VVE-RAPPORT
DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN
DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE
PEUTERSPEELZAAL DE ROLWIP BASISSCHOOL DE EIBER
Locatie De Rolwip en De Eiber
Brinnr. 10TO Plaats Hardenberg Onderzoeksnummer. 11178
Datum onderzoek 13-11-2012 Datum vaststelling 29-01-2013
1. INLEIDING
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die
onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken.
Dit rapport maakt onderdeel uit van de bestandsopname in de gemeente Hardenberg. In deze gemeente hebben alle voor- en vroegscholen die te maken hebben met VVE een vragenlijst ingevuld waarin zij de stand van zaken op hun (voor)school weergeven. Alle locaties krijgen automatisch een zelfrapportage.
Enkele locaties zijn vervolgens bezocht door de Inspectie van het Onderwijs ter verificatie van deze zelfevaluaties. Alle bezochte locaties ontvangen een rapportage met de bevindingen van de Inspectie. Het definitieve rapport wordt gepubliceerd op de website van de Inspectie:
www.onderwijsinspectie.nl
De uitkomsten van alle zelfevaluaties en de bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs naar aanleiding van de locatiebezoeken worden samengevat in een gemeentelijk rapport. Dit geeft een totaalbeeld weer van VVE in de gemeente Hardenberg. Dit rapport wordt, als het definitief is vastgesteld, samen met de locatierapporten, gepubliceerd op de website van de Inspectie:
www.onderwijsinspectie.nl Werkwijze onderzoek
Peuterspeelzaal De Rolwipen basisschool De Eiber zijn (voor)scholen die bezocht zijn door de Inspectie van het Onderwijs. Daarbij hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden:
Groepsbezoeken;
gesprekken met leidsters en/of leerkrachten;
gesprekken met ouders;
gesprekken met locatieleiding, coördinatie en directie;
Dit rapport geeft de bevindingen van de Inspectie over de kwaliteit van VVE op deze locaties weer.
Inhoud rapport
In dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken:
de voorwaarden van VVE;
de ouders;
de kwaliteit van de educatie;
het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden;
het pedagogisch klimaat;
het educatief handelen;
de ontwikkeling, zorg en begeleiding;
de kwaliteitszorg;
de doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool;
de resultaten van VVE.
Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen:
1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig
Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden.
2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk
Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3. Voldoende
4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen
Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.
Dit rapport is gebaseerd op het VVE-toezichtkader (zie de internetsite van de onderwijsinspectie).
Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen
(indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Daarbij kunnen de overeenkomsten en verschillen tussen de zelfevaluatie van de locatie en de bevindingen van de Inspectie eveneens worden geduid.
Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4.
Groepsinformatie peutergroepen:
Aantal peuters in groep a: 16, waarvan 16 doelgroeppeuters Aantal peuters in groep b: 14, waarvan 0 doelgroeppeuters Aantal peuters in groep c: 14, waarvan 0 doelgroeppeuters Aantal peuters in groep d: 14, waarvan 0 doelgroeppeuters Groepsinformatie kleutergroepen:
Aantal kleuters in groep a: 27, waarvan 6 doelgroepkleuters Aantal kleuters in groep b: 21, waarvan 0 doelgroepkleuters
2. HET TOTAALBEELD
In Dedemsvaart zijn zeven basisscholen en één peuterspeelzaal. Basisschool De Eiber heeft 21 % gewichtenleerlingen. Sinds anderhalf jaar is dit inzichtelijk geworden voor de school en sindsdien zijn zij VVE beleid aan het ontwikkelen.
Sinds de invoering van de wet OKE, augustus 2010, heeft de gemeente Hardenberg er voor gekozen om op peuterspeelzaal De Rolwip één groep als VVE-groep aan te merken, waardoor alle doelgroepkinderen nu bij elkaar in de groep zitten.
Momenteel zijn de peuterspeelzalen en de kinderopvang in de gemeente Hardenberg bezig te harmoniseren. De consequentie hiervan voor het VVE beleid is op dit moment nog niet duidelijk.
De inspectie concludeert dat in peuterspeelzaal De Rolwip en basisschool De Eiber de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie op meerdere aspecten van voldoende niveau is. Het betreft hier met name de condities waaronder VVE wordt uitgevoerd, het ouderbeleid, het pedagogisch klimaat, het educatief handelen en de externe zorg en begeleiding. Voor de basisschool geldt dit ook voor de interne zorg en begeleiding en de kwaliteit van het aanbod.
Voor de peuterspeelzaal liggen er op de aspecten kwaliteit van het aanbod en de interne zorg en begeleiding meerdere aandachtspunten. Vooral de differentiatie in het aanbod en de planmatigheid van de zorg zijn ontwikkelpunten.
De kwaliteitszorg en de doorgaande lijn vragen zowel op de voor- als de vroegschool om verbetering. Omdat de peuters van de peuterspeelzaal naar zeven verschillende basisscholen uitstromen is betrokkenheid van alle basisscholen bij dit laatste aspect essentieel.
De directies van beide organisaties herkennen de aangegeven ontwikkelpunten en zijn bereid deze op te pakken.
3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS
Naam gemeente Hardenberg
A0.0 Samenwerking met voor/vroegschool Ja Ja
A CONDITIES De Rolwip De Eiber
A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar 3
A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie getoetst 3 A1 Een integraal VVE-programma
A1.1 Naam/namen van programma(s) Uk en puk
Geen VVE programma
A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) 3
A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") 3 3
A4 Voldoende VVE-tijd
A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd (per week) 3 A4.2 Wat is doorgaans de beginleeftijd
voor VVE? tweeënhalf
A5 Kwaliteit leidsters/leerkrachten
A5.2 Alle leidsters/leerkrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) 3
A5.3 Alle leidsters spreken voldoende Nederlands 3
A5.4 Alle leidsters zijn toereikend geschoold (voor het VVE-programma) 3 2
A5.5 Er is een jaarlijks VVE-opleidingsplan 3
De condities waaronder VVE plaats vindt zijn nagenoeg op orde.
Alle doelgroeppeuters bezoeken de peuterspeelzaal vier dagdelen, twee ochtenden van 8.45-11.15 uur en twee middagen van 13.00-15.30 uur. Dat zijn exact 10 uren. De inspectie merkt op dat de wettelijk voorgeschreven VVE-tijd gehaald wordt, mits de ouders hun kind op tijd naar de
peuteropvang brengen.
De leerkrachten van groep 1 en 2 hebben geen scholing gevolgd voor een VVE programma (A 5.4).
B OUDERS De Rolwip De Eiber
B1 Gericht ouderbeleid 2 2
B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd 3 3
B3 Intake 2 3
B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen 3 3 B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool 2 3
B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind 3 3
B7 Rekening houden met de thuistaal 3 3
De ouders met wie de inspectie gesproken heeft tijdens het bezoek zijn tevreden over het contact met de leidsters en de leerkrachten. Zij ervaren de ondersteuning bij de begeleiding van hun kinderen en het delen van de zorgpunten als positief. Zowel op de peuterspeelzaal als op de basisschool brengen de leidsters en leerkrachten voorafgaand aan de plaatsing van het kind een huisbezoek. Tijdens dit bezoek informeert men de ouders voldoende over de werkwijze van de voor- en vroegschool.
Hieraan kan inhoud gegeven worden door een inventarisatie van de wensen van de ouders en het formuleren van eigen doelen ten aanzien van ouderbetrokkenheid bij VVE. Deze factoren bepalen welke acties en activiteiten in het kader van VVE het meest effectief kunnen zijn (B1).
Op het intakeformulier van de voorschool ontbreken vragen gericht op relevante gedrag-,
ontwikkelings- en kindkenmerken. Tijdens de huisbezoeken wordt dit wel met ouders besproken, maar het vastleggen van deze informatie is een ontwikkelpunt. Deze werkwijze zorgt ervoor dat niet alle leidsters de ontwikkelingsbehoefte van het kind kennen bij de start van de
peuterspeelzaalperiode (B3).
Om ouders te stimuleren om thuis ontwikkelingsgerichte activiteiten te doen met hun kind werken de voor- en vroegschool met het Spel- en Boekenplan; ouders nemen een boek met speelgoed mee naar huis om samen met hun kind mee aan de slag te gaan. Daarnaast krijgen de ouders nieuwsbrieven, waarin informatie staat over het thema en tevens tips zijn opgenomen over activiteiten die ouders thuis met hun kinderen kunnen doen.
De basisschool organiseert twee keer per week een inloop, waar ouders samen met hun kleuter een activiteit kunnen doen. De ouders met wie de inspectie heeft gesproken gaven overigens aan hier niet van op de hoogte te zijn.
Voor de voorschool is het vorm geven aan ouderparticipatie een ontwikkelpunt (B5).
C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE De Rolwip De Eiber C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma
C1.1 Een integraal VVE-programma 3 3
C1.2 Werken met een doelgerichte planning 2 3
C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend 2 3 C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd 2 3 C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat
C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is respectvol 3 3 C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen 3 3 C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de
persoonlijke competenties van de kinderen 3 3
C2.4 De leidsters/leerkrachten tonen respect voor de autonomie van het kind 3 3 C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-
uitlokkend
2 2 C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen
C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar
afgestemd 2 2
C3.2 Er worden de hele 'dag' effectieve en gerichte activiteiten voor de
taalontwikkeling uitgevoerd 3 3
C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen 3 3 C3.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en
verrijken het spelen en werken 3 3
C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag
(strategieën) bij de kinderen 3 3
C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is responsief 3 3 C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de
ontwikkeling van de individuele kinderen
2 3
De Rolwip werkt met het VVE-programma Uk en Puk. Op de Eiber wordt gewerkt vanuit het Ontwikkelings Volgsysteem voor Kleuters (OVK). De leerkrachten plannen thema’s en bieden dit aan volgens uitgewerkte ontwikkelingslijnen van de OVK. Dit volgsysteem is niet beoordeeld door het Nederland Jeugd Instituut. De vier ontwikkelingsgebieden (motorische ontwikkeling, taal, rekenen en sociaal-emotioneel) komen evenwichtig aan bod en daarmee voldoet de OVK aan de door de inspectie gestelde eisen.
In het kader van het te ontwikkelen VVE beleid oriënteert de vroegschool zich op een nieuwe methode voor groep 1 en 2. Tevens is de voorbereiding om met groepsplannen te gaan werken in gang gezet.
In de voorschool is het aanbod uitgewerkt in een jaarplanning en vertaald naar weekplanningen.
Hierin staan merendeels activiteiten vermeld. Het is niet duidelijk welke doelen de leidsters met het aanbod willen realiserenvoor de groep en de kleine groepen. De planning is niet doelmatig van opzet en vraagt om een verdere verfijning (C1.2). Ook is het niet inzichtelijk in hoeverre het aanbod is afgestemd op verschillen in ontwikkeling van kinderen en of het taalaanbod voldoende is voor alle taalfacetten (C1.3, C1.4).
Het pedagogisch handelen van de leidsters en de leerkrachten is kindvriendelijk en respectvol. Zij bieden positieve ondersteuning en aandacht.
De inrichting van de ruimtes voor peuters en kleuters is verzorgd. Het actuele thema is duidelijk terug te zien in de lokalen. Desondanks constateert de inspectie dat de inrichting van de
speelleerruimtes uitdagender gemaakt kan worden door het gebruik van echte materialen en door de spelmogelijkheden van de kinderen te verdiepen (C 2.5).
In het educatief handelen laten de leidsters en de leerkracht een responsieve houding zien. Tijdens de spel- en werkmomenten zijn zij actief gericht op het begeleiden en ondersteunen van de
kinderen.
In de voorschool is de onderlinge afstemming vooral gericht op organisatorische aspecten. Deze afstemming kan meer verdieping krijgen door de taakverdeling binnen het educatief handelen vast te leggen en daarbij doelen te stellen. In de vroegschool vindt de afstemming over een
inhoudelijke planning en aan te bieden doelen mondeling plaats, maar dat wordt nog niet vastgelegd (C 3.1).
Tenslotte vraagt de relatie tussen de resultaten en conclusies van de uitgevoerde observaties en een daarop afgestemd aanbod op verschillen tussen peuters nog nadere aandacht. Een dergelijke differentiatie is op dit moment nog niet herkenbaar in de voorschool (C3.7).
D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG De Rolwip De Eiber
D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep
D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 2 3
D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het
individuele kind 2 3
D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg 2 3
D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de taalontwikkeling 3 3 D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen
D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg
3 3
D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren
3 3 D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg
bijhouden
3 3
Voor de voorschool is het volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen een ontwikkelpunt.
De leidsters gebruiken het Ontwikkelings Volgsysteem voor Peuters (OVP). Dit instrument wordt ingezet 3 jaar en 3 jaar en 10 maanden. In de OVP ontbreekt het ontwikkelingsgebied rekenen (D1.1).
voorschool. De voorschool werkt met handelingsplannen voor de doelgroepkinderen. Een aandachtspunt hierbij is de concretisering van de doelen en interventies en het opnemen van evaluatiemomenten. Analyse en begeleiding, op basis van gegevens verkregen vanuit de observaties, vragen nadere aandacht. Met name het formuleren van (tussen)doelen en het beschrijven van planmatige begeleiding gericht op de groep, kleine groep en individuele kinderen is een ontwikkelpunt. Door een dergelijke planmatige benadering kan beter gevolgd worden of ingezette acties tot de juiste resultaten leiden (D1.2, D1.3).
De contacten met de externe zorgketen zijn voldoende gewaarborgd. Bij het signaleren van problemen bij peuters of kleuters zijn de lijnen naar externe deskundigen duidelijk en kort. Twee keer per maand heeft de JGZ-verpleegkundige een inloopspreekuur op de peuterspeelzaal, waar zowel ouders als leidsters gebruik van maken. Tevens faciliteert de gemeente logopedie voor de voor- en vroegschool.
E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL De Rolwip De Eiber
E1 Er is VVE-coördinatie in de voor- c.q. vroegschool 2 2
E2 De voor- c.q. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig 2 2 E3 De voor- c.q. vroegschool evalueert de VVE-resultaten van alle kinderen 2 3 E4 De voor- c.q. vroegschool werkt planmatig aan VVE-verbetermaatregelen 2 2 E5 De voor- c.q. vroegschool borgt de kwaliteit van haar VVE-educatie 2 2 E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken - 2 De coördinatie van VVE is op de voor- en vroegschool niet bij één van de personeelsleden belegd (E1).
Op de peuterspeelzaal bespreekt de coördinator de observatiegegevens met de leidsters. Een systematische cyclus van evalueren, verbeteren en borgen ontbreekt echter. De indicatoren die betrekking hebben op een systematische, integrale en cyclische uitvoering van de kwaliteitszorg, gelden daarom als een verbeterpunt (E2, E3, E4, E5).
In de vroegschool is de bewaking van de kwaliteit herkenbaar in het reguliere kwaliteitsproces, maar deze is nog niet specifiek gericht op de kwaliteitsaspecten van VVE. De evaluatie van de opbrengsten van VVE heeft op dit moment evenmin een structurele plaats in de reguliere kwaliteitszorg van de school, waardoor er nog geen sprake is van effectmeting van VVE. Het opnemen van VVE in de kwaliteitszorg is een ontwikkelpunt ( E2, E4, E5, E6).
F DOORGAANDE LIJN De Rolwip De Eiber
F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool 3 3
F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten doorstromen naar een vroegschool
2 - F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht 3 3
F4 Het aanbod van de voor- en de vroegschool zijn op elkaar afgestemd 2 2 F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool
is op elkaar afgestemd
2 2 F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op
elkaar afgestemd
2 2 F7 De interne begeleiding en zorg op de voor- en vroegschool zijn op elkaar
afgestemd
2 2
De VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool is belegd bij coördinator van de peuterspeelzaal. De peuters van peuterspeelzaal De Rolwip stromen uit naar de zeven
verschillende basisscholen in Dedemsvaart. Er is geen beleid op de peuterspeelzaal ontwikkeld om zoveel mogelijk peuters te laten doorstromen naar een basisschool met VVE (F2).
Voor alle peuters gaat er een overdrachtsformulier mee naar de basisschool. Daarnaast vindt er voor doelgroepkinderen altijd een warme overdracht plaats, waarvoor de leerkracht naar de peuterspeelzaal komt. Op het overdrachtsformulier ontbreekt informatie over het
ontwikkelingsgebied Rekenen. Tevens wordt tijdens het inspectiebezoek duidelijk dat er geen eenduidigheid bestaat over de definitie van de doelgroepkinderen.
De coördinator van de peuterspeelzaal organiseert één tot twee keer per jaar een overleg tussen de peuterspeelzaalleidsters en onderbouwleerkrachten van de scholen. In dit overleg vindt
uitwisseling van informatie plaats, maar dit is nog niet gericht op een inhoudelijke afstemming van het aanbod, het pedagogisch en educatief handelen, het ouderbeleid en het zorgbeleid. Realisatie hiervan is een ontwikkelpunt (F4, F5, F6, F7).Gezien de situatie in Dedemsvaart, één
peuterspeelzaal en zeven basisscholen, geven de leidinggevenden van peuterspeelzaal De Rolwip en basisschool De Eiber aan dat het belangrijk te vinden dat alle basisscholen mee doen aan de verdere ontwikkeling van de doorgaande lijn.
G OPBRENGSTEN VAN VVE De Rolwip De Eiber
G1 De resultaten worden gemeten conform de gemeentelijk afspraken - -
G2 De resultaten zijn van voldoende niveau - -
G3 Verlengde kleuterperiode - 2
Er zijn geen gemeentelijke afspraken met de basisscholen over resultaatverplichtingen van VVE.
Om die reden beoordeelt de inspectie de indicatoren G1 en G2 niet.
De verlenging van de kleuterperiode ligt op de basisschool De Eiber voor dit jaar boven de grens van 12% die de inspectie hiervoor stelt.
4. VERVOLGAFSPRAKEN
Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken.