• No results found

4 WIJZE VAN BEOORDELING EN INTERPRETATIE

5.3 Interpretatie Grond

Nieuwbouw loods

Uit de resultaten blijkt dat in de bovengrond (MM1 nieuwbouw) ter plaatse van de geplande nieuw-bouw van een loods, voor de onderzochte parameters, geen verhoogde gehaltes ten opzichte van de achtergrondwaarde zijn gemeten. In de ondergrond (MM2 nieuwbouw) zijn sterk verhoogde gehal-tes aan barium en nikkel en licht verhoogde gehalgehal-tes aan cadmium, kobalt, koper, kwik, lood en zink aangetoond. Voor het verhoogde gehalte aan barium is geen eenduidige verklaring gevonden en wordt conform het huidige bodembeleid niet als een verontreiniging beschouwd. Het verhoogde gehalte aan nikkel kan vermoedelijk worden beschouwd als een natuurlijk verhoogd gehalte, dat veelvuldig in kleigronden wordt aangetoond.

Bij een nadere bestudering van de analyseresultaten is gebleken dat door het laboratorium een lu-tumgehalte was gerapporteerd van 1,4 %, terwijl de betreffende grondlaag in het veld was beoor-deeld als klei. Klei heeft een beduidend hoger lutumgehalte dan 1,4 %. Navraag bij het laboratorium heeft niet geleid tot een aanpassing van het gerapporteerde lutumgehalte. Op 4 december 2019 is de betreffende kleilaag nogmaals bemonsterd om het lutumgehalte nogmaals vast te laten stellen (de heer R.L. van der Laan, certificaat VB-002). De boringen 110 t/m 114 zijn herplaatst en genummerd als boringen 110.1 t/m 114.1. De bodemlaag is wederom beoordeeld als klei. Uit de analyseresulta-ten van het laboratorium is gebleken dat het monster een lutumgehalte van 33,7 % heeft, hetgeen overeen komt met kleigrond. Het hogere lutumgehalte heeft tot gevolg dat de gestandaardiseerde waarden lager zijn dan met het lagere lutumgehalte. Uit hertoetsing van de analyseresultaten blijkt dat de bodem maximaal licht is verontreinigd. Er is derhalve geen sprake van sterk verhoogde gehal-tes aan barium en nikkel. De tekening met boorpunten, de boorprofielen, het analysecertifcaat en de resultaten van de hertoetsing zijn als bijlage 11 toegevoegd.

In de aanwezige menggranulaat is zowel zintuiglijk als analytisch (MMA1, 110, 111, 112 en 113) geen asbest aangetoond.

Uitbreiding verharding

Uit de resultaten blijkt dat in de bovengrond (MM1 verharding) licht verhoogde gehaltes aan nikkel en lood zijn gemeten. In de ondergrond (MM2 verharding) is een sterk verhoogde gehalte aan PAK en licht verhoogde gehaltes aan lood en minerale olie aangetoond. De grond van mengmonster MM2 is afkomstig uit de toplaag onder de puinverharding direct naast een asfaltpad. In het betreffende monster zijn bijmengingen met menggranulaat waargenomen. Vermoedelijk bestaan de

bijmengin-minerale olie en PAK kunnen duiden op een contaminatie van een teerhoudend product, wordt er-van uitgegaan dat de verontreiniging er-van mengmonster MM2 is veroorzaakt door asfaltresten in het mengmonster dat, gelet op de overige waarnemingen in de overige boringen, als een incidenteel spotje beschouwd kan worden.

Ter verificatie is een aanvullend onderzoek uitgevoerd (de heer R.L. van der Laan, certificaat VB-002). Hierbij is één boring vòòr de uitbreiding (boring 201, ter plaatse van het bestaande pad) en één bo-ring verderop in het uitbreidingstracé (bobo-ring 202, circa 3 meter voorbij bobo-ring 109) uitgevoerd. Ter plaatse zijn respectievelijk een sterk verhoogd gehalte aan PAK (201) en een PAK-gehalte lager dan de Achtergrondwaarde aangetoond (202). Hieruit blijkt dat ter plaatse van het bestaande pad daad-werkelijk een verontreiniging met PAK aanwezig is en tevens blijkt dat ter plaatse van de uitbreiding geen PAK-verontreiniging voorkomt. De tekening met boorpunten, de boorprofielen, het analysecer-tifcaat en de resultaten van de hertoetsing zijn als bijlage 11 toegevoegd.

Geluidscherm

Uit de resultaten blijkt dat in de bovengrond (MM1 geluidscherm) licht verhoogde gehaltes aan bari-um, nikkel en lood zijn gemeten. In de ondergrond (MM2 geluidscherm) is een licht verhoogde gehal-te aan lood aangetoond. De licht verhoogde gehalgehal-tes aan lood kunnen een relatie hebben met het terreingebruik door de schietvereniging. De licht verhoogde gehaltes aan nikkel betreffen vermoede-lijk natuurvermoede-lijk verhoogde gehaltes in de kleibodem en geven geen aanleiding tot een nader onder-zoek.

Toekomstige vijver

Uit de resultaten blijkt dat in de baksteen en metselpuinhoudende bovengrond (MM1 waterpartij) licht verhoogde gehaltes aan barium, kobalt, lood, minerale olie en PAK zijn gemeten. In de onder-grond (MM4) zijn licht verhoogde gehaltes aan barium en nikkel aangetoond.

Het licht verontreinigde mengmonster MM1 is samengesteld uit zandgrond ter plaatse van de borin-gen 115 en 116. In het zand zijn diverse bodemvreemde bijmenginborin-gen waarborin-genomen. Aanborin-genomen wordt dat de licht verhoogde gehaltes kunnen worden gerelateerd aan de bijmengingen in het zand. Gelet op de boorprofielen van de omliggende boringen, lijkt het aannemelijk dat het een opgebrach-te zandlaag betreft waarvan de herkomst ons niet bekend is geworden. De omvang ervan en de maopgebrach-te van verontreiniging zijn dermate gering, dat nader onderzoek niet zinvol wordt geacht.

Op het maaiveld van het puinpad is asbestverdacht materiaal aangetroffen. Uit analyse bleek het aangetroffen materiaal geen asbest te bevatten. In de fijne fractie van het puinmonster (MMA2, G01 en G02) is eveneens geen asbest in aangetroffen.

Grondwater

In het grondwater ter plaatse van de geplande nieuwbouw (Pb101) is een licht verhoogd gehalte aan barium en zink aangetoond. In het grondwater ter plaatse van het geluidscherm (Pb102) is een licht verhoogd gehalte aan barium gemeten. Licht verhoogde gehaltes aan barium en zink kunnen van nature in het grondwater voorkomen en duiden niet op een noemenswaardige verontreiniging.

De pH en de Ec hebben, voor deze regio, normale waarden. Tijdens de monsterneming van het grondwater is een troebelheid van het grondwater van 35,46 (Pb101) en 38,82 (Pb102) NTU geme-ten. Verondersteld wordt dat het water in de bodem van nature een troebelheid van 0 – 10 NTU heeft. Een troebelheid hoger dan 10 NTU is niet bezwaarlijk maar kan bij de interpretatie van de analyseresultaten worden gebruikt. Een verhoogde NTU kan leiden tot een overschatting van organi-sche parameters en zware metalen. De verhoogde troebelheid hangt waarschijnlijk samen met het feit dat het grondwater slecht toestroomt en de aanwezigheid van onoplosbare bestanddelen in het grondwater. Aangezien maximaal licht verhoogde gehaltes (aan anorganische parameters) zijn aan-getoond, en de NTU van 10 geen normatieve grens is, bestaat geen aanleiding het grondwater op-nieuw te bemonsteren.