• No results found

Paramedische prestaties : btw of geen btw ?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Paramedische prestaties : btw of geen btw ?"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ Paramedische prestaties: btw of geen p. 6/ Heeft u al eens nagedacht over een btw?

erfovereenkomst?

Paramedische prestaties : btw of geen btw ?

Hoewel de geneeskundige verstrekkingen in het algemeen worden vrijgesteld van btw door artikel 44, § 1 van het Btw-Wetboek, geldt dat niet noodzakelijk voor de talrijke paramedische activiteiten die vaak te snel en ten onrechte worden gelijkgesteld met vrijgestelde verrichtingen.

We overlopen samen met u de voornaamste paramedische beroepen en verduidelijken telkens hun btw-statuut.

In dit artikel verwijzen we herhaaldelijk naar de «No- menclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering», afgekort «RIZIV-no- menclatuur».

Acupuncturist(e)

De beoefenaars van acupunctuur zijn enkel vrijgesteld van btw als ze houder zijn van het wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- of verloskunde. De zelfstan- dige acupuncturist die dat diploma niet bezit is dus be- lastingplichtige met recht op aftrek.

De administratie bevestigt de praktijk in het verleden ten aanzien van het nieuwe art. 44, § 1 van het Btw-Wet- boek dat op 1/1/20161 van kracht is geworden : «acupunc- turisten zijn geen apart erkende en gereglementeerde me- dische of paramedische beroepen en hebben geen toegang tot specifieke RIZIV-nomenclatuur. Voor btw-doeleinden is het niet relevant dat sommige erkende mutualiteiten fi- nancieel tussenkomen voor die diensten.

De prestaties verricht door artsen (met uitzondering van be- paalde esthetische ingrepen en behandelingen), tandartsen, kinesitherapeuten, vroedkundigen, verpleegkundigen en

1 Btw-beslissing nr. E.T.129.853 van 3 mei 2016.

zorgkundigen zijn vrijgesteld van de btw, ook al zijn som- mige van de door hen verrichte prestaties niet opgenomen in de RIZIV-nomenclatuur. De op hen toepasselijke vrijstelling van btw is niet beperkt tot het verstrekken van louter medi- sche zorg, maar omvat alle verrichtingen die verband houden met de normale uitoefening van hun beroep. Hieruit volgt dat de prestaties verricht op het gebied van de acupunctuur verstrekt door deze beoefenaars eveneens vrijgesteld zijn.

Alle andere beoefenaars van de homeopathie of de acu- punctuur kunnen geen aanspraak maken op vrijstelling van de btw. Zij dienen te worden aangemerkt als belasting- plichtigen die hun handelingen aan de btw moeten onder- werpen en die recht op aftrek van de voorbelasting hebben volgens de normale regels».

Ambulancie(r)(ster)

Een zelfstandige ambulancier is vrijgesteld van btw als zijn prestatie bestaat in een vervoer van een zieke of ge- wonde van de ene plaats naar de andere, dat wil zeggen, de verplaatsing van een persoon van de ene plaats naar de andere verricht met behulp van een vervoermiddel met het oog op het vervoer over land (ziekenwagen) of anders (helikopter) en dat speciaal uitgerust is voor het vervoer van zieken en gewonden. De hoedanigheid van de vervoerder heeft geen belang2.

De verkoop van ziekenwagens die normaliter worden ge- bruikt voor een vrijgestelde activiteit is evenmin onder- worpen aan de btw.3

2 Btw-handleiding nr. 318.

3 Art. 44, § 2, 1° van het Btw-Wetboek en Btw-beslissing nr. E.T.37.741 van 18 augustus 1982, niet verschenen en aangepast.

(2)

Chiropractor

De activiteit van chiropraxie wordt meestal uitgeoefend door gediplomeerde kinesitherapeuten die gespeciali- seerd zijn in chiropraxie. Daarom wordt aanvaard dat de vrijstelling voorzien voor kinesitherapeuten ook geldt voor de handelingen die zij als chiropractor verrichten zonder dat een onderscheid moet worden gemaakt naar- gelang de betrokkene zich naar de buitenwereld voor- doet als kinesitherapeut dan wel als chiropractor.

Het spreekt voor zich dat deze vrijstelling enkel van toepas- sing is voor de houders van het diploma kinesitherapie of, eventueel, van het diploma van doctor in de geneeskunde4.

Diëtist(e)

In principe is een diëtist btw-plichtig met recht op af- trek, maar sommige prestaties kunnen echter vrijstel- ling genieten5.

De tussenkomst van de verzekering geneeskundige ver- strekkingen voor de prestaties van erkende diëtisten is gereglementeerd door de nomenclatuur van de revalida- tieverstrekkingen6 die dezelfde juridische waarde heeft als de RIZIV-nomenclatuur. Enkel de prestaties die door erkende diëtisten worden verstrekt en die opgenomen zijn in deze nomenclatuur van de revalidatieverstrekkin- gen, zijn vrijgesteld van btw ongeacht het aantal presta- ties die het RIZIV terugbetaalt.

Ze vertegenwoordigen slechts een klein deeltje van de technische prestaties en handelingen die gediplomeerde diëtisten mogen uitvoeren.

Hoofdstuk I van de bijlage bij de nomenclatuur van de revalidatieverstrekkingen voorziet in de verstrekkingen 771131 (voor patiënten met een diabetespas die echter geen zorgtrajectcontract hebben gesloten) en 794010 (voor patiënten die ofwel een zorgtrajectcontract als di- abeticus hebben gesloten ofwel een zorgtraject wegens chronische nierinsufficiëntie).

De verstrekkingen 794054 (opstarteducatie), 794076 (opvolgeducatie) en 794091 (educatie bij problemen) mo- gen eveneens worden verricht door erkende diëtisten voor zover ze naast hun basisopleiding als diëtist een bijkomende opleiding van diabeteseducator hebben ge- volgd.

4 Btw-beslissing nr. E.T. 48.461 van 17 september 1985, niet versche- nen.

5 Btw-beslissing nr. E.T.127.206/2 van 29 april 2016 tot vervanging van de Btw-beslissing nr. E.T.127.206 van 18 december 2014.

6 Koninklijk besluit van 10 januari 1991 houdende de nomenclatuur van de revalidatieverstrekkingen.

Daarom zijn enkel de diëtetische behandelingen ver- strekt door erkende diëtisten aan diabetici die houder zijn van een diabetespas en aan diabetici en patiënten die lijden aan nierinsufficiëntie en opgenomen zijn in een zorgtraject, alsook de prestaties van diëtisten-diabetes- educatoren inzake educatie van diabetespatiënten vrijge- steld van btw7, ongeacht het aantal behandelingen die het RIZIV terugbetaalt.

Het verstrekken van informatie en persoonlijke ad- viezen in het kader van vermageringskuren of afslan- kingsprogramma’s is vrijgesteld van btw8 als dienst van gezinsvoorlichting9. De overige diëtetische behande- lingen (bijvoorbeeld advies bij ondervoeding) verstrekt door erkende diëtisten zijn eveneens vrijgesteld (sinds 1/1/2016).

De vrijstelling geldt niet voor voordrachten en/of work- shops gegeven door diëtisten, maar de vrijstelling voor de sprekers10 kan eventueel van toepassing zijn voor zo- ver voldaan is aan de opgelegde voorwaarden.

Tot slot is de verkoop van voedingssupplementen, maal- tijdvervangers, proteïnepreparaten, enz. nog altijd on- derworpen aan de btw. In geval van een vrijstellingsre- geling wordt, voor de berekening van de drempel van 25 000,00 euro, geen rekening gehouden met de hande- lingen die vrijgesteld zijn.

Ergotherapeut(e)

Ergotherapeuten zijn doorgaans belastingplichtigen met recht op aftrek. Een beperkt aantal prestaties kan echter recht geven op een terugbetaling door het RIZIV.

Vermits de administratie heeft beslist dat paramedische prestaties vrijgesteld zijn voor zover ze opgenomen zijn in de RIZIV-nomenclatuur en dit ongeacht het aantal prestaties dat aanleiding geeft tot terugbetaling, is de ergotherapeut die beide types van activiteiten cumuleert bijgevolg een gemengde belastingplichtige.

Genezer(es)

De door een genezer verrichte dienstprestaties door handoplegging zijn onderworpen aan de btw.

7 Op basis van artikel 44, § 1, 3° van het Btw-Wetboek.

8 In de zin van artikel 44, § 2, 5° van het Btw-Wetboek.

9 Parlementaire vraag nr. 7720 van M. DISPA van 12 januari 2016.

10 Artikel 44, § 2, 8° van het Btw-Wetboek.

(3)

Homeopa(a)t(e)

De beoefenaars van plantentherapie zijn slechts vrijge- steld als ze houder zijn van een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- of verloskunde.

De administratie heeft dit statuut bevestigd ten aanzien van het nieuwe artikel 44, § 1 dat op 1 januari 2016 van kracht geworden is11. (cf. wat hiervoor werd gezegd over de acupuncturisten).

Hygiënist(e)

De diensten bestaande uit het verstrekken van infor- matie en raadgevingen op het stuk van diëtetiek en afslankingsprogramma’s vormen noch vrijgestelde ge- neeskundige verstrekkingen noch vrijgestelde onder- wijsprestaties.

De informatie of raadgevingen op het stuk van hygiëne, fysieke of mentale gezondheid moeten evenmin worden beschouwd als onderwijsprestaties12 en zijn derhalve on- derworpen aan de btw.13

Kinesitherapeut(e)

Kinesitherapeuten zijn vrijgesteld van btw voor de pres- taties die zij verrichten bij de uitoefening van hun ge- bruikelijke activiteiten, maar enkel voor zover ze opge- nomen zijn in de RIZIV-nomenclatuur14.

Logopedist(e)

De verstrekkingen van logopedisten zijn vrijgesteld van btw15 als ze worden verricht in het kader van de uitoe- fening van hun gebruikelijke activiteit. De tussenkomst van het RIZIV is gereglementeerd16. Enkel de verstrek- kingen door erkende logopedisten opgenomen in de RIZIV-nomenclatuur, zijn vrijgesteld, ongeacht het aan- tal terugbetaalde verstrekkingen.

De logopediebehandelingen die niet beoogd zijn supra – al dan niet op doktersvoorschrift – verricht door een erkend logopedist (individuele of collectieve zittingen) zijn sinds 1  januari 2016 vrijgesteld als diensten van gezinsvoorlichting17.

11 Btw-beslissing nr. E.T.129.853 van 3 mei 2016.

12 Btw-beslissing nr. E.T. 26.289 van 12 september 1977.

13 Btw-beslissing nr. T.1.970 van 9 december 1970.

14 Btw-handleiding nr. 315 B.

15 Art. 44, § 1, 3° en § 2, 5° van het Btw-Wetboek.

16 Art. 36 van de bijlage bij het KB van 14 september 1984 tot vaststel- ling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

17 Art. 44, § 2, 5° van het Btw-Wetboek.

Deze vrijstellingen gelden echter niet voor voordrachten en/of workshops, maar de vrijstelling voor het onderwijs of de sprekers18 kan eventueel van toepassing zijn als de voorwaarden daartoe vervuld zijn.

Masseu(r)(se)

Het verstrekken van massages is onderworpen aan de btw als dienst van persoonsverzorging. Een vrijstelling kan enkel worden ingeroepen als de diensten van per- soonsverzorging opgenomen zijn in de RIZIV-nomencla- tuur.

Zie ook «Kinesitherapeut».

Orthopedago(o)g(e)

De prestaties van orthopedagogen zijn niet opgenomen in de RIZIV-nomenclatuur. Daarom zijn die personen die als zelfstandige werken belastingplichtigen met recht op aftrek en zijn hun prestaties onderworpen aan het nor- male btw-tarief.

De klinische orthopedagogie (preventie, onderzoek en opsporing van problemen in verband met de opvoeding, het gedrag, de ontwikkeling of de scholing) is erkend als een volwaardig geestelijk gezondheidszorgberoep en artikel  44, §  2, 5° van het Btw-Wetboek voorziet in de vrijstelling van de diensten betreffende onderwijskeuze of gezinsvoorlichting.

De prestaties van de klinisch orthopedagogen zijn dus vrijgesteld van btw zodra voldaan is aan de voorwaarden voor hun erkenning19.

Orthopedist(e)

De btw-vrijstelling strekt zich niet uit tot de lichamelijke zorgen die niet opgenomen zijn in de RIZIV-nomencla- tuur en worden verstrekt door zelfstandige orthopedis- ten die derhalve onderworpen zijn met recht op aftrek.

Osteopa(a)t(e)

Net zoals de chiropraxie, wordt de osteopathie meestal beoefend door gespecialiseerde gediplomeerde kinesithe- rapeuten.

Het is geen sinecure om een onderscheid te maken tus- sen de activiteit van kinesitherapeut en van osteopaat.

Daarom wordt aanvaard dat de vrijstelling voorzien voor de kinesitherapeuten ook geldt voor de handelingen die zij verrichten als osteopaat, ongeacht of de betrokkene zich voordoet als kinesitherapeut dan wel als osteopaat.

18 Art. 44, § 2, 4° of 8° van het Btw-Wetboek.

19 Btw-beslissing nr. E.T.130.812 van 23/11/2016.

(4)

Het spreekt voor zich dat deze vrijstelling enkel van toe- passing is voor de houders van het diploma van kinesi- therapeut of, eventueel, van doctor in de geneeskunde20.

Pedicure

De btw-vrijstelling voor medische verstrekkingen is slechts van toepassing voor de gezondheidsverstrek- kingen opgenomen in de RIZIV-nomenclatuur. Ze strekt zich niet uit tot de lichamelijke zorgverstrekkingen die niet in deze nomenclatuur opgenomen zijn en worden verstrekt door pedicures21.

Podolo(o)g(e)

Vermits de RIZIV-nomenclatuur het beroep van podoloog niet vermeldt, kunnen hun verstrekkingen geen vrijstel- ling genieten tenzij ze de titel van doctor in de genees- kunde voeren.

Daarom zijn podologen belastingplichtigen met recht op aftrek voor de prestaties die zij verrichten in de uitoefe- ning van hun gebruikelijke activiteit.

Een beperkt aantal verstrekkingen kunnen echter leiden tot een terugbetaling door het RIZIV. De podoloog is dan een gemengde belastingplichtige22. Het KB van 10 maart 2003 betreffende de nomenclatuur van de revalidatiever- strekkingen voorziet, in bepaalde voorwaarden, in een tussenkomst van het RIZIV voor sommige verstrekkin- gen (beperkt op jaarbasis) aan diabetici door podologen.

De vrijstelling blijft beperkt tot het aantal toegestane verstrekkingen23.

De vrijstelling geldt ook voor het vervaardigen van or- thopedische steunzolen doch enkel als deze prestatie ka- dert in een behandeling die door de podoloog zelf wordt verstrekt en is opgenomen in de RIZIV-nomenclatuur24.

Psycholo(o)g(e)

Het is onmogelijk om de psychologen in het algemeen de hoedanigheid van belastingplichtige te verlenen. Dat hangt volledig af van de aard van de effectief geleverde prestaties en van de omstandigheden waarin ze worden uitgevoerd25.

20 Btw-beslissing nr. E.T. 48.461 van 17 september 1985 niet versche- nen.

21 Btw-Revue nr. 62/323/12 en 85/125/1.

22 Btw-beslissing nr. E.T. 104.382 van 15 mei 2011 tot wijziging van de Btw-beslissing nr. E.T. 104.382 van 26 april 2004.

23 Btw-beslissing nr. E.T. 104.382 van 15 mei 2011.

24 Vraag nr. 203 van 7 januari 2004 – LETERME.

25 Btw-Revue nr. 152/563/018.

De prestaties van de zelfstandige psychologen zijn be- lastbare prestaties26. Voorbeelden :

– de arbeidspsychologie (aanwerving, evaluatie, se- lectie, integratie, arbeidsprestaties, beroepsziekten, werkgroepen, regels, conflicten, personeelsbeheer, motivatie, management, werkintegratie en re-integra- tie op het werk, enz.).

– de studies met betrekking tot de motivering;

– de psychologische consultaties en onderzoeken;

– de informatie of adviezen inzake hygiëne, fysieke of mentale gezondheid;

– de prestaties van huwelijksbureaus.

Sommige prestaties van psychologen kunnen echter vrij- stelling van btw genieten, zoals :

– de prestaties verstrekt door de houder van het diplo- ma van doctor in de geneeskunde;

– de prestaties verstrekt in het kader van het school- of universitair onderwijs;

– de prestaties verstrekt in het kader van de opleiding of bijscholing;

– de prestaties verstrekt door een psycholoog-spreker aan een organisator van een voordracht27;

– de prestaties inzake schoolkeuze (PMS-centra);

– de prestaties van gezinsvoorlichting (persoonlijke problemen, slecht gevoel, angsten, verhouding ou- ders-kinderen, relatieproblemen, gezinsbemiddeling, enz.). Het concept «prestaties van gezinsvoorlichting»

daarentegen omvat de prestaties die psychologen ver- strekken, ongeacht de redenen waarom ze worden geraadpleegd en ongeacht de gebruikte consultatie- methoden, voor zover hun prestaties dezelfde doel- stellingen nastreven als de centra voor levens- en ge- zinsvragen op het vlak van psychologische hulp die vrijstelling genieten28. Voorbeelden :

– de persoonlijke problemen (slecht gevoel, angsten, enz.);

– de verhouding tussen ouders en hun kinderen;

– de relatieproblemen;

– de gezinsbemiddeling.

Het kan gaan om individuele gesprekken, gesprekken met de partner, gezinstherapie, korte therapieën, syste- mische therapieën, enz.

De psychologen die de vrijstelling kunnen opeisen moe- ten de vereiste beroepstitel hebben en ingeschreven zijn op de lijst van de Psychologencommissie29.

26 Btw-beslissing nr. 114.414 van 16 april 2008 en Vraag-antwoord van 28 februari 2005 – MAYEUR.

27 Btw-beslissing nr. T. 4.801 van 8 maart 1972.

28 Btw-beslissing nr. 114.414 van 16 april 2008.

29 Zie wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psy- choloog.

(5)

De titel van psychotherapeut is daarentegen niet be- schermd door de wet, zodat die kwalificatie op zich de dienstverrichter niet het voordeel van de vrijstelling verleent. Hij kan ze niettemin voor zijn praktijk van psychotherapie toepassen indien hij psycholoog, genees- heer-psychiater of dokter in de geneeskunde-kandidaat specialist in de psychiatrie (beschermde titels) is.

De vrijstelling strekt zich evenwel niet uit tot :

– de handelingen in verband met arbeidspsychologie met betrekking tot aanwerving (evaluatie, selectie, integratie, enz.), arbeidsprestaties, beroepsziekten, werkgroepen (regels, conflicten, enz.), personeelsbe- heer (motivatie, management, enz.), werkintegratie en re-integratie op het werk, enz.;

– de handelingen verricht door huwelijksbureaus30.

De psycholoog die, door de diversiteit van zijn activitei- ten, belastbare en niet-belastbare prestaties verstrekt is dus een gemengde belastingplichtige.

Zelfde opmerking voor de klinisch psychologen : het is onmogelijk om hun in het algemeen de hoedanigheid van belastingplichtige toe te kennen want deze hangt volle- dig af van de aard van de effectief verrichte prestaties en van de omstandigheden waarin ze worden uitgevoerd31.

Psychomotorisch therapeut(e)

De vrijstelling betreffende de erkende paramedische be- roepen geldt niet voor de prestaties van de psychomoto- risch therapeuten. Ze zijn dus onderworpen aan de btw.32

Seksuolo(o)g(e)

De prestaties van een zelfstandige psycholoog-seksuo- loog die houder is van een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- of verloskunde zijn vrijgesteld van btw.

In de overige gevallen zijn die prestaties onderworpen aan de btw wanneer ze plaatsvinden in België, tenzij ze prestaties in het onderwijs of in het kader van een voor- dracht vormen of verband houden met de schoolkeuze of gezinsvoorlichting33.

Tabakolo(o)g(e)

Tabakologen zijn in principe belastingplichtigen met recht op aftrek, maar een beperkt aantal prestaties kan evenwel aanleiding geven tot een terugbetaling van het

30 Btw-beslissing nr. E.T. 114.414 van 16 april 2008.

31 Vraag nr. 722 van 15 juni 2001 – Mevr. AVONTROODT.

32 Parlementaire Vraag nr. 17.066 van 17 april 2013 – M. GERKENS.

33 Btw-Revue nr. 91/348/8.

RIZIV. Aangezien de administratie de paramedische prestaties opgenomen in de RIZIV-nomenclatuur vrij- stelt, ongeacht het aantal prestaties dat aanleiding geeft tot terugbetaling34, kan de tabakoloog het statuut van gemengde belastingplichtige hebben.

Verloskundige

Een zelfstandige verloskundige is een vrijgestelde belas- tingplichtige, doch enkel voor de verstrekkingen opge- nomen in de RIZIV-nomenclatuur. Elke andere prestatie is onderworpen aan de btw.

Verpleegkundige

De verstrekkingen in het kader van de uitoefening van de gebruikelijke activiteit van de verpleegkundigen zijn vrijgesteld van btw als ze opgenomen zijn in de RIZIV- nomenclatuur35, ook al nemen zij deel aan belastbare in- grepen en behandelingen met een esthetisch karakter.36

Ziekenoppas

De btw-vrijstelling is enkel van toepassing op de zorg- verstrekkingen aan de persoon opgenomen in de RIZIV- nomenclatuur.

Zorgkundige

Conform artikel 44, § 1, 2° van het Btw-Wetboek zijn de diensten die door zorgkundigen worden verricht in de uitoefening van hun gebruikelijke werkzaamheid vrij- gesteld van btw.37

De zorgkundige werkt onder het toezicht van de ver- pleegkundige in het domein van de ouderenzorg, een ziekenhuis, de thuisverpleging of de geestelijke gezond- heidszorg.

Een zorgkundige moet zich laten registreren bij het

«Agentschap Zorg en Gezondheid» of «la Fédération Wallonie-Bruxelles», of «der Deutschsprachigen Ge- meinschaft» en krijgt een visum van de Federale Over- heidsdienst Volksgezondheid dat verplicht is om als zorgkundige te mogen werken.

Michel CEULEMANS Lid van de Stagecommissie BIBF

34 Btw-beslissing nr. E.T. 104.382 van 13 mei 2011 tot wijziging van de Btw-beslissing nr. 104.382 van 24 september 2004.

35 Btw-handleiding nr. 375 B.

36 Btw-beslissing nr. E.T. 127.740 van 22 maart 2016 nr. 28.

37 Circulaire 2017/C/26 van 24 april 2017.

(6)

Heeft u al eens nagedacht over een erfovereenkomst ?

I. Inleiding

1.- U hebt uw kinderen op allerlei manieren begunstigd door hun schenkingen en/of andere voordelen toe te ken- nen en u wil niet dat die schenkingen en voordelen bij uw overlijden worden betwist. Voortaan kunt u dit regelen.

Overeenkomsten over niet opengevallen nalatenschap- pen zijn strijdig met de openbare orde en de goede zeden en daarom nietig in het Belgisch recht. Er hebben altijd al uitzonderingen op dat verbod bestaan, maar we zullen daar in dit artikel niet dieper op ingaan.

Het principiële verbod van overeenkomsten over niet opengevallen nalatenschappen werd in het kader van de hervorming van het burgerlijk erfrecht versoepeld. Deze hervorming is op 1 september 2018 van kracht gewor- den.

We spreken van een versoepeling in de mate dat het ver- bod van overeenkomsten over niet opengevallen nalaten- schappen nog steeds verankerd is in het Burgerlijk Wet- boek (artikelen 1100/1, § 1 en 1100/3 van het Burgerlijk Wetboek).

Het Burgerlijk Wetboek laat nu wel toe om er verder van af te wijken door erfovereenkomsten te sluiten.

Naast de versoepelingen die we in dit artikel zullen be- spreken, blijven de overeenkomsten over niet opengeval- len nalatenschappen wel nietig.

In deze bijdrage willen we de nieuwe regeling van de erf- overeenkomsten sinds de hervorming van het burgerlijk erfrecht duidelijk situeren in het Belgisch recht zodat u kan nagaan of zo’n overeenkomst nuttig voor u kan zijn.

II. Definitie

2.- Het begrip overeenkomst over niet opengevallen nala- tenschap wordt nergens gedefinieerd in de wet. We vinden ze wel terug in de rechtspraak van het Hof van Cassatie die ze als volgt omschrijft : «een eenzijdige overeenkomst of rechtshandeling die de toekenning beoogt van een louter voorwaardelijk recht op alle of een deel van de goederen of van een recht dat hypothetisch de nog niet opengevallen

nalatenschap moet vormen of van een recht verbonden aan een dergelijke nalatenschap».1(vrije vertaling)

III. De punctueleerfovereenkomsten

3.- Sinds 1 september 2018 bestaat de mogelijkheid om uw nalatenschap te regelen door punctuele erfovereen- komsten te sluiten.

Een punctuele erfovereenkomst kan de volgende doel- stellingen nastreven :

a) Vervroegde verzaking van de vordering tot inkor- ting (artikel 918, § 1 van het Burgerlijk Wetboek) De reservataire erfgenamen kunnen de inkorting vragen van schenkingen en legaten die de overlede- ne bij leven heeft toegestaan als ze het beschikbare gedeelte overschrijden.

Tot 31 augustus 2018 konden de reservataire erfge- namen enkel aan hun reserve verzaken na het overlij- den. Een voorafgaande verzaking bleef zonder gevolg.

Voortaan kunnen de reservataire erfgenamen de vordering tot inkorting ten aanzien van een specifie- ke schenking punctueel verzaken. Men spreekt van punctuele verzaking in de mate dat de reservataire erfgenaam, vóór het overlijden, niet globaal afstand kan doen van het principe zelf van zijn reserve. Hij kan dat enkel punctueel doen ten aanzien van één of meerdere specifieke schenkingen.

De verzaking door de reservataire erfgenaam ge- beurt door middel van een eenzijdige verklaring, in de schenkingsakte of nadien. De verzaking is per- soonlijk verbonden aan de verzakende erfgenaam.

b) Verzaking van de vordering tegen derde-verkrijgers ten kosteloze titel van goederen (artikel  924, 4e lid van het Burgerlijk Wetboek)

Wanneer de reservataire erfgenamende inkorting van een giftverkrijgen, moet de begiftigde hen ver- goeden. Ingeval van onvermogen van de schenker kunnen de reservataire erfgenamen de inkorting vorderen tegen de derden die de goederen die deel uitmaken van de ingekorte schenking ten kosteloze titel hebben verworven.

1 Cf. Cass., 10 november 1960, Pas., 1961, I, p. 259.

(7)

De reservataire erfgenamen kunnen evenwel afzien van hun vordering tot inkorting ten aanzien van derden door in de schenkingsakte in te stemmen met de vervreemding van het goed dat aan de derde werd geschonken of door een punctuele erfovereenkomst te sluiten.

c) Overeenkomst betreffende de bepaling van de waar- de van het voorwerp van de schenking (artikel 858,

§ 5 van het Burgerlijk Wetboek)

Sinds 1  september 2018 geldt het principe dat de inbreng van schenkingen geschiedt in waarde (arti- kel 858 van het Burgerlijk Wetboek). De in acht ge- nomen waarde van het goed is de intrinsieke waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking, geïndexeerd in functie van de index der consumptie- prijzen.De indexering speelt echter niet wanneer de begiftigde, op de dag van de schenking, niet de vrije beschikking heeft over het geschonken goed (bijvoor- beeld : schenking met voorbehoud van vruchtgebruik).

De intrinsieke waarde van de schenking wordt ver- moed overeen te stemmen met die welke vermeld is in de schenkingsakte, tenzij ze manifest onredelijk is. In dat geval kan die waarde leiden tot betwisting.

Om dergelijke betwistingen te vermijden, kan de schenker zijn erfgenamen vragen om de waarde van de schenking in de schenkingsakte zelf of in een achteraf gesloten overeenkomst tussen de schenker en de begiftigde te valideren.

Dat soort van overeenkomst is vooral belangrijk wanneer de schenking betrekking heeft op aande- len van een vennootschap of op een onroerend goed waarin de begiftigde verbeteringen wil aanbrengen of verbouwingen wil doen.

De indexering kan ook worden geregeld met een akkoord. Als een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik wordt toegekend, dan kunnen de schenker en de begiftigde bepalen dat de inbreng zal gebeuren volgens een geïndexeerde waarde van de schenking in afwijking van artikel  858, §  3, 2e lid van het Burgerlijk Wetboek. De erfgenamen kunnen dit akkoord bevestigen in de akte of in een overeen- komst die nadien tussen de schenker en de begiftig- de wordt gesloten.

d) Overeenkomst betreffende de inbreng ten behoeve van een derde (artikel  845, §  2 van het Burgerlijk Wetboek)

Dit is een overeenkomst die de inbreng ten behoeve van een derde regelt.

De inbreng ten behoeve van een derde kunnen we als volgt illustreren :

B heeft een zoon A Aheeft een zoon C

B doet een schenking aan C die A dient in te brengen.

Artikel 845, § 2 van het Burgerlijk Wetboek maakt het mogelijk dat het kind van de schenker (A) de schenking inbrengt die ten voordele van zijn eigen kind gebeurd is (C). In casu zal A in het kader van de nalatenschap van B de schenking kunnen inbrengen die B aan C heeft toegekend.

Voor de inbreng ten behoeve van een derde moet een driepartijenovereenkomst worden gesloten waarbij hij die zich tot de inbreng ten behoeve van een derde verbindt (A) de nalatenschap van de schenker aan- vaardt (B).

In de verhouding tussen de begiftigde (C) en hij die zich tot inbreng ten behoeve van een derde heeft ver- bonden (A), zal de inbreng bij het overlijden van die laatste worden beschouwd als een onrechtstreekse schenking tussen hij die de inbreng uitvoert (A) en de begiftigde (C).

Deze inbreng ten behoeve van een derde kan worden geregeld in de schenkingsakte (schenking tussen B en C) of in een overeenkomst die achteraf wordt ge- sloten tussen de schenker, de begiftigde en hij die zich verbindt ten aanzien van een derde.

e) Overeenkomst betreffende de wijziging van een voor inbreng vatbare schenking

Of de schenking al dan niet vatbaar is voor inbreng hangt af van de wil van de schenker en van de wet.

We gaan hier niet dieper in op deze kwestie omdat ze niet binnen het kader van deze bijdrage valt. Deze eigenschap van een schenking kan a posteriori wor- den gewijzigd mits het akkoord van de schenker en de begiftigde. De schenker kan die wijziging ook op- nemen in zijn testament.

f) Verzaking door de echtgenoot van zijn vruchtge- bruik op de geschonken goederen (artikel  858bis,

§§ 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek)

Artikel 858bis, § 3 van het Burgerlijk Wetboek stelt een soort van wettelijke terugvalling in van het vruchtgebruik dat de schenker voorbehoudt aan de langstlevende echtgenoot. Wanneer een echtgenoot een goed schenkt onder voorbehoud van vruchtge- bruik, dan dooft dit vruchtgebruik niet meer uit bij zijn overlijden. Het gaat, via de wet, over naar de langstlevende echtgenoot.

Als de langstlevende echtgenoot dit wenst, kan hij dat vruchtgebruik bij leven van de schenker ver- zaken aan de hand van een punctuele erfovereen- komst. Hij kan dat ook doen na het overlijden van de schenker.

(8)

IV. De globale erfovereenkomst

IV.1. Wie is partij bij de globale erfovereenkomst ?

4.- De globale erfovereenkomst moet worden gesloten door de vader en/of moeder (naargelang het gaat om ei- gen, gemeenschappelijke goederen of goederen in onver- deeldheid) en alle vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn.

5.- Wanneer één van de vermoedelijke erfgenamen min- derjarig is, kan hij partij zijn bij de erfovereenkomst, maar hij kan niet aan zijn erfrechten verzaken. De over- eenkomst zal worden getekend door zijn wettelijke ver- tegenwoordiger die daartoe voldoende gemachtigd is door de vrederechter krachtens artikel 410, § 1, 10° van het Burgerlijk Wetboek (artikel 1100/2, § 1 van het Bur- gerlijk Wetboek).

De persoon die op basis van artikel  492/1, §  2 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam verklaard is om een erf- overeenkomst te sluiten, kan ze alsnog aangaan, met alle gevolgen van dien, nadat hij daartoe, op zijn ver- zoek, werd gemachtigd door de vrederechter. Heeft hij die machtiging niet gekregen, dan kan de beschermde persoon slechts als vermoedelijke erfgenaam partij zijn bij een erfovereenkomst. Net zoals voor de minderjarige kan de overeenkomst in hoofde van de beschermde per- soon niet een verzaking van rechten in een niet openge- vallen nalatenschap tot gevolg hebben. De overeenkomst zal worden getekend door de bewindvoerder van zijn goederen die daartoe voldoende is gemachtigd door de vrederechter (artikel 1100/2, § 2 van het Burgerlijk Wet- boek).

6.- In sommige situaties kunnen nog andere partijen betrokken zijn bij de overeenkomst, met name de klein- kinderen, de echtgenoot van de vader of moeder, de stief- kinderen (cf. infra).

7.- De echtgenoot van de beschikker kan tussenkomen in een globale erfovereenkomst om ermee in te stemmen.

Behoudens andersluidende bepaling leidt de instem- ming van de echtgenoot tot verzaking, in zijn hoofde, van de vordering tot inkorting ten aanzien van de giften beoogd in de overeenkomst.

IV.2. Voorwerp van de overeenkomst

8.- De globale overeenkomst heeft tot voorwerp een even- wicht te garanderen tussen de vermoedelijke erfgena- men rekening houdend met de schenkingen toegestaan

vóór de overeenkomst, de schenkingen toegekend in de overeenkomst zelf en de toegekende voordelen die niet als giften worden aangezien en de respectievelijke situ- atie van elk van de partijen.

Het idee is om een stap terug te zetten en na te gaan of de in het verleden toegekende schenkingen en voordelen in evenwicht zijn. Dat begrip «evenwicht» is subjectief en stemt niet overeen met het begrip gelijkheid. Hoewel de gelijkheid objectief gezien dus niet werd gerespec- teerd zou men kunnen oordelen dat de overeenkomst evenwichtig is gelet op de situatie van de partijen, de geschonken goederen, de mogelijkheid om al dan niet de vruchten van de geschonken goederen te verkrijgen en de tijdstippen waarop de schenkingen en/of voordelen toegekend zijn.

In een globale erfovereenkomst zou men dus kunnen oordelen dat het evenwicht bereikt is in een situatie waarin ouders met drie kinderen een som geld hebben geschonken aan het eerste, de lange en dure studies in het buitenland hebben gefinancierd van het tweede en gratis een appartement ter beschikking hebben gesteld van het derde kind.

9.- Als men oordeelt dat het evenwicht niet bereikt is, kan de schenker, in het kader van de globale erfovereen- komst, een schenking ten voordele van één of meer ver- moedelijke erfgenamen toekennen, of nog, één of meer- dere vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn toebedelen door middel van een schuldvordering ten laste van de uitdrukkelijk in de overeenkomst aangedui- de partijen. In dat laatste geval verleent de overeenkomst één van de vermoedelijke erfgenamen een vordering ten aanzien van de andere aangeduide vermoedelijke erfge- namen.

10.- De overeenkomst moet alle in acht genomen hui- dige en eerdere schenkingen en voordelen opsommen en vermelden hoe de partijen het evenwicht hebben opgevat en aanvaard. Dat betekent niet dat de overeenkomst alle toegekende schenkingen en voordelen moet beogen. Ze zal in dat geval geen uitwerking hebben ten aanzien van de niet beoogde schenkingen en voordelen.

In de mate dat de erfovereenkomst moet worden opge- nomen in een notariële akte die verplicht moet worden geregistreerd, zoals we nog zullen zien, hebben de prak- tijkmensen zich vragen gesteld over het fiscale lot van de niet geregistreerde schenkingen vermeld in de over- eenkomst. Zullen zij aan de registratierechten worden onderworpen ?

(9)

De rechtsleer was doorgaans van oordeel dat de erfover- eenkomst niet de titel van de schenking vormde en dat de registratie ervan dus geen aanleiding kon geven tot de toepassing van de registratierechten op de eerdere schenkingen die ze beoogde.

Om elke verwarring te vermijden, hebben de Vlaamse, Brusselse en Waalse wetgever deze kwestie geregeld door in een uitzondering te voorzien voor de registra- tierechten betreffende de eerdere schenkingen vermeld in erfovereenkomst (artikel  2.8.3.0.5. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, artikel 131bis van het Wetboek der Re- gistratierechten van toepassing in het Brussels Hoofd- stedelijk Gewest en artikel  131sexies van het Wetboek der Registratierechten van toepassing in het Waalse Ge- west).

Als de schenker echter binnen drie jaar na de schenking overlijdt, dan zijn artikel  2.7.1.0.5. van de VCF en ar- tikel  7 van het Wetboek der Registratierechten in het Waalse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest van toepas- sing.

11.- De overeenkomst kan bepalen dat de kleinkinderen worden begunstigd wanneer een erfgenaam dit aan- vaardt. In dat geval moeten alle kinderen van die erf- genaam partij zijn bij de overeenkomst. In de praktijk verzaakt de erfgenaam aan een schenking in het voor- deel van zijn kinderen. Deze schenking vormt een on- rechtstreekse schenking van de erfgenaam ten gunste van zijn kinderen (artikel 1100/7, § 4 van het Burgerlijk Wetboek).

12.- De overeenkomst biedt de beschikker ook de moge- lijkheid om de kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende te begunstigen, wat de successieplan- ning in nieuw samengestelde gezinnen een stuk een- voudiger maakt (artikel 1100/7, § 5 van het Burgerlijk Wetboek).

V. Vorm en bekendmaking van de erfovereenkomsten

13.- Elke erfovereenkomst moet in een notariële akte worden opgenomen (artikel 1100/5, § 1 van het Burger- lijk Wetboek).

Ze wordt ondertekend na afloop van een strikte nota- riële procedure (artikel  1100/5, §  2 van het Burgerlijk Wetboek). Na voorlegging van het ontwerp van overeen- komst voorziet de wet namelijk in een bedenktermijn zo- dat de partijen voldoende tijd krijgen.

Elke erfovereenkomst wordt ingeschreven in het cen- traal register van testamenten (artikel  1100/6 van het Burgerlijk Wetboek).

VI. Gevolg van de globale erfovereenkomst

14.- De globale erfovereenkomst leidt, in hoofde van de ondertekenaars, tot de verzaking van de vordering tot inkorting en van het verzoek tot inbreng met betrek- king tot alle giften waarop de overeenkomst betrekking heeft (artikel 1100/7, § 6 van het Burgerlijk Wetboek), behalve voor de minderjarigen en de beschermde per- sonen (artikel  1100/2 van het Burgerlijk Wetboek). De overeenkomst bindt de erfgenamen die tot de nalaten- schap komen bij plaatsvervulling van de ondertekenaar ervan (artikel 1100/4, § 2 van het Burgerlijk Wetboek).

De ondertekening van de overeenkomst heeft geen im- pact op de keuze van de erfgenaam die dus nog altijd zelf kan beslissen of hij een nalatenschap aanvaardt, ver- zaakt of aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrij- ving (artikel 1100/4, § 1 van het Burgerlijk Wetboek).

Als een erfgenaam opdaagt na het afsluiten van de over- eenkomst, dan blijft deze geldig, maar zal ze geen uit- werking ten aanzien van deze erfgenaam hebben (arti- kel 1100/7, § 8 van het Burgerlijk Wetboek).

VII. Herroeping vande

erfovereenkomst (artikel 1100/4,

§ 3 van het Burgerlijk Wetboek)

15.- Wanneer de erfovereenkomst, in hoofde van de on- dertekenaars, leidt tot een verzaking van de rechten in een niet opengevallen nalatenschap, dan kan de verza- ker ze in de volgende gevallen herroepen :

– als de begunstigde van de verzaking een aanslag op het leven van de verzaker heeft gepleegd;

– als hij zich tegenover hem heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigin- gen.

Behoudens andersluidend beding in de overeenkomst, heeft de herroeping enkel gevolgen ten aanzien van de verzaking verricht door de verzaker ten voordele van de begunstigde.

De herroeping heeft nooit van rechtswege plaats. De eis tot herroeping moet worden ingesteld binnen het jaar, te rekenen van de dag van het feit waarvan de verzaker de begunstigde van de verzaking beschuldigt of van de dag waarop het feit voor de verzaker bekend kon zijn en

(10)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoor- delijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be

uiterlijk op de dag van de afsluiting van de vereffening- verdeling van de nalatenschap.

VIII. Conclusie

16.- Geschillen over nalatenschappen waarin vooral psy- chologische aspecten meespelen, zijn slopend. Daarom menen wij dat dit initiatief van de wetgever dergelijke beproevingen kan vermijden. Elke betrokken partij moet steeds voor ogen houden welke voordelen en/of schen- kingen reeds werden toegekend vooraleer hij oordeelt dat er een erfovereenkomst moet worden gesloten om de situatie te verduidelijken alsook om eventuele geschillen te vermijden.

In dat opzicht kan het nodig zijn om een deskundige erbij te halen die de huidige gevolgen van de in het ver- leden toegekende voordelen en schenkingen nagaat en zich ervan vergewist dat zij effectief stroken met de in- tenties van de schenker.

De bal ligt in uw kamp !

Julie VAN THEMSCHE Advocate Advocatenkantoor Herve

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De top 4 bestaat dus uit louter da- mesparen (nu worden het natuurlijk weer dames genoemd om te voor- komen dat ik a.s. donderdag door hen belaagd wordt) en van die 4 waren

Burgemeester en wethouders van Uithoorn maken op grond van het bepaalde in arti- kel 6.24 lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening bekend dat zij op 10 april 2013 de ante-

- Voor de hiervoor bedoelde (Wmo-)ondersteuning die een gemeente inkoopt en die door de Wmo-dienstverrichter (rechtstreeks) wordt verleend aan personen die op die ondersteuning

‘Welke zwakheden kent het huidige btw-systeem met betrekking tot carrouselfraude, worden deze zwakheden in het voorstel van de Europese Commissie voor een definitief btw-systeem

Subsidies kunnen ook een dergelijke tegenpres- tatie vormen en bijgevolg opgenomen worden in de maatstaf van heffing van de btw, voor zover ze rechtstreeks verband houden met

Detachering van een werknemer is de handelwijze waar- bij een onderneming gevestigd in een lidstaat (uitzend- staat) tijdelijk één of meer werknemers uitzendt om pres- taties

Belangrijke aandachtspunten bij de beoordeling of er sprake is van een samengestelde prestatie zijn het bepalen van de modale consument, het belang van de vergoeding, of er anderen

De stijging van de baten bij het onderwijs van 2018 naar 2019 is het gevolg van de hogere doeluitkering voor het peuterspeelzaalwerk.. Dit bedrag wordt overeenkomstig het doel