• No results found

Dit is die tafel vanden Groten Lancfranck · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dit is die tafel vanden Groten Lancfranck · dbnl"

Copied!
393
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Editie Ludo Jongen en Joost Jonkman

bron

Eds. Ludo Jongen en Joost Jonkman Dit is die tafel vanden Groten Lancfranck. Niet eerder verschenen, 2015

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_taf012tafe02_01/colofon.php

© 2016 dbnl

(2)

De Middelnederlandse vertalingen

Van Lanfrancs Chirurgia magna werden meerdere Middelnederlandse vertalingen van gemaakt. Deze vertalingen worden wel onderscheiden in een Eerste

Middelnederlandse vertaling, overgeleverd in de zogenaamde Keulse- en Darmstadtse fragmenten (±1340-1350; Hessiche Landes- und Hochschulbibliothek, zu 2201 en Historisches Archiv Keulen, Fragm. A57) omvat en het Gentse handschrift (midden vijftiende eeuw; Universiteits Bibliotheek Gent, 1272). Voorts een Tweede

Middelnederlandse vertaling: de tekst van het manuscript in Uppsala (vijftiende eeuw; Universitetsbibliotheket Uppsala, Kodex Waller) en tenslotte een Derde Middelnederlandse vertaling in het Amsterdamse handschrift (±1460; Amsterdam, Bijzondere collecties UvA, hs. II F 39). In dit manuscript ontbreken kortere en langere passages, die in de Middelengelse en Latijnse versies wel voorkomen. Het valt ook te betwijfelen of het Gentse manuscript en het Amsterdamse manuscript geheel onafhankelijke vertalingen zijn, onder andere omdat in beide manuscripten soms hetzelfde stuk is weggelaten of is toegevoegd. De dialectverschillen tussen beide zijn aanzienlijk.

Het Amsterdamse manuscript

Het Amsterdamse manuscript bestaat uit 16 katernen papier; de tekst is geschreven in een littera cursiva. Het boek wordt gedateerd in het midden van de vijftiende eeuw. De band, een twintigste-eeuwse imitatie van een middeleeuwse band, bestaat uit houten borden die met leer zijn bedekt en is beslagen met de vijf originele koperen noppen en er zijn restanten van twee koperen sluitriemen. Afgezien van de schutbladen bestaat het boek uit 189 bladen van 215 x 140 mm. De recto-pagina’s zijn in de moderne tijd door een onbekende in de rechterbovenhoek gefolieerd met een blauwgrijs potlood. De eerste twee bladen zijn genummerd 144 en 145, waarna 5 bladen, genummerd 1-5, volgen. Na een ongenummerde blanco pagina volgen de nummers 6-143, gevolgd door 146-188. De tekst op de bladen 144 en 145 werd kennelijk later toegevoegd (dit is aangegeven op blad 143v). Maar toen het handschrift opnieuw werd gebonden, belandden deze twee bladen voor in het boek. De

oorspronkelijke schutbladen voor en achter die bij een restauratie los zijn gemaakt van de band, bevatten fragmenten van een oudere (niet-medische) Latijnse tekst. Op een perkamenten blad voorin wordt vermeld dat het boek in 1851 door A. Cohen werd gekocht uit de boedel van S.J. Einthoven, heelmeester te Groningen. Waar de laatste het verkregen had, is niet bekend.

Evenals de oorspronkelijke Latijnse tekst is de inhoud verdeeld in vijf ‘traktaten’, die een wisselend aantal ‘leringen’ bevatten met een - eveneens wisselend - aantal

‘kapittels’. De kapittels, leringen en traktaten zijn later voorzien van initialen en een

titel in rubriek, waarvoor de benodigde ruimte nogal eens te krap ingeschat was. De

initialen zijn rood gekleurd en versierd met grof, blauw penwerk. De initialen aan

het begin van de ‘traktaten’ zijn groter dan die aan het begin van de ‘leringen’ die

weer forser zijn dan aan het begin van de ‘kapittels’. Het boek bestaat uit 15 katernen

van zes dubbelbladen, waarbij twee maal een dubbelblad verwijderd is en één maal

een dubbelblad is toegevoegd. Aan de laatste katern waren oorspronkelijk twee

(3)

De twee kopiisten van het manuscript

De tekst is geschreven door twee kopiisten. Kopiist A schreef de tekst van fol. 1r tot en met fol. 162v, regel 16. Daarna nam kopiist B het werk over en voltooide de tekst.

Beide schreven een gewone gotische cursief. Zowel A als B verzorgden in hun werk zelf de rubricatie.

Kopiist A heeft een groot aantal hoofdstukken overgeslagen. De reden hiervan is niet duidelijk. Gezien de volgorde van de ontbrekende kapittels in de Latijnse brontekst is het onwaarschijnlijk dat de kopiist een heel katern in zijn legger miste.

Hij sorteerde ook niet op bruikbaarheid voor de dagelijks praktijk van een chirurgijn.

Na fol. 162v heeft kopiist B alsnog de ontbrekende kapittels afgeschreven. Hij stuitte daarbij op een probleem. Bij het kapittel over de ontwrichting van de onderkaak was niet het hele kapittel maar slechts een deel weg. Hij besloot daarom de

ontbrekende tekst niet in het tweede deel in te voegen maar op twee aparte pagina’s te kopiëren.

Het werk van B verschilt in meerdere opzichten van dat van A. Het schrift lijkt weliswaar veel op elkaar, maar is in het tweede deel wat hoekiger. De initialen zijn ook iets anders van vorm en het blauwe penwerk van A heeft B niet overgenomen.

De custoden, die in het eerste gedeelte aanwezig zijn aan het eind van ieder katern, ontbreken in het tweede gedeelte. Verder zijn er veel verschillen in spelling en er verschijnen in het tweede deel soms alinea-tekens en punten. Het aantal regels per folium neemt toe van 29-30 in het eerste deel, tot 41 in het tweede.

Nadat kopiist A zijn `pars’ voltooid had, klopte - door het weglaten van een aantal kapittels - de volgorde van de kapittels niet meer met de oorspronkelijke nummering, die ook in de gebruikte titels van de kapittels genoemd wordt. De hierdoor ontstane verwarring werd opgelost door de kapittels opnieuw te nummeren (met Romeinse cijfers in rubriek in de linkermarge) en voorin een inhoudsopgave op te nemen, gebaseerd op deze nieuwe nummering. Kopiist B heeft deze hernummering echter niet voortgezet.

De leesbaarheid

Het handschrift verkeert in goede conditie en is goed leesbaar, alleen aan het eind van het manuscript wordt het schrift slordiger en kleiner. Beide kopiisten waren professionals. Dat betekent dat het boek vervaardigd werd voor een onbekende opdrachtgever.

Kopiist A maakt veel fouten: in zijn werk komen erg veel doorhalingen voor en

nogal wat evidente verschrijvingen. Merkwaardig zijn de ophogingen. Soms zijn die

terecht, maar dikwijls lijken de ophogingen geheel willekeurig. De namen van Galenus

en vooral van Avicenna zijn vaak onderstreept. Hiermee werd de grote mate van

autoriteit benadrukt die met name aan Avicenna toegekend werd. De sporadische

afbeeldingen zijn zeer primitief en lijken alleen begrijpelijk voor een lezer die uit

eigen ervaring het afgebeelde instrumentarium of het betreffende deel van de anatomie

al kende. Doordat er soms aanzienlijke delen van kapittels zijn weggelaten, is de

Middelnederlandse tekst soms moeilijk te begrijpen. De initialen zijn aardig maar

uiterst primitief versierd.

(4)

Met hetzelfde materiaal als de foliering zijn soms woorden onderstreept die voor een onbekende lezer onbegrijpelijk waren en werden er vraagtekens in de marge gezet.

Hiernaast staan er - vooral in het hoofdstuk over de oogziekten - veelvuldig in zwarte inkt onderstrepingen en aantekeningen in de marge in een vroeg zeventiende-eeuwse hand. Tenslotte zijn er zeer sporadisch aantekeningen in zwarte of groene inkt uit later perioden.

Samenvatting

Der tekst in het Amsterdamse handschrift is een vertaalde - maar enigermate verkorte - versie van de oorspronkelijke tekst van Lanfranc. Naast de anatomische,

diagnostische en chirurgische informatie wordt erg veel ruimte ingenomen door de talrijke recepten. De praktische bruikbaarheid van deze tekst zal voor de chirurgijn groot geweest zijn. Het hele boek is, evenals de oorspronkelijke tekst, strikt logisch opgebouwd: grote lacunes voor de toenmalige praktijk uitoefening zijn er niet in aan te wijzen. Misschien is het juister om het manuscript niet als een vertaling te beschouwen, maar als een bewerking van Lanfrancs tekst.

Lanfranc van Milaan

Lanfranc van Milaan (1245– ca.1315), eigenlijk Guido Lanfranchi geheten, werd waarschijnlijk geboren in Pisa. Hij studeerde in Bologna en was daarna in Milaan leerling van Guglielmo de Saliceto (1210-1280). Deze laatste was een gerenommeerd docent, die naast een Chirurgia ook een meer algemeen werk over de geneeskunde geschreven had. Lanfranc verwierf zijn academische graad en werkte na zijn studie tot 1290 in Milaan. In dat jaar werd hij uit de stad verbannen omdat hij tot de keizergezinde Ghibellijnen behoorde. Na zijn verbanning uit Milaan vestigde Lanfranc zich in Lyon, waar hij een korte chirurgische handleiding schreef: de Chirurgia parva.

In 1295 kwam Lanfranc als eerste vertegenwoordiger van de Noord-Italiaanse geneeskunde naar Parijs waar hij verbonden was aan de Confrèrie de Saint Côme et Saint Damien. Dit genootschap was rond 1255 opgericht door Jean Pitard, de chirurgijn van Lodewijk IX de Heilige (1214-1270). Als getrouwd man kon Lanfranc geen functie krijgen aan de Parijse universiteit: daar mochten uitsluitend celibataire geestelijken doceren. Als een andere reden wordt genoemd dat sinds de twaalfde eeuw de medische faculteit niet toestond dat er met de handen gewerkt werd. Met andere woorden: chirurgijns waren niet welkom. Er wordt wel gesteld dat de chirurgie te dien tijde nog geheel in handen was van de barbiers en dat Lanfranc dus beschouwd kan worden als grondlegger van de moderne chirurgie in Frankrijk. In Parijs schreef hij in 1296 zijn belangrijkste werk, de Chirurgia magna. Er is geen betrouwbare afbeelding van Lanfranc. Het enige ‘portret’ is een gravure (anno 1749) van een borstbeeld van Lanfranc. Waarschijnlijk berustte dit beeld echter op de fantasie van de beeldhouwer.

Lanfrancs colleges trokken veel leerlingen naar Parijs, onder wie de later beroemde

Henri de Mondeville en Guy de Chauliac. Eén van zijn leerlingen was de Vlaming

(5)

Of Jan Yperman in persona tussen 1296 en 1300 de colleges van Lanfranc gevolgd heeft, blijft een punt van voortgaande discussie. Ook een andere prominente, in het Middelnederlands schrijvende chirurg, Thomas Scellinck van Thienen (nu Tienen) verwijst in zijn werk Het Boeck van Surgien (anno 1343) vaak naar Lanfranc. Door de vele vertalingen van de Chirurgia magna in de volkstalen (bijvoorbeeld het Frans, Duits, Spaans, Middelengels, Hebreeuws en Middelnederlands) speelde Lanfranc een essentiële rol in de verspreiding van medische kennis uit Italië naar vrijwel geheel West-Europa. In 1498 verscheen de eerste gedrukte editie van de Latijnse tekst in Venetië.

Zoals hij in de inleiding van zijn Chirurgia magna verwoordde, beschouwde Lanfranc de chirurgie niet alleen als een handwerk maar ook als een wetenschap, die op medische kennis, onderwijs en literatuurstudie gebaseerd moest zijn. Zijn in de inleiding genoemde definitie van Cyrurgia laat wat dat betreft geen twijfel bestaan.

Hij poneert dat het voor een chirurg essentieel was kennis te hebben van de

geneeskunde en dat hij daarnaast bedreven moest zijn in de retorica, grammatica en dialectica. Een dergelijke ontwikkeling had de algemene geneeskunde al in de twaalfde eeuw doorgemaakt, met name in de school van Salerno.

De structuur en de inhoud van de afzonderlijke kapittels van de Chirurgia magna geven aan dat Lanfranc de chirurgie zag en wilde propageren als een wetenschap, zowel gebaseerd op de klassieke autoriteiten als op de empirie. Dat was wellicht tevens bedoeld om de doctores medicinae uit Parijs ervan te overtuigen dat hij over voldoende medische kennis beschikte. Maar zijn streven om de chirurgie als wetenschap erkend te zien naast (of als deel van) de geneeskunde, werd door de doctores medicinae met argwaan gevolgd. Dat was begrijpelijk gezien de zeer hoge eisen die Lanfranc stelde aan de opleiding van chirurgen. Lanfrancs opvolger, Henri de Mondeville, zal de tegenstellingen niet weggenomen hebben toen hij in zijn Chirurgia verklaarde dat God zelf een chirurg was (Deus ipsi fuit cyrurgicus practicus) omdat hij Adam opereerde en omdat er nergens in de Schrift staat dat Hij, ware Hij een medicus, urine en feces onderzocht (nusquam tamen scribitur quod ipse pulsus infirmorum tetigit sive quod egestioes inpexerit aut urinae). In 1311 beval koning Philips IV de Schone (1268-1314) dat aspirant-chirurgen geëxamineerd moesten worden alvorens de licentia operandi te verkrijgen. Degenen die slaagden voor dit examen, mochten zich ‘meester in de chirurgie’ noemen. Het betrof echter slechts een examen over praktische vaardigheden en er werden geen eisen gesteld aan medische kennis of andere literatuurstudie. Dit wordt wel beschouwd als een ernstige tegenslag voor de chirurgen die zich juist als gelijkwaardig aan de doctores medicinae wilden profileren. Pas in 1544 stond Frans I (1494-1547) toe dat chirurgijns een academische status konden bereiken. Voor de derde beroepsgroep, de barbiers, werd in 1372 al ten tijde van Karel V (1337-1380) vastgelegd wat hun bevoegdheden waren.

Samenvattend zou men kunnen zeggen dat de geleerde chirurgijns van Lanfrancs generatie klem zaten tussen twee beroepsgroepen: enerzijds de doctores medicinae die hun status niet met deze nieuwkomers wilden delen, anderzijds de laag- of niet-opgeleide chirurgijns die veelal het vertrouwen van het grote publiek behielden.

Dat op beide fronten strijd geleverd moest worden om de aandachtsgebieden was

onvermijdelijk.

(6)

zijn standpunten nooit op: iedere lezer van zijn werk moest zich met behulp van de literatuur een eigen mening kunnen vormen.

Glossarium

Nederlandse benaming Wetenschappelijke

benaming MN. TEKST

Alsemkruid Artemisia absinthium

Absinthium

Echte acacia (Arabische gom)

Acacia nilotica Achasschie

Kruidvlier Sambucus ebulus

Adic adec

Dunbladige affodil Asphodelus tenuifolius

Affodille

Larikszwam Polyporus igniarius

Agarici (1)

Een groep paddestoelen Agaricomycetes

Agarici (2)

Gewone agrimonie Agrimonia eupatoria

Agermonien

Monnikspeper kuisheidsboom Vitex agnus castus

Agnum castum

Griekse alant(swortel) Inula helenium

Al(l)a(e)nt

Onbekend Alibani

Gehoornde klaverzuring Oxalis corniculata

Alleluya

Leverkleurige aloe Aloe hepatica

Aloe epatici

Aloe Aloe

Aloe(s)

Absintalsem Artemisia absinthium

Alsen

Aluin Alumen faecis

Aluun aluyn

Amandel(boom) Prunus dulcis

Amandelen

Zie amidum Zie amidum (dub)

Ameos

Tarwezetmeel Amylum

Amidum

Noten van Oostindische olifantsluis

Semecarpus anacardium Anacardus anacorden

Stengelloze sleutelbloem Primula vulgaris

Andronij andronium

Antimoon Antimonum

Antimonum

Selderij Apium graveolens

Apie apij

Knolselderij Apium rapnum /rapaceum

Apium ranarun

Zalf met 12 ingredienten Apostolen salue

Rondbladige pijpbloen Aristolochia rotunda

Aristologie rotunda

Armeense aarde Bolus armenicus

Armenien

(7)

ammoniacum Komkommerkruid Borago officinalis

Arnadze

Erwten Arweten

Duivelsdrek Ferula asafoetida

As(z)a fetida

Mengsel van galnoten, Fe/CuSo4

Atrimente aterment atrymente

Citroenkruid Artemisia arbrotanum

Averane Averoene Averuut

Mansoor Asarum nigrum

Azari

Bloesem granaatappel Flos punica granatum

Balaustien

Balsemwormkruid Tanacetum balsamita

Balsami

Komkommerkruid Borago officinalis

Barnardze arnadze

Boraat maar ook andere mineralen

Baurac

Laurierolie Bayen Oli van

Hars van C.a.

Commiphora africana Bedelli Bedellium Bedelly

Bilzekruid Hyoscyamus niger

Beilde Billen Belde

Nagelkruid Geum urbanum

Benedicta

Zuurbes Berberis vulgaris

Berberis

Komkommerkruid Borago officinalis (dub)

Bernaeds

Laurierolie Laurus nobilis (olie van)

Bey oly

Heemst (Malva) Althaea officinalis

Bismalve

Gemene bijvoet Artemisia vulgaris

Biuoet bivoet

Bronwater Bo(e)rne

Wit bilzekruid Hyoscyamus albus

Boelden

Rode aarde Armeense aarde

Bolus armenicus Bolus armenicus

Sperzieboon Snijboon Phaseolus vulgaris

Bone

Heggerank Bryonia cretica

Brionie

Bonen Broede

Onbekend compositum Brune salven

Steenbreek Saxifraga granulata

Bruscus

Gekrulde tongvaren, hertentong

Phyllitis scolopendrium Buckesbaert

Komkommerkruid Borago officinalis

Buglosse

(8)

Wilde kaardedistel Dipsacus fullonum

Caerden (wilde-)

Rondbladige munt Mentha rotundifolia

Calamente calamita (1)

Bergsteentijm Calamintha officinalis

Calamente calamita (2)

Kolokwint Citrillus colocynthis

Caloquintide

Gamander Teucrium chamaedrys

Camedreos

Kamille Matricaria chamomilla

Camomillen

Kamfer Cinnamomum camphora

Camphore

Buikschildkevers Spaanse vlieg

Cantharidae Cantariden

Venushaar Adiantum capillus veneris

Capillis veneris

Kappertjes Capparis spinosa

Capparis

Spaanse peper Capsicum annuum

Capsia capcia

Hartgespan Leonorus cardiaca

Cardi cardiaca carden (1)

Look-zonder-look Alliaria officinalis

Cardi cardiaca (2)

Kardemon Elettaria cardamonum

Cardomoni

Pluksel Carpi /carpy

Karwij zaad Fructus carvi

Carvi

Bast van Chinese kaneel Cinnamomum cassia

Cassia lignea

Pijpkassie Cassia fistula

Cassieff casci cassio

Castorolie Samengestelde olie

Casto oli

Bevergeil Castorium

Castorei

Zilverglid Argenti spuma

Cathimia argenti

Pompoen Cucurbita pepo

Caworden calworden

Stinkende gouwe Chelidonium majus

Celidonie

Duizendguldenkruid Centaurea centaurium

Centauree

Salie Salvia officinalis

Centurum galli

Loodwit (loodcarbonaat) Cerusse

Lotus (zaadbol van) Nelumbo nucifera

Ciborie cibene

Keker (of toch gewoon erwt?)

Cicer arietinum (vrucht van)

Cicer

Noten van cipressen Cupressus sempervirens

Ciperssen noten van

Ajuin, knoflook Allium sativum

Cipol (van cluufloec)

Zie Sticados

Citados

(9)

Zink of cadmium erts Clemea

Climia

Knoflook (bol of ui van-) Allium sativum (bol of ui

van-) Clister loec

Knopig helmkruid Scrophularia nodosa

Clyeren cruut

Varkensgras Polygonum aviculare

Co(r)riginola

Witte klaverzuring Oxalis acetosella

Cocce

Coloquint, Hiera piera, e.a.

Pillulae cochias Rhasis Cochias Cochijs

Koemest Coem

Kool Brassica

Cole

Houtskool van wijnrank Colerien

Oogzalf, oogdruppels, pap op oog

Collerie collirium

Vioolhars Resina colophania

Colofonie

Bittere appel Citrullus colocynthis

Coloquintide

Koriander wandelkruid Coriandrum sativum

Comandre

Komijn Cuminum cyminum

Commijn

Zwavelzuur of ijzeroxide Coperoet

IJzer- of zinksulfaat Coperose

Koriander Coriandrum sativum

Coriandre

Majorana Wilde Marjolein Origanum majorana (zaad

van) Costi grana

Koraal Crael

Meekrap Rubia tinctorum

Crappen

Witte waterlelie Nymphaea alba

Cremeren (olie van)

Zeevenkel Crithmum maritimum

Creta marina

Crocus Crocus vernus

Croco croci

Vrucht van staartpeper Piper cubeba

Cubeben

Wilde meloen Cucumis melo agrestis

Cucumeris egrestis

Klimop Hedera helix

Cyloue

(Noten van) Cipres Cupressus sempervivens

Cyperus

Betonie Koortskruid Betonica officinalis (zie R.)

Cytonien citonien

Wilde peen Daucus carota

Dauci

Moerbezie-gelei Morus nigra

Diamoren

(10)

Medicijn van drie pepers Diateron piperon

Gember (wortelstok van Z.o.)

Zingiber officinale Diazinziberos

Dille Anethum graveolens

Dillen

Zuring Rumex (diverse soorten)

Doeken

Witte meidoorn Crataegus oxyacantha

Dorne

Iovis barba Sempervivum tectorum

Doure baerden (1)

Gewone agrimonie Agrimonia eupatoria

(vruchten van) Doure baerden (2)

Dragant = afscheiding van Astralagus

Electuarium op basis van dragant

Draganti dyadraganti

Sap van de

Drakenbloedboom Daemonorops draco (sap

van) Drakebloet

Complex antidotum Driakel Dryakel triacle

theriac

Azijn Edick

Ui, knoflook.

Allium Eiune

Alsem Alsem

Elcim

Kerstroos, zwarte nieswortel

Helleborus niger Ellebore

Bloedsteen Lapis emathitis

Emanthitis emantiste

Haematiet Haematites

Emastistes

Griekse Alant Inula helenium

Enula campana

Klein Warkruid Cuscuta epithymum

Epithinis epithymo

Heksenmelk Euphorbia esula

Esule

Wolfsmelk Euphorbia

Euforbium

Onbekend Falgenine

Venkel Foeniculum vulgare

Fenecol

Fenegriek Trigonella foenum

graecum Fenigreet

Pimpernoot Klootzakkenboom Staphylea pinnata

Festiten

Naakte varen Psilotum nudum

Filato

Moerasspirea Filipendula ulmaria

Filupenduli

Duivenkervel Fumaria officinalis

Fumis terre

(11)

Hars van F.g.

Ferula galbaniflua Galbanum

Galanga Alpinia galanga

Galinga

Zie Galbanum Galwanum

Granaatappels Punica granatum (vruchten

van) Garnaten

Tuinanjer Dianthus caryophyllus

Garofilan

Kruidnagelen Eugenia caryophyllata

Garofolium

Jeneverbes Juniperus communis

Genevere

Gember Zingiber officinale

Gengeber

Gele gentiaan Gentiana lutea

Gentiana gantsiaen

Granaatappelboom (vruchten van) Punica granatum (vruchten

van) Gernate garnate

Gerst Hordeum

Ghersten

Gember Zingiber officinalis

Ginghebar

Gele lis Iris pseudacorus

Gladi

Kalmoes Acorus calamus

Gladiole

Paradijskorrel Afromonum Amomum melegueta (zaad

van) Granorum paradisi

Duivekervel Fumaria officinalis

Grisetento grisconte grisori

Tarwegruis Gruese

Echte acacia (gom van) Acacia nilotica

Gumi arabien

Zie Bismalve Zie Bismalve

He(e)nise(n)

Vogelkers Prunus padus (?)

Hennenkers

Herfsttijloos Colchicum autumnale (bol

van-) Hermodattilen

Tongvaren, miltkruid Asplenium scolopendum

Herts tonghe

Gemene pijpbloem Aristolochia longa

Holwortel lange

Ronde aristologie Aristolochia rotunda

Holwortel ronde

Rozenhoning Honingh rosaet

(grote) Weegbree Plantago (major)

Hontsribbe

Stroop met kruiden Julapium

Ilep iulep

Edelgamander Teucrium chamaedrys

Ilue of ilue

Vlijtig liesje Impatiens walleriana

Ipacium

Gele hypocist Cytinus hypocistis

Ipoquistidos

(12)

Meel van wilde granaatappel Blausticum

Kalanstien

Onderdeel van Mirabolum (zwarte M.)

Kebula

Waterkers Sisymbrium nastartium

Kerse

Rode gom of andere org.

stof Lacta

Lacta

Ridderzuring Rumex obtusifolius

Ladic

Grote engelwortel Archangelica officinalis

Ladit

Wasgagel Myrica cerifera

Lanteren, vrucht van

zie Ladit Lapacium

Laudanum Cistus polymorphus (e.a.)

Lapdanum

Versteende zee-egels Lapidis iudaci

Puimsteen Lapidis spongie

Sla Lactuca sativa

Latuwen

Laurierolie Laureolate

Lavas Levisticum officinalis

Lavaske

Lelie Lilium candidum

Lelien

Linzen Ervum lens

Lenten Lentiles

Ongebluste kalk Levende calc

Natuurlijk zwavel Sulphur vivum

Levende sulphur

Boksdoorn Lycium barbarum

Licium

Tuinkamperfoelie (sap) Lonicera caprifolium

Licium

Poeder van planten Licrum

Lijnzaad, vlas Linum usitatissimum

Lijnzaad

Lelies Liliacaea

Liliaceren

Zoethout Glycyrrhiza glabra

Liqoricie

Loodglans Lithargyrum

Litargos litterrerum

Zie Ilue Llue of ilue

Loodwit (basich loodcarbonaat) Loetasche

Bolderik; draik; dolik Lolium temulentum

Lolium

Zwart peperboompje Daphne laureola

Luriole

Steeneppe Antama macedonia

Macedonie (1)

(13)

Zie bismalve Zie bismalve

Malvinge

Slaapbol, maankop Papaver somniferum

Mancnop

Amandelboom Prunus dulcis

Mandelen

Alruinwortel Mandragora officinalis

(wortel van-) Mandragora

Wolfsmelk Andere naam voor

euphorbia Manne

ingedroogd sap van tamarinde boom Tamarindus indica

Manne

Malrove Marrubium vulgare

Marrabium

Soort glazuur Massatue

Mastiek = hars van P.l.

Pistacia lentiscus Mastix

Meekrap Rubia tinctorum

Meden

Witte waterlelie Nymphaea alba

Meerbollen

(Tuin)melde Atriplex hortense

Melde milde

Gele honingklaver Melilotus officinalis

Mellote mellelotum

Gele hoornpapaver Glaucium flavum

Memite

Bosbingelkruid Mercurialis perennis

Mercuriael

Paardenmunt Monarda punctata

Metastre

zie Pes milium Milium

Steenbreek Parelzaad Milli solis

Miliy solis

Duizendblad Achillea millefolium

Millium folis

Glad parelzaad Lithospernum officinale

Milum

Mengsel van vijf vruchten Mirabolane

Myrobalanen Myrobalani citrini

Mirabolanis citrinus

(gomhars) mirre Commiphora myrrha

Mirre

Myrte Myrtus communis

(vruchten van-) Mirtillen

4 soorten o.a.lijkenvocht Mummie

wrsch muskaat (geen muscus)

Myristica fragrans Musca

Zwarte nachtschade Solanum nigrum

Nachtscade

Zwarte komijn Nigella sativa

Nigella

Potas (ook soda?)

Nitre

(14)

Laurierolie Oli van bayen

Wolfsmelkolie Oli van euforbio

Wierookboom (hars van-) Boswellia cartari (gomhars

van-) Olibani

Castorolie Samengestelde olie

Olie van castiïn

Olie van de Nardusplant Olie van nardunen

Kerstroos Zie ellebore

Ollebore

Arseensulfide Operment opperiment

Slaapbol Papaver somniferum

Opij opy

Blaartrekkende boterbloem Apium agreste

Opium risum

Zoete Mirre Commiphora erythrca

Opopanat

Marjolein Origanum vulgare

Origanum

Ossentong Anchusa officinalis

Ossentonge

Honing +azijn Oxysaccharum

Oximel

Suiker + Azijn Oxysacharum

Peer Pyrus communis

Paerte

Eikenvaren Polypodium vulgare

Palipodij

Moesappelen (mogelijk) Pameye

Pamiseren

Eekhoorntjesbrood Panicum miliaceum

Panis porcini

Zie Lolium Pannicium

Paardenbloem Taraxacum officinale

Papen cruut

Groot kaasjeskruid Malva sylvestris

Papple

Akkerwinde Convolvulus arvensis

Paritari parctari

Kandijsuiker Penide

Penytsuiker Penideem

Penningkruid Lysimachia nummularia

Pennine cruut

Peperkers Lepidium latifolium

Pepwort

Duizendpoten Pes milium

Pek Pick pic

Aloe vera Aloe vera

Pigra

Kleine bevernel Pimpinella saxifraga

Pimpernelle pimpinelle

Breedbladig peperkruid, peperkers

Lepidium latifolium

Piperworte piperus

(15)

coccineum

Prei Allium porrum

Poieten

Zie sticados Polefatados

Gamander Teucrium polium

Polium

Populier Populus nigra

Poplen

Samengestelde zalf (antidotum)

Unguentum populeon (v.L.

268) Populion

Prei Allium porrum

Porro poreiden

Postelein Portulaca oleracea

Porteleynen

Pruimen Prunus domestica (varieteit

van) Prunen v. Damascus

Granaatappelpitten Psidia granati cortex

Psidien

Vlooienkruid Plantago psyllium

Psillis psiloto

Gerstenwater Ptisane tisane

Polei Mentha pulegium

Pullegy pullegium

Mierikwortel Cochlearia armoracia

Radic (wortelen van)

Honingraat Raet

Rood arsenicum Arsenicum auripigmentum

Realghe

Rabarber Rheum rhabarbarum

Reberra

Hondsroos Rosa canina

Rosaet

Samengestelde zalf Unguentum ruptorium

Ruptorie

Wijnruit Ruta graveolens

Rute rutarenen

Pijlbrem Chamaespartium sagittale

Sagitelle

Bonte salie Salvia horminum

Salgenma salvie

Kaliumnitraat Spuma nitrium

Salgenme sagimen

Salie Salvia officinalis

Salien

Cu-acetaat Verschrijving voor

sciltverwe Salt verwe

Sandelhout Santalum album

Sandalen

Drakenbloedboom Daemonorops draco

Sanguis draconis

Hokjespeul Astragalus sarcocolla (gom

van) Sarcocolle scarcocolle

Bonenkruid Satureja hortensis

Satureye

Zevenboom (meel van) Juniperus sabina

Savelboom (meel)

(16)

Witte nieswortel Convolvulus scammonia

Scamonie

Varieteit van andijvie Cichorium endivia

Scariola (1)

Kompassla Lactuca serriola

Scariola (2)

Cichorei Cichorium intybus

Scariola scerleye

Ridderzuring Rumex obtusifolius

Scerpe ladic

Kopergroen (-acetaat) Verdergris

Sciltverwe

Scheepspek Pex navalis

Scippick scippeck

Duizendpoten Scolependre

Zwarte bosbes Cordia myxa (vruchten

van) Sebesten

Rode leem (met zegel) Terra sigillata

Seghelt eerde

Senna Cassia angustifolia

Sene

Gom Serapium

Gele mosterd Sinapis alba

Sinapis

Mosterd Sinapis alba

Sinapis

Kruiskruid Senecion

Sincium

Koningskaars Thapsus barbatus

Slarie zie ook Tapsia

Sleedoorn Prunus spinosa

Sleedoernen

Sleedoorn Prunus spinosa

Sleen

Smeerwortel Symphytum officinale

Smeerwortelen

Spijk lavendel Lavandula spica

Spica celtica

Wortel van spijknarde Nardostachys jatamansi

(wortel van-) Spica nardi (1)

Valeriaan Valeriana officinalis

Spica nardi (2)

Werk van vlas Spijt

ZnO, gebrand ivoor, as Spondium (v.L. 274)

Spondy spondium

Spurrie Spergula arvensis

Sporien sporage

Wilde hyacinth Scilla maritima

Squillen

Citroengras Andrapogon schoenanthus

Squinati

Ridderspoor Delphinum staphisagria

Staphisagre

Kuif lavendel Lavandulae stoechas

Sticados

Granaatappelpitten Stoersen van garnaten

Storaxboom (heester).

Styrax officinalis

Storax

(17)

Wilde chichorei Cichorium intybus

Sycoree

Tamarinde Tamarindus indica

Tamarinde

Wolfskers Thapsus barbatus (of

verbascum) Tapsia zie ook Slarie

Wilde tarwe Triticum

Taries lignorum

Rode klei-aarde van Lemnos

Mgl. Terra lemnia Termis

Zegelaarde van Lemnos Terra sigillata

Wrsch. Regenwormen Tettingen

Tijm Thymus vulgaris

Thimi

Wierook Thus

Thucia thuris thuci

Complex antidotum Zie dryakel

Tiriake triakel theriac

Gerstenwater Zie Ptisane

Tisane

Kroontjeskruid Euphorbia helioscopia

Titimalus

Wolfsmelk Euphobia (zie R.)

Tomiane

Samengesteld antidotum Trifia mynor

Wierook Olibani

Tucie Thucia Thus

Een van de windenfamilie Operculina turpethum

(wortel van) Turbith

Zalf met 12 ingredienten Twaalf-apostelen zalf

Wrsch. = witter salven.

Ungentum album rasis

Zwarte zalf Unguentum nigrum

Unguentum fuscum

Varkensgras Polygonum

Ustar (wrsch. 'rister')

Bosrank bosdruif Clematis viticella

Vaticella

Venkel Foeniculum vulgare

Veenkoel

Zie fenegreet Veneric venegriec

IJzerhard Verbena officinalis

Verbena

IJzerhard Verbena officinalis

Verwen

Maagdenpalm Vinca minor (niet zeker)

Verwort

Vlier Sambucus nigra

Vieder

Bladeren van viooltjes Violetten

Kaardebol Dipsacus sylvestris

Virga pastorum

Stokroos Malva

Vismalve

Bosrank Clematis viticella

Vitrella

(18)

Waterkers sterrekers Sisymbrium nastartium

Waterkersen

Klimop Hedera helix

Wedelwende

Weegbree Plantago lanceolata of

major Wegenbrede

Wikke Vicia villosa (e.a.)

Wicken(n)

Wijnstok Vitis vinifera

Wijngaert

Kaliumbitartraat Tartarus

Wijnsteen

Schietwilg Salix alba

Wilgen

Wierook Hars van Boswellia

Wirox Wieroeck

Witte komijn Cuminum cyminum

Wist coem

"Een peulvrucht" (MNW) Vicia villosa (e.a.)

Witse

Peperkruid Lepidium latifolium

Wyt pep wortelen

Kleine bevernel Pimpinella saxifraga

Xaxifagre

Houtbalsem van cassiahout Xilobalsami cassiolignee

(Koud)honingextract Ydromelle

Suikerwater Ydrozatum

zie Ipoquistidos Ypoquistidos

Iris Iris germanica / florentina Yreos

IJzerhard Verbena officinalis

Yserhart

Hysop Hyssopus officinalis

Ysoe Isope Ysope

Suiker met

rozenblaadjesaftreksel Z(s)uker rosaet

Honing Zeem seem

Gember (wortelstok van Z.o.)

Zingiber officinalis Zinziberos

Granaatappelschillen Psidias (in ME)

Zosidien

Suiker Saccharum

Zuccarum

(19)

Dit is die tafel vanden Groten Lancfranck

1

I

2

Dat ierste capittel is der ierster leringhe des iersten boekes of tractaet is wat surgie is ende in hoe vole delen sy ghedelt werden.

II Dat ander capittel is hoe die surgijn gheformert sal wesen in seden ende in cunsten ende hanttieringhe in allen manyeren dat hem to behoert.

III Dat derde capittel is vander meninghen

3

of begherten des surgijns ende sijn werck.

4

IIII Die ander leringhe des iersten tractaets is een summe ende een capittel vander anathomie, formen, complexcien ende myt helpinge alder leden. Ende hoe dattet kijnt wert gheboren inder moeder lichame. Ende hoe dat elck lijt wert ghewonnen ende wat natuer ende van wat werck dat sy sijn, of wat dienst dat sy den lichame doen ende welke leden moghen verloren werden off verlamet van wondinghe of mysvalle der leden.

V Die derde leringhe des iersten tractaet welc houdende is XV capittelen. Dat iersteis een ghemen sermoen van aldes lichames.

VI Dat ander capittel is van cuere der vleysch wonden.

1 Titel in rubriek.

2 De Romeinse cijfers voor de alinea’s zijn in rood geschreven, evenals de titel en de eenvoudig versiering van de hoofdletters aan het begin van de alinea’s. De cijfers voor de alinea’s komen terug in het handschrift in de linkermarge. Het cijfer ‘I’ is wat extra versierd. De hoofdletters in de tekst zijn (soms ten onrechte) opgehoogd door een rood streepje.

3 Emendatie: het handschrift heeft ‘menighen’.

4 Regel opgevuld met rood penwerk evenals vrijwel alle laatste regels van de alinea’s.

(20)

VII Dat derde capittel is van wonden in zenuwen.

VIII Dat vierde capittel is van cuer der wonden in benen.

IX Dat vijfte capittel is van frutseringhe of quessinghe myt wonden of sonder wonden.

X Dat seste capittel is der derder leringe des iersten boekes ende is van wonden myt apostemen ende quade toe valle.

XI

5

Dat sovende capittel is van verwoeden honden bete ende van anderen venijnden besten.

XI Dat achtende capittel is van wonden myt benren toe broken.

XII Dat neghende capittel is van bloet toe stempen in wonden.

XIII Dat tiende capittel is van spise der ghewonder luden.

XIIII Dat XI capittel is van olde, opene zeren.

XV Dat XII capittel

6

is van fistulen.

XVI Dat XIII capittel

7

is van olde opene kankeren.

XVII Dat XIIII capittel is van saken die wonden ende zeren hinderen dat si nyet en helen.

XVIII Dat XV capittel is vanden crampe die coemt inden wonden.

Hier eyndet dat ierste boek.

5 Twee hoofdstukken hebben XI als nummer.

6 ‘Ca’ is in superscript toegevoegd.

7 ‘Ca’ is in superscript toegevoegd.

(21)

XIX Hier beghint dat ander boeck of tractaet van Lancfranck houdende van wonden der dienstingher leden vanden hoveden to den voeten ende voer settende de anathomien der dienstachtich leden.

XX Dat ierste capittel is van wonden des hovedes ende sijn anathomien.

XIX Dat ander capitel is van wonden des aensicht.

XXII Dat derde capittel is van wonden des halses ende kelen ende haer anathomien.

XXIII Dat vierde capittel is van wonden der boersten ende der leden in haer houdende ende haer makinghe.

XXIIII Dat vijfte capittel is van wonden der spaculen des armes ende der handen ende haer makinghe der benen.

XXV Dat seste capittel is van der spinen ende der spondelen ende haer makinghe.

XXVI Dat sovende capittel is van wonden der maghen ende dermen ende des bukes ende haer anathomien.

XXVII Dat achtende capittel is van wonden der leveren, der milten ende der nyeren ende der blasen ende haer anathomien.

XXVIII Dat neghende capittel is van wonden der moder, der roden, der cullen ende haer anathomien.

XXIX Dat tiende capittel is van wonden der hancken, der dyeen, der knyen ende haer anathomien.

8

8 Emendatie: Het handschrift heeft ‘anathomen’ of ‘anathonien’.

(22)

XXX Dat ander capittel is van scoerfheit ende van allopiciam ende tinea ende van medicinen de purgeren sijn die humoren.

XXXI Dat derde capittel is van sculfen ende pusten diemen heitet saphati.

XXXII Dat vierde capittel is van plecken, sprotelen ende rosen ende lycclawen int aensicht.

9

XXXIII Dat vijfte capittel is van juecten ende van rudicheit.

XXXI V Dat XVI capittel is van bloet laten, die aert ofte cunst daer van.

X X X V Dat XVII capittel is van ventosen ende van lieken.

XXXVI Dat XVIII capittel is van cauterien.

XXXVI I Dat XIX capittel is van bescoutheiden of barnen van vuer of water of oly.

XXXVI II Die ander leringhe vanden derden tractaet des boekes is van apostemen ende hevet in XVI capittelen. Ende dat ierste capittel der ander leringhe des derden tractaets is vander generacien der humoren.

XXXI X Dat ander capittel is van apostemen ghemene.

XL Dat derde capittel is van apostemen des hovedes ende wat dat daer vergadert is indes kijndes hoefde.

XLI Dat vierde capittel is van apostemen.

9 Voor deze twee regels heeft de kopiïst

(23)

der wortelen der oren.

10

XLII Dat vijfte capittel is van apostemen des halses ende der kelen ende squinancien.

XLIII Dat seste capittel is van apostemen onder den arme.

XLIIII Dat sovende capittel is van aposstemen der armen ende den scolderen wert.

XLV Dat achtende capittel is van apostemen der ghesteliker leden ende op zwellinghe.

XLVI Dat neghende capittel is van apostemen omtrent den mont der maghen.

XLVII Dat tiende capittel is van apostemen der liesschen.

XLVIII Dat elfte capittel is van apostemen der dyeen ende der hanken.

XLIX Dat twalefste capittel is van apostemen der veden ende der cullen.

L Dat dertiende capittel is van apostemen der clyeren ende der wonnen.

LI Dat viertiende capittel is van den kanker die nyet uut ghebroken en is.

LII Dat vijftiende capittel is van

10 ‘Oren’ is later toegevoegd nadat ‘oghen’wert doorgehaald. In de rechter bovenhoek is ‘Aures’

eveneens later toegevoegd.

(24)

apostemen bocium ende van slacken.

LIII Dat XVI capittel is van passien ende zweringhe der junctueren.

LIIII Dat achtende capittel is van een groet lyt toe mynderen ende een cleyn lyt toe merren.

LV Dat neghende capittel is van hermofroides, dats van kinderen die gheboren sijn wijf ende man in een persoen.

LVI Dat derde leringhe des derden tractaet is van siecheiden ende hevet VIII capittel.

Dat ierste is van crancheit der oren ende de cuere ende anathomie.

LVII Dat ander capittel is van siecheiden der oghen ende haer anathomien.

LVIII Dat derde capittel is van der siecheiden der nosen ende haer anathomien.

LIX Dat vierde capittel is vanden siecheiden des mondes ende der tonghen, der tanden ende haer anathomien.

LX Dat vijfte capittel is van ziecheiden der mammen off groetheide of weeheide der van natueren coemt.

LXI Dat seste capittel is van syphac ghescoert ende gherecket.

(25)

LXII Hier beghint de tafel vanden vierden boeck of tractaet ende hevet in hem II leringhe.

LXIII Die ander leringhe des vierden tractaets is van ontledinghe der leden.

LXIIII Dat ierste capittel des vierden boekes ende is een ghemeen sermoen van brekinghe der benren.

LXV Dat ander capittel is van brekinghe der benren int aensicht.

LXVI Dat derde capittel is van brekinghe des caenbeens ende die frucelen der boersten.

LXVII Dat vierde capittel is van brekinghe der ribben ende spontelen.

LXVIII Dat vijfte capittel is van breken der armen ende ellenboghe.

LXIX Dat seste capittel is van brekinghe der benen ende der dyeen.

LXX Dat sovende capittel is von quessinghe ende vondinghe der benen sonder brekinghen.

LXXI Die ander leringhe des vierden boekes is van lede die uut haer proper stede sijn

ende hoemense weder

(26)

in voeghen sal ende hevet vijf capittelen. Dat ierste is een guet, proper sermoen vanden ontledinghen.

LXXII Dat ander capittel is van die mandibule, dat is als die caken uten lede is of uter stede.

LXXIII Hier beghint dat vijfte boeck vanden Groten Lancfranck ende dat hevet VII capittelen. Dat ierste capittel is van repercussive, dats te seghen weder slaen die dinghen ten humoren ende die manyere van weder slaen.

LXXIIII Dat ander capittel van resolativen, dats te segghen ontbindinghe ende die manyere te ontbinden.

LXXV Dat derde capittel is van matuerativen, dats te segghen rijpinge dinghen ende die manyere van ripen.

LXXVI Dat vierde capittel is van mundificativen

11

, dat is to segghen suverende dinghen ende die manyer hoedatmen suveren sal.

11 Emendatie: het handschrift heeft ‘mundificaiven’.

(27)

LXXVII Dat vijfte capittel is van consolidativen, dats te segghen helende dinghen ende die manyere hoe datmen vleysch ende

12

huut sal doen wassen.

LXXVII I Dat seste capittel is van corrosiven medicinen, dat is to segghen bitende dinghen alse gaten te maken ende vleisch af te doen.

LXXI V Dat sovende capittel is van mollificeren, dat is to segghen to rijpen ende die manyere hoe datmen ripen sal.

LXXX Dat achtende capittel is van saken ende dinghen dat wonden ende zeren hinderen dat sy nyet en helen.

12 Emendatie: het handschrift heeft tweemaal ‘ende’ (dittografie).

(28)

Alhier beghint dat boek van surgien van Meilanen ende heyt

13

de Grote Lancfranck

14

ende is een blom van surgien.

15

Alhijr bygint die Grote Lancfranc

In den name des Vaders, des Sones ende den Heilighen Gheestes.

Ter eren Goedes ende siner liever Moder Marien ende alle hemelsche

16

heerscap, om nutticheit mynes kijndes ende aller menschen, wil ic, Lancfrankus, an vaen een groet werck dat sal heten een vulmaecte kunst van cyrurgien. De welke leringe ic heb ghenomen vanden ouden, vroden meisters, ende welke leringe ic heb vastmaket myt mynen sekeren, gheproefden, experten experimenten, die ic lange tijt heb gewroch.

Dese leringe ic dele in V boken of tractaten.

Die eerste tractaet het III leringe ende die eerst leringe hout III capittelen.

Dat eerste capittel der eerster leringe des eersten tractaets is wat cyrurgie is ende in hoe voel sie ghedeelt

17

wart.

Dat ander capittel is hoe die cyrurgien sal formeret wesen in sinen seden ende kunsten ende usaien van allen dingen.

Dat derde capittel is van der meninghe ende bygheerte

13 Emendatie: het handschrift heeft ‘hert’.

14 De ‘r’ van ‘lancfranc’ is in superscript toegevoegd.

15 Emendatie:Het handschrift heeft ‘surg’.

16 Hiervoor is ‘heyl’ doorgehaald.

17 Hiervoor is een ‘d’ doorgestreept.

(29)

des cirurijns in sijn werck.

Die ander leringhe des eersten tractaets is een summe ende een capittel van der anathomien, formen, complexien ende hulpinghe alder leden ende ho dat kijnt wart ghevoet in der moder lichaem ende ho dat wert ghewonnen elc lit ende wat natuur si sijn ende wat werck jof deenste de leden den lichaem doen ende die welken mogen werden verloren of verminct by wonden of miskame

18

dere leden.

De derde leringhe des eersten tractaet hout XV capittelen.

Dat eerste capittel hout een ghemeen sermoen van wonden aldes lichaems.

Dat ander capittel is de cure van vleisk wonden ende naien.

Dat derde capittel is vander wonden in zenuwen, coerden, musen, binselen.

Dat veerde capittel is vander curen van wonden in benen.

Dat vijfte capittel is van frotseringe mit wonden ende sunder wonden.

Dat seste capittel is van wonden mit apostemen ende quade to vallen.

Dat sevende capittel is van verwode hondes beten ende van andere venijnden beesten.

Dat achtende capittel is van wonden mit beenre to broken.

Dat negende capittel is van stremmen bloet in wonden.

Dat X capittel is van spise der ghewonden.

Dat XI is van oude, openen seren.

Dat XII is vanden fistulen.

Dat XIII is vanden openen cancker.

Dat XIIII is van saken de be

18 Emendatie: het handschrift heeft ‘miskme’.

(30)

letten wonden ende seren to helen.

Dat XV is vanden cramp comende in wonden.

[I] Dat ierste Capittel der der ierster leringhe des iersten trataet is wat surgie is ende in hoe vole dat si ghedeelt werden

Al dat wy bygheren to ondersoken dat mach wesen ondersocht in enen van dre maneren, als by sinen name, jof by sijn werke, jof by siner warachtigher ende essenciaeler diffinicien. In desen dre maneren soe mogen wy onder soken de eerste cirurgie. Want byder byteykense siner name wert gheseit aciros, dats een hant, ende gios, dats werkinghe,

19

om dat al hoer eynden ende al hoer nutscap stat in die werkinghe vander hant.

In die selve manere mogen wy se bykennen by hoer warc, want si staet by dat werc der hantliker dingen. Daer of seit Galieen:

‘We so een dinc wil ondersoken, de peinset niet to ondersoken uut hoer name, mer uut hoer werc ende wesene’.

Ende Avicenna seit:

‘De kennese der inghesetter namen en doet niet af de onwetenheit de welke ghevet de vreemtheide der dinck.’Daer om sy dat sake dat die kennisse der werkinghe mit der kennisse der namen si tselve. So ist openbaer dat wy de kennisse der cyrurgien moten ondersoken by haren diffinicien onderscheit de to kennen ghevet

19 Hiervoor staat (doorgestreept) ‘werkende’.

(31)

haer wesen. Waer of dat wy segghen dat Cirurgia

20

is een medicinabel kunst, mit welken kunst wy werden gheleert te werken mitter hant in des menschen lichame, continuerende solucie weder ledende te mogenliken state, ende to vervloyende uut te steken, na der meninge der thoriken der medicinen.

Alse wy seggen dat cyrurgie is een kunst, so wy der seggen dat cirurgie is een sunderlinghe werkinghe die welke is een overtallige ende een corruptibele dinc vanden welken gheen kunst is. Ende dat wert to ghedaen medicinael, want dit wort

‘kunst’ wert niet properlic nomen mer ghemeenlic also gheheel. Alze men seit ‘is ghewerc’ ter differencien van der theoriken. Ende alsmen seit: ‘mit den handen’, so seit men die practike. Ende alsmen seit: ‘in den menschen lichaem’, dat seit ter differencien (id est onderscheit) vanden werken de men mit handen in die stummen deren doet. Mar daer om noch tot hijr mochte werden ghediffiniert alle die practike, so wert daer to daen dre differencien, de houden alle die werken van cyrurgien de welke sijn dese: alset

21

ghehele to scheiden, ende tscheidene to helen , ende

tovertallige af te doen. Mer also wert componeert: sone werter niet moghelix gheset, dan het niet moet werden gheseit:

‘De en is gheen cirurgijn de tquetste lit leit ten beteren staet, al is dat saek dat het niet schoen en is

20 Cirurgia met een rood aangestipte hoofdletter plus paragraafteken. In de kantlijn staat in het handschrift van de kopiist hic patet diffinitio cyrurgie (‘hier staat de definitie van ‘chirugia’) met een rode lijn er boven en er onder.

21 Hiervoor doorgestreept ‘alshet’.

(32)

ofte heel alsoet was.’ Ende alsmen seit ‘na den meninghe der theoriken’, dat wert gheseyt dat men moet weten dat den cirurgijn is orberlic to weten de theoriken alsoet openbaerlike sal verliken in sijn stede. Die generael partien der cirurgien: so wat de andere seggen sijn dre meninge der cirurgien, die welken in haer properlic stede werden gheclareert. Mer die menschelike lichaem beide de ghelike lede ende die dienlic sijn onderwerpen der cirurgie optie welke alle de cirurgien wert ghesticht.

[II] Dat ander capittel is hoe die surgijn gheformiert sal wesen in sinen seden ende cunsten, ende hanttieringhe ende ghewonten van allen dinghen ende wat hem nutte is

Hets noetzakelic dat de cirurgijn hebben gheproponeerde schepnesse ende oec ghetemperde complexien. Hijr af seit Rasis:

‘Des welcs aensichte is schone, hem en is niet onmoghelic to hebben guede seden’.

Ende Avicenna seit:

‘De quade seden sijn navolghende der ghedaenten ende der quader complexien.’

Ende dat hy oec hebbe die handen wel ghescapen, die vingeren clene, graceliken

ende lanc, ende alden lichaem sterck ende niet bevende, ende alde leden des lichaems

sterck ende abel om te fulmakene die gueden werken der zielen, alse mit subtilen

pensen ende dencken. Want de quantiteit

(33)

van dien de jegen hem seggen sellen, mochtmen mit ghenen litteren scriven. Galieen seit:

22

‘Hy moet natuurlic oetmodich sijn ende sterc van sinne ende niet tovallende, ende niet gheleert alleen in medicinen, mer in allen delen van philosophien naturalen’.

Hy moet kennen loyke, up dat hy die scrifture mach verstaen. Ende hy moet leren by siner gramerien

23

rechtlic to spreken

24

, ende hy moet syne sake proven mit reden, ende dat leert dyaletica. Ende hy moet synen woerden kunnen bytaemlic maken to sijnre meninghe, ende dat leert rethorica. Ende hy moet kennen ethicam, dat hy verantworde quaetheide. Ende hy moet hebben doechdelike seden, alsoe dat hy niet en moet sijn putierachtich, noch nidich, noch wrekich, noch ghirich, mer hy moet sijn ghetrouwich. Ende hy moet hem altomael gheven ten sieken, so dat hy niet en moet achterlaten anden sieken dan hem to byhoert.

Ende int huus des siekens sel hy spreken gheenre hande woerde dan de ter cure to byhoren. Ende hy en sal micken noch seen up dat wijf vanden huse des zieken.

Noch hy en sal niet spreken mit hare in rade, sunder dat de cure to byhoert in nutticheit. Noch ghenen vanden huse des zieken gheven raet, sonder dat die zieke an hem versoket jof enich van die dienstluden. Ende en schelde niet den zie

22 ‘Galieen seit’ is rood onderstreept.

23 Gebruikerssporen: het woord ‘gramerien’ is blauw/grijs onderstreept, waarschijnlijk met potlood. Dit komt verder in het manuscript vaker voor als er een woord gebruikt wordt dat in eerste instantie door een (onbekende-) lezer niet begrepen werd.

24 In de linker marge een korte aantekening in dunne zwarte inkt.

(34)

ken noch mit nemen vanden huse, mer hy sal hoveslike den seken altoes toe gheloven di ghesondicheit, also verre als hy mach, altoes troestende te sire salicheit. Ende is dat sake dat die sieke sy wanhopich van sijnre ghesonde, so toget vader ende moder jof vreenden. Ende de cirurgijn sal oec gheen sware cure min noch mer an nemen die in wanhopen sijn.

Ende hy sal helpen den armen na sijnre macht, ende hy en sal hem niet scamen vanden riken to nemen gueden loen. Ende hy en sal hem selven niet prisen mit sinen monde ende hy sel niet spreken scheldende de tenen

25

anderen. Alle de medicinen sel hy eren ende clercken. Ende jegens ghenen cirurgijn en make nidicheit na siner macht. Ende hy sal hem ten doechden setten na siner macht, also dattet werc gheve van hem gueden name. Ende dit leert ethica.

Ende also leert phisica dat hy al sijn werke sijn instrument van cirurgien can proven mit theoriken regulen, de welke leert phisica. Want hets noetsaec dat die cirurgijn kan phiseliken theoriken, also dat men mach proven. Want alle cirurgijn is een practicus, ende elc practicus is theoricus; daerom alle cirurgicus is theoricus.

De maior wert provet by Avicenna, seggende dat de dinc vander practiken der medicinen vervult wert mit enen van dre dingen. Dat eerste is regiment vanden voetsele. Tander mit gemengen

26

van medicinen. Dat derde mit werkinghe vander hant. De welke

25 Gebruikerssporen: ‘tenen’ met potlood onderstreept en een vraagteken in de marge. Later is er in de rechter marge bij geschreven in inkt: ‘dene ten’.

26 ‘gemengen’ blauw onderstreept.

(35)

seyt Galienus, Johannes, Constantinus

27

ende Hali de Abt. Ende andere en setten der niet meer dan twe. Teerste regiment ende de medicine , ende dat ander: werkinghe mit der hant. De minor wert gheprovet by der diffinicien vander theoriken ende van der practiken, de den ene ten anderen bescouwen. Want theorike is fulmaecte kennisse der dinghen, die to begripen is alleen mit der verstandenisse, ondergheworpen der memorien der werken der dinghen. Want na der orden der vertuten, so wert en dinc eer ontfaen ter verstantenissen eert wert ghemendert in der memorien daer to dat hy mach de theorike onderwerpen werkende. Die practike is togende ten sinne ende mit werken van der hant na die vergaende verstandenisse vander theoriken. Daer by ist openbaer dat die practisijn werct uuter verstandenissen vander theoriken, al daer is openbaert die sylogisticus, dattie volget by noetsaken uten premissen (dats uten voergeseyden). Die practike leert ons daghelix ende sinlix dat instrument vander cyrurgien, ende dat ende daer of volget uut dat ambocht vander cirurgien te weten alle delen der medicinen. Want sy dat sake dat de cirurgijn niet en weet de kunsten der elymenten, de welke sijn byghinsel al der natuurliker dinghen, sone sal hy niet weten de kunste der vergaderingen die in sijn werc noetsakeliken sijn, alsoet wel bliken mach.

Hijr

27 Johannes Constantinus is rood onderstreept.

(36)

om moeten die cirurgijn weten dat al de ghemengede lichamen, de welke sijn onder manen

28

cirkil, werden gewonnen ende nemen haer vorme van IIII simplen lichamen de welken sijn dus heten: vuer, lucht, water ende eerde.

Want de elementen om hoer eenlicheide ende om contrarie ghedaenten soe en sijn si eer ververret vanden lichaemliken levene. Mer si comen mit haer ghedaenten int ghemengede, so dat tminste dele vanden enen gaet in dat minste dele vanden anderen, ende die menginge breket hoer contrarie vorme uter menginge der substancien ende en nieuwe

29

complexie des ghelike uter menginge der ghedaenten.

Ende so die menginge meer wert ververret vander contrarien der elementen ende de complexie midde

30

wert ghemenget, in also voel ist ghemengede bequame to ontfane een edel vorme des levens, de welke edelheide boven alle de ghemengede lichame wert ghevonden inden menscheliken gheest.

Mer omme datte ghedaente de comet in die ghemenghe mitter lichame der elementen, want hets onmogelic te aftodone vanden lichame dier sijn veer, als hetten, coude, natheit ende droehte. Ende die complexien sijn daer by. Ende daer om wast noetsakelic in den ghemengede lichamen te vinden IIII complexien. Want die complexie is anders niet dan ghelijc mengenge

31

in lichaem der deren de welke is mit werkinge ende mit ghedoghingen vanden contrarien ghedaenten ghebonden in die elementen, so dattet minneste deel van enen gaet in dat minneste vanden anderen, ende comen

28 Hiervoor stond (doorgestreept) ‘namen’.

29 ‘en nie’ is met blauw potlood onderstreept.

30 ‘midde’ met blauw potlood onderstreept. Een vraagteken in de rechtermarge

31 Hiervoor (doorgestreept) ‘mengede’.

(37)

int ghemengede.

Ende omme dattie veer complexien (dats hette, coude, droehte ende naetheit) onderwilen werden menget, alse hetten in natheit, coude in natheit, hetten in droechte, coude in drochte, ende also sijnre VIII, dats IIII simplen ende IIII

32

ghemengede.

Ende om dat de VIII onderwilen sijn sunder materien, ende ondertiden mit materien, also sijn der XVI. Ende om dat die XVI mogen na ener merkinghe sijn natuurliken ende na ene sijn onnatuurliken, al so sijn der XXXII.

Ende om dat onder die

33

ghemengede lichaem was noetzakelic te vinden een effene, ter welken alle dandere complexien mogen werden ghedisponeert (dats toghevoghet), so is vonden in den menschen ene evene complexie, de welke wert ghevonden in den menschen, ende in comparacien van alden anderen ghemengeden lichamen. Nochtan is hy niet gheseyt effene van ghewichten vanden elementen, mer in gerechtichede.

Want die elementen comen ten sulken middele in dat menschen, ververret van hoer contrarie, ten welken sy niet comen mogen in anderen ghemengede lichamen.

Ende in bescouwen der menscheliker complexien ende elc andere dinc ne mogen niet worden nomen vander hette, coude, droechte ende nathede. Want die dinc, weder dat se is spiselic of medicinalic in den bescouwen vanden menschen lichaem, so seggen wi dat se is ghetempert, de welke als si doget hevet van der natuurliker hetten die in ons is, so en wert sy niet vercout, noch verheit, noch vernattet, noch verdroget.

Ende seggen wy heet in den eersten

32 Emendatie: ingevoegd ‘IIII’.

33 Voor ‘die’ staat (doorgestreept) ‘ghe’ aan het einde van de regel.

(38)

graet de welke, als hy ghedoget hevet van onser natuurliker hetten die in ons is, dat sie dan onser lichame heter maken, nochtan niet so foele sene mochtet

34

heter maken sunder quetsinge ons der of to komene. Ende dien seggen wy in den anderen graet heet de welke, als hy ghedoecht hevet van onser natuurliker hetten, dat hy ons dan verhet, also dat hy ons niet meer en mochte verhetten, het soude ons deren.

Dien seggen wy in den derden graet de welke gedoecht hevet van onser natuurliker hetten ende si ons also dan verhettet dat ons dan der of comet een ghevolentlike deren. Den heten wy heet in den IIII graet, de welke ghedoecht van onser hetten dat si ons dan al so onstelt jof dat lit destrueert openbaerliken. Ende dese selve leringe mach wesen gheven vanden anderen dre complexien.

Daer den medicijn noetsaeclic is to weten de complexien vanden menschen ende vanden leden ende vander medicinen, dat wert gheprovet by der cirurgien

experimenten.

Ic sette dat II mannen werden ghewont in ene ure, ende beyde in die arm in gheliker stede als sie in die middenwert van die arme mit enen sweerde ghelijc. Ende die ene is van ener heter ende natter complexien, ende die ander van ener couder ende droge complexien. Ende die sage vanden leken ende die waninge is, dattie werden ghenesen in eenre manieren. Mer de gemene kunst der complexien leert ons by cirurgicen experimenten redelic geprovet

34 ‘mochtet’ is later blauw onderstreept.

(39)

dat sie beide in eenre manieren niet schuldich wesen sijn to ghenesen jof cureert.

Mer wy sullen ons vanden eersten ontseen, als ons leert de konst vander complexien, alsoe dat hy niet en come in coertze, ende dat die deen lede

35

niet en come heet apostema. Want Galienus seit: ‘De leden de heet aposteem hebben, sijn coertzen als een fontein, des lichaem als een oven ende de complexie.’

Als Galienus oercunt, ende Ysaac ende Avicenna, ende al de andere, so ist gereet den coertze. Wat sal hy dan daer om doen? Hy sal seen of daer voele bloed is uut gaen. Ende ist al soe, dats goet. Ende ist al soe niet, dan doten laten inden anderen arm of inden voeten bider selven syde, up dat

36

de vertuut ende outheit

37

eens komen.

Jof men salles laten

38

mit ventosen an beyden hancken jof armen, opdat hy cranc is.

Ende doten een werve des dagis ter cameren gaen. Ende gaet hy niet ter kameren natuurliken, dan doeten mit suppositorien jof mit clisteren gaen toe stoele.

Ende vergadert die wonde mit nayen jof mit kussinelen jof mode

39

is

40

ende beiden.

Ende doet hem de cure de men juu leren sal hijr na in sijn stede. Mer wy moten up de wonde leggen een defensijf van bolo armenico, ende oleo rosaet, ende luttic asijns, so dat die medicijn raket teen eynde vander wonde, so dat die humoren niet en hebben horen loep ter ghewonder stede. Ende wy moten hem verbeden wijn ende vleisk, ende alle spise die voel blodes maket, ende melc ende eyeren

35 ‘deen lede’ later met blauw onderstreept en een vraagteken in de linkermarge.

36 Hiervoor is staat ‘die’doorgestreept.

37 In de linkermarge staat een blauw vraagteken.

38 Emendatie: het handschrift heeft ‘leten’.

39 ‘kussinele jof mode’ is blauw onderstreept, in de rechter marge een vraagteken..

40 Emendatie: in het handschrift staat ‘is’ in superscript.

(40)

ende fisk. Mer hy moet gepayt mit haveren, gort ende amid, ende ghemeenlic mit clenen tederen dieten totter versekerheiden vanden apostemen. Ende si dat sake dat wine weten beschermt van apostemen ende coertzen, so leert ons de konst vander complexien dat wine haestlic sullen te kuereren.

Die andere moet niet laten sijn noch ventoseert, want bloet gaet hem over enen stat. Noch men moet hem niet bynemen vleisk noch wijn, want sijn crancke verteringe en mach der wonde ghene nose gheven van materien. Want

41

wy

42

sijn niet sculdich toe ontsene coerts in hem to comene. Daarom fijnden

43

wy een medicijn ende die selve medicijn in hare maneren ghereet, de welke ghevet mense diverse lichamen van diversen complexien, si maect diverse gewerke. Want vitreolum romanum, dat in Walsk is heten coperosa°, up datment leit up wonden van drogen lichamen, so helpet ghewinen vleisk, ende in wachen (dats natten) lichamen en helpet niet, mer het corrodeert. Nochtan so en is de werkinghe van vitreolum° mer en, alvalgere

44

uut II vulmaectheiden om die diversicheiden der lichamen der ment up leit, al soe dat werck der sonnen is diverse, niet om die sonne, mer om diverse lichamen der sie in werct. Want vitreolum droget seer. Ende in drogen lichamen soe fundet sijn ghelike, sterck ende wederstaende sijn stercheide. Waer om dattet niet mach sunder

45

tovervloyende dat hit vint in die

41 In de rechtermarge staat in groen schrift ‘gheue’ of ‘ghene’.

42 Hiervoor staat ‘hij sijn’doorgestreept.

43 Blauw onderstreept met een vraagteken in de rechtermarge.

44 Blauw onderstreept met een vraagteken in de rechtermarge.

45 Hiervoor is ‘om’ doorgehaald.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ic seg v voer mijn conclusie wilt een vrou dat haer haer man oft boel hertelic minne dye leg in sijn slincken scoe een blat van een notboem geraept op sint ians auont tot datmen

maar wat hij ‘in het oude gedicht niet te recht gescreven oordeelde, verbeterde hy en vulde hy aen; in dien zin versta ik het aldus begonnen van dit laetste vers; doch om geheel de

Nu merket, in der selver manieren, alsoe [14] dicke alse wi onsen geest minleke in Gode geven, ende [15] sinen geest in ons ontfaen, soe sijn wi gesont, ende soe [16] werden wi in

En̄ hier omme heeft Christus sine consecracie [18] ghedeilt, op dat wi ghedenken selen den kelc sijnre passien, [19] dien hi van minnen dranc, daer hi ons mede verloste vander

Want God alle [14] dine ghedaen heeft van vrier goeden en̄ mildicheiden, en̄ sine [15] nature is dat hi altoes ute vliete met allen sinen gaven in tijt [16] en̄ in ewicheit, en̄ dat

[2] priesteren ende clerke, die lesen en̄ singhen Gode, en̄ den [3] menschen dienen mitten Sacramenten, dat si haren arbeit [4] en̄ haren dienst verhueren ende vercopen moghen, en̄

135 Met sconen bloemen, met sueten crude, Ende die voghelen beginnen te luden, Dan doet hi spelen der minnen spel In heimelike steden, dat wetic wel, Daer die bloemken rieken soet,

Deze boeken zijn niet geschreven door grote wiskundigen, ze bevatten geen nieuwe wiskundige ontdekkingen en hun rekenkundige inhoud maakt in de loop van de zestiende eeuw slechts