• No results found

Landelijke Klachtencommissie Onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Landelijke Klachtencommissie Onderwijs"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaarverslag 2016

Landelijke

Klachtencommissie

Onderwijs

(2)

Inhoudsopgave

Woord vooraf 5

1 Inleiding 7

2 Ontwikkelingen in 2016 die van belang zijn voor de LKC 9 2.1 Klachtrecht in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) 9

2.2 Ontwikkelingen rondom het schooladvies 11

2.3 Klokkenluiden in het onderwijs 12

2.4 Ontwikkeling Integrale Kindcentra (IKC’s) 13

3 Adviezen LKC voor het mbo in 2016 15

4 Adviezen LKC 2016 19

4.1 Communicatie 19

4.2 Pedagogische en didactische begeleiding 23

4.3 Veiligheid 26

4.4. Optreden tegen leerling/ouders 29

4.5 Schoolorganisatie 30

4.6 Diversen 32

5 Het jaar 2016 in cijfers 33

(3)

Woord vooraf

Klachten gaan bijna nooit over juridische zaken. Er zijn vragen over pedagogische keuzes. Er is onzekerheid over capacitei- ten of wrevel over woorden, houding en gedrag. Klachten over communicatie stonden in 2016 met stip bovenaan, als steeds.

Wat is er nodig om zulke klachten te behandelen? In de regel gaat het om voorstellingsvermogen, pedagogisch inzicht en – de bijdrage van de jurist – inachtneming van de funda- mentele regel van hoor en wederhoor. Hoe kan het er aan toe zijn gegaan tussen leerkracht en leerling, school en ouder en

ouder en kind? Had het beter gekund en had het beter gemoeten? Hebben klagers en beklaagden verteld wat ze te vertellen hebben, ook over het verhaal van de ander?

Dan is er opeens een klager met een vlammend betoog over het recht op onderwijs van haar kind, met als inzet dat dat recht was geschonden.

Nu denkt u wellicht dat een jurist zich comfortabel voelt bij zo’n klacht en de kans grijpt om te debatteren over de reikwijdte van het recht op onderwijs in de artikelen 28 en 29 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind – recht op toegang tot onderwijs, op goed onderwijs, op lessen in de rechten van het kind – als het even kan vanuit het perspectief van de vrijheid van onderwijs, geregeld in artikel 23 van de Grondwet. Now we’re talking.

Die bepalingen zijn als klaroenstoten, bestemd voor de oren van ouders, docenten, bestuur- ders en politici die een nieuw kabinet formeren. Hoort, zegt het voort: het belang van het kind staat voorop. Maar in een individueel geval, waar sprake is van vragen, onzekerheid of wrevel, overstemmen die klaroenstoten wat klagers en beklaagden elkaar werkelijk te zeggen hebben.

Enige behendigheid is vereist om het gesprek te leiden van het recht naar de feiten, en van het eigen gelijk tot een kalm inzicht in het standpunt van de ander. Het was een voorrecht mee te maken hoezeer het werk van de Landelijke Klachtencommissie daarop is gericht, in 2016 en de jaren ervoor waarin ik haar voorzitter heb mogen zijn.

Alex Geert Castermans Voorzitter LKC

(4)
(5)

1. Inleiding

De Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (LKC) behandelt voornamelijk klachten die wor- den ingediend door ouders van leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs. Voorwaarde voor het in behandeling nemen van een klacht is dat het bestuur de school heeft aangesloten bij de LKC. Inmiddels zijn 3270 scholen voor funderend onderwijs en mbo- en hbo-instellin- gen bij de Commissie aangesloten. Over sommige van die scholen en instellingen kwamen er in 2016 klachten bij de LKC binnen; 230 in totaal.

In dit jaarverslag legt de LKC de nadruk op ontwikkelingen in het klachtrecht voor mbo-instel- lingen. Zij worden in 2017 verplicht over een klachtenregeling te beschikken. Voor de behan- deling van klachten kunnen ook mbo-instellingen zich aansluiten bij de LKC. Om hen in de gelegenheid te stellen kennis te maken met de LKC, haar werkwijze en met de manier waarop de LKC naar klachten kijkt, is in hoofdstuk 3 van dit jaarverslag een weergave opgenomen van de uit het mbo afkomstige klachten die de Commissie eerder heeft behandeld.

In de verslagen over voorgaande jaren informeerden wij u uitgebreid over de werkwijze van de LKC. In het kort komt die er op neer dat in alle gevallen met de klagende en de verwerende partij telefonisch contact wordt opgenomen over de beste manier om de klacht te behan- delen. In veel gevallen leidt dat ertoe dat het schoolbestuur de behandeling van de klacht ter hand neemt. Als dat leidt tot een oplossing is daarmee de klacht afgehandeld. Vaak is dit ook daadwerkelijk het eindpunt van de klacht. In de overige gevallen gaat het secretariaat van de LKC met partijen na of mediation of formele klachtbehandeling de meest zinvolle of gewenste optie is. Of mediation mogelijk is, hangt van verschillende factoren af, zoals bijvoorbeeld de aard van de klacht en de vraag of de leerling nog op school zit. In ieder geval is voor mediation vereist dat alle betrokkenen daar op vrijwillige basis hun medewerking aan willen verlenen.

Als een mediation niet tot stand komt of niet leidt tot een oplossing van de klacht, beoordeelt de LKC de klacht en brengt een advies uit aan het schoolbestuur. Dat advies bevat een oordeel over de gegrondheid van de klacht en de overwegingen, op grond waarvan de klachten- commissie tot dat oordeel is gekomen. Daarnaast kan het advies aanbevelingen bevatten.

Een overzicht van de wijze waarop de klachten in 2016 zijn behandeld vindt u in het cijfer- matig jaaroverzicht in hoofdstuk 4.

In het voorjaar heeft de LKC tijdens een studiedag met een externe inleider gesproken over raakvlakken tussen passend onderwijs en het werk van de LKC. Ook heeft de LKC die dag haar eigen werkwijze op een aantal onderdelen geëvalueerd en besproken of en hoe veranderin- gen in het onderwijsveld van betekenis zijn voor het werk van de LKC. Dezelfde onderwerpen kwamen aan de orde bij de plenaire vergadering van de LKC in het najaar.

(6)

Over nieuwe wetgeving en ontwikkelingen leest u meer in hoofdstuk 2. Wat betreft het reeds bestaande beleid en de in de loop der tijd ontwikkelde werkwijzen is de conclusie dat die nu geen wijzigingen behoeven. Wel zijn de Commissie en de Stichting Onderwijsgeschillen steeds alert op wijzigingen in het veld en de mogelijkheden voor verdere ontwikkelingen van de LKC als gevolg daarvan.

Ook in 2016 heeft de LKC qua samenstelling enkele wijzigingen ondergaan. Afscheid werd genomen van mevrouw drs. M.J.M.N. van der Drift en mevrouw drs. D. Zwarts.

In afwachting van de benoeming van nieuwe leden in de Commissie hebben de vicevoorzit- ters de heer mr. dr. L.P.M. Klijn en de heer mr. dr. H.G. Warmelink, alsmede de leden mevrouw drs. W.D. Hajonides van der Meulen en mevrouw drs. M.H.W.C. Voeten zich bereid verklaard hun lidmaatschap van de LKC met een jaar te verlengen. Als nieuwe vicevoorzitters zijn tot de Commissie toegetreden de heer mr. drs. P.H.A. van Geel en mevrouw mr. W.C. Oosterbroek.

Als nieuwe leden traden de heer K. Evers en mevrouw drs. C. van Vliet toe tot de LKC.

Aldus was de samenstelling van de LKC per einde verslagjaar als volgt:

Voorzitter

- prof. mr. A.G. Castermans, hoogleraar burgerlijk recht

Vicevoorzitters

- mr. drs. P.H.A. van Geel, voormalig ondervoorzitter van het College voor de Rechten van de Mens

- mr. dr. L.P.M. Klijn, advocaat en mediator

- mr. W.C. Oosterbroek, senior rechter jeugd- en familierecht

- mr. dr. H.G. Warmelink, lector Juridische Consequenties Privatisering Overheidstaken

Leden

- mr. drs. G.W. van der Brugge, voormalig bestuurder vo & mbo, regionaal ombudsman, adviseur

- K. Evers, teamleider, zorgcoördinator, docent VO

- drs. W.D. Hajonides van der Meulen, zorgcoördinator, orthopedagoog - drs. C. Jaartsveld, arts maatschappij en gezondheid

- drs. L.P.F. Niessen, voormalig bestuurder VO

- drs. C. van Vliet, orthopedagoog, begeleider passend onderwijs - drs. M.H.W.C. Voeten, psycholoog en orthopedagoog

De LKC is gevestigd te Utrecht. Zij wordt in stand gehouden en administratief en juridisch ondersteund door de Stichting Onderwijsgeschillen. Per het einde van het verslagjaar heeft mr. Olga Luiken de coördinerende taken ten behoeve van de klachtencommissies over- genomen van drs. Jeroen van Velzen.

(7)

2. Ontwikkelingen in 2016 die van belang zijn voor de LKC

Inleiding

De ontwikkelingen in het onderwijs staan nooit stil. Vaak gaan die gepaard met of zijn die het gevolg van nieuwe wetgeving. Andere ontwikkelingen ontstaan in de praktijk en monden uit in wetgeving. Stichting Onderwijsgeschillen beschikt over een kennissysteem en heeft daar- naast een Expertisecentrum dat onafhankelijk onderzoek uitvoert. Door de ondersteuning van de medewerkers van Onderwijsgeschillen en de onderzoeken en publicaties van het Expertis- ecentrum blijft ook de LKC up-to-date en kan zij de aan haar voorgelegde klachten in voor- komende gevallen toetsen aan nieuwe inzichten en ontwikkelingen.

Hieronder volgt een korte beschrijving van de belangrijkste ontwikkelingen in 2016.

Deze informatie en de verdere ontwikkeling na afloop van het verslagjaar is terug te vinden op de website van Onderwijsgeschillen.

2.1 Klachtrecht in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)

In oktober 2016 is de wet gepubliceerd waardoor de klachtenregeling in het mbo een wettelij- ke basis krijgt in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Mbo-instellingen zijn vanaf 1

(8)

augustus 2017 verplicht over een klachtenregeling te beschikken en deze toegankelijk te maken voor belanghebbenden. Studenten en, als de student minderjarig is, hun ouders, alsmede werknemers en anderen die betrokken zijn bij het onderwijs of de praktijkbegelei- ding kunnen een klacht indienen. De instelling moet beschikken over een onafhankelijke klachtencommissie. Bestuurders van de instelling mogen geen deel uitmaken van de klach- tencommissie van de eigen instelling of van de klachtencommissie van een andere instelling.

De klachtencommissie brengt advies uit aan het instellingsbestuur over de gegrondheid van de klacht. Een klacht kan gaan over een gedraging of een beslissing van het bestuur of van iemand anders die taken of werkzaamheden verricht voor de instelling. Dat kunnen bijvoor- beeld docenten zijn, maar ook mensen die betrokken zijn bij de beroepspraktijkvorming (bpv of stage).

Mbo-instellingen kunnen ervoor kiezen zelf een onafhankelijke klachtencommissie in het leven te roepen. Ook kunnen zij zich aansluiten bij de LKC. Een aantal mbo-instellingen is al aangesloten bij de LKC, sommige alleen voor de behandeling van klachten op het gebied van seksuele intimidatie, agressie en geweld, andere voor alle soorten klachten.

Na 1 augustus 2017 mogen er op grond van de wet geen beperkingen meer zijn wat betreft de aard van de klacht. Wel blijft het zo dat een klacht niet kan gaan over een onderwerp waar- voor een andere instantie bevoegd is. Klagen over examenresultaten kan niet bij de klachten- commissie, daarvoor is de Examencommissie in het leven geroepen. Wel kan een klacht wor- den ingediend over bijvoorbeeld de omstandigheden in een examenlokaal of over bejegening door een examinator of surveillant.

Met ingang van het studiejaar 2018-2019 treden twee wetswijzigingen in werking die moge-

(9)

lijk tot nieuwe klachten zullen leiden. Het gaat om het toelatingsrecht tot het mbo en over de invoering van een bindend studieadvies in het eerste jaar. Het toelatingsrecht houdt in dat de instelling een student moet toelaten tot een opleiding als de student de juiste vooropleiding heeft. Alleen als er een beperkte opleidingscapaciteit is of als er weinig kans op werk is in de gekozen richting kan de opleiding weigeren de student in te schrijven. Verder krijgen studen- ten in het eerste jaar na toelating een voortgangsgesprek, gevolgd door een bindend studie- advies. Een negatief bindend studieadvies moet vooraf worden gegaan door een schriftelijke waarschuwing. Tegen het bindend studieadvies kan de student in beroep bij de Examen- commissie. Daarnaast is het mogelijk om een klacht in te dienen, bijvoorbeeld over de gebrek- kige opleiding of het niet nakomen van afspraken door de opleiding.

In het volgende hoofdstuk zal bij wijze van introductie een aantal klachten uit het mbo worden besproken waarover de LKC zich eerder een oordeel heeft gevormd.

2.2 Ontwikkelingen rondom het schooladvies

Er is de afgelopen jaren het een en ander te doen geweest over de gang van zaken rondom de overgang van leerlingen van het primair naar het voortgezet onderwijs1. Gaf in een recent verleden doorgaans het resultaat van een centrale eindtoets (vaak de Cito Eindtoets) de door- slag voor het schooladvies, inmiddels is de nadruk komen te liggen op het schooladvies dat de basisschool op grond van de resultaten en ontwikkeling van de leerling afgeeft. Als de later afgelegde centrale toets een ander, hoger niveau van uitstroom aangeeft, moet de basisschool het eerder opgestelde advies heroverwegen en eventueel bijstellen.

Scholen in het voortgezet onderwijs moeten hun beslissing over toelating van een leerling baseren op het (bijgestelde) schooladvies van de basisschool. De term schooladvies is enigs- zins verwarrend. Het is immers eigen aan een advies dat degene die het ontvangt, van het advies kan afwijken. Niet helemaal duidelijk is welke ruimte er nog is voor een school voor voortgezet onderwijs om bij de beslissing over toelating van een leerling af te wijken van het advies van de basisschool. Ook uit brieven en antwoorden van de staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer blijkt dat dit onderwerp nog niet is uitgekristalliseerd. Duidelijk is al wel dat het toelatingsbesluit van de VO-school niet gebaseerd mag zijn op de eindtoets, op een toelatingstoets, op - uitzonderingen daargelaten - aanvullend onderzoek of op beleid ten aanzien van dubbele schooladviezen.

Vanuit het perspectief van de LKC is het opvallend dat in 2016 vooral het advies van de basisschool ter toetsing aan de LKC is voorgelegd. Daarbij ging het vaak over de hoogte van het schooladvies, over een dubbel schooladvies of over de heroverweging van het schooladvies.

Klachten over toelatingsbeslissingen van scholen voor voortgezet onderwijs hadden geen betrekking op het al dan niet volgen van het advies van de basisschool. Eén klacht ging over afspraken van VO-scholen over de binnen de gemeente geldende plaatsingsprocedure.

Ook voordat de wetgeving op dit gebied werd gewijzigd, hebben klagers regelmatig het schooladvies bij de LKC aan de orde gesteld. De veranderingen in de regelgeving hebben geen verandering gebracht in de manier waarop de LKC deze klachten beoordeelt. De LKC past terughoudendheid bij het beoordelen van de wijze waarop directeuren en leerkrachten hun

1 Voor een recent overzicht van de wetgeving op dit gebied zie prof. dr. R. van Schoonhoven in School & Wet, december 2016

(10)

professionele ruimte invullen en tot een schooladvies komen. Bovendien behoort het niet tot de bevoegdheid van een klachtencommissie om een schooladvies te geven of te wijzigen. De LKC gaat na of uit de gegevens uit het leerlingvolgsysteem niet een evident ander beeld naar voren komt dan in het schooladvies is verwoord. Voorts kijkt de Commissie of de procedure die leidt tot het schooladvies deugdelijk en in overeenstemming is met de regelgeving.

Zo toetst de LKC bijvoorbeeld of – serieuze – heroverweging heeft plaatsgevonden als het resultaat van de centrale eindtoets hoger is uitgevallen dan het opgestelde schooladvies (zie bijvoorbeeld in het in hoofdstuk 4 opgenomen advies 1073562).

Over het schooladvies en toelating tot het voortgezet onderwijs is politiek het laatste woord nog niet gesproken. Daarom verwacht de LKC dat ouders ook in de komende jaren klachten over dit voor hen en hun kinderen belangrijke onderwerp zullen voorleggen aan de LKC.. Ove- rigens worden geschillen over de toelating van leerlingen die extra ondersteuning nodig heb- ben, meestal door de Geschillencommissie passend onderwijs behandeld. Bij de toelating van deze leerlingen speelt naast het schooladvies ook (het onderzoek naar) de ondersteunings- behoefte van de leerling een rol. Net als de LKC is de Geschillencommissie passend onderwijs ondergebracht bij de Stichting Onderwijsgeschillen.

2.3 Klokkenluiden in het onderwijs

Op 1 juli 2016 is de Wet Huis voor klokkenluiders in werking getreden. De wet regelt de instelling van het Huis voor klokkenluiders en de verplichting voor een werkgever om een interne klokkenluidersregeling te hebben. Ook biedt de wet een betere rechtsbescherming aan werknemers die een misstand melden. De nieuwe ‘klokkenluiderswet’ geldt ook voor het onderwijs. Op grond van de in het onderwijs geldende Codes Goed Bestuur beschikten onder- wijsinstellingen vaak al over een regeling voor het melden van misstanden. Waar deze regelin- gen niet in overeenstemming zijn met de nieuwe wet, moeten ze worden aangepast. Daartoe hebben verschillende organisaties in het onderwijs modelregelingen opgesteld.

De vraag is hoe een regeling voor klokkenluiders en de klachtenregeling van een school zich tot elkaar verhouden. Beide regelingen hebben, althans bij schoolbesturen met meer dan 50 werknemers, een wettelijke basis. De (model)regelingen klokkenluiders voor het onderwijs openen niet alleen voor werknemers, maar ook voor andere betrokkenen, met name ouders, de mogelijkheid om een melding te doen. Alleen kunnen deze personen, anders dan werk- nemers, geen beroep doen op of gebruik maken van het Huis voor klokkenluiders, waarin de wettelijke regeling voorziet. Voor advies of voor het doen van een melding opent dat Huis alleen zijn deuren voor werknemers. Wel voorzien de modelregelingen voor het onderwijs in het oprichten van een Commissie voor Integriteitsvraagstukken bij iedere onderwijsinstelling.

Deze onafhankelijke commissie neemt meldingen op grond van de klokkenluidersregeling in behandeling, doet daar onderzoek naar en brengt een advies uit aan het bevoegd gezag.

Indachtig het uitgangspunt van de LKC dat zij niet optreedt als beroepsinstantie voor andere (onafhankelijke) instanties, zal een klacht die eerder als melding door de Commissie voor In- tegriteitsvraagstukken in behandeling is genomen, niet snel daarna nog door de LKC als klacht worden behandeld. Denkbaar is dat een klager de klacht rechtstreeks, dus zonder voorafgaan-

2 De nummering verwijst naar de uitspraken op de website van Stichting Onderwijsgeschillen, www.onderwijsgeschillen.nl/uitspraken

(11)

de behandeling door het Huis voor klokkenluiders of de Commissie voor Integriteitsvraag- stukken, bij de LKC indient. De LKC zal een dergelijke klacht behandelen als alle andere klachten en dus deze in behandeling nemen als het gaat om een gedraging of een beslissing van degene over wie de klacht gaat. De behandeling van een dergelijke klacht is niet anders dan bij andere klachten: er wordt een verweerschrift gevraagd en de klacht zal als regel op een zitting van de LKC mondeling worden behandeld, waarna de LKC een advies opstelt. Het advies bevat een oordeel over de gegrondheid van de klacht en eventueel aanbevelingen aan het bevoegd gezag.

Sinds het in werking treden van de Wet Huis voor klokkenluiders heeft de LKC één klacht be- handeld die verband hield met een melding op grond van die wet. Een werknemer beklaagde zich erover dat het orgaan, dat was aangewezen om zijn melding te behandelen, de Regeling Klokkenluiders van de instelling onjuist had toegepast. Zonder op de melding zelf in te gaan, kwam de LKC tot het oordeel dat de klacht gegrond was en dat de werknemer onder andere niet de bescherming had gekregen, waar hij op grond van de regeling wel aanspraak op kon maken (107303). Overigens deelde de Raad van Toezicht van de instelling, aan wie het advies van de LKC gericht was, het oordeel van de LKC niet, hetgeen per jaar slechts in enkele gevallen voorkomt.

2.4 Ontwikkeling Integrale Kindcentra (IKC’s)

Een van de in het oog springende ontwikkelingen in het (primair) onderwijs is de vorming van Integrale Kindcentra. In Integrale Kindcentra voor kinderen van 0 tot 12 jaar komen kinder- opvang, peuterspeelzaal en basisonderwijs samen op één plek. Voor kinderopvang en onder- wijs gelden verschillende wettelijke regimes en het vergt creativiteit om tot een eenvormige

(12)

organisatie te komen die voldoet aan de wettelijke eisen. Waar het onderwijs sterk wordt gereguleerd door de Wet op het primair onderwijs, biedt de Wet kinderopvang kaderstellen- de regels, die de ondernemers in de kinderopvang zelf nader moeten invullen om de ouders van de kinderen bepaalde waarborgen te bieden, met name op het gebied van kwaliteit. Een overeenkomst tussen beide sectoren is dat er sprake moet zijn van een deugdelijke klacht- voorziening. Zoals de LKC voorziet in onafhankelijke klachtbehandeling voor het onderwijs, beschikt de kinderopvang over de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen.

Deze commissie behandelt voornamelijk klachten over communicatie, kwaliteit, veiligheid en contractuele en financiële aangelegenheden. Het betreft dus aangelegenheden die in meer of mindere mate overeenkomsten vertonen met onderwerpen die de LKC behandelt.

Ook op het gebied van medezeggenschap gelden er voor het primair onderwijs en de kinder- opvang verschillende regimes. In het onderwijs geldt de Wet medezeggenschap op scholen. In deze wet zijn bepalingen opgenomen over de medezeggenschap van ouders en personeel van basisscholen, verenigd in de medezeggenschapsraad. De kinderopvang kent een systeem van gedeelde medezeggenschap: voor ouders is er een oudercommissie (verplicht met ingang van 1 januari 2017, maar al gebruikelijk op de meeste peuterspeelzalen), voor het personeel geldt de Wet op de ondernemingsraden. Het Expertisecentrum van Onderwijsgeschillen heeft aan deskundigen gevraagd om advies uit te brengen over de mogelijke inrichting van de mede- zeggenschap in Integrale Kindcentra. De vraag naar eenvormig klachtrecht binnen een IKC zal te zijner tijd ook een logisch punt van aandacht zijn. De LKC en Onderwijsgeschillen volgen de ontwikkelingen en stellen hun ervaring en expertise beschikbaar opdat het klachtrecht in een IKC blijft bijdragen aan de kwaliteit van opvang en onderwijs onder één dak.

(13)

3. Adviezen LKC voor het mbo in 2016

Zoals in het vorige hoofdstuk is aangegeven, moet vanaf 1 augustus 2017 iedere mbo-instelling beschikken over een klachtenregeling. De regeling moet voorzien in een onafhankelijke klach- tencommissie. Aansluiting bij de LKC is een mogelijkheid om aan deze verplichting te voldoen.

Een aantal instellingen heeft zich voor de behandeling van klachten al langer verbonden aan de LKC. Wanneer een klacht bij de LKC wordt ingediend, wordt eerst beoordeeld of het College van Bestuur van de instelling al betrokken is geweest bij de afhandeling van de klacht. Als dat niet het geval is en er een redelijke kans is dat de klacht op dat niveau kan worden opgelost, zal de LKC het bestuur van de instelling eerst in de gelegenheid stellen de klacht op te lossen.

Als de klachtbehandeling door het bestuur niet tot een oplossing heeft geleid, zal er hetzij mediation volgen, hetzij behandeling van de klacht door de LKC.

Om een indruk te geven van de wijze waarop de Commissie klachten behandelt en beoor- deelt, zal hieronder een aantal adviezen uit 2016 van de LKC over klachten, afkomstig uit het mbo, worden beschreven. Voor adviezen uit eerdere jaren wordt verwezen naar de website van Onderwijsgeschillen. Daar worden alle uitspraken en adviezen van de onder de paraplu van Onderwijsgeschillen werkzame commissies geanonimiseerd weergegeven.

Termijn voor het indienen van een klacht.

Een klager moet zijn klacht indienen binnen een jaar nadat de gedraging of de beslissing waarop de klacht betrekking heeft, zich heeft voorgedaan. Als een klacht later wordt inge- diend, neemt de LKC deze in beginsel niet meer in behandeling. Voor een Commissie zonder formele onderzoeksinstrumenten is het van belang dat een klacht enigszins ‘vers’ is, aldus de Voorzitter in zijn uitspraak op een bezwaar. Dat bezwaar was ingediend nadat een van de andere voorzitters een klacht niet-ontvankelijk had verklaard vanwege het overschrijden van de termijn van één jaar. De klacht was van een student die ontevreden was over de hem in het studiejaar 2014-2015 geboden begeleiding. In september 2015 had het laatste contact plaatsgevonden tussen de student en het roc en een jaar later, dus in september 2016, diende hij zijn klacht in bij de LKC. Omdat de klacht geen betrekking had op zaken die zich hadden afgespeeld ná september 2015, was de klacht niet-ontvankelijk (107419).

In eerdere zaken heeft de Commissie uitgesproken dat overschrijding van de termijn ver- schoonbaar kan zijn, bijvoorbeeld als pas op een later tijdstip belangrijke feiten bekend worden. Maar in zo’n geval moet de klager wel binnen een redelijke termijn de klacht indienen.

Het is dus niet zo dat er een nieuwe termijn van een jaar gaat lopen.

Een student die klaagde in maart 2016 over de gang van zaken rondom zijn uitschrijving per 27 juni 2014 was ontvankelijk in zijn klacht. In februari 2016 had hij van DUO een terugvorde- ring studiefinanciering over de maand juli 2014 ontvangen. Pas toen realiseerde hij zich dat er

(14)

blijkbaar iets fout was gegaan met de beëindiging van zijn studiefinanciering (107231).

De overschrijding van de termijn was daarom verschoonbaar. De klacht werd overigens on- gegrond verklaard. De student was zelf verantwoordelijk voor het stopzetten van de studiefi- nanciering. Het roc had de studenten daar ook op verschillende manieren over geïnformeerd.

Dat de mentor bij het afstuderen iets anders gezegd had, heeft de Commissie niet vast kunnen stellen. Maar zelfs dan blijft het de eigen verantwoordelijkheid van de student.

Begeleiding en verstrekken van informatie

Een student met een extra ondersteuningsbehoefte klaagde over zijn begeleiding. De oplei- ding had met hem wel afspraken gemaakt over extra hulp, aandacht en begeleiding, maar het was niet gebleken dat men deze extra ondersteuning vanaf het begin van de opleiding (niveau 2) planmatig had geboden. Dat gebeurde pas nadat de opleiding na enkele maanden een negatief studieadvies aan de student had gegeven. Hoewel de studieresultaten ook met die extra begeleiding niet florissant waren, mocht de student toch op stage. Mogelijk zou dat leiden tot succeservaringen, waardoor ook de rest van de studie beter zou verlopen. Gelet op de bijzondere situatie had van het roc mogen worden verwacht dat ook de begeleiding van de stage meer dan gebruikelijk zou zijn en dat de ouders van de student over het verloop daarvan zouden worden geïnformeerd. Dat is allemaal onvoldoende gebeurd, hetgeen ertoe leidde dat de LKC de klacht over de begeleiding van de student gegrond achtte.

De student kreeg van de opleiding een bindend negatief studieadvies (bsa) voor het tweede jaar. Toen de student niet inging op het aanbod het eerste jaar over te doen, beëindigde het roc de onderwijsovereenkomst. Omdat de student niet voldeed aan de voorwaarden om toegelaten te worden tot het tweede jaar en weigerde het eerste jaar over te doen, mocht het roc overgaan tot het afgeven van het negatieve bsa en het beëindigen van de onderwijsover- eenkomst. Dit gedeelte van de klacht was daarom niet gegrond (107167).

Ook de studente die na het succesvol afronden van een opleiding op niveau 2 doorstroomde naar niveau 3 kon op goede gronden aanspraak maken op extra aandacht en begeleiding. De opleiding had twijfel of zij dat niveau aan zou kunnen, maar besloot haar niettemin toe te laten. Datzelfde gebeurde nadat de studente het jaar niet haalde en de opleiding een negatief studieadvies had gegeven. In zo’n geval moet de opleiding hetzij in overleg met de student een plan van aanpak opstellen en daarnaar handelen, hetzij de student expliciet laten weten dat hij of zij alleen aanspraak kan maken op dezelfde begeleiding als alle andere studenten. In dat laatste geval ligt het, zeker als de instelling een negatief studieadvies heeft gegeven, voor de hand dat in een afzonderlijk gesprek nog eens wordt doorgenomen wat de mogelijkheden voor de student zijn (106954).

Registratie wordt alom in het onderwijs ervaren als bureaucratische ballast. Gelet op de werk- druk is dat niet onbegrijpelijk. Er zijn echter belangrijke beslissingen die alleen maar kunnen worden genomen en verantwoord als ze onderbouwd kunnen worden met een deugdelijke registratie van bijvoorbeeld leervorderingen en andere zaken, die van belang zijn voor de ont- wikkeling die studenten doormaken gedurende hun opleiding.

Van een deugdelijke registratie was geen sprake in het geval van de studente die erover klaag- de dat de opleiding haar onvoldoende ondersteuning had geboden. De studente in kwestie

(15)

had, zoals ze zelf ook aangaf, bovenmatig veel verzuimd. Als jonge moeder kon zij aanspraak maken op verschillende extra faciliteiten, maar de opleiding heeft die onvoldoende aange- boden. Van de opleiding had mogen worden verwacht dat extra aandacht was besteed aan zowel het verzuim als aan de achterblijvende studieresultaten. Hoewel de opleiding stelde dat zij in dergelijke gevallen extra ondersteuning biedt en dat deze ook hier was geboden, kon dit op geen enkele wijze aan de hand van een overzicht van activiteiten en contactmomenten worden onderbouwd. Ook was de studente verschillende keren van de opleiding uitgeschre- ven en naderhand weer ingeschreven zonder dat aan de vereisten daarvoor was voldaan.

Al met al was er sprake van een zodanig onvolkomen registratie dat de Commissie de klacht op deze punten gegrond achtte (106990).

Er rusten niet alleen verplichtingen op de onderwijsinstelling. Ook van studenten mag worden verwacht dat zij betrokken zijn bij hun opleiding en bij de mogelijkheden om die af te ron- den. De student die gedurende het jaar meer dan regelmatig had verzuimd en zich pas tegen het einde van het jaar ging afvragen welke mogelijkheden hij nog had, zag zijn klacht over de informatievoorziening van de opleiding ongegrond verklaard door de LKC. Wie vaak afwezig is, moet zich er niet over verbazen dat hij informatie over bijvoorbeeld de examenplanning mist.

Ook afronding van de opleiding als examenstudent bleek niet meer mogelijk omdat de student (lang) niet aan alle exameneisen had voldaan. De klacht dat de opleiding hem daar- over meer informatie had moeten geven was eveneens ongegrond (107040).

(16)

Maatregelen

Regels zijn regels, maar bij de toepassing ervan dient de onderwijsinstelling wel de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen. Zoals bij het toepassen van de regel uit een deelnemers- statuut dat een student van de instelling kan worden verwijderd in geval van ernstig wange- drag. Uit camerabeelden was gebleken dat een student had deelgenomen aan een massale vechtpartij en zich bij de schermutselingen bepaald niet onbetuigd had gelaten. Het roc heeft dat naar het oordeel van de LKC terecht als ernstig wangedrag aangemerkt. Omdat de vei- ligheid van de instelling en het gevoel van veiligheid binnen de instelling een forse knauw hadden gekregen, besloot het roc om de klagende student en enkele van zijn medestudenten van de instelling te verwijderen. Wel had het roc er eerst nog voor gezorgd dat de student zijn opleiding op een andere instelling in de regio kon voortzetten. De LKC oordeelde dat het roc terecht een grote waarde toekende aan de veiligheid binnen de instelling. Maar alvorens de student te verwijderen, had het roc zich rekenschap moeten geven van de belangen aan de kant van de student. Zo was er twijfel over de vraag of er wel eerlijk was gehandeld door alleen diegenen te bestraffen die op de camerabeelden te zien waren. Het stond immers vast dat er (veel) meer studenten bij de vechtpartij betrokken waren. Ook had het roc zich niet verdiept in het motief van de student: hij zou zich pas in het gevecht hebben begeven toen hij zag dat een vriend met een hamer werd bedreigd. Tot slot had het roc zich niet afgevraagd of het feit dat de student niet eerder bij ongeregeldheden betrokken was geweest noch anderszins als lastig bekend stond, een rol moest spelen bij het bepalen van de strafmaat. Omdat verwijde- ring de zwaarst mogelijke straf is, had het roc deze elementen moeten meewegen alvorens te beslissen of de student verwijderd kon worden (107146).

(17)

4. Adviezen LKC 2016

In dit hoofdstuk treft u een aantal van de adviezen van de LKC in het jaar 2016. De adviezen zijn ingedeeld naar onderwerp.

4.1 Communicatie

Regelmatig ontstaan er conflicten tussen ouders en school over door de school verstrekte informatie aan derden. Nagenoeg altijd moet de school daarover voorafgaand de ouders informeren, bijvoorbeeld op grond van een meldcode. Daar gaat het wel eens mis. Ook is het voor scholen goed zich te realiseren dat zij op een professioneel wijze met de kinderen wer- ken en dat niet alle daarbij gebruikte termen, begrippen en instanties bij ouders bekend zijn.

Dat vraagt om zorgvuldige communicatie van de scholen.

School moet nagaan of ouders de informatie hebben begrepen…

De vraag was of de school voldoende met de ouders heeft gecommuniceerd over resterende mogelijkheden voor de leerling in het reguliere onderwijs. Daar is de school in tekortgescho- ten. Een school heeft een regiefunctie en bovendien een kennisvoorsprong op bijvoorbeeld ouders. Dat brengt met zich dat de school ouders moet meenemen en zich ervan moet verge- wissen of zij relevante handelingen en beslissingen hebben meegekregen. Omdat dit onvol- doende was gebeurd, kon bij de ouders de indruk ontstaan dat de school snel van de leerling af wilde.

PO 107149

…maar dan moeten de ouders wel bereid zijn om daarnaar te luisteren

De klacht luidde dat de school de door de ouders geleverde tekst van het groeidocument zonder overleg met hen heeft aangevuld en gewijzigd. De aanvullingen waren afkomstig uit een overleg van het voltallige begeleidingsteam. In beginsel dient een dergelijk document niet zonder voorafgaand overleg met de ouders aan derden ter beschikking te worden gesteld.

De ouders hadden te kennen gegeven dat zij niet meer met de school wilden communiceren en hadden toestemming gegeven om alles in het werk te stellen om hun kind weer op een school te krijgen. Onder die omstandigheden was het ontbreken van overleg niet klachtwaar- dig, al verdiende het, ook volgens de school zelf, bepaald niet de schoonheidsprijs.

PO 107207

Informeren van ouders over ontwikkelingen in de groep van hun kind

De zorg voor goede communicatie geldt niet alleen voor individuele leerlingen, maar ook voor de groep als geheel. De sfeer in een groep was slecht en daardoor onveilig. De school had wel verschillende interventies gepleegd om het gevoel van veiligheid te vergroten, maar had

(18)

verzuimd na te gaan of dit door ouders ook als zodanig was ervaren. Aldus had de school de ouders onvoldoende meegenomen in het verbetertraject.

SO 107150

Zorgvuldigheidscriteria voor melding bij Veilig Thuis

Een leerling verschijnt twee weken niet op school en het lukt de school niet om met moeder in contact te komen. Dat is voor school reden om een melding bij Veilig Thuis te doen.

Nadat de leerling weer op school is, heeft een medewerker van Veilig Thuis op school met haar gesproken zonder dat de moeder daarover geïnformeerd was. De melding was grotendeels feitelijk van aard en was gebaseerd op de onbereikbaarheid van de moeder. Gelet op de ernst van de feiten en de bestaande zorgen was het gerechtvaardigd dat de school gelegenheid bood om de leerling te horen, ook zonder toestemming van de moeder.

Dat de school de andere ouders heeft geïnformeerd over het plotselinge vertrek van school van de leerling, is evenmin klachtwaardig. Het plotselinge vertrek van een klasgenoot kan een ingrijpende situatie zijn. Om speculaties te voorkomen, ontkomt een school er dan niet aan om andere ouders op hoofdlijnen te informeren. Het e-mailbericht was kort, feitelijk en neutraal opgesteld, waarmee de school zorgvuldig heeft gehandeld.

PO 107140

Een melding bij Veilig Thuis hoeft niet per se gestaafd te worden met aantoonbare feiten, maar kan ook gebaseerd zijn op vermoedens. Dat laat onverlet dat ook een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling in enige mate onderbouwd dient te zijn. Wat dat betreft kan het door de school opgestelde meldingsformulier de toets der kritiek niet doorstaan. Feitelijk

(19)

is het formulier niet meer dan een verwijzing naar een bijgevoegde uitdraai uit de verzuimad- ministratie. De gestelde zorgen over de leerling worden voor het overige niet of nauwelijks omschreven of nader toegelicht. Daarmee is geen sprake van een deugdelijk onderbouwde melding.

PO 107181

Bij het verstrekken van informatie aan Jeugdzorg, Veilig Thuis of de Raad voor de Kinder- bescherming zal de school vooral gebruik maken van feitelijke informatie. Maar vaak zullen zorgen van leerkrachten mede gebaseerd zijn op indrukken van leerkrachten die niet met feiten zijn te onderbouwen. Het is aan de Raad voor de Kinderbescherming om de indrukken in haar onderzoek mee te nemen en te verifiëren/onderzoeken. Op grond van de meldcode had de school de signalen voorafgaande aan een melding horen te bespreken met beide ouders. Deze stap heeft de school zonder deugdelijke reden overgeslagen.

PO 107130

De ook in het onderwijs gehanteerde meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bevat een vijfstappenplan. Voor het doen van een melding bij Veilig Thuis is geen toestemming van de ouders vereist. Wel moeten zij vooraf geïnformeerd worden zodat zij eventuele onjuistheden kunnen corrigeren. Dat is anders als bijvoorbeeld de veiligheid van het kind daardoor in het geding zou komen.

PO 107181

Niet alleen over het doen van een melding, maar ook over het verstrekken van informatie aan Veilig Thuis moet de school ouders informeren

De Commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de school, zoals een klager beweerde, een melding bij Veilig Thuis had gedaan. Wel heeft de school desgevraagd informatie aan Veilig Thuis verstrekt. Als een school een melding doet of informatie verstrekt, is dat in beginsel niet klachtwaardig. Het is wel zaak dat de school bij de informatieverstrekking duidelijk maakt of het gaat om feiten, opvattingen of vermoedens. Bovendien mag van een school verwacht worden dat zij de betrokken ouders op de hoogte stelt als er op verzoek van Veilig Thuis informatie is verstrekt, tenzij er zwaarwegende omstandigheden zijn om dit niet te doen.

Er was onenigheid tussen klager en de ib’er, maar de kinderen van klager hadden geen problemen. Afspraak was daarom dat de directeur de communicatie over de begeleiding zou verzorgen. Klager had begrepen dat de directeur ook de begeleiding op zich zou nemen.

Om misverstanden te voorkomen over de afspraak had het op de weg van de bestuurder gelegen om de afspraak uit te werken en schriftelijk te bevestigen.

PO 107314

Geen toestemming vereist bij het uitvoeren van een wettelijke taak

Op verzoek van een school heeft een deskundige van het samenwerkingsverband advies uitgebracht over de ondersteuningsbehoefte van een leerling. Bij het opstellen van het advies heeft deze deskundige een derde, een orthopedagoog, betrokken. Klaagster stelt dat dit niet mocht zonder haar daarover te informeren. Haar dochter had door deze handelwijze emoti- onele schade kunnen lijden. Het verzoek om advies had betrekking op de uitvoering van een

(20)

wettelijke taak. Toestemming van de ouders is voor het vervullen van deze taak niet vereist.

Evenmin bestond de verplichting om de ouders daarover vooraf te informeren. Uiteraard ont- vingen de ouders wel het opgestelde advies. Overigens zegde het samenwerkingsverband ter zitting toe voortaan in dergelijke gevallen meer transparantie te zullen gaan betrachten.

PO 107258

Ook in contacten met andere derden is zorgvuldigheid vereist

Een orthopedagoog heeft een leerling over zijn wang willen aaien om hem te complimenteren en om in zijn aura terecht te komen. De term aura is niet gelukkig gekozen en heeft onrust bij de ouders veroorzaakt. De Commissie laat in het midden of het wenselijk is om een compli- ment aan een middelbare scholier te benadrukken door hem in zijn gezicht aan te raken.

De leerling reageerde door weg te duiken alsof hij geslagen zou gaan worden. De orthope- dagoog heeft dit gemeld aan de ouders en aan de gezinsvoogd. Dat getuigt van een juiste taakopvatting, al had de orthopedagoog beter vooraf aan de ouders kunnen laten weten dat het voorval ook aan de gezinsvoogd zou worden gemeld.

VO/OPDC 107148

Als hulpverleners bij een gezin betrokken zijn, staan de ouders niet buitenspel

In de situatie waarin een leerling zou doorstromen van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs verliep het contact met de school voornamelijk via een gezinsbegeleidster.

Deze laatste heeft ingestemd met plaatsing van de leerling op de vso-school.

Het had in die situatie van de school als regievoerder mogen worden verwacht dat zij zich zou hebben vergewist of de moeder de aan haar doorgespeelde informatie en de eventuele gevol- gen daarvan had begrepen. Datzelfde geldt voor de instemming van de moeder met observa- tie van de leerling door een psycholoog. De klacht is op beide onderdelen gegrond.

SO/VSO 106843

Ook zorgvuldigheid vereist in overdracht naar een andere school

Bij overdracht van een leerling van de ene naar de andere VO-school wordt gebruik gemaakt van een overdrachtsformulier. Daarop had de leverende school vermeld dat de leerling in contact was geweest met de politie. Bij één voorval bleek de verdenking onterecht, het andere geval was niet Halt-waardig. De school heeft niet duidelijk kunnen maken waarom het contact met de politie in het leerlingdossier en de overdracht moest worden opgenomen.

VO 107071

Waar er twee vechten…

Ouders klaagden over intimiderend handelen door het bestuur en de directeur van de school.

Hiervan is niet gebleken. Wel bleek dat de discussie tussen de ouders en de school niet vlekke- loos was verlopen. Maar klagers hadden zich daarin niet onbetuigd gelaten en mede daardoor was de relatie nodeloos verhard.

PO 107199

(21)

Biologische vader heeft geen recht op informatie over de leerling

Klager is mogelijk wel de biologische vader van de leerling, maar de huidige partner van de moeder heeft de leerling erkend. Daardoor is de partner de wettelijke vader. Nu klager niet kan worden aangemerkt als de wettelijke vader en geen ouderlijk gezag heeft, hoeft de school hem niet uit te nodigen voor oudergesprekken of hem te informeren over vorderingen en dergelijke.

PO 107052

4.2 Pedagogische en didactische begeleiding

Dat de school verantwoordelijk is voor het bieden van onderwijs, is een open deur. Maar soms doen zich situaties voor, bijvoorbeeld bij een voorgenomen verwijdering, waarin het van- zelfsprekende toch onder druk komt te staan. Ook wordt de LKC regelmatig benaderd door ouders die zich niet kunnen vinden in het schooladvies voor het VO of over de manier waarop dat advies tot stand is gekomen.

School houdt de verantwoordelijkheid, ook als er problemen zijn…

Na een incident op het schoolplein heeft de school de leerling voor vijf dagen geschorst.

Daarna is de schorsing feitelijk voortgezet en is de leerling niet meer op school geweest.

Als de school zich handelingsverlegen acht, ontslaat haar dat niet van de verplichting de leerling onderwijs aan te bieden. In zo’n geval mag van de school worden verwacht dat zij onderzoekt of er binnen het samenwerkingsverband mogelijkheden bestaan om in de ondersteuningsbehoefte van de leerling te voorzien. Het is niet vast komen te staan dat de enige mogelijkheid nog bestond uit het aanbieden van huiswerk. Het valt de school als professionele organisatie aan te rekenen dat de leerling niet meer op school is geweest.

PO 107241

… en ook als een leerling tijdelijk op een opdc wordt geplaatst

De plaatsing van een leerling op een orthopedagogisch didactisch centrum (opdc) was primair gericht op terugkeer naar de school van herkomst of een andere passende school. Gedurende de eerste periode lag de nadruk op observatie, het hervinden van een schoolritme en onder- zoek naar de problematiek van de leerling. Dat kan bij de ouders de indruk hebben gewekt dat de leerling onvoldoende onderwijs kreeg. De school van herkomst bepaalde de inhoud van het onderwijs dat de leerling ontving. Om het huiswerk en de toetsen te bespreken kwam de mentor wekelijks op het opdc. Dit alles is in overeenstemming met de in het samen- werkingsverband afgesproken handelwijze. De begeleiding was voldoende.

VO/OPDC 107148

School mag van leerling vragen spelregels te ondertekenen

Het inzetten van spelregels om leerlingen bewust te maken van hun gedrag is in het onderwijs niet ongebruikelijk. Daar mag een school een leerling voor laten tekenen, ook zonder dat hij vooraf met zijn vader kan overleggen. Omdat aan overtreding van de afgesproken spelregels in dit geval vergaande sancties waren verbonden, had de school vooraf met de ouders moeten overleggen over de in te zetten pedagogische instrumenten.

VO 107071

(22)

Enkele adviezen over het schooladvies voor het VO

Het schooladvies voor een leerling luidde vmbo kader. Na een goede Cito-eindtoets verzocht de moeder van de leerling om het advies bij te stellen naar havo. Uit het leerlingdossier van de oude en de huidige school, eerdere toetsen en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is het beeld gerezen dat het schooladvies niet onjuist is. Eén afwijkende score hoeft dan na herbe- oordeling niet te leiden tot een ander schooladvies.

PO 107356

Op grond van de door de school aangeleverde stukken, met name de gegevens uit het leer- lingvolgsysteem van Cito en de gegevens uit het ontwikkelingsperspectief, is het advies prak- tijkonderwijs voor de leerling niet onbegrijpelijk. Het advies wordt ondersteund door diverse objectieve gegevens over meerdere schooljaren. Ook is gebleken dat de school gesprekken heeft gevoerd met diverse betrokken professionals, zoals leerkrachten en de intern begeleider en dat over het voorlopige en definitieve advies is gesproken met de ouders. Aan de ouders was vooraf uitgelegd dat de Cito-toets geen score praktijkonderwijs kent. Toen dan ook de Cito-score leidde tot het advies vmbo basis, hoefde dat voor de school geen reden te zijn het schooladvies bij te stellen

PO 107255

Wet- en regelgeving laten basisscholen de ruimte om enkelvoudige of meervoudige school- adviezen te geven. Van een verplichting een meervoudig advies te geven is geen sprake. Ook afgezien van de afspraak tussen de gezamenlijke schoolbesturen in de gemeente om geen meervoudige schooladviezen te geven, is het niet onbegrijpelijk dat de school, gelet op de informatie waarop het advies is gebaseerd, geen meervoudig schooladvies heeft gegeven.

PO 107294

Ouders kijken mee

De ouders vonden dat er in de klas van hun kind te veel naar de televisie werd gekeken.

Bovendien zaten de kinderen daarbij chips te eten. De school stelde dat er zo nu en dan televisie wordt gekeken. De chips was eenmalig ter gelegenheid van een bijzondere situatie.

Er zijn geen aanwijzingen dat er in de klas frequent televisie wordt gekeken. De school heeft daarom op goede gronden het verzoek van de ouders om hun kind naar een andere klas over te plaatsen kunnen afwijzen.

PO 107199

Het omgaan met externe adviezen

De ouders van een leerling met multi-problematiek klagen erover dat de school de adviezen van externe deskundigen niet heeft opgevolgd. Het is begrijpelijk dat de ouders zich zorgen maakten en zelf de adviezen nauwkeurig opvolgden. Dat neemt niet weg dat een school als professionele organisatie eigen keuzes moet maken en op basis daarvan het onderwijs vorm geeft. Dat de school de adviezen niet een-op-een heeft overgenomen, wil niet zeggen dat de school de adviezen heeft genegeerd.

SBO 107122

(23)

Verwachtingen en communicatie

Op de website van het samenwerkingsverband stond een lijst met arrangementen voor de begeleiding van leerlingen van de school. Deze informatie bleek niet juist en de lijst is daarom van de website afgehaald. Het is te begrijpen dat de ouders verwachtingen hadden ten aan- zien van de begeleiding op de school, die gebaseerd waren op de lijst van het samenwerkings- verband. Het is de school niet te verwijten dat zij aan deze verwachtingen niet heeft kunnen voldoen.

VO 107061

Het bleek niet mogelijk om een leerling geplaatst te krijgen op een beroepsgerichte (v) mbo-opleiding. Daarop werd in overleg met de ouders besloten tot plaatsing op het volwas- senenonderwijs. De VO-school blijft in deze constructie eindverantwoordelijk voor de leerling, het roc verzorgt het onderwijs en de begeleiding. Voor ondersteuning moeten de ouders en de leerling zich daarom in eerste instantie wenden tot het roc. Kort voor de overgang naar het roc werd de leerling gediagnosticeerd met ADD en DCD, naast de reeds eerder vastgestelde dyslexie. Dat had voor de school reden moeten zijn om in overleg te treden met het roc en het samenwerkingsverband. Mogelijk was immers aanvullende financiering in het kader van passend onderwijs vereist.

VO 106787

Middelen zijn niet altijd herleidbaar tot één leerling

Voor een leerling werden zowel middelen uit een persoonsgebonden budget als leerlingge- bonden financiering ter beschikking gesteld. De ouders meenden dat het persoonsgebonden

(24)

budget niet alleen werd ingezet voor ondersteuning in het dagelijkse leven, maar ook voor onderwijsdoeleinden. Maar dat is niet gebleken uit het voor de leerling opgestelde ondersteu- ningsplan. Ook onder het regime van passend onderwijs geldt er voor de school geen financië- le verantwoordingsplicht richting de ouders. De school heeft ook een bredere verantwoorde- lijkheid die betrekking heeft op de context waarin een individuele leerling wordt begeleid.

PO 106926

De ouders vonden dat de middelen voor leerwegondersteuning niet voor de begeleiding van hun kind waren aangewend. Zij vonden de begeleiding daarom onvoldoende. De school heeft aangetoond dat de middelen waren aangewend ter verkleining van de klassen en voor het geven van lessen aan niveaugroepjes. Hieraan had ook het kind van klagers deelgenomen.

VO 107100

4.3 Veiligheid

Het begrip veiligheid ziet zowel op de bescherming tegen fysiek onheil als op het bieden van een schoolklimaat, waarin zowel leerlingen en hun ouders als werknemers zich veilig voelen.

Als veiligheid niet wordt gewaarborgd, ligt een klacht op de loer.

Veiligheid betekent ook geen fysiek gevaar

Het schoolbestuur heeft de wettelijke taak zorg te dragen voor de veiligheid op school. Hier- onder wordt ook verstaan de fysieke veiligheid van leerlingen. Een moeder vond dat er sprake was van een onveilige situatie op het schoolplein nadat het bestuur had besloten om scheer-

(25)

mesjesprikkeldraad op de schutting te bevestigen. School en moeder zijn het er over eens zijn dat het de voorkeur had verdiend om geen prikkeldraad te plaatsen, maar dat een schutting van twee meter met daarop gewoon prikkeldraad niet leidt tot een onaanvaardbare onveilige situatie. Dat er scheermesjesprikkeldraad is geplaatst, is het gevolg geweest van een misver- stand. Aangezien het bestuur voor de vervanging afhankelijk was van derden, is het prikkel- draad in dit geval binnen een redelijke termijn (6 weken) vervangen.

PO 107320

Een leerling nadrukkelijk aanspreken is geen intimidatie

Twee leerlingen hebben een confetti partyshooter door de brievenbus van het huis van een docent laten afgaan. Een van hen heeft zich verontschuldigd bij de docent. Dat leidde tot een gesprek met de leerling. Op grond van het protocol had de afdelingsleider het gesprek alleen kunnen voeren. Gezien de ernst van de gebeurtenissen (de docent werd al langer lastiggeval- len) is het begrijpelijk dat ook de rector daarbij aanwezig was. Het gesprek heeft grote indruk gemaakt op de leerling. Dat dit het gevolg is van een agressieve en intimiderende manier waarop de schoolleiding het gesprek heeft gevoerd, is niet gebleken. De school heeft er goed aan gedaan om de ouders, nadat een gesprek onmogelijk bleek, schriftelijk van de inhoud van het gesprek op de hoogte te stellen. De school heeft zorgvuldig en conform het protocol melding agressie gehandeld.

VO 107250

Onderling gekrakeel hoeft geen pesten te zijn

Om te spreken van pesten moet er sprake zijn van structureel, moedwillig pestgedrag, gericht tegen een leerling. Daar lijkt geen sprake van te zijn. De ouders van een leerling hebben enkele voorbeelden gegeven. De school heeft bij sommige daarvan een uit eigen observatie blijkende context weergegeven, die weerspreekt dat er sprake was van pesten. Duidelijk is wel dat er tussen de leerlingen een wisselwerking was die tot fricties leidde. De school heeft over incidenten contact opgenomen met de ouders en de medewerkers hebben de incidenten ook opgepakt met de leerlingen. De school heeft de signalen en voorvallen serieus genomen.

PO 107207

Alvorens te beoordelen of de school adequaat heeft opgetreden tegen pestgedrag, moet eerst worden vastgesteld of er daadwerkelijk sprake was van pesten. Een moeder en de school hadden een verschillende perceptie van hetgeen zich in de groep van haar dochter afspeelde.

Dat de school met een van de leerlingen een afzonderlijk traject is gaan bewandelen vanwege grensoverschrijdend gedrag, betekent niet dat de dochter door deze leerling werd gepest. Het staat niet vast dat de medeleerlinge haar stelselmatig en vanuit een dominante positie heeft gepest. Uit het dossier komt veeleer een beeld naar voren dat de dochter en enkele klasge- nootjes in een min of meer permanente strijd verwikkeld waren met als belangrijkste thema hun onderlinge relaties. Wel is gebleken dat in de groep, mogelijk mede onder invloed van de rivaliteit tussen de meisjes, geen goede sfeer heerste. De moeder mocht van de school verlan- gen dat deze situatie zou worden aangepakt. De school heeft na het signaal van de moeder onmiddellijk handelend opgetreden.

PO 107194

(26)

Soms is hard ingrijpen noodzakelijk

Het bieden van een veilige omgeving is een van de kernopdrachten voor een school. Dat geldt temeer in het speciaal onderwijs, waar leerlingen doorgaans kwetsbaarder zijn dan hun leeftijdsgenootjes in het regulier onderwijs. De school en ouders verschillen er niet over van mening dat er sprake was van een onveilig schoolklimaat. Na de constatering dat het school- klimaat niet meer veilig was, heeft de school een beredeneerde keuze gemaakt ten aanzien van de te nemen maatregelen. Zo zijn de beide leerkrachten gecoacht en toen dat niet het gewenste effect had, is de arbeidsovereenkomst met hen beëindigd. Ook zijn er een gedrags- wetenschapper en een pedagogisch medewerker ingezet en is de groep op enig moment ge- splitst. De school heeft met de genomen maatregelen (waarvan sommige ingrijpend genoemd mogen worden) al met al adequaat op de situatie ingespeeld. Dat niet alle maatregelen (direct) het beoogde effect sorteerden, doet daar niet aan af.

SO/VSO 107150

Klacht werknemer over bejegening

Een docente klaagt over de bejegening en de communicatie door haar directeur na haar ziekmelding en gedurende haar re-integratie. De klacht is in zoverre ontvankelijk. Voor zover de docente met het indienen van de klacht heeft beoogd te klagen over de haar opgelegde rechtspositionele maatregel, is deze niet-ontvankelijk. Het is niet gebleken dat de docente is geïntimideerd door de directeur, noch door de regiomanager en het hoofd P&O. De tussen de docente en de directeur gevoerde correspondentie is in zijn algemeenheid correct van toon en daaruit blijkt niet dat de docente onheus is bejegend. Wel is gebleken dat de docente en de directeur zeer uiteenlopende visies hebben op wat van elkaar mag worden verlangd in een arbeidsrelatie. De eisen die de werkgever aan de docente heeft gesteld, zowel in het kader van haar ziektemelding als ook met betrekking tot de aanschaf van een hulpmiddel zijn niet buitenproportioneel. Dat bepaalde gesprekken soms een wat minder gelukkige toonzetting hebben gehad, mede als gevolg van de zeer uiteenlopende percepties van partijen, kan niet leiden tot gegrondverklaring van de klacht.

PO 107113

Verantwoordelijkheid houdt niet op bij de poort van de school

Er heeft buiten schooltijd een incident plaatsgevonden tussen leerlingen van dezelfde school.

Omdat het om hetzelfde gedrag gaat dat deze leerlingen ook op school vertoonden, is dit als een voortzetting daarvan aan te merken. Bovendien waren de gevolgen van dat gedrag ook van invloed op de sfeer op school, zodat ook de school zelf er belang bij had er kort op te blijven zitten. Dat het incident zich buiten school en enige tijd na schooltijd afspeelde, doet daarom niet ter zake.

VO 107100

Vijfjarige speelt met vuur

Partijen gaan ervan uit dat de – vijfjarige – leerling een aansteker heeft gepakt uit de bureau- la van de leerkracht en daarmee op verschillende plaatsen in het gebouw heeft geprobeerd spullen aan te steken, waardoor ook daadwerkelijk enkele brandjes zijn ontstaan. Het is niet te voorkomen dat er voorwerpen op school aanwezig zijn die bij verkeerd gebruik een risico met

(27)

zich brengen, zoals een aansteker. De ouders hebben niet aannemelijk kunnen maken dat de school ernstig in gebreke is gebleven en daardoor gevaarzettend heeft gehandeld.

De leerling werd tot twee keer toe geschorst. Dat er sprake was van een risico voor de veilig- heid hebben de directeur en de bestuurder niet aannemelijk gemaakt. De eerste schorsing is benut om een onderwijsassistent te regelen en de tweede schorsing om klagers te laten instemmen met bespreking in het ondersteuningsteam. Het middel van schorsing is voor het realiseren van beide doelstellingen niet bedoeld. De klacht is wat dit betreft gegrond.

PO 107209

4.4. Optreden tegen leerling/ouders

Ook afgelopen jaar behandelde de LKC enkele klachten over fysiek ingrijpen van leerkrachten tegen leerlingen. Dergelijk optreden is ingrijpend, maar soms niet te vermijden.

Soms is fysiek ingrijpen onvermijdelijk

De klacht van een vader luidde dat de cluster 4 school niet in staat is met zijn autistische zoon om te gaan. De school heeft toegelicht standaard gebruik te maken van een kleurenmethode voor interventies om te voorkomen dat situaties ontstaan die fysiek ingrijpen noodzakelijk maken.

Met de vader zijn bovendien individuele afspraken gemaakt om fysiek ingrijpen te voorkomen.

Op school zijn meer prikkels dan thuis. Daarnaast zal bij een aanpak op school altijd met meer- dere factoren rekening gehouden moeten worden, zoals de veiligheid van medeleerlingen, leer- krachten en de onderwijssituatie. De school heeft zorg te dragen voor een veilige schoolomge- ving. In situaties waarin gevaar voor een leerling en/of zijn omgeving dreigt, kan fysiek ingrijpen als ultiem middel daarom onvermijdelijk zijn. Dat de school bij de zoon fysiek heeft ingegrepen, wil nog niet zeggen dat men niet weet hoe met hem moet worden omgegaan.

SO/VSO 107132

In zijn algemeenheid geldt als uitgangspunt dat fysiek contact tussen leerling en leerkracht onwenselijk is. In beginsel is fysiek ingrijpen alleen toegestaan als er direct gevaar is voor de leerling of zijn omgeving. Verder mag zeker van een school voor speciaal onderwijs worden verlangd dat men weet hoe te handelen met leerlingen die in bepaalde situaties een specifie- ke aanpak nodig hebben. Uit de overgelegde verklaringen blijkt dat de situatie snel escaleerde.

De ouders lijken te miskennen dat het dan lastig, zo niet onmogelijk is om de situatie door middel van het volgen van een stappenplan (zoals beschreven in het door de school gehan- teerde protocol) te de-escaleren. Uit de overgelegde verklaringen blijkt dat de onderwijs- assistent, voordat zij fysiek ingreep, eerst heeft geprobeerd om de leerling op andere manieren tot bedaren te brengen. Toen dat niet lukte, zag zij zich genoodzaakt hem bij de polsen beet te pakken om hem zo in bedwang te kunnen houden. Het behoeft geen betoog dat een leerling die in een klas meubilair omduwt of dat dreigt te doen en om zich heen slaat en schopt, een potentieel gevaar is voor zichzelf en voor de andere aanwezigen. Onder die omstandigheden is het niet onjuist dat de onderwijsassistent de leerling uiteindelijk door middel van fysiek ingrijpen tot de orde heeft geroepen. Het is niet gebleken dat de onderwijsassistent daarbij buitenproportioneel heeft gehandeld.

SO 107376

(28)

Ook de school moet zich aan de regels houden, bijvoorbeeld bij het opleggen van een maatregel

Gebleken is dat er op school een incident tussen leerlingen is geweest waarbij gezien is dat een leerling twee medeleerlingen heeft geslagen en geschopt. Wat er ook zij van de aanleiding tot dit incident, het is begrijpelijk dat de school ten einde de rust te herstellen besloten heeft een ordemaatregel te nemen in de vorm van een time-out. Vervolgens is in het na de time- out opgestelde protocol opgenomen dat de leerling halve dagen naar school zal gaan. Aldus is de time-out overgegaan in een andere vorm van afwezigheid die de facto te bestempelen is als een (partiële) schorsing. Voor deze schorsing gelden procedureregels die opgenomen zijn in het Schoolveiligheidsplan. Niet gebleken is dat deze regels door de school gevolgd zijn.

Daargelaten dat voor een schorsing op inhoudelijke gronden niet bij voorbaat aanleiding lijkt te zijn, is de schorsing reeds op formele gronden klachtwaardig.

PO 107036

4.5 Schoolorganisatie

Leerlingen en ouders moeten weten waar ze op school aan toe zijn. Als de rechten en ver- plichtingen over en weer duidelijk zijn, komt dat het goed functioneren van de school als ge- heel ten goede. Duidelijkheid over kosten, over de regels en over wat er gebeurt als die worden overtreden. En een regeling voor klokkenluiders moet correct worden toegepast.

Schoolkosten voor ouders moeten deugdelijk worden gespecificeerd

Een ouder klaagt erover dat de school kosten voor lesmateriaal voor het vak Duits en voor materialen voor de praktijkvakken in rekening brengt. Volgens de ouder is dat in strijd met de bepalingen over het gratis verstrekken van lesmaterialen aan leerlingen. Het schoolbestuur stelt dat Duits beschouwd moet worden als een extra vak, dat wil zeggen niet behorend tot het reguliere vakkenaanbod. De bijdrage daarvoor moet gezien moet worden als een tege- moetkoming in de kosten van het aanbieden van dat extra vak. In geval een school van ouders een vrijwillige bijdrage vraagt voor een bepaald vak, moet de school zo concreet mogelijk inzichtelijk maken waarvoor ouders de bijdrage betalen en ook wat de gevolgen zijn als zij de bijdrage niet betalen. De schoolgids is op dit punt onvoldoende concreet en voor het overige heeft de school hierover tegenstrijdige informatie verstrekt. Nog afgezien van de vraag of vol- gens de bestaande regels überhaupt voor een extra vak een geldelijke bijdrage mag worden gevraagd, is het vragen van een vrijwillige bijdrage voor ‘aanschaf extra materiaal’ voor het extra vak Duits niet redelijk.

VO 106998

Zorgvuldigheid en belangenafweging vereist bij herindeling groep

Een ouder klaagt erover dat haar zoon wordt overgeplaatst naar de combigroep 4/5 zonder enig vriendje of vriendinnetje terwijl ook voor het overige vraagtekens zijn te plaatsen bij de toepassing van de criteria voor plaatsing. Door ook in de heroverweging de sociaal-emotio- nele belangen van de leerling (de behoefte aan de aanwezigheid van vriendjes) niet mee te nemen in de belangenafweging, heeft de school te weinig oog gehad voor de belangen en be- hoeften van het kind. De belangenafweging is daarom onvolledig en niet zorgvuldig geweest.

Niet uit te sluiten is dat een zorgvuldige belangenafweging zou hebben geleid tot een ander

(29)

resultaat. De door de school gevolgde procedure is onzorgvuldig geweest.

PO 107338

Ouders moeten verschil van mening over inschrijving eerst zelf oplossen

Als beide ouders ouderlijk gezag hebben over hun kind zijn zij gezamenlijk verantwoordelijk voor de inschrijving van hun kind op een school voor voortgezet onderwijs. Op grond van het Burgerlijk Wetboek is ook één van de ouders bevoegd tot een inschrijving van een kind op school, tenzij is gebleken dat de andere ouder bezwaar maakt. Bij onenigheid over de schoolkeuze is het aan de ouders om over de school van inschrijving overeenstemming te bereiken. In de situatie dat ouders met ouderlijk gezag het niet eens kunnen worden op welke school hun kind moet worden ingeschreven, zal in het uiterste geval de rechter zich – op verzoek van de ouders – moeten uitspreken over de inschrijving. Doen ouders dat niet, dan betekent dat niet dat in dat geval wel tot inschrijving overgegaan kan worden. Dat de school een leerling op verzoek van zijn moeder had ingeschreven terwijl de school wist dat de vader daar niet mee akkoord ging, was dan ook klachtwaardig.

VO 107204

Klokkenluiders hebben recht op bescherming

Een (inmiddels voormalige) werknemer klaagt over de wijze waarop de Raad van Toezicht heeft gereageerd op zijn melding van een vermoede misstand en dat de Raad van Toezicht daarmee in strijd met de klokkenluidersregeling heeft gehandeld. Vastgesteld moet worden dat klager zich vanaf het eerste moment waarop hij zijn melding heeft gedaan, in een onvei- lige en bij tijd en wijle intimiderende situatie heeft bevonden. Zo heeft het kunnen gebeuren

(30)

dat zijn brief is geopend door een ander dan de voorzitter of een lid van de Raad van Toezicht.

Daarmee is de vertrouwelijkheid, waarmee een melding behandeld dient te worden, ernstig geweld aangedaan. Dit is de Raad van Toezicht toe te rekenen aangezien klager hem had geïnformeerd over de komst van de melding. Onder meer door bovenstaande kan niet gezegd worden dat klager op enig moment de bescherming heeft genoten die de klokkenluiders- regeling hem beoogt te bieden. Het lijkt er op dat de Raad van Toezicht op de melding heeft gereageerd vanuit zijn bestuurlijke, toezichthoudende taak. Daarmee heeft hij miskend dat de klokkenluidersregeling hem een andere rol toebedeelt, te weten die van onafhankelijke en open beoordelaar van een melding in de zin van de regeling.

PO 107303

4.6 Diversen

Perikelen rondom gemeentelijk systeem van inschrijving en toewijzing VO-school

Ouders klagen erover dat hun dochter niet is geplaatst op de VO-school van haar voorkeur.

Ook klagen zij over de procedure die de school daarbij heeft gevolgd. De dochter heeft op haar voorkeurslijst 12 scholen aangegeven. Zij heeft een hoog lotnummer gekregen en is op geen van deze scholen geplaatst. De leerlingen die in de eerste ronde niet geplaatst zijn, hebben meegedaan aan een tweede matchingsronde. In de tweede ronde konden leerlingen kiezen voor scholen die na de eerste ronde nog plaats hadden.

Verweerder is de school van eerste voorkeur. Die heeft zich bij de totstandkoming van de plaatsingsbeslissing gehouden aan de afspraken die gemaakt zijn in de gemeentelijke Kern- procedure. Duidelijk is dat de uitkomst van de matching teleurstellend heeft uitgepakt. De ouders hebben daarom een beroep gedaan op de hardheidsclausule die in de Kernprocedu- re is opgenomen. De ouders beroepen zich op de gezinssituatie en individuele persoonlijke kenmerken. Zij hebben aangevoerd dat voor hun dochter een kleine school belangrijk is, een categoraal gymnasium bij haar past en zij vertrouwd is met de traditie en de sfeer van de eerste school van voorkeur. Uit de overwegingen in de beslissing op bezwaar blijkt dat de school is ingegaan op de wens van de ouders om hun dochter op een categoraal gymnasium te plaatsen. De school heeft de ouders gewezen op de mogelijkheid van aanmelding bij cate- gorale gymnasia in twee andere gemeenten. Dit getuigt niet zozeer, zoals de ouders hebben gesteld, van vooringenomenheid, maar van een constructieve houding van verweerder. Als persoonlijke omstandigheden ter onderbouwing van hun beroep op de hardheidsclausule hebben klagers aangevoerd dat de zussen van hun dochter op de eerste school van haar voor- keur zitten of zaten. Als de school aan dit argument tegemoet zou komen, zou via een omweg de voorrangsregeling voor broertjes en zusjes weer worden geïntroduceerd; een regeling die verweerder juist heeft afgeschaft om alle leerlingen op gelijke wijze toegang tot school te geven. De bezwaren van de ouders tegen de school van plaatsing zijn begrijpelijk, zeker gelet op de betrokkenheid bij de school van eerste voorkeur, maar objectief gezien zijn de bezwaren niet zo zwaarwegend dat gezegd moet worden dat plaatsing onredelijk is. Het is bijvoorbeeld niet gebleken dat de leerling en haar ouders niet een goede band met de school van plaatsing zouden kunnen opbouwen, dat zij niet zou passen in het schoolsysteem of dat zij niet uit de voeten zou kunnen met een tablet. Er is met andere woorden niet gebleken van omstandig- heden die de uitkomst van de procedure onhoudbaar maken.

VO 107284

(31)

5. Het jaar 2016 in cijfers

Aansluitingen bij de LKC

In de verslagperiode hadden 411 schoolbesturen in het funderend onderwijs 3233 scholen aangesloten bij de LKC, met in totaal 986.982 leerlingen. In de mbo-sector waren 38 instellin- gen bij de LKC aangesloten met in totaal 170.417 voltijd- en 46.455 deeltijdstudenten. Er waren 10 hogescholen aangesloten met in totaal 62.682 voltijdstudenten en 7.908 deeltijdstudenten.

Van de 152 samenwerkingsverbanden passend onderwijs hebben er zich inmiddels 72 bij de LKC aangesloten.

Overzicht van ingediende en afgehandelde klachten

In 2016 is het aantal ingediende klachten ongeveer gelijk gebleven. Er was een stijging met drie dossiers ten opzichte van 2015 naar een totaal van 230 klachten. Het aantal zaken dat de Commissie in het verslagjaar heeft afgehandeld is ook ongeveer gelijk gebleven (228).

Het aantal uitgebrachte adviezen is wel significant gestegen: 79 tegenover 65 in 2015, een stijging met 21%.

Op 1 januari 2016 bestond de werkvoorraad uit 40 nog niet afgehandelde dossiers.

ingediende klachten afgehandeld

2011 153 153

2012 173 162

2013 194 163

2014 212 227

2015 227 234

2016 230 228

Verdeling van afgehandelde klachten naar de wijze van afdoening

Circa 35 procent van de in 2016 behandelde klachten is uitgemond in een inhoudelijk oordeel in de vorm van een advies van de LKC. Dit relatief lage aantal inhoudelijk behandelde zaken staat in direct verband met het aantal klachten dat na indiening wordt ingetrokken zonder dat de LKC de klacht inhoudelijk heeft behandeld. Dit is te verklaren door de wijze waarop de LKC bevordert dat de klacht zo mogelijk op het niveau van de school wordt opgelost. Dat doet de LKC door het schoolbestuur met instemming van de klager in de gelegenheid te stellen de klacht zelf op te lossen en ook door mediation aan te bieden. Als de klacht succesvol is afgehandeld met hulp van het bevoegd gezag (BG) of via mediation, trekt de klager zijn klacht doorgaans in.

(32)

In 2016 zijn zeven klachten ingetrokken nadat er een mediationtraject had plaatsgevonden. In drie klachten heeft mediation niet geleid tot een oplossing en hebben de klagers hun klacht daarna voorgelegd aan de Commissie.

Het bevoegd gezag heeft 60 klachten naar tevredenheid van klagers opgelost of heeft klagers in ieder geval aanleiding gegeven de klachtprocedure te beëindigen.

In tien gevallen werd een ingediende klacht niet-ontvankelijk verklaard.

De LKC beschouwt een klacht waarin de klager herhaaldelijk niet heeft gereageerd op verzoe- ken tot het indienen van nadere informatie ook als ingetrokken. Dat was bij 23 intrekkingen aan de orde.

Drie klachten zijn ingetrokken nadat de Commissie tijdens de mondelinge behandeling had bemiddeld.

afgehandelde

dossiers Inhoudelijk

advies onbevoegd/

niet- ontvankelijk

ingetrokken waarvan wegens mediation inzet BG bemidd.

2011 153 84 55% 6 4% 61 40% 3 5 2

2012 162 55 34% 17 11% 90 55% 9 27 0

2013 163 60 37% 11 7% 92 56% 13 39 1

2014 227 83 37% 16 7% 128 56% 14 64 1

2015 234 65 28% 14 6% 155 66% - 98 1

2016 228 79 35% 10 4% 139 61% 7 60 3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op 16 december 2019 heeft de school meegedeeld dat [leerling] teruggeplaatst is naar het derde leerjaar vmbo-tl omdat hij niet aan de voorwaarde voor bevordering voldeed.. De

De commissie heeft - na voorafgaand contact medio april 2013 - op 3 juli 2013 het door klagers ingevulde vragenformulier, vergezeld van een nadere uiteenzetting van hun klacht,

De commissie is voorts van oordeel dat de aangeklaagde positief had moeten reageren op het verzoek van klager van 23 mei 2016 om een gesprek ook al was niet helemaal duidelijk wat

Het is daarbij niet vast te stellen of het een en ander te maken heeft met de ADD van de leerling of dat er een andere reden is waarom de leerling het werkstuk niet heeft gemaakt

Ook waren er zorgen dat, ondanks het dringende advies van de school, de ouders geen gespecia- liseerde hulp voor de leerling hadden ingeschakeld en uit beeld zou raken omdat hij

Klagers begrijpen vervolgens de zorgen van school over de sociaal emotionele ontwikkeling van hun dochter niet en na een oplopend conflict houden zij hun dochter thuis Klagers zijn

De door de school gehanteerde Klachtenregeling vindt zijn grondslag in de Wet van 18 juni 1998 (Stb. 398), de zogeheten Kwaliteitswet. Het bevoegd gezag heeft zich blijkens het

Aangezien er geen stijgende lijn meer in zijn resultaten zit en de school vanuit haar ervaring als professionele partij heeft geoordeeld dat de school C de beste uitstroom voor