• No results found

Klachtencommissie Beveren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Klachtencommissie Beveren"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLISSING

Klachtencommissie Beveren Ref.: KC04/22-0033

Datum: 25 juli 2022 Inzake:

- Klager: Yaldizkaya, Nuri, verblijvende te PI Beveren 9120 Beveren, Schaarbeekstraat, 22, bijgestaan door advocaat: mr. Berfin Altinisik loco Walter Van Steenbrugge

en

- Directeur: Vanessa Bury Penitentiaire instelling: Beveren

1. Procedurele voorgaanden en voorwerp van de klacht

De Klachtencommissie ontving op 1 april 2022 een klacht van voormelde klager via de maandcommissaris van de Commissie van Toezicht. De klacht is gericht tegen een beslissing van de directeur bij de PI Beveren van 25 maart 2022. De klacht is gedateerd op 26 maart 2022.

De Klachtencommissie heeft een kopie van de klacht overgemaakt aan de directie op 4 april 2022. De directie heeft haar verweer overgemaakt op 5 april 2022.

De Klachtencommissie heeft klager, zijn advocaat en de directie gehoord op de zitting van maandag 11 april 2022.

De advocaat van klager heeft op de zitting van 11 april 2022 een conclusie neergelegd. Een kopie werd overgemaakt aan de directeur.

Op 19 april 2022 heeft de Klachtencommissie de bijkomende informatie opgevraagd aan de directie: “Werd van de gemotiveerde celcontrole (cel 713) van 22 maart 2022 en de reden voor de celcontrole ergens een nota gemaakt? Mag ik u in voorkomend geval verzoeken om deze informatie over te maken aub?”

Op 20 april 2022 heeft de directie geantwoord op de vraag van de Klachtencommissie.

De Klachtencommissie heeft vervolgens op 25 april 2022 de partijen opnieuw opgeroepen voor de zitting van maandag 2 mei 2022 om mondelinge inlichtingen te vragen van twee beambten in het dossier.

Op 28 april 2022 laat de directie weten dat beide personeelsleden niet aanwezig zullen zijn op de zitting. Eén van hen zou in het buitenland zijn. Het ander personeelslid zou in (langdurige) loopbaanonderbreking zijn en dus niet meer actief zijn binnen de gevangenis van Beveren. Gelet op de onmogelijkheid om de beambten te horen in het dossier, werd de zitting van 2 mei 2022 afgelast. De partijen kregen de mogelijkheid om verder schriftelijk standpunt in te nemen.

De advocaat van klager heeft schriftelijk een standpunt bezorgd aan de Klachtencommissie op 6 mei 2022.

Op maandag 9 mei 2022 heeft de directie gereageerd op het schriftelijk standpunt van de advocaat van klager. Diezelfde dag heeft de advocaat van klager nogmaals gereageerd op de reactie van de directie.

2. Standpunt van de partijen aangaande de nuttige feiten ter beoordeling van de klacht 2.1. Standpunt klager

(2)

Klager richt zijn klacht tegen een tuchtbeslissing van 25 maart 2022 en stelt in zijn klachtenformulier dat er iets is gevonden in zijn cel. Dit zou niet van hem zijn, maar zou daar zijn verstopt tijdens het open regime zonder dat hij er iets van wist door voorgaande problemen met andere gedetineerden.

De directeur heeft volgens klager niet de moeite gedaan om dit duidelijk te onderzoeken. Klager is ook zeer bang voor de gevolgen.

Klager stelt ter zitting dat hij niet op de hoogte was van de middelen in zijn matras en dat hij zelf verbaasd was toen deze werden gevonden. Klager zat in een monocel op het open regime. Men kan in de cel binnen en buiten gaan. Klager zegt dat twee bepaalde medegedetineerden dit hebben gedaan. Één van deze twee medegedetineerden zou dit ook tegen andere gedetineerden vertellen, omdat hij er trots op is dat hij dit heeft gedaan en dat hij klager op die manier heeft kunnen “pakken”. Er zijn dus heel veel mensen die het verhaal kunnen bevestigen. Klager heeft aan de directeur gesmeekt om de camerabeelden te bekijken. Klager speelt met kaarten en speelt pingpong. Klager zit hier van november. Hij heeft geen UV’s en geen bepaald bezoek, dus hij kan niet eens verboden substanties in de gevangenis brengen. De medegedetineerde is echter verschillende keren betrapt in de gevangenis met drugsfeiten. Klager heeft naar de politie gebeld, omdat hij klacht wil indienen, maar de wijkagent moet nog komen. Klager doet er alles aan om de waarheid te achterhalen.

De advocaat van klager stelt ter zitting dat de straf heel zwaar is en dat die bijna is uitgevoerd. Er zijn camerabeelden van een persoon die de cel is betreden. Op basis daarvan kan de directie getuigen verhoren of ondervragen. Het vermoeden van onschuld geldt altijd. Men heeft gezegd dat klager met bewijzen moet komen, maar dat is natuurlijk niet zo. Klager heeft volgens het verweer onvoldoende aangetoond dat hij de middelen er niet heeft gelegd. Zo werkt het vermoeden van onschuld niet. Het enige bewijs is het rapport, maar voor de rest is er geen onderzoek verricht. De zitting van 25 maart kan niet als bewijs dienen. De verantwoordelijkheid wordt volledig op klager geschoven en er zijn geen elementen à décharge onderzocht.

Tot slot is het niet logisch dat klager iets onder zijn matras zou leggen, want dit is altijd de eerste plaats waar men kijkt.

De camerabeelden moeten bekeken worden. Er zijn bovendien verschillende namen die klager heeft doorgegeven om te ondervragen. De advocaat van klager noemt verschillende namen van gedetineerden die kunnen getuigen. Klager zou geklikt hebben en medegedetineerden zouden daarom wraak hebben genomen.

Klager krijgt enkel bezoek van zijn oudere zussen. Zij houden zich niet bezig met drugs. In de wasserij was iedereen steeds tevreden van klager en er zijn verder geen problemen. Een dergelijk zware sanctie is extra zwaar in een gevangeniscontext.

2.2. Standpunt directeur

De directie stelt in haar schriftelijk verweer dat de klacht ongegrond is als volgt:

“Betrokkene kreeg op 22.03.2022 een controle van de verblijfsruimte, tijdens deze controle heeft men enkele verboden zaken aangetroffen:

- Er werden 7 groene plastic bolletjes met bruine substantie gevonden onder zijn matras in een papier prop van WC papier.

- Tevens werd er ook in 1 groene verpakking een briefje van 50 euro gevonden.

De vaststellingen zijn duidelijk dat er bij betrokkene verboden substanties en cash geld zijn aangetroffen:

er is voldoende bewijs om te spreken over zowel een inbreuk van categorie 1 als een inbreuk van categorie 2 zoals vermeld in de beslissing. De beslissing vermeldt op duidelijke wijze de motivatie, de sanctie die is opgelegd overeenkomstig met de wet en is gezien de specifieke elementen en de ernst van de inbreuk ook proportioneel. Verboden substanties vormen immers een ernstig probleem.

(3)

Betrokkene geeft aan dat de verboden substanties en het geld niet van hem zijn maar zou door een medegedetineerde waarmee hij een conflict heeft op zijn cel zijn gelegd. Betrokkene verblijf op dat moment op het open regime, maar men blijft ten alle tijden verantwoordelijk voor alle zaken die op cel gevonden worden. Bijkomend verblijf hij op een monocel en kan hij tijdens het open regime zelf beslissen wie hij op zijn cel binnenlaat of niet. Als hij zijn cel verlaat, heeft hij steeds de mogelijkheid deze te laten afsluiten door de PBA zodat een medegedetineerde zijn cel niet kan betreden zonder dat hij dit toelaat en/of hierbij zelf ook aanwezig is.

Tenslotte kan er niet aangetoond worden dat de vermelde gevonden zaken door een ander daar verstopt zouden zijn zoals hijzelf beweert.”

De directie stelt dat de voorwerpen op de monocel gevonden zijn. Camerabeelden geven geen uitsluiting, geen bevestiging of ontkrachting van wat er in de cel is gebeurd. Klager kiest zelf wanneer hij de celdeur toe doet of open laat. Klager kiest ook wie hij binnen laat op zijn cel. De directie heeft zich gebaseerd op de tastbare materiële elementen waar op voort kon worden gegaan. De verschillende mogelijkheden die hij had om zijn leefruimte af te schermen, heeft klager niet benut.

Er wordt dagelijks gezegd dat het niet goed gaat tussen bepaalde gedetineerden onderling en nadien wordt het vaak weer bijgelegd. Deze ontwikkelingen zijn niet bij te houden. De directie kan zich dus niet baseren op dergelijke vermoedens.

3. Beoordeling van de klacht

3.1 Onderzoek van de ontvankelijkheid

De Klachtencommissie is bevoegd voor het behandelen van klachten tegen beslissingen die door of namens de directeur ten aanzien van een gedetineerde werden genomen.1

De tuchtbeslissing van 25 maart 2022 is een beslissing die door de directeur ten aanzien van klager werd genomen. De klacht is voldoende duidelijk uiteengezet en is tijdig ingediend voor de bevoegde Klachtencommissie. De klacht is ontvankelijk.

3.2 Onderzoek van de gegrondheid

De klacht is gericht tegen een tuchtbeslissing van 25 maart 2022 van 30 dagen ATV waarvan 9 dagen voorwaardelijk gedurende 2 maanden. De Klachtencommissie gaat na of de bestreden beslissing niet onwettelijk, onredelijk of onevenredig is.2

“Het bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties” is een tuchtinbreuk van de eerste categorie.3

“Het niet naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen” is een tuchtinbreuk van de tweede categorie.4

1 artikel 148 van de Basiswet

2 artikel 158, §2 van de Basiswet

3 artikel 129, 7° van de Basiswet

4 artikel 130, 2° van de Basiswet

(4)

Een algemene sanctie van afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte (‘ATV’) kan worden opgelegd ongeacht de aard van de tuchtinbreuk.5 De sanctie kan opgelegd worden voor een maximumduur van dertig dagen voor een inbreuk van de eerste categorie.

De directie baseert zich voor de tuchtinbreuk op het rapport van 22 maart 2022. Het rapport stelt het volgende:

“Bij een gemotiveerde celcontrole hebben wij de volgende vaststellingen gemaakt. In een papieren prop van WC-papier die verstopt zat onder de matras zaten 7 apart verpakt in groen plastiek bolletjes onbekende bruine substantie. En één in groen plastiek verpakt briefje van 50 Euro cash geld.”

Een beambte wordt genoemd als getuige van de feiten.

Omtrent de vraag om bijkomende informatie van de Klachtencommissie omtrent de gemotiveerde celcontrole heeft de directie op 20 april 2022 het volgende toegelicht:

“Ik kopieer de passage in punt 3 van de CB 141 van 30/1/2017.

De verboden substanties en gelden zijn op een toegankelijke plaats gevonden tijdens de celcontrole.

Er is geen specifieke motivatie nodig om de gewone celcontrole uit te voeren.

Er is dan ook geen document voorhanden.”

Volgens de advocaat van klager had er een gemotiveerde beslissing aanwezig moeten zijn voor het uitvoeren van de celcontrole. Deze argumentatie houdt echter geen stand.

De Collectieve Brief nr. 141 van 30 januari 2017 vermeldt inderdaad:

“Het lezen van brieven en andere persoonlijke documenten die in de cel liggen, is verboden.

Overeenkomstig de regels betreffende de persoonlijke levenssfeer is enkel de controle op de aanwezigheid van aan de brieven of documenten vreemde voorwerpen of substanties mogelijk. Elke andere controle vereist een gemotiveerde beslissing van de directeur, genomen op basis van geïndividualiseerde aanwijzingen dat deze controle noodzakelijk is voor de handhaving van de orde en de veiligheid en op voorwaarde dat deze reactie proportioneel is aan het risico.”

De passage omtrent de gemotiveerde beslissing heeft echter specifiek betrekking op de controle van brieven of documenten die tijdens een celcontrole worden aangetroffen en niet op de motivering van de celcontrole op zich. Van brieven en documenten is enkel een controle toegestaan van aan de brieven of documenten vreemde voorwerpen of substanties. Indien men de brieven of documenten op de cel op een andere manier wil controleren, moet er een gemotiveerde beslissing zijn van de directeur, zoals bepaald in artikel 55 van de Basiswet. Dit artikel vermeldt immers:

“De brieven die aan de gedetineerde worden toegezonden kunnen, voor ze overhandigd worden, aan de controle van de directeur of van het personeelslid dat deze aanwijst, onderworpen worden.

Met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid, heeft deze controle betrekking op de

5 Artikel 132, 3° van de Basiswet

(5)

aanwezigheid van de aan de briefwisseling vreemde voorwerpen of substanties.

De controle laat het lezen van de brief niet toe, tenzij er geïndividualiseerde aanwijzingen bestaan dat dit noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid. In voorkomend geval kan het lezen van de brief in afwezigheid van de gedetineerde gebeuren.”6

Een celcontrole kan worden uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen van het inrichtingshoofd door de leden van het personeel.7 De directie hoeft dus niet iedere celcontrole individueel te motiveren. Het inrichtingshoofd geeft wel richtlijnen. Er ontbreekt dus geen beslissing van de directie voor het uitvoeren van de celcontrole.8

Het vermoeden van onschuld is een fundamenteel beginsel van het tuchtrecht. Het houdt in dat eenieder tegen wie een tuchtvervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.9

Aangezien de rapporten uitgaan van beëdigde ambtenaren in de uitoefening van hun functie bewijzen zij de erin vermelde feiten, tenzij er tegenindicaties blijken of worden aangevoerd, die de directeur moet onderzoeken en beoordelen10 In dit geval heeft de directie het niet nodig geacht, ondanks de uitdrukkelijke vraag van klager, om de camerabeelden te bekijken. Zij motiveert niet waarom deze camerabeelden niet bekeken werden.

Bovendien heeft de directie het niet nodig geacht om getuigen bijkomend te horen. Het rapport spreekt van een “gemotiveerde celcontrole”, maar geeft geen duiding op welke manier de celcontrole gemotiveerd was.

Gelet op deze onduidelijkheid in het rapport had de directie bijkomend de beambten moeten bevragen omtrent de reden van de celcontrole of bijkomende onderzoekshandelingen moeten stellen, minstens moeten motiveren waarom bijkomend onderzoek niet nodig was.

Zelfs na de uitdrukkelijke vraag van de Klachtencommissie, geeft de directie geen bijkomende uitleg.

De Klachtencommissie is dan ook van oordeel dat de directeur zich in dit dossier niet alle nuttige informatie heeft laten bezorgen voor de beoordeling van de zaak, zoals nochtans vereist door de Basiswet11.

De klacht is gegrond.

4. Beslissing van de Klachtencommissie

De Klachtencommissie verklaart de klacht tegen de tuchtbeslissing november 25 maart 2022 ontvankelijk en gegrond.

De Klachtencommissie vernietigt de tuchtbeslissing van 25 maart 2022.

De Klachtencommissie zegt dat:

- de tuchtbeslissing van 25 maart 2022 als niet bestaande moet beschouwd worden,

- de vernietiging van de tuchtbeslissing van 25 maart 2022 moet worden vermeld op de oorspronkelijke tuchtbeslissing met een verwijzing naar de beslissing van de Klachtencommissie,

6 Artikel 55 § 1 van de Basiswet

7 Artikel 109 § 1 van de Basiswet

8 Zie ook RvS 31 januari 2017, nr. 237.227

9 Artikel 144 § 6 tweede lid van de Basiswet

10 RvS 19 november 2010, nr. 209.026

(6)

- een kopie van de beslissing van de Klachtencommissie moet worden toegevoegd aan het tuchtdossier,

- de tuchtsanctie van 25 maart 2022 volledig uit het tuchtregister moet worden verwijderd.

Gedaan op 25 juli 2022,

De voltallige Klachtencommissie

Dhr. Kristiaan Rotthier Dhr. Luc Truyens Dhr. Jonas Vernimmen

Voorzitter Lid van de KC Lid van de KC

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De commissie is van oordeel dat er op het moment van de overplaatsing naar … en het moment waarop de geneesheer-directeur een beslissing op dit verzoek heeft genomen dermate

Indien een klacht schriftelijk naar de klachtencommissie is gestuurd, en er nog geen contact is geweest met de onafhankelijke klachtenbemiddelaar van het Adviespunt Zorgbelang, dan

Indien klager of verweerder naar het oordeel van de Commissie gegronde bezwaren heeft tegen de beslissing van de voorzitter, wordt de klacht alsnog ter

1) Het op basis van onderzoek van een klacht komen tot een schriftelijke uitspraak, al dan niet vergezeld van aanbevelingen gericht tot de klager, in afschrift aan

Indien klager hiervan wenst af te zien dan wel niet binnen vier weken tot herstel overgaat neemt de commissie de klacht op deze grond niet in behandeling en zal dat binnen twee

Op 16 december 2019 heeft de school meegedeeld dat [leerling] teruggeplaatst is naar het derde leerjaar vmbo-tl omdat hij niet aan de voorwaarde voor bevordering voldeed.. De

De Raad van Bestuur deelt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van de klachtenfunctionaris of de gezamenlijke klachtencommissie aan de klager, aan degene op wie de

Ingevolge artikel 108 §2, tweede lid in samenhang gelezen met artikel 8 van de Basiswet dient de directie in de beslissing tot fouillering op het lichaam ook te motiveren waarom