

Op de afgekoppelde “buitenverhardingen” mogen geen handelingen worden uitgevoerd die vervuiling van het oppervlak veroorzaken. Wil men toch buitenactiviteiten verrichten waarbij vervuiling van verhard oppervlak ontstaat b.v. het reinigen van voertuigen of het schoonmaken van onderdelen, dan moet het gedeelte waar deze activiteit(en) plaatsvindt voorzien worden van de juiste bodembeschermende maatregelen (Nederlandse Richtlijn voor Bodembescherming). Dit betekent dat het vrijkomende afvalwater al dan niet via een olie/benzine-afscheider of andere noodzakelijke (reiniging)voorziening naar het afvalwaterriool moet worden getransporteerd of geloosd, en niet in de bodem mag worden geïnfiltreerd of op oppervlaktewater worden geloosd.

Het is onwenselijk chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de verharde oppervlakken. Verder dienen bestrijdingen tegen gladheid of sneeuwval door middel van zout en dergelijke gladheidbestrijdingsmiddelen op de bestrating(en) e.d. beperkt of zo effectief mogelijk gebruikt te worden.

De eigenaar van het perceel is verantwoordelijk voor eventuele voorzieningen en eventuele schade die ontstaat door wateroverlast vanuit zijn terrein.

(16)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

BIJLAGE 1

Topografische overzichtskaart

(17)
(18)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

BIJLAGE 2

Tekening planvoornemen

(19)

NIEUWE LOODS

BESTAANDE BESTRATING HANDHAVEN

91 PARKEERPLAATSEN VOOR DE POORT

NIEUWE WAL, 8M HOOG

GELUIDSSCHERM MAKEN MET ZEECONTAINERS 3 CONTAINERS HOOG = CA. 8 METER HOOG

~ ZUIDZIJDE BEKLEDEN MET STAALMATTEN EN DEZE LATEN BEGROEIEN MET GEMEND GROEN (WISTERIA, CLEMATIS, HEDERA EN CAMPSIS)

~ NOORDZIJDE VOORZIEN VAN HOUTSKELETBOUWWAND GEVULD MET 100MM STEENWOL ISOLATIE,

DAMPOPEN WATERKERENDE FOLIE EN ZWAAR WEGENDOEK DEZE LATEN BEGROEIEN MET HEDERA

NIEUWE BESTRATING

UITBREIDEN VERHARDING ASFALT 2,5M BREED

OVER BESTAAND TERREIN CA. 260M²

60 PARKEERPLAATSEN ACHTER DE POORT

SCHIETBAAN

BESTAANDE MUUR

O M M E R E N W A L

BESTAAND CLUBHUIS O M M E R E N W A L

BESTAANDE BESTRATING HANDHAVEN

VIJVER ALS

WATERCOMPENSATIE CA. 650M² SCHIETBAAN

AANBRENGEN KLINKERBESTRATING OP BESTAANDE HALFVERHARDING CA. 4825M²

BESTAANDE WAL BESTAANDE

INGANG

HANDHAVEN

NIEUWE LOODS 20X30 METER, CA. 600M²

TBV. STALLING WERKTUIGEN, OPSLAG KLEIDUIVEN, ETC.

OP EEN BETONPLAAT MET VORSTRAND NIET DIEP IVM. VERVUILING

GOOT = 4M, NOK = 7M

BOS

VERPLAATSTE CONTAINERS ALS OVERKAPPING

3 ST 40 FT CONTAINERS WATERBERGING BESTAAND

UITBREIDING SCHIETBAAN

N

SCHUIFPOORT BOMEN KAPPEN

BESTAANDE WAL

WAL WAL

BESTAAND PAD HANDHAVEN

KAD. D 50

KAD. D 49

KAD. D 47

KAD. D 124

BESTAANDE SCHUIFPOORT MET HEKWERK

BESTAANDE GRONDWALLEN

VOORZIEN VAN EEN SCHERP SCHERM

KAD. D 48

GROENSCHERM

GROENSCHERM

VERBINDIN

G VIJVER NAAR OPEN

WATER HWA NAAR SLOOT

project

Tielerweg 19

opdrachtgever

betreft

onderwerp :

:

:

:

architect : ir.ing.A.v.Kessel schaal : projectnr :

datum : gew. A : B :

D : E : F : C :

gez. A:

B:

D:

E:

F:

C:

gez.

gez.

gez.

gez.

gez.

gez. :

4191 NE GELDERMALSEN tel +31 (0)345-589420

architectuur@jcvankessel.nl www.jcvankessel.nl gew.

gew.

gew.

gew.

gew.

ONTWIKKELING KSV DE BETUWE OMMEREN KSV DE BETUWE OMMEREN

OMGEVINGSVERGUNNING SITUATIE

1:500

A18049

06-01-2020 JDL

(20)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

BIJLAGE 3

Geraadpleegde literatuur

(21)

Beknopte waterparagraaf KSV Ommerenwal 2 te Ommeren / AM19200

Wet- en regelgeving

- Gemeentelijk water- en rioleringsplan Buren; 2008-2017;

- Waterbeheerprogramma 2016-2021, Waterschap Rivierenland;

- Keur en beleidsregels, Waterschap Rivierenland;

- Waterbeheerplan 2016-2021, Waterschap Rivierenland;

- Omgevingsvisie Gelderland (2016-2021);

- Nationaal Bestuurakkoord Water, Publicatie Nederland leeft met water, 2003 en actualisatie 2008;

- Beleidsbrief regenwater, VROM, 2004/2008;

- Waterwet, 2009;

- Het Nationaal Waterplan, 2016-2021;

- Kader Richtlijn Water, Stroomgebied beheerplannen KRW;

- Wet en besluit op de ruimtelijke ordening.

Overige literatuur

- Handleiding alternatieve materialen voor bouwmetalen, DuBo Consulenten, 2006;

- “WebViewer”, Waterschap Rivierenland;

- Kaarten provincie Gelderland.

Internet www.buren.nl www.wsrl.nl www.gelderland.nl www.dewatertoets.nl

(22)

datum 2-7-2019

dossiercode 20190702-9-20906

Uitgangspuntennotitie WSRL

U heeft een digitale watertoets uitgevoerd via de website www.dewatertoets.nl. Op basis van deze toets volgt u de normale

watertoetsprocedure. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet vinden met Waterschap Rivierenland. Als start voor dit overleg ontvangt u deze uitgangspuntennotitie die automatisch is opgesteld met de door u ingevulde antwoorden op vragen en het door u ingetekende

plangebied. De notitie bevat de voor uw plan relevante waterhuishoudkundige uitgangspunten en randvoorwaarden van Waterschap Rivierenland. Deze notitie kunt u gebruiken bij het ruimtelijk laten meewegen van het waterbelang en bij het opstellen van een waterhuishoudkundige onderbouwing van uw plan. Voor overleg kunt u contact opnemen met de accountmanager van Waterschap Rivierenland. Contactinformatie staat aan het einde van deze uitgangspuntennotitie.

LET OP: het is mogelijk dat uw plan op basis van alleen het oppervlak van het plangebied in de normale procedure terecht is gekomen. Is dit het geval en worden er in deze notitie geen aandachtspunten aangereikt, dan is overleg met de accountmanager niet nodig. Uw plan is dan niet relevant voor de belangen van het waterschap (watertoetsadvies).

Algemene projectgegevens

Projectomschrijving: Uitbreiding KSV Ommerenwal 2 te Ommeren Oppervlakte plangebied: 29469

Adres: Ommerenwal 2, Ommeren Gemeente: Buren

Het plan is ingediend door: Michiel Vrolix Aeres Milieu

Op basis van de door u verstrekte informatie zijn de volgende wateraspecten van belang in het plangebied.

Beleid waterschap Rivierenland

Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid.

Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor

waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Veiligheid

In het plangebied is geen kern en beschermingszone van een waterkering gelegen.

Grondwater (algemeen)

Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde grondwaterstand. De drooglegging van het gebied is hiervoor medebepalend.

Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter.

Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseren wij om hier nader onderzoek naar te doen. Bij hoge rivierwaterstanden kunnen gebieden gelegen nabij de rivieren overlast ondervinden van kwel. Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen.

Waterberging

Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor

wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang. Zo wordt het verlies van berging in de bodem gecompenseerd. Het waterschap hecht groot belang aan het zoveel mogelijk instandhouden van en compenseren in open water als onderdeel van het

watersysteem.

Voor plannen met een toename van verharding is compenserende waterberging nodig. Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes, enkele woning, etc., moeten compenseren geldt een eenmalige vrijstelling van de

(23)

De benodigde ruimte voor waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging in de watergangen. Voor plannen met een toename aan verharding kan de vuistregel van 436 m³ per hectare verharding worden gebruikt bij bui T=10+10% en 664 m³ bij bui T=100+10%, mits er geen complicerende zaken als kwel aan de orde zijn.

De maximaal toelaatbare peilstijging bij bui T=10+10% bedraagt 0,30 meter in het beheergebied van Waterschap Rivierenland. Alleen in het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden geldt een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,20 meter vanwege de beperkte drooglegging in het gebied. Bij een bui T=100+10% mag geen inundatie optreden. De maatgevende afvoer is 1,5 l/s/ha.

In stedelijk gebied kan de waterberging eventueel ook worden geregeld via een waterbergingsbank (indien beschikbaar). Plannen met een toename van het verhard oppervlak in stedelijk gebied tot 1500 m2 komen hiervoor in aanmerking.

Voorkeursvolgorde aanleg watercompensatie

Bij de keuze van het soort bergingsvoorziening hanteert het waterschap de trits vasthouden-bergen-afvoeren. In aansluiting hierop hanteert het waterschap de volgende voorkeursvolgorde:

Hemelwater vasthouden door hergebruik of infiltratie

Hemelwater bergen in open water (of droogvallende watergang)

Hemelwater bergen in kunstmatige bergingsvoorzieningen (wadi, bassins, kratten, kelders).

Bij de aanleg van nieuw water in het plangebied wordt bij voorkeur zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande waterstructuur. Bij aanleg of aanpassing van watergangen is het van belang rekening te houden met de bereikbaarheid voor onderhoud, in- en

uitlaatplaatsen voor maaiboten en opslagmogelijkheden voor slootvuil en kroos. Om water van voldoende waterkwaliteit te kunnen handhaven, is ook het zelfreinigend vermogen van het watersysteem van belang. Dit wordt bevorderd door rekening te houden met voldoende ruimte voor water, voldoende waterdiepte (streven is 1 meter) en voldoende oevervegetatie (taludschuinte minimaal 1:2 of flauwer).

Watergangen

Binnen het plangebied ligt een A-watergang. Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een A-watergang. Binnen het plangebied ligt geen B-watergang of een beschermingszone van een B-watergang.

Werkzaamheden in de watergang of de bijbehorende beschermingszone zijn vergunning -en of meldingsplichtig omdat deze invloed hebben op de water aan- en afvoer, de waterberging of het onderhoud.

Een onderhoudsstrook is een obstakelvrije strook die als beschermingszone in de legger is aangewezen. Met deze zone wordt handmatig en/of machinaal onderhoud van de watergang vanaf de kant mogelijk gemaakt. Voor A-watergangen is die strook 4 meter breed (in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en in het Land van Heusden en Altena geldt een breedte van 5 meter), gemeten uit de insteek. Voor B-watergangen is de strook 1 meter breed. C-watergangen hebben geen beschermingszone.

Verbeelding

Op de Verbeelding van het bestemmingsplan worden A-watergangen opgenomen met de bestemming Water. De beschermingszone van de watergangen wordt niet bestemd. De boezemgebieden of het winterbed krijgt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterberging.

Waterkwaliteit (algemeen)

Hieronder volgen een aantal algemene aandachtpunten die gelden voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen:

Bij de herstructurering van bestaande woonwijken of herbouw van woningen is er de kans om het rioolsysteem zodanig aan te passen dat hemelwater wordt afgekoppeld. Het uitgangspunt is dat er minimaal tot aan de erfgrens een gescheiden stelsel wordt aangelegd.

Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat hemelwater van het verhard oppervlak voor 100% gescheiden wordt afgevoerd. Het waterschap gaat bij nieuwbouw van woningen uit van een (duurzaam) gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater van terreinverhardingen stroomt bij voorkeur niet direct af op het oppervlaktewater, maar wordt eerst voorgezuiverd door een berm wadi of bodempassage.

(24)

Bij bedrijventerreinen wordt gestreefd om het hemelwater van het verhard oppervlak gescheiden van het vuilwaterriool af te voeren. Bij risico's voor waterverontreiniging wordt gestreefd naar een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel.

Riolering en zuiveringswerken

Het rioolstelsel valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. U kunt met uw gemeente contact op te nemen voor het aansluiten van (nieuwe) woningen en bedrijven.

In het plangebied ligt geen rioolwaterpersleiding van het waterschap.

Natuur

Uw plangebied ligt (deels) in een gebied met specifieke natuurdoelen of binnen uw plan liggen specifieke wateren met ecologische doelstellingen. Als algemeen criterium geldt in deze gebieden/wateren het stand-stillbeginsel. Dit beginsel houdt in dat ontwikkelingen niet mogen leiden tot achteruitgang van de huidige situatie, tenzij de negatieve effecten (op bijvoorbeeld ecologie of waterkwantiteit) volledig worden gecompenseerd. Aanvragen om watervergunning op dit punt zullen met name op een zeker behoud van ecologische waarde worden getoetst. Het stand-stillbeginsel geldt in de volgende gebieden:

Natte landnatuur (EVZ, EHS, incl. TOP-lijstgebieden);

HEN/SED-wateren (prov. Gld en Waterparels (prov.NB);

KRW-oppervlaktewaterlichamen.

Verbeelding

In het bestemmingsplan dienen de ecologische waarden en potenties beschermd te worden door middel van een passende regeling.

Vervolgtraject

Voor het verdere proces is het van belang om de accountmananger van het waterschap te betrekken bij het plan en rekening te houden met de in dit document aangegeven uitgangspunten en adviezen. Wij verzoeken u ons te informeren over de wijze waarop het plan verder zal worden voorbereid.

Accountmanager Buren Mark Elzerman telefoon: 0344-649242

e-mailadres: m.elzerman@wsrl.nl

© Digitale Watertoets - www.dewatertoets.nl Dit document is gegenereerd via de website http://www.dewatertoets.nl// op basis van door u ingevulde gegevens. U bent akkoord gegaan met de door u ingevulde gegevens. Dit digitale advies heeft een geldigheid van 2 jaar.

www.dewatertoets.nl

(25)

Bijlage 2: Quickscan flora en fauna

(26)

Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat deze in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid moeten worden uitgevoerd. Ten behoeve van de uitbreiding van Kleiduivenschietvereniging de Betuwe te Ommeren, is door middel van een verkennend flora- en faunaonderzoek (quickscan) een beoordeling gemaakt van de mogelijke effecten die het plan kan hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.

De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescher- ming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwer- king van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Omtrent houtopstanden is de voormalige natio- nale Boswet eveneens in de Wet natuurbescherming opgenomen. Daarnaast vindt beleidsmatige ge- biedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecolo- gische Hoofdstructuur (EHS).

Werkwijze quickscan flora en fauna

In de quickscan zijn de gevolgen van de ruimtelijke ingreep afgezet tegen potentieel aanwezige natuurwaarden die vanuit de Wet natuurbescherming en provinciaal beleid zijn beschermd. Deze werkwijze vloeit voort uit de brochure ‘Soortenbescherming bij ruimtelijke ingrepen’ van het Ministerie van Economische Zaken van december 2016.

Om een beeld te krijgen van de natuurwaarden is op 3 juli 2019 tussen 15.00-16.00 uur door een ecoloog van BRO1 een verkennend veldbezoek gebracht aan het plangebied en de directe omgeving hiervan. Het was circa 20°C, half bewolkt, zonder neerslag, met een westenwind van 2 Bft. Tijdens het veldbezoek is gelet op de potentiele aanwezigheid van beschermde soorten op basis van het aanwezige habitat en nest-/verblijfsmogelijkheden. Daarnaast is aan de hand van verspreidingsatlassen, soortgerichte literatuur, NDFF-gegevens en op basis van ‘expert judgement’ nagegaan welke

1 BRO is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is de brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en heeft als doel kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging. Onze werkzaamheden voeren wij dan ook uit volgens de door het NGB vastgestelde gedragscode (versie juni 2008, aangevuld in februari 2010). De medewerkers binnen de discipline ecologie voldoen aan de door het Ministerie van EZ genoemde voorwaarden voor ter zake deskundigen op het gebied van ecologisch onderzoek.

Notitie : Quickscan flora en fauna ‘KSV de Be- tuwe’ te Ommeren

Datum : 2 oktober 2020

Opdrachtgever : J.C. van Kessel Holding B.V.

Projectnummer : P01880

Opgesteld door : ir. M.J.I.C. van de Schoot Interne controle: : ing. M. Koen

(27)

beschermde planten- en diersoorten er voor kunnen komen binnen en nabij het plangebied en zijn omtrent gebiedsbescherming gegevens van de provincie Gelderland geraadpleegd. Aan de hand van het verkennende onderzoek is vervolgens beoordeeld welke beschermde soorten daadwerkelijk voor (kunnen) komen binnen het plangebied en is er vervolgens een inschatting gemaakt van de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op beschermde natuurwaarden.

Planbeschrijving

Het plangebied is gelegen in het Ommerensche Veld, tussen Ommeren en Tiel. In figuur 1 is de topo- grafische ligging van het plangebied weergegeven.

Figuur 1. Topografische kaart ligging van het plangebied (1:25.000)

Huidige situatie

Het plangebied bestaat momenteel uit een intensief gebruikte kleiduivenschietclub, met een clubhuis, enkele containers voor opslag, en veel geluidswallen rondom de schietbanen. In het zuiden en ten wes- ten van het plangebied staat een populierenbos met hier omheen riet en nat grasland. In figuur 2 is een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving weergegeven. De figuren 4 t/m 9 geven een im- pressie van het plangebied, middels foto’s die zijn genomen tijdens het verkennende veldbezoek.

Toekomstige situatie

De vereniging wil graag haar mogelijkheden binnen het plangebied vergroten en dan met name in het zuidelijk deel van het plangebied. Hiervoor wordt de huidige beplanting verwijderd. Er komt onder an- dere een grondwal, vijver, en wordt verder afgezet door containers welke begroeid worden. Daarnaast

(28)

wordt de parkeerplaats verhard en wordt de huidige opslag vervangen door een loods. Figuur 3 geeft een beeld van de toekomstige situatie.

Figuur 2. Luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving

Figuur 3. Concept toekomstige situatie plangebied (6 januari 2020)

(29)

Figuur 4. Te verharden parkeerplaats Figuur 5. Locatie loods voor opslag

Figuur 6. Locatie vanuit noorden Figuur 7. Locatie verharding asfalt in zuidoosten langs sloot

Figuur 8. Bosgebied ten westen van aanpassing Figuur 9. Vochtig gras- en rietland in zuidelijk deel van het plangebied

(30)

Toetsing gebiedsbescherming

Wettelijke gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming, heeft voor wat betreft gebiedsbescherming, betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000- gebied. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, “Rijntakken”, bevindt zich op circa 4 kilometer afstand ten noorden van het plangebied (zie figuur 10). Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect als gevolg van storingsfactoren als toename van geluid, licht of depositie van stik- stof. Mede gezien de afstand tot het plangebied zijn externe effecten als licht en geluid uitgesloten. Daar de voorgenomen ontwikkeling, is een toename aan stikstofuitstoot te verwachten door een toename van verkeersbewegingen en het gebruik van patronen. Om de toename van stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied te toetsen dient een AERIUS-berekening uit te worden gevoerd.

Gebiedsbescherming vanuit provinciaal beleid

Conform artikel 1.12 van de Wet natuurbescherming dragen Gedeputeerde Staten in hun provincie zorg voor de totstandkoming en instandhouding van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, ge- naamd ‘Natuurnetwerk Nederland’. Zij wijzen daartoe in hun provincie gebieden aan die tot dit netwerk behoren. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een sa- menhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. De planologische begrenzing en beschermingsregimes van het Natuurnetwerk loopt via het traject van de provinciale ruimtelijke struc- tuurvisies en verordeningen. Binnen de provincie Gelderland bestaat het NNN uit het Gelders Natuur- netwerk en Groene Ontwikkelingszone. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwik- kelingsgebieden en ecologische verbindingszones met als doel natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende agrarisch gebied te verbinden. Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Het plangebied is niet gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk (zie figuur 10). Het dichtstbijzijnde onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk ligt ongeveer 2 kilometer ten oosten van het plangebied.

Gezien de aard van de voorgenomen plannen zullen de omgevingscondities redelijkerwijs gelijk blijven, waardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het GNN niet worden aangetast. Wel is het plan- gebied gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone.

"De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samen- hang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

(31)

De Groene Ontwikkelingszone bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de Groene Ontwikkelingszone, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Enkele weidevogelreservaten maken deel uit van het Gelders Natuurnet- werk. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het Gelders Natuurnetwerk herbergt de Groene Ontwikkelingszone ook kenmerkende natuurwaarden.”

Voor onderhavig plangebied zijn in de Omgevingsverordening regels opgenomen met betrekking tot:

 Uitbreiding, tijdelijk verbod nieuwvestiging en hervestiging van glastuinbouw;

 Uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijen en plussenbeleid;

 Intrekgebied en verbod winnen fossiele energie;

 Ontwikkeling Groene ontwikkelzone;

 Uitsluiten locaties windturbines.

Van deze uitgangspunten uit de Omgevingsverordening is alleen de ‘Groene ontwikkelzone’ van be- lang voor onderhavig plan (figuur 10), aangezien geen sprake is van glastuinbouw, veehouderijen, winning van fossiele energie of windturbines.

Figuur 10. Ligging GNN (donkergroen), GO (lichtgroen) en Natura 2000-gebieden (rood gearceerd) ten opzichte van perceel plangebied (rood omlijnd)

(32)

Op gebieden die zijn aangeduid als Groene ontwikkelzone zijn specifieke voorwaarden van toepas- sing om de kenmerken en waarden te beschermen. In dit geval is sprake van de herinrichting van het schietterrein van KSV De Betuwe binnen de vigerende bestemming Sport. In de bestaande situatie is sprake van een klein cluster van groen en bebouwing op het schietterrein. Dit blijft in de toekomstige situatie gelijk. Bestaande bebouwing, containers met overkapping, worden vervangen door een loods (van circa 600 m2).

Om bepalen of er sprake is van aantasting van de kernkwaliteiten is van belang hoe groot de uitbrei- ding is. Het gaat zowel over de uitbreiding van de bebouwing als de uitbreiding van de bestemming.

 Is de uitbreiding minder dan 30%? Dan moet aangetoond worden dat de kernkwaliteiten, in hun onderlinge samenhang, per saldo niet significant worden aangetast.

 Is de uitbreiding meer dan 30%? Dan moet aangetoond worden dat door de uitbreiding de kernkwaliteiten van het gebied per saldo substantieel worden versterkt.

De herinrichting van het schietterrein vindt plaats binnen de vigerende bestemming Sport, maar de ac- tiviteiten van de kleiduivenschietvereniging zijn alleen toegestaan binnen de aanduiding ‘schietterrein’.

Met de herinrichting van het terrein komt het schietterrein aan de zuidoostzijde deels buiten deze aan- duiding te liggen. De herinrichting van het terrein is wel minder dan 30% van het terrein2.

Het bestaand bebouwd oppervlak binnen de bestemming Sport bedraagt circa 550-600 m2. Het club- huis is circa 575 m2. Aangezien de nieuwe loods een oppervlakte heeft van circa 600 m2 wordt het maximaal toe te voegen bebouwingsoppervlakte overschreden. Dit betekent dat de kernkwaliteiten van de ‘Groene ontwikkelzone’ versterkt moeten worden.

De Groene ontwikkelingszone is gelegen binnen het gebied “Maurikse Wetering”. Dit gebied bevat de volgende kernkwaliteiten:

kommengebied met overgangen naar de stroomruggen eromheen, weidebouw in open agrarisch cultuurlandschap

o Gezien de kleinschalige ontwikkeling heeft de herinrichting van het schietterrein geen ef- fect op een dergelijk grote schaal

onderdeel van Nationaal Landschap Rivierengebied

o Ook hiervoor geldt dat er door de kleinschalige ontwikkeling geen negatieve effecten ten opzichte van het Nationaal Landschap te verwachten zijn

de open kommen zijn waardevolle weidevogelgebieden

o Binnen het plangebied bevindt zich geen weidevogelgebied (figuur 3.1), wel wordt het plan- gebied omringt door weidevogelgebied. Het plangebied wordt voldoende afgeschermd van de omringende weides door de realisatie van een geluidsscherm aan de zuidzijde en zuid- oosthoek, en een grondwal aan de westzijde van de uitbreiding. Bestaande (verzakte) grond- wallen worden opgehoogd, met hier bovenop een scherpe afscherming. Het effect van geluid

2 Totale omvang van het terrein is 20.000 m2, de herinrichting betreft 4.000 m2.

(33)

wordt hierdoor sterk verminderd, waardoor hier geen toename aan geluid plaatsvindt. Het aantal schoten zal door de herinrichting gelijk blijven. De herinrichting is gericht op het aan- bieden van meer diversiteit / variëteit (meer spreiding en soort locaties waar geschoten kan worden) binnen het schietterrein en niet op het uitbreiden van het aantal schoten. In het akoestische onderzoek is aangetoond dat geluidsbelasting ter plaatse van bebouwing niet verslechterd. Deze lijn kan doorgetrokken worden richting de weidevogels en er kan gesteld worden dat de situatie voor de weidevogels niet zal verslechteren. Daarnaast worden alle andere externe effecten als licht, beweging en betreding eveneens afgevangen door de ge- luidswal. De nieuwe loods wordt gerealiseerd te zuiden van het parkeerterrein op gronden die niet direct grenzen aan het omliggende open gebied. De geluidswal komt in het verlengde van het bestaande bos aan de westzijde van het plangebied. De nieuw te bouwen loods en de geluidswal tasten de openheid van het omliggende gebied niet aan.

o De openheid van het omliggende gebied wordt door de herinrichting van de het schietterrein niet aangetast. De herinrichting vindt plaats op eigen terrein en binnen de vigerende bestem- ming Sport. Het herplanten van de bomen (populieren) die ten behoeve van de herinrichting worden gekapt, vindt plaats direct grenzend aan het terrein van de Kleiduivenschietvereni- ging binnen de bestemming Bos. Hierdoor vindt er geen aantasting plaats van de openheid van het omliggende open gebied en vindt er versterking plaats van het bos binnen de be- stemming Bos met de kernkwaliteit N14.03 Haagbeuken- en essenbos, zoals opgenomen in het Beheerplan 2019 (zie figuur 3.1).

cultuurhistorische w aarden van de historische waterstaatswerken (o.a. Maurikse Wetering, Soel) o Er worden geen historische waterstaatwerken aangetast door de uitbreiding.

abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, waterreservoir, waterberging

o Er vindt een toename aan verharding plaats binnen het plangebied. Deze wordt gecom- penseerd door de realisatie van een vijver. Er vinden verder geen wijzigingen plaats aan aanwezig open water.

ecosysteemdiensten: recreatie, waterwinning, waterberging

o De uitbreiding is ten behoeve van recreatie, en zal door het afschermen geen negatief ef- fect hebben op overige recreatie. Daarnaast worden de kwaliteiten van het plangebied als waterwinning en waterberging niet aangetast, dan wel gecompenseerd door de aanleg van de vijver.

(34)

Figuur 11 Uitsnede beheerplan 2019. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (groen) en A01.01 Weidevogelgebied (gearceerd) ten opzichte van perceel plangebied (rood omlijnd)

De herinrichting van het schietterrein is in lijn met de Omgevingsverordening van Gelderland, tast de openheid van het omliggende gebied niet aan en door het herplanten van de bomen (populieren) die ten behoeve van de herinrichting worden gekapt vindt er versterking plaats van het bos binnen de be- stemming Bos met de kernkwaliteit N14.03 Haagbeuken- en essenbos, zoals opgenomen in het Be- heerplan 2019.

(35)

Toetsing beschermde houtopstanden

De bescherming van houtopstanden, conform de Wet natuurbescherming, heeft betrekking op alle zelfstandige eenheden van bomen, boomvormers of struiken van een oppervlakte van minimaal tien are of een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gelegen buiten de bebouwde kom. Wanneer houtopstanden is geveld, geldt artikel 4.3 Wnb. Indien er geen bezwaar is om de houtopstanden te kappen, verplicht artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming om binnen 3 jaar na het vellen of tenietgaan van de houtopstand op dezelfde grond houtopstanden opnieuw aan te planten. Er geldt een algehele vrijstelling van de herplantplicht voor houtopstanden die gekapt worden in het kader van natuurbeheer en natuurbehoud.

Bij uitvoering van de plannen gaat (een onderdeel van) een houtopstand verloren. Op basis van artikel 4.5 Wnb en de artikelen 3.88 en3.91 lid 1 en 2 van de Geconsolideerde Omgevingsverordening (de- cember 2018) kan ontheffing verleend worden voor het voldoen van herplantplicht op een andere lo- catie. De ontheffing kan worden verleend, omdat de te vellen of teniet gegane houtopstandgelegen is in een boskern en de herbeplanting op andere grond een uitbreiding van diezelfde boskern of elders gelegen boskern tot stand brengt. Er is ontheffing verleend. Het besluit is opgenomen in de bijlagen bij de ruimtelijke onderbouwing.

Toetsing soortenbescherming

De Wet natuurbescherming heeft, voor wat betreft soortenbescherming, betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaat- planten. De beschermde soorten zijn ingedeeld in drie categorieën:

 Vogels (artikel 3.1 Wet natuurbescherming)

 Europees beschermde soorten (artikel 3.5 Wet natuurbescherming)

 Nationaal beschermde soorten (artikel 3.10 Wet natuurbescherming)

Beschermde soorten vanuit nationaal oogpunt betreffen soorten uit ‘bijlage A en B’ van de Wet natuur- bescherming. Beschermde soorten vanuit Europees oogpunt betreffen soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, en Bijlage 1 verdrag van Bonn, en alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn). De drie beschermingsregimes kennen elk hun eigen ver- bodsbepalingen. De verbodsbepalingen voor vogels en overige Europese soorten (categorie 1 en 2) zijn letterlijk overgenomen uit respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Voor de andere,

‘nationaal’ beschermde soorten (categorie 3) gelden verbodsbepalingen die geïnspireerd zijn op de Ha- bitatrichtlijn, maar in sommige opzichten minder streng zijn. In tabel 1 zijn de verbodsbepalingen per regime weergegeven.

Tabel 1. Verbodsbepalingen per categorie beschermde soorten

Vogels (artikel 3.1 Wnb) Europees beschermde soorten (artikel 3.5 Wnb)

Nationaal beschermde soorten (artikel 3.10 Wnb)

Art 3.1 lid 1

Het is verboden in het wild levende vo- gels opzettelijk te doden of te vangen

Art 3.5 lid 1 Art 3.10 lid 1a

Het is verboden soorten opzettelijk te doden of te vangen

(36)

Het is verboden soorten in hun natuur- lijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen

Art 3.1 lid 2

Het is verboden opzettelijk nesten, rust- plaatsen en eieren van vogels te vernie- len of te beschadigen, of nesten van vo- gels weg te nemen

Art 3.5 lid 4

Het is verboden de voortplantingsplaat- sen of rustplaatsen van dieren te be- schadigen of te vernielen

Art 3.10 lid 1b

Het is verboden de vaste voortplan- tingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of te vernie- len

Art 3.1 lid 3

Het is verboden eieren te rapen en deze onder zich te hebben

Art. 3.5 lid 3

Het is verboden eieren van dieren in de natuur opzettelijk te vernielen of te ra- pen

-

Art 3.1 lid 4 en lid 5

Het is verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezen- lijke invloed is op de staat van instand- houding van de desbetreffende vogel- soort

Art 3.5 lid 2

Het is verboden dieren opzettelijk te ver- storen

-

- Art 3.5 lid 5

Het is verboden plantensoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzet- telijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen

Art 3.10 lid 1c

Het is verboden plantensoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzet- telijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen

De Wet natuurbescherming regelt dat de provincie bevoegd gezag is en de lijst met te beschermen soorten kan afstemmen op de situatie in de provincie. De soortbescherming kan hierdoor per provincie verschillen. In het algemeen gelden voor alle drie de categorieën de zogenoemde verbodsregels. Een ontheffing hierop wordt voor de Nationaal beschermde soorten (art. 3.10 Wnb) met een lichte toets verleend. Voor de vogels en Europees beschermde soorten geldt een zware toetsing. Het verschil bin- nen provincies zit vooral in het aantal nationaal beschermde soorten met een vrijstelling bij onder meer ruimtelijke ontwikkelingen. Zo zijn, in tegenstelling tot een aantal andere provincies, de kleine marter- achtigen (wezel, hermelijn en bunzing) binnen de provincie Gelderland niet vrijgesteld.

Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die niet onder de aangewezen bescherming vallen, of die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt de zogenaamde ‘algemene zorgplicht’ (art. 1.11 Wnb).

Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet veront- rusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze be- schermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor, dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op, dan dient er gekeken te worden of er (provinciale) vrijstelling verleend kan worden (al dan niet door te werken vol- gens een goedgekeurde gedragscode), of dat er een alternatieve oplossing mogelijk is waardoor er geen negatief effect kan plaatsvinden. Indien dit niet mogelijk is, zal ontheffing aangevraagd moeten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze niet te verwachten.. De quickscan toont aan dat

In deze uitwerking is opgenomen dat voor delen van waardevolle landschappen die niet in de EHS en/of Waardevolle open gebieden liggen, het ‘ja, mits’-regime geldt: activiteiten

Binnen het gebied aangewezen voor de Romeinse Limes zijn geen activiteiten mogelijk die de kernkwaliteiten van het gebied aantasten.. Het gaat hierbij om de

In het geval er mogelijkheden zouden zijn voor Fruit NL om de uitbreiding op een andere locatie binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren, zou dit betekenen dat vanuit twee

In het geval er mogelijkheden zouden zijn voor Fruit NL om de uitbreiding op een andere locatie binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren, zou dit betekenen dat vanuit twee

De herinrichting van het schietterrein is in lijn met de Omgevingsverordening van Gelderland, tast de openheid van het omliggende gebied niet aan en door het herplanten van de

Gezien de voorgrondbelasting op de bebouwde kom welke lager is dan 0,5 mol kan worden aangenomen dat het bedrijf hier geen substantiële bijdrage aan levert.. In bijlage 6 is de

Dit is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling, zodat de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling niet hoeft te worden doorlopen.. Zoals reeds onder 3.1 is aangegeven, zal ook geen