• No results found

Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen"

Copied!
671
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

van Verwarde Harsenen

Joannes Stalpaert van der Wiele

bron

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen.

Bernardinus Masius, Loven 1631

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/stal001extr01_01/colofon.php

© 2010 dbnl

(2)

Extractvm Catholicvm.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(3)

’t Gebruyck van’t Extractvm Catholicvm.

GOed-aerdige Luyden!

‘t heeft de Goddelijkke vvijsheid goed gedacht, een groot deel van haere

geopenbaerde mysterien, gegeve geboden, ende aengeprese deugden, vervatet inden bouken des Ouden ende Nieuvven Testaments, ons te doen stellen in Rijm: ende te doen zingen op Hebreusse Noten, als blijkende is, eerst uiten geheelen Psouter van honderd en vijftich Psalmen Davids. Item het gehele bouk van Iob, vveinig capittelen uit bezondert. Het bouk Cantici Canticorum. De spreck-woorden Salominis. De Threnen Ieremiae, ende daer en boven noch een groot getal van gezangen, doorgaens gestroit in den bouken der heiliger Schriftuiren.

De rede van desen vverd aengevvezen by de HH. Basilius ende Augustinus, beide

inde voorrede der Psalmen. Namentlick dat den heiligen Geest die de broosheid zijns

schepsels bekent is, vvel vvetende onse afgekeertheid vande deugd, ende genegentheid

totte sonde, over-

(4)

mits de moeite die onze bedurve Natuir in d’eene; ende de vvellust die zy in d’andere haer is inbeeldende; uit zonderlinge genade, onse krankheid te gemoet gekomen, ende zijn byzonderste heymenissen vermengt heeft met zoetigheid van Vaersen ende gezangen: vvesende zodaenig; die vvy uiter natuiren beminnen, lichteliken vatten, ende eens gevat sijnde getrouvvelikken bevvaren. Min noch meer, zeidt S. Basilius, als een voorzigtig Medecijnmeester; die het vvurmkruid ‘tvvelk hy de kinderen ingeven vvil, met zuiker bekleed’, ofte ook voor den meerder-jarigen het Robarberkroesje met een cyterschorsje bestrijkt, om het vvalgen te voorkomen.

Dezen volgende zoo bevinden vvy, dat het volk Goods, zoo vvel om te vereeren den Goddelikken dienst, als mede om haer zelven te vervvekken tot devotie, t’allen tijden gebruikt heeft, niet alleen Psalmen, Hymnen, Gezangen, maer zelfs ook onder de stemmen, alderley slag van Instrumenten: als Chytheren, Lieren, Harpen,

Symbalen, Psouters, Trommelen, Orgelen; ende meer anderen my onbekend, daer de Psalmen van David ende andere schriftuirlikke bouken, af getuigen.

Zulks mede gepleegt is vande Christenen in’t nieuvve Testament; die daeromme van-

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(5)

den Apostel op tvvee verscheide plaetsen, als te vveten Ephes. cap. 5. vers. 19. ende Coloss 3. 16. vvel ernstelik vermaent vvorden Gode te dancken, te loven, te zingen;

ende malkanderen te verquikken met Psalmen, Hymnen ende gesangen;

Nae der Apostelen tijden sijn by ’t zelve gebruik gebleven de eerste en de oudste Christenen vande Primitive Kerk, gelijk de curieuse liefhebbers der Kerkkelikker Antiquiteiten zullen bevinden by den H. Iustinus Philosooph ende Martelaer Christi, quest. 107. Item by den ouden Tertullianum Apologetici cap. 39. by S. Cyprianum Martelaer ende Aerts-bisschop van Cartago, Epist. ad Donatum. by S. Chrysostom.

Homilia in Psalmum 41. Ende in zonderheid byden ouden ende Godzaligen Poëet Aurelium Prudentium.

Die ex professo tot dezen einde gheschreven heeft zeer treffelike Lofsangen, niet alleen op alle de Feestdagen ons Heeren, ende de byzonderste Martelaren des zelfs.

Maer ook mede op alle de getijden des daegs; beginnende vanden vrougen morgen,

totten laetten avond toe. Vande vvelke alsnoch een goed deel gebruikt vverdt inde

dagelikse getijden vanden Roomschen Brevier. Ende breeder te vinden sijn in tvvee

distincte bouken vanden zelven Pru-

(6)

dentius, by hem geintituleerdt, het eene Cathemerinon, ende ‘t andere Peristephanon.

Uyt gelijken yver sijn voort-gekomen de Lofzangen van S. Ambrosius Aerts-bisschop van Milanen; ende inzonderheid, die geene die sijn discipel S.

Augustijn getuigt by hem gedicht te sijn, tot verstarking van ’t gelovige Volk, tegens

’t bedrog van d’Arriaensche doling, die te zijnder tijd’ tot bederf van veel zielen, zeer gestijft ende gevordert vverde door de Keiserinne Iustina, een uitstekende yveraerse vande zelve Ketterije.

Diergelijkke bevinde ik ook beschreven te sijn vanden heilighen Augustinus zelfs, omme daer mede de Donatisten te bejegenen, die Africam ontrustigden. Vide tomo.

7. int beginsel, ende lib. 1. Retract. cap. 20. Item van S. Basilius libro de Spiritu sancto cap. 7. & 29. De vvelke alle te zamen, overmids de soetigheid der toonen, ende in zonderheid om de glans des vvaerheids, die daer uit vvas lichtende,

zoodanigen lieftalligheid behaelden onder de volken, datse eer lange d’onnutte Lieden deden ruimen; ende in plaets van dien alle de Steden, Dorpen, Huizen, Winkelen ende Akkeren vervulden; zoo zeer, datmen ook de Boeren achter de Ploug, ende de Harders op de Heiden, schier anders niet en hoorden zingen, als Glo-

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(7)

ria Patri, & Filio, & Spiritui sancto, Halleluja. &c. Ende vervolgens de reste vande devote gezangen, die de voornoemde vvaerdige mannen ter eeren Gods ende zijns heiligs Geloofs, hadden gedicht.

Alle vvelke schriftuirlikke exempelen ende voorschriften der heiliger Vaderen, my een goede ende rechtvaerdige oorzaek gegeven hebben, om in dese onze ellendige tijden, overvloeyende meer als oit, van alderley Secten van dolingen, dit tegenvvoordig vverkjen by een te vergaderen, ter eeren Goods, ende tot dienste der geenre die de vvaerheid beminnen.

Ende dat onder den tijtel van Extractum Catholicum, vvezende een recept die de Medecijnen plegen te ordineren tot een algemeine verbetering van alle bedurven

humeuren, vverkende niet alleen, gelijk de andere Confectien, hamech, diasena, syrupus rosarum, &c. Of op de galle, of op de Pituita, of op de Melancholie, &c.

Maer even zeer op alle te zaemen: zulks ook den naem van Katholicum, ofte universeel, is medebrengende.

Want nae dien hier inne begrepen sijn meest alle d’artikelen des Geloofs, immers

die byde huidendaegse Sectarisen vvorden gecontroverteert met vveder legginge van

alle de dolingen, die daer tegen strijden: zoo en heeft ons

(8)

zoodaenigen Tijtel niet ombequaem gedocht. Te vveten op datter proporty gevonden mogt vverden tusschent Rubrum ende Nigrum, k’vvil seggen tusschen ’t opschrift, ende inhoud des bouks.

Aengaende de Toonen ofte vvijzen der Lofzangen; daer toe hebbe ik verkoren, niet de raerste, ofte curieuste, maer de zoetste ende bekendste. Ende dat om ons recept des te meer te faciliteren; naementlik dat den drank des te aengenaemer zoude sijn, zoo den beker daerinne die gedispenseert vverd, op een iders mond’ ofte hand juister ende gevouggelikker kvvame te passen.

Midsvvelken ons ook geraden gedocht heeft, om consequentelik ende vervolgens te spreken, yder Lofzang te intituleren metten naem van Dosis, vvesende een Vocabulum Artis, daer de Apteeckers mede uitdrukken elke gifte van dranck ofte pillen, die by een Patient t’ eender reise ingenomen plag te vverden.

Vorders tot vvaerschouvving vanden eenvoudigen: als ghy by vvijlen gevvaer vvordt in zommige Lofzangen een uitstekende letter; zoo zuldy vveten dat daer mede ontdekt vvorden de bedurve humeuren daert Extractum Katholicum op vverkt;

vvesende anders niet, als een deel ongezonde spreuken, laste-

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(9)

ren, nieuvvigheiden, calumnien ende spijtigheiden, die by manier van vragen ofte opvvorpen, by den Sectarisen voorgeslagen, ende in’t vervolg vanden Lofzangen vvorden gecorrigeert.

Wat de resten belangt, vville den alderhoogsten ootmoedelik gebeden hebben.

Gelijk hy een Schepper is van alle kruiden en drogen der lichaemelikker Medecijnen;

dat hem mede gelieve zijn zegen te geven over dit geestelicke Antidoot: ’t vvelk door

de inspraken van zijn Goddelikke graty by een vergaderdt ende gecomponeert is

uitten onvervalschten Apteek zijnder heiliger Kercken. Ten einde het zelvige inde

Gemoederen der geenre diet ter goeder meininge zullen hebben gebruikt, zoodanigen

operacy kome te vverken; dat de gezonden daer deur geconserveert, ende de kranken

genezen mogen werden. Ende over zulks aen allen menschen gevorderdt, de meeste

Glory van zijn heiligen Naem, die gepresen sy van Euvven tot Euvven. Amen.

(10)

Ad Infirmos Indigos Extracti Catholici.

QVisquis amat fidei ductam per saecula legem, Et firmata viris dogmata Apostolicis.

Noscere quisquis amat, quid sit dicriminis inter Quae latrat Haereticus, quae pia Roma docet.

Perlegat hunc, zeli studio, quem, Belgica, librum Colligit è sacris, Musa, voluminibus.

Cui Titulum meritò medicâ praefigit ab arte Et vocat Extractvm nomine Catholicvm.

Bardocucullatus nam quidquid scurra per Orbem Triste venenato sparsit ab ore Luther,

Quidquid in innumeras excrescens Menno figuras.

Fictâ Anabaptismum simplicitate docens, Et quodcumque vafrâ, celebris Calvinius arte, Virus Hypocritico crine sophista tegit;

Haec simul Extractvm debellat Panchymagogum, Quod tibi dat Vatum gloria Belgiadum.

Sed ne fortè minus sapiat Medicina palato.

Sitve timenda tibi nausea ab Antidoto, Haeresibus vel nè saturata vorago, remittat Quae bene composuit pharmaca docta manus:

Instar ut AEsclapI sapiens proles, solet aegris Jncrustatum auro, porrigere arte bolum, Sic quoque providit sapidi tibi carminis Auctor, Dulci, commiscens utile, suavè, metro.

Tale canens blando Medicamen carmine, quale Cynthius ipse suis temperet articulis.

Nil tale excultus Medicâ Podalyrius arte, Nil Agamennonius tale Machaon habet.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(11)

Nam capit hoc veterum quam sacra Caterva virorum, Excoluit priscâ Relligione fidem.

Insuper expurgate virus quodcumque, nefandum Haeresiarcharum miscuit ingenium.

Vipereisque Animis, quas Calvi, quasve Lutheri, Vel quas infecit Mennonis atra lues.

Omnibus Extractvm hoc aequè succurrit, & inde Sumit Catholici nomen Alexicaci.

Ergò quisquis aves, Animae medicarier aegrae, Haereseos quae sub compede vincta jacet, Huc ades, atque avido Medicamen sume palato, Et recipe Extracti quisque Dosvm Antidoti.

Praescribebat S. ab Agariω.

Aliud in Auctorem Extracti Catholici.

AVdio si dulcis venam Modulaminis, Ecce Gloria Piëridum, totus Apollo, Lyrâ es;

Extracti video si vim Medicaminis, Ecce De Medica Lauru cedit Apollo tibi.

Scilicet ingenio quem tu, dulcedine quem tu Carminis aequiparas, Materia exsuperas.

(12)

Censvra de Extracto Catholico.

VIderat hos versus Thymbraeus Apollo Poëtae Hos qui composuit nomine non posito.

Isque videns versus tanta dulcedine factos, Haec ait attonito verba stupenda sono:

Aut opus hoc nostrum est, exstatve secundus Apollo Vel vates facili promptior Ovidio.

Alivd.

HElvetium sileat posthac Germania Bombast, Et sinat acta sui mira referre patris.

Purius extractum non Hermes jactet, inanis Non destillator venditet antidota.

Ecce vides extracta, quibus gens omnis ab omni Haeretica scabie mundificata, Dei est.

A: de Rheo.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(13)

Operacy van’t Extractum Catholicum.

DAt nu alle zieke menschen Vry nae haer gezondheid wenschen, Ziende hier d’oprechte Gom Van ‘t Extract Catholikom.

Schort het buiten, schort het binnen, Schort het aen ontstelde zinnen, Schort het aen verstramde le’en;

Dit Extract is Algemeen.

Quellen u de taye fluimen;

Deze compost doetze ruimen, Steeckt u het ontsteke bloed;

Hier is dat het koelen doed.

Is het Bilis, flaef, oft’ ater;

Is het ’t groen, of ’t zwarte Water, Is het d’een of d’ander gal, Dit Extract geneest het al.

Iae (daer in hem veel verwond’ren) Zelfs de zwarte Hypochond’ren.

Vluchten uit haer drouve stee, Voor dit starke Recipe.

’t Heugt my als den dag van huiden, Dat ick heb een schaer van Luiden Weer zien werden wel gemoed, Door een Drachma van dit goed.

Luiden, diemen lange iaeren, Had zien dullen, had zien baren, Had zien schennen kruis en kas, End’ al watter Heiligs was;

(14)

Luiden, die den Bijbel schaerden;

Luiden, die Goods hoge waerde (Die de zond’ en zondaer haet) Weten al ’t bedreve quaed.

Luiden, die van Goods genade Zeiden; dat hy om te braden Inde vlam van ’t helsche diep

’t Merendeel der menschen schiep.

Luiden noch, die blasphemeerden;

Dat Heer Iesus despereerde, En de pijn der Hellen lee Eer hy ons de dood verstree.

Luiden, die haer plompe tanden Scharpten op de offeranden Van des Heeren vleesch en bloed, Met een al te bitt’ren roed.

Luiden, die het Christen Wapen, Hoogsten Roem van Godes knapen, Daer de Hel mee is vertre’en, Hackten, kapten, smackten, sne’en.

Luiden, die tot ysegrimmen,

Beulen, beesten, schouwen, schimmen, Maekten d’alderbeste schaer

Rustend’ onder Goods Autaer.

Luiden, diemen met roo handen,

’t Overschot, die diere panden, Die den Hemel heeft geteld, Zag schoffieren met geweld.

Luiden, zegg’ ik noch voor’t lesten, Die met kankren, die met pesten, Die met Babyloonse Boel Lasterden de eerste Stoel.

Die met opgeblaze harten

’t Zwarte witt’, en ’t witte zwarten,

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(15)

Die moedwillens bleven gaen Op een averekse baen.

Dese, en meer dier geliken Heb ik van het hart zien striken, Al wat datter lagh gepakt Van onboens, deur dit Extract, Och! het dee deur Godes graty Straks soo grooten operaty Dat d’obstructy, dat den band Haer solveerde t’allen kand.

’t Wrocht van boven ’t wrocht van ond’ren, Groot geweld van Hypochond’ren,

En van rauwe pituijt,

Wierden d’arme menschen quijt.

Doch gemengt met geele gallen Die hen dullen, die hen mallen, Die hen zinnen, oogen, le’en, Wylen zoo ontstellen de’en.

Nu als mannen? noch een Dosis:

Want ter wijl d’ humeur zoo boos is.

Moet z’ u eens verdubbeldt sijn, Sprak die wijze medicijn.

En hier weer gebraekt als vooren;

Brokken gals, zoo groot als dooren.

’t Grondsop was het blaut fenijn, Van Heer Ian, en broer Martijn.

Och God loff! daer is het leste, Nu sijn all’ de vuile nesten;

Nu is immers al ’t Cicuit, Van Noion ter keelen uit.

Iaet, och jaet. men kondt ook merken Straks aen woorden, end’ aen werken, Aen het oordeel, aen ’t gezigt, Dat de ziekte was gezwigt.

(16)

Straks zoo zagmer onderscheiden Tusschen geesten, tusschen weiden;

Tusschen Kerk, en Synagoog, Die tot nooch toe hen bedroog.

Hier kwam weder d’eerste kennis, Met berou van all’ de schennis Tegen Christus heilig Kruis, Tegen Godes eigen Huis.

Wit was weerom als voor henen;

Zwarten, die te witten schenen In gezigten zoo verwaert, Waren weer als vooren zwaert.

En met op geheven oogen, God’ gedankt, die zulke Drogen Had geschapen tot gerijff Vanden kranken Man of Wijff.

Die soo edelen Inventij Tegen zulken pestilentij Als de doling was, gegundt Had om een zoo kleinen munt, Datter dan voort aen geen luiden Sijn van gist’ren, sijn van huiden, Die voor een zoo zoeten rust, Noch tot quijnen zijn belust.

Zonderling naer dien ze mogen Met een Drachma deser Drogen, Zoo gemack’lik worden quijt Al het dood’lik Aconijt.

End’ op dat noch Mans noch Wijven Hier van onbekend’ en blijven, Ziet zoo staet hier d’eelste waer Opgeveildt int openbaer, Doet provisy goede vrinden Die de rust eens zoukt te vinden.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(17)

Die eens weten wild waer dat Leit des waerheids eige schat.

Prouft het eerst vrij met een kleintje Iae al waert maer schier een greintje Van gewichte vijff of ses

Op een puntje van een mes.

En ghy sult met Godes segen Zeggen: zeker dats te degen Wel een goede Medecijn Tegens alderhande pijn.

Och gepresen sy de winkel Die voor Eelman, die voor Kinkel, Die voor alderley geslagt

Zulken pot te voorschijn bragt!

’t Moet wel een expert Apteker Wesen, die zoo starken beker Tot een Algemeine boet Mengde met zoo lieven zoet.

Nu wy kunnent hem niet lonen, Dat dan God en Hemel kronen

‘t Welverdiende hoofd des Mans Mette groenste Lauwer Krans.

I. Cassianus

(18)

Gezang op de Ingredienten van’t Extractum Catholicum.

Stemme: Sus Allons chez la Coiffier, ou bien au petit More.

GOede Luiden! Blijft wat staen;

Sijt ghy, of hebdy vrinden, Die haer hars’nen overlaen Met quaed’ humeuren vinden.

Siet in dese aerde Kom Word u luy aengewesen Een Extract Catholicom Zeer heilsaem in’t genesen.

’t Zuiverdt, nae sijn eigen naem, De grom van all’ d’humeuren.

Maer is zonderling bequaem Om die haer opwaerts beuren, En de hoofden drayen doen Zeer smeek’lijck te doen ruimen.

Bet als Fistel, of Ceroen Oit drogen kon de fluimen.

Vraegje, wie van dese vond Te vinden d’eerste Baes is!

’t Is een Man, die noit en stondt Om Mesue of Rasis

’t Onderkruipen haer practijk.

Des zijt hen niet en belgen,

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(19)

Alsze oit dit Catholijk Extractum zien verswelgen.

Die noch daer en boven wil Verstaen d’ Ingredienten Van dit vat? Die houd het stil.

’t Sijn bey de Testamenten:

Uitgeleit nae ’t oud verstand Der Grieken, en Latinen.

Die ons met gemeender hand De doling doen verdwinen.

Doch het starkste Purgans is De Roomsche Pietersely.

Daer voor buigen wel gewis Moet de Geneefse Lely.

Nae dien dat de wijs heid Goods, Door Christus eisch bewogen, Haer gestijft heeft tot een Roots Op ’t Acharons vermogen.

Och! dit’s al te waerden struik.

Zoo datmen wel met reden Zeggen mag. Dit’s ons gebruik:

En dit sijn d’oude zeden Van de Algemeine Kerk.

En die haer wil betwisten, Al waert noch zoo hogen klerk Houdt Iesus voor geen Christen.

Dit’s int kort de Massa van

’t Extract, ’t welk u doen venten Heeft den wel-beleefden Man;

Die hier uit geld, noch Renten, Eer, noch Staet: maer anders niet En wacht als uw’ bekering, Door meezucht van uw’ verdriet.

(20)

Dus helpt de Man aen Nering.

Laet dan niet, of draegt wat me’e

‘t Zal werken met genuchten (’t Welk noch noit Recept en de’e) Een menigte van vruchten Iae gelijck als David schier Door zang, de Droes de’e wiken, Zal u deze zoete Lier,

De doling af doen striken.

Honora Medicum propter necessitatem.

Eccl. XXXIIX. I.

Stemme: C’est trop courier les eaux.

VEreerdt den Medicijn, Gelijk den Wijzen riep, By nood van ‘sLichaems pijn:

Want hem den hoogsten schiep, Hoe moet hy dan vereerdt, Voorwaer met meerder reen Wel werden, die cureerdt De zielen van ’t Gemeen?

Cureerdt met een Sijroop Die hier op’t veinster staet, Zoodaenig dat de hoop Noch noit van Hippocraet Iet zulks bevatten kon.

Dat eeuwig dan met zijn D I A C AT H O L I C O N Leef zulken Medicijn.

G. De Santalis.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(21)

Eerste Dosis.

Christen Mensch.

Stem:Haer amoureus gelaet.

ZYt ghy een Christen

mensch? Ia ‘k boven alle wensch.

Maer de graci Goods, Prijs des diere doods// Die Christus aen het kruys// Verdroegh voor A-

(22)

dams huys// Gaf my ’t groot geluk, Van sijn soe-te juk// Op te nemen, en te dragen// Met een wel-be- reyde loop// Als my sijn wel-be- hagen// Genadigde den Doop.

II.

Hoe viel u sulks te beur?

Niet door mijn eigen keur.

Maer dit rijke lot, Kreeg mijn ziel van God (Zoo veel als mijn aengaet) Schier op gelike maet,

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(23)

Als een goed kans Op ‘t geluk des mans

Zonder voordacht komt te vallen.

Zoo dat ik met ziel en lijff, Voor zoo veel lief getallen, Den Heer verbonden blijf.

III.

Verbonden, wel te recht, Meer als oit slaef of knecht Was aen wettig Heer.

Och! ik ben te teer

Van hand, van mond, van stem, Van hart, van als, om hem Over een weldaed Van zoo hogen graed,

Nae verplichte schuld te loven.

Dat hy my die tot de dood Van ’t leven was verschoven, Weerom zijn gracy bood.

IV.

Ik had gezondigt in Mijn eersten Vaer, niet min Als de resten. Zoo

Dat ik vuil en snoo, Uit een bedurve stam Hier op de werels kwam.

Iae voor d’oogen Goods, Als een kind des doods.

Maer God gaf dat ik ontfangen Werde van gelovig zaed;

Die my met groot verlangen, De’en hebben ’t wit gewaed.

(24)

V.

Gewasschen met hyssoop, Van Christus reinen doop.

Daer deur aen mijn ziel Weer te beur geviel Van Goods genade-schat Meer als haer Adam had Door zijn erf-misdaed Immermeer beschaedt.

Dat dan God, die metten zegen My voor kwam van zijn genae Hier over t’alder wegen Gedankt sy vroug en spae.

Amen.

Tvvede Dosis.

Kruis-Teiken.

Stem: Bereidt uvv’ huis terstond.

WAerom is ’t dat

ghy maeckt// Van ’t Kruys het

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(25)

heyligh teecken// Wanneer ghy slaept of waeckt// Of swijgen wilt of spreken// Of gaet, of staet, of sit// Om t’eten of te wercken, Of kruypt, of knieldt, of bidt, Vw’ Schepper in der kerken?

II.

’T is om dat ik daer deur Met handen, en by monden

(26)

De Nazareense keur Vrymoedig wil oorkonden;

Iae melden, dat mijn God Is eenig en Drievuldig.

En Christus, voor ons, tot Der dood toe, was verduldig.

III.

+Dionys. Eccles.

Hierarchiae c. 4 5. & 6.

Tertull. de Corona Militis.

Cyrill. catechesi. 4. & 13.

Basil. de Spiritu sancto. c.

37. Hieronym. ad Demetriadem: & ad Eustochium. August.

Tractatu 118. in Ioannem circa finem.

Behalven dezen noch+ Op dat des kruissen zegen My tegens ‘thels bedrog Behoen mag t’alder wegen.

Want nae dien Sathans magt Vernield is door dit wapen, Zoo werd z’ alsnoch verkragt Door ’t kruis, van Christus knapen.

IV.

Midsdien plagh Godes Kerk Van d’alder oudste tijden Haer met dit heilig merk Te waren en te vrijden.

Zoo zeer, schier datze sleet Met kruissen, hoofd en handen:

Al wast noch eens zoo leed Des heiligs kruis vianden.

V.

Vianden ’s heiligs kruis, Die Paulo tranen kosten

+Ad Philipp. 3. vers. 18.

En noch van Godes huis+ De Poorten, en de Posten Vernielen, met geweld Van hamers en van bylen, Daer Christus kruis gesteld Was in voorlede wijlen.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(27)

VI.

Maer dits de vuile zweer Van Satan, wildydt weten, Die nu noch nimmermeer Zijn leed en kan vergeten.

Des hy met hand en mond De kruissen noch doed smijten Niet anders als een hond Plag in de steen te bijten.

VII.

Onzalige Gemeent

Der g’reformeerde Kerken, Die hand, en mond verleendt Ten dienst van zulke werken!

Maer hoe ghy meer schoffierdt De Golgotaense glory,

Hoe by ons meer gevierdt Zal werden haer memory.

Amen.

Derde Dosis.

Kruis-Zegen.

Stem: ‘k Heb ’t vverken uit mijn zin gesteldt.

DIenaer Gods! als

(28)

+Deze Lofzang is genomen uit Aurelius Prudentius, Die geleeft heeft Anno 280. Ex lib. Cathemerinon hymno 6.

Ante Somnum. Bevvizende het oud gebruik vande zegening des kruisses.

g’u te rust// Wilt be-geven,+ weest bewust// Dat het Doopsel u bestroomt// End’ het Chrisma heeft gevroomt.

II.

Gaet dan nae een zuiver bed;

End’ op dat u geen belet En geschie van ’t hels-gespuis, Zegent u met Christus kruis.

III.

Zegendt uw’ gezinde leen, Voorhoofd, zegg’ ik, en met een Hart en boesem. Want hier door Gaet de donk’re magt te loor.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(29)

IV.

’t Kruis doed wiken alle quaed,

’t Kruis bewaert de middelmaet,

’t Kruis bedwingt d’onreine vloed Van het opgejaegde bloed.

V.

’t Kruis d’onnutte dromen staekt

’t Kruis bevredigt, ’t Kruis vermaekt,

’t Kruis verenigt, ’t Kruis ontwart D’onrust van een Christen hart.

VI.

Wijkt dan Satan, wijkt en smelt, Die de slaep zoo dik ontsteldt.

Wijkt voor’t wapen ’t welk ghy weet Dat uw’ hoofd aen stukken spleet.

VII.

Dit zal voor de ziele mijn

’t Alderzachtste kussen zijn.

En ter wijl het lichaem rust Reiken een te zoeten lust.

VIII.

Glory zy den Vader: Eer Christo den gekruisten Heer Metten heiligen Geest te gaer, Die ons deze nacht bewaer.

A M E N

(30)

Vierde Dosis.

Vader Koen.

Stem: Zoo ’t begindt.

‘TIs de stijl, men kan ‘t be-mercken// Soo in Leken als in Klercken// Wan men preeckt in Go-des huys// Dat m’hem zegend met een kruys.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(31)

II.

Eerst van ’t voorhoofd, totte stede Vande borst, of daer benede:

En terstond, nae Christen voer, Van d’een, tot aen d’ander schoer.

III.

Dus doen all’ die wett’lik preken.

Maer ’t was een te nieuwen teken,

’t Welkmen onlangs vader Koen Maken zag voor zijn sermoen.

IV.

Eerst streek hy, met fiere zeden,

’t Haer om hoog, den baerd beneden;

Daer naer met een dubb’le tast Stelde hy zijn knevels vast.

V.

Dit gedaen: sprak hy met oorde, Nieuwe dingen, nieuwe woorden:

Woorden, dingen wel gejuist Op een die zoo was gekruist.

VI.

Vraegje, wat hy onderrechte?

Bannen, spannen, krigen, vechten.

Want zoodanigh duide claer Een zoo opgestreken haer.

VII.

Want nu voorst de rest wou zeggen:

Laet ik vader Koen uit leggen Zoo wanneer hy tot gerijf Komt te preken van zijn wijf.

VIII.

Want voorwaer op zulken preken Passen bet, die knevel streken.

Maer dit is het nieu fatsoen Van ’t Gereformeerdt Sermoen.

(32)

Viifde Dosis.

’T Eenig Geloof.

Stem: Laet ons met harten loven.

MYn alderliefste

vrinden// Past doch voor al-le werk, Te soecken en te vinden// De ware Christen Kerk. En laet u niet bedriegen// Daer is maer een geloof,

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(33)

Die anders seggen lie-gen, En stellen u tot roof.

II.

Ten kan niet anders wezen.

Neemt tot een klare proof

’T les Pauli ten Ephesen:

+Eph 4. 5 Een doopsel, een geloof.+

Iae Christus hier ons wachten

+Math. 7. 15.

Voor die Propheten wel,+ Die onder Schape-vachten Zijn Wolven wreed en fel.

III.

Des leez’ ik, end’ ik danker Zeer af, noch recht te voort,

+1. Timoth. 2. 17.

Den geen die by een kanker+ Geleek haer kruipend woord.

+Tit. 3. 10.

Schout schout, sprak hy, den Ketter+ Een reis of twee vermaent;

Eer zijn verzworen eter Vw’ gaeve ziel betraent.

IV.

Hierom wast dat de Vaders, Van d’oudste tijden af, De kiesers, als verraders Des Wets, die Christus gaf,

(34)

Zoo plegen af te scharen.

Maer ‘twasser mee gegekt;

Indien men kon bewaren Zijn ziel, in alle Sect.

V.

Den arbeyd was verloren;

Men spilde geld en tijd In ‘t garen der Pastoren, Van Landen veer en wijd.

Want hoe dat ook vervielen De Leeraers, alsze vast Maer Christus naem behielen:

Zoo’n lee de zaek geen last.

VI.

Iae die aldus gevoelen, Behouwen metter daed All’ d’afgevalle Stoelen Van Nestor, en Novaet.

Pelagius is zalig;

Montanus niet te min;

End’ Arjus ook, hoe dwalig Hy was van eigen zin.

VII.

De Harders deeden qualijk, En ’t was te snoden werk, Wanneer z’ hem als ongalijk Verbanden uitte Kerk.

Maer wie kan dit geloven?

’T is tegens alle reen.

Laet u dan niet verdoven;

De waerheid is maer een.

VIII.

De waerheid is eenvuldig:

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(35)

+Iacob, 2, 10, En die in ’t eene mist,+

Is al de reste schuldig.

Want d’eige Iesus Christ Heeft ’t een zoo wel als ’t ander, Ons deur zijn Kerk verklaert.

Zoo datze met malkander Versmaedt werdt, of bewaert.

IX.

Bewaertze: ’t zal u baten, Het Konick-rijke Goods.

Maer wacht toch wel te laten

+Math, 16, 18, De ombewoge Roots.+

Want die daer af wil scheiden, End’ op hem zelven staen;

+Math, 18, 17, Acht Christus voor een Heiden+

En voor een Publicaen.

X.

Gelijk dan voor de dezen (’T besluit is al te klaer) Geen zaligheid kan wezen;

Zoo ’n kan men voor de Schaer Der gheenre niet vertrouwen Den Hemel meer noch min, Die voort geloof, behouwen Niet dan een eige zin.

XI

+Heb, 11, 6, Maer eige zin kon Gode+

Behagen nimmermeer.

’t Geloof is dan van node, Nae d’algemeyne Leer.

En konmen my betonen, Het Nieuwe ’t best te sijn;

Ik liet de Roomse Boonen

(36)

En koos de Fransse wijn.

XII.

Voor ’t lest; indien men winnen De ziel kan over all’,

Zoo waren all’ de zinnen Der Martelaren mal.

En die ons reformeerden

’t Geloof, de’en weinig goeds Dat zy ons anders leerden Met kost van zoo veel bloeds.

Zeste Dosis.

God Den Vader.

Stem: Mensch, die van God geschapen sijt.

DAnk zy den Vader die my schiep, Dank zy den zoon die my verloste: Den heyl’gen

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(37)

Geest ook, die my riep// Om mee te deylen in de kosten// Van Chri- stus al-der-dierste bloed,

Daer Adams schuld door is vergoed.

II.

Een weldaed zeker al te groot.

Mijn ziel! wild immers dankbaer wezen, Aen die u zulken zegen bood,

Aen die u zoo heeft opgerezen.

Spandt all’ uw’ zinnen vry te zaem:

En looft den alder-grootste naem.

(38)

III.

Almagtig Vader! oud begin

Van vier, van lucht, van vocht van aerde:

’T is reden dat ik u bemin

Om d’afgrond van uw groote waerde.

Die alles hebt door uw’ gebied Geschapen uit een ydel niet.

IIII.

En my ook boven alle wensch,

Als ghy mijn Niet, tot Wat woud maken Gevorrimt hebt een redelijk mensch Die eens tot u zou konnen raken.

Looft dan mijn ziel weer als voor heen Zoo milden hand, ’t is meer als reen.

V.

Maer boven al, was toch te teer De lieve zucht van uw’ weldader, Die sijnde God, die sijnde Heer, Van u genomt wou werden Vader.

Mijn God, mijn all’, mijn Rijk verwacht!

Wat is den mensch, die ghy zoo acht?

VI.

Och! uw genae heeft end, noch maet.

Des wel te recht al mijn betrouwen Op een zoo goeden Vader staet, Dat hy zijn schepsel zal behouwen.

En’ t sy deur voor- of tegenspoed, Doen komen tot het hoogst goed.

A M E N .

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(39)

Zevende Dosis.

God Den Zoon. tegens Menno.

Stem: Dankt ende looft mijn ziele God geprezen.

K’Ge-loof in God den

zoon, die van den Vader, Ge-bo- ren voor ’t begin der eeuwen was, Waerachtig God, waerachtig mensch te gader// Die als een

(40)

dou, viel in ’t geschore gras, Ontfangen en geboren van Een reyne maget zonder man.

II.

Een werk zoo groot, dat noit den Hemel meerder Op d’aerden wrocht, of immer werken zal.

Een blom zoo schoon, dat’s menschen oog geen teerder, Oprijzen zag, hier oit int aerdsche dal.

Een vrucht al om gebenedijdt, Van d’eeuwen af, tot alder tyd.

III.

Wel zalig was de zuiverste princesse.

Wel zalig was de Bethleemse loot.

Die ons de blom van’t Koninklikke Iesse

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(41)

Gebaerdt heeft, uit haer ongeraekte schoot.

Dat dan geeerd, gelooft, gegroet, Zoo reinen Maged wezen moet.

IIII.

Zwijgt Menno, zwijgt bederver vande Vriezen;

Vernieuwer van den ouden Eutyches.

Ghy doedt uw’ school, de schoonste glans verliezen Van Christus wet, door uw’ bedurve les.

Ter wijl ghy van de Maegde-dragt Berooft het menschelijk geslagt.

V.

Voorwaer, indien Heer Iesus den behoeder Zulks ghy gevoeldt, uit d’onbevlekte schoot Geboren is van zijn Vrou-Maged Moeder, Niet anders als een water uit een goot.

+Math. 20. 18. Galat. 3 16.

Hoe is hy dan, gelijkker staet,+

Des menschen zoon, end’ Abrams zaet?

VI.

+Lucae. 1. 43.

Hoe werd Maegd geheten Christi Moeder+

En nam hy van de Maegd Noch vleesch noch bloed?

Hoe nomt de Schrift, Iaco-

(42)

+Galat. 1. 19.

bum Christi broeder+

Het geen ze niet dan bloed-verwanten doed?

En hoe is ook, nae dat ik lees,

+Ioan. 1. 14.

Het euwig woord geworden vlees?+ VII.

Mag ik de Schrift hier geestelijk uit leggen, Mag ik den text figuirelijk verstaen:

Zoo ist voordaen (men moet het rond uit zeggen) Met al den text van Godes woord gedaen.

Daer zal noch doop, noch brood, wijn, Noch vier, noch hel, noch Hemel zijn.

VIII.

Maer veer van ons moet wezen dus te mallen, Wy houden ons aen Goods gesproke woord.

Zoo lang dit blijft, zoo’n zal ook niet vervallen De Maegde-vrucht van d’edelste geboort.

Stijf dit geloof maer Iesu Christ!

Op ’t helsch geweld, en Mennoos list.

A M E N

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(43)

Achtste Dosis.

God Den H. Geest.

Tegen David Ioris.

Stem: Het voer een Scheepjen Over Rhijn.

DE wet was ‘t voorhof van Gods kerk// Het Christen les,

‘t begonne werk// Maer David is ge-komen// Om minst en meest,

(44)

met zijnen geest// Volkomentlijk te vromen.

II.

Aenvaerd o mensch zoo bliden ting, Het kind ging voor, de Jongeling

‘Kwam daer nae aengetreden.

Maer ziet voor dan Nu hier den man

Met zijn volmaekte leden.

III.

Ziet hier des waerheids eigen geest:

Die eerst nae Christum, zoomen leest, Zou komen opder aerden.

Neemt dan ‘t geluk;

En wild voor ’t stuk

‘T geheel met lief aenvaerden.

IIII.

Nu laet uw’ stoute laster staen.

Foey David Ioris! ’t is Montaen, Die ik hier weer zie keeren:

En deur uw’ mond Hoor uitte grond

Der hellen, blasphemeren:

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(45)

V.

+Ioan. 14, 16 & cap, 16, 13, Ioan, 7, 39

Den Geest des waerheyds, die den Heer+ Zou zeinden, kwam te Pinxter neer Ons alle waerheid leeren.

Die hier nae komt:

En zich beromt

Van Geest, komt ons verkeeren.

VI.

D’oprechten Geest zoukt geld noch goed, Leit in gheen vleesch, rold in gheen bloed.

+Ierem, 23, 21, Ad Rom, 10, 15, Ad Hebr, 5, 4, Marc, 16, 20,

Betoondt al zijn orak’len+ Met zeinding, of

Met klare stof

Van wond’ren, en mirak’len.

VII.

Onzalig, David Ioris! was De uir dat ghy ‘t gebacke glas Te schrijven liet betijen.

Dit was de gunst, Dit was de kunst

Daer mee ghy mogt bedyen.

VIII.

Maer sedert dat uw hoogmoed fier Voor ’t geele glas, het wit papier Vermet’lik wou beschrijven:

Behaelde ghy Van Ketterij

+Ioan, 9 41, Een zonde, die zal blijven.+

IX.

Een zonde in den Heiligen Geest.

(46)

O Battavieren! schrik en vreest, En bid dat Goods genade, Tot uw’ bederf,

Toch niet en kerf

Dit hooft-stuk der msidaden.

Negende Dosis.

De Christen Zoen.

Stem: God heeft den mensch geschapen.

HOord met wat diere kosten, O volk van Jsrael, Den Heyland u verloste// Van uw’ verdiende hel,

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(47)

+Dus Luiden de vvoorden Calvini lib 2. Instit. c, 16, §, 10, ’t waer te vergeefs geweest, hadde Christus alleen de lichaemelicke dood gesturven. Maer ’t was daeren boven van node dat hy gevoelen zoude de strengicheid vande goddelicke wraeck,

worstelende tegens de schrik Ten waren niet de smarten// Des kruis-+

ses die hy le’e, Maer ’t was den angst des harten, En wanhoop die ’t u de’e, Zijn Bloed// had noyt vergoed// Uw’

schuld, en had hy niet// Verdragen

’t helsch verdriet.

(48)

II

Ghy beuseld, snode Ketter!

Ghy lasterdt Ian Calvijn.

Vw’ woordt is niet dan etter, Vw’ les niet dan fenijn.

Den Heer kon niet wanhopen.

’T is met zijn Kruis ghespot

+psal, 68, 4, Zoo lang hy d’ogen open+

Had, hoopten hy in God.

Zijn bloed// heeft ons vergoed, Den zonde, dood, en Hel.

Calvijn en leerd niet wel.

III.

+Psal, 21, Isaias, 53, Philip, 2, 6,

Dit tuigen de Propheten,+ En ’t Euangelij mee:

Wanneerze ons uitmeten Wes Christus voor ons lee.

Men ziet haer nergens tellen Daer onder het ghewroug, Daer hy de pijn der Hellen Ankstvallig mee verdroug.

Zijn bloed// heeft ons vergoed De zonde, dood, en Hel.

Calvijn en leerd niet wel.

IIII.

Om dit noch meer te stijven, Zoo hoordtmen over al

+Ephes, 1,7, Coll, 1, 20, Heb, 9, 12, 1, Pet, 1, 18 1 Ioan, 1, 7 Apoc. 5, 9, De Schrift wel claer toe schrijven+

’T versoen van Adams val, De zuiv’ring vande zonden,

‘Trançoen van onze boet, Aen Christus ope wonden, En roo corale vloed.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(49)

Zijn bloed etc.

V.

End’ als den Zaligmaker Aen ’t Kruis de hoge prijs Wel toezeid’ aen een Schaker Van ’t Hemels Paradijs;

Hoe’n zalmen niet weerleggen Den laster van Calvijn?

Want die yet durft toe-zeggen Moet zelfs eerst zeker zijn.

Zijn bloed etc.

VI.

Het moet ook wel zoo wezen, Want hoe zou ons misdaed Van Christo zijn genesen Met een zoo groten quaed, Als wanhoop word gehouwen?

Vaerdt heen dan rode Pest En boet dit wan-betrouwen Met wanhoop op uw’ lest.

Zijn bloed etc.

X. Dosis.

‘T Symbolvm.

Stem: Den tijd is hier.

GEen kettery//Van d’al-

(50)

der-oudste tijden// Die tot zulken roof// Ons bragt het waer geloof, Als is die wy// Geneven zien be- lijden, Voor wiens hooge waen, Niet heyligs en blijft staen. Neemt hier voor tot blijk// ’t Geloof A-

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(51)

postolijk// Daer in zy nau van twaelven, een// Ar-tijkel ons laet onvertreen, Hoe z’haer kerk ook nomt, En van Schriftuir beromt. Daer

II.

Ik g’loof in God

Den Vader; maer zodanig, Dat hy ’t merendeel

Der menschen, arm, end’ eel, Schiep tot een lot,

(52)

Eylaçen! al te tranig Daer hen een ellend Zal braeden zonder end.

Die ‘k Almagtig noch Geloof te wezen: doch Voor zoo veel, en verder niet, Als mijn vernuft bevroed en ziet Dat zoo nu, zoo dan,

Zijn hand uitwerken kan.

III.

Wat Iesus Christ Belangt, geloof ik mede God te zijn, en mensch:

Maer die met wil en wensch, Geen schuld geslist,

Geen boet en heeft geleden;

Als voor ’t klein getal Van sijn verkore stal.

’t Was maer loze schijn

+Math 11. 28.

Den roup. komt al tot mijn.+ En als hy kon met een verzoen, De gansche Werelds schuld voldoen;

Wou hy maer allein Verlossen ’t hoopjen klein.

IIII.

Hy storte bloed, Hy liet het heilig leven;

Maer dit was toch niet Genoug tot ons verdriet.

Des hem de gloed

Der hellen, most doen beven;

End’ als tot verloop

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(53)

Doen komen van wanhoop.

Een gewisse re’en, Dat hy klom nae bene’en.

En van daer nae de hoogste eer, Van waer hy eens zal komen weer, Om de rijkste proof

Te reiken aen’t Geloof.

V.

Den Heil’gen Geest Geloof ik een verlichter Zoo van yder een Te zijn, als van’t Gemeen, Jae minst en meest Te maeken tot een Richter Van zijn heilig woord:

’t Sy of men ’t leest, of hoord.

d’Algemeine Kerk

En heeft noch stand, noch merk.

Want diemen ziet, die kan vergaen:

Maer Godes woord zal bliven staen.

’t Is den Bijbel daer Jk mijn Geloof me’e klaer.

VI.

Wat de Gemeen-

schap aengaend’ is der Heil’gen;

G’loof ik maer alleen, Te wesen hier beneen.

Zoo datter geen

Ten Hemel ons kan veil’gen;

Noch wy d’overle’en Jets baten door gebe’en.

’t Goddelik verbond

(54)

Jk kent, vergeeft de zond:

Maer zoo nochtans, dat zy de ziel, Noch even vuil, noch even iel.

Laet tot alder tijdt, Tot dat het Lichaem splijt.

VII.

En dit sijn schier De Texten en de glosen Die by nieuwe Wet Calvijn den zijnen zet.

Tot dat van hier, Eens d’Adelikke Rosen, Nae de hoven gaen Daer zulke Rosen staen.

Doch ten kan niet min Voor zulken huisgezin:

’t Welk met een ongefeild gewis;

Alrede hier verzekerd is, Van des Hemels vreugd Te krigen zonder deugd.

XI. Dosis.

Broeders Proven.

Stem: Zoo’t begint. Of op vader Koen Dos. 4.

ONgehoorde Broeders-proven,

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(55)

Hoewe fijnen, hoewe groven/ / Hoewe mallen, Gods verzoen// Blijft in ons al even groen.

II.

Geen octroy van meerder gracy Dan die ons de Reformacy

Heeft verkregen, ’t mag geen quaed;

Als ’t Geloof maar stijf en staet.

III.

Maer geloof, dat ik verkoren Voor al eer ik was geboren Ben van Christo totte kroon, Van een opgenome Zoon.

IIII.

Dat hy my ter zelver stonden Heeft vergeven al mijn zonden:

Schoon in mijn de boosheid bleef, Als hy my zijn deugd toe schreef.

V.

En dit buiten alle twijfel.

Zoo zeer dat my deze Rijfel

(56)

Door geen zond’, of nu, of dan Jmmermeer ontdrayen kan.

VI.

Als ik dit maer blijf geloven, Kan mijn ziel niet zijn verschoven.

Vallen magze, weer en weer;

Maar vervallen nimmermeer.

VII.

Dit’s den bloesem, dit’s de Lely Van’t Geneefse Euangely.

Ziet en zegt nu aende tucht;

Zulken bloesem, zulken vrucht.

XII. Dosis.

’T Enkel Geloof.

Stem: O Vriesland zoo vol deugden.

WAcht u toch wel te

kloven// Het Christelijk verbond:

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(57)

Maer alles te geloven// ’t Welk u de vaste grond// Der Kerken heeft bevolen: Want die in een failleert, In alles ook moet dolen// Wes hy belijd of leerd. ‘tGeloof behoud, Van eerst te lest// Want eene fout

(58)

Bederft de rest.

II.

De waerheid is eenvuldig,

+Iacobi. 2. 10, En die maer een Gebod+

En overtreedt, is schuldig De resten ook, die God Zijn creatuiren zette.

Om dat hy obstinaet Den gever vande Wetten In een bevel versmaet.

’t Geloof. etc.

III.

Ze brengt u vande liny Des Christen zins; en laet U niet dan een opiny, Helas! van eigen Raed.

Die u het een verkiezen, En’t ander laten doed:

End’ over zulks verliezen

’t Geloof op staende voet.

’t Geloof. etc.

IIII.

Ghy zegt, en blijft noch dwarsen Mijn Richtsnoer is de Schrift.

’t Is waer. Maer nae uw’ harsen Vw’ zin, uw’ eigen drift, Verstaen: die z’uw doen duiden Op een zoo nieuwen gloos, Als gisteren, en huiden

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(59)

Calvijn of Luther koos.

’t Geloof. tc.

V.

De Kerk heeft ons gegeven, Met een getrouwe hand, Al watter staet geschreven.

’t Is re’en dat wy ’t verstand Dan ook deemoedig buigen, En horen haer gezag Den rechten zin betuigen Der Schriften, zoo ze plag.

’t Geloof. etc.

VI.

Doed wel, en wild dan wijken In ’t een noch ’t ander niet Van ’t geen de Catholijke Vergad’ring u gebied.

Want die van haer wil scheiden, Of nae haer niet en hoord, Een Toll’naer, end’ een Heiden Zal sijn, nae Christus woord:

’t Geloof. etc.

(60)

XIII. Dosis.

Pharizeesch Geloof.

Stem: Wy vvillen de Mey gaen houvven.

ZEgt eens, de vraeg is

niet onwaer-dig, Gereformeerd!

waer in bestaet// ’t Geloof het welk u maekt rechtvaer dig, En vrij voor Gode van misdaed?

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(61)

Alree man! ’t Js dat ik ontbon- den, Mijn ziel door Gods gena’e te sijn// Geloof van alder-

hande son-de// Van schuld, en van verdien-de pijn.

II.

Mids dat hy my heeft toegeschreven De heiligmaking van zijn Zoon:

En daerom ook voorzeker geven My zal de Hemelrijkse kroon.

Dit is ‘tgeloof ’t welk my rechtvaerdigt.

Dit is ‘tgeloof ’t welk my behoud.

(62)

Hoe zeer ook des zich verontwaerdigt Diet mette Stoel van Babel houd.

III.

Fijn Man! en wild dus grof niet groven;

Men hoorde noch te geender tijd, Van Christen mensch alsoo geloven.

Dus matigt wat uw’ scharpe spijt.

Laet ongescheld de stoel der stoelen, Die Christus stijfde in zijn wet.

Want all’ de geen die dus gevoelen, Verzaken en weerstaen ‘tgebed.

IV.

Met wat conscientie werd gebeden Van u: Heer onze schuld vergeeft, Die nu gelooft dat God alrede U al de schuld vergeven heeft?

Indien ik bad: Heer werd geboren.

’t Geen nu voor heen mijn wet belijd:

Alwaer ik noch zoo uitverkoren, Ik werde straks ’t geloove quijt.

V.

Gaet heen, en zegt dan aen uw’ Koster End’ aen uw’ Preker niet te min:

Dat z’ over staen het Pater noster Of bidden in een nieuwe zin.

Een zin zodanig als wy lezen Dat wijlen bad de Pharizee.

Maer niet alzoo. Ik kies te wezen Een Publicaen, die schuld belee.

VI.

Doed’ ghy ‘t ook vrind, of anders valje

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(63)

Van uw’ geloof! zoo dik je bid.

Berispt uw’ ziel, en zegt hoe malje.

En doolje dus van’t rechte wit!

’t Is waer, ’t geloof, zoo Paulus briefde, Rechtvaerdigt. Maer hy vougter by

+Galat. 5.6.

Wanneer het werrikt door de liefde,+ En dit verwijst uw’ Ketterij.

XIV. Dosis

‘T Beovffendt Geloof.

Stem: Ontslaept o hart in een nieu Lied.

HEer Jesu! ik geloof:

maer wilt// Die van gena sijt rijk

(64)

+Lucae 17. 5.

en mild// Vermeerd’ren mijn ge-+ loof, opdat// Ik langs hoe

meer uw’ waerheyd vat.

II.

Maer vat, met een gehoorzaemheid Die zin-getuig, en Aerds-bescheid Vervoogdende, al haer bemerk Slaet op ’t oirkonden van uw’ Kerk.

III.

Ghy sijt de eerste waerheid, Heer!

Des ik aenneem met grote eer Al wat ghy oyt geopenbaerd, En door uw’ Tempel hebt verklaerd.

IV.

G’hebt deze toch te vast gegrond;

End’ ons belast, met eigen mond,

+Math. 18. 17.

Haer trouwe lering toe te staen+ Op peine van een Publicaen.

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(65)

V.

Daer over ik, van minst te meest, Geloof met een bereiden geest, Al eve klaer, al even vast,

Al ’t geen uw Kerk ons heeft belast.

VI.

Maer zonderling dat in de Mis, Vw’ lichaem tegenwoordig is.

’t Welk ik te tuigen wel gemoed Ben mette kost van al mijn bloed.

VII.

Iae ’t waer my wel tot groot geluk, Indien ik mogt voor ider stuk Van uw’ geloof, de hardste dood Ontfangen in mijn ope schoot.

IIX.

Dit is mijn wel berade wensch.

Maer ghy, Heer, die den zwakken mensch Te degen kendt, my van geduld

De juiste maet wel geven zult.

XV. Dosis.

Geloofs-Besluit Stem: Zoo ’t beghint.

DAt God ons heeft geo-

(66)

enbaerd// Is nodelijk waer- achtig. Maer dit is zulks, naer ons verklaerd// Den Tempel Gods eendrachtig. Zoo ’n is hier dan Geen mangel an// Aldus zoo is, dat luyden moet// Het slot ’t welk

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(67)

ons geloven doet.

II.

En word het dus niet ingesteld, Zoo’n kan daer op niet gronden,

Al waert ook schoon den klouksten held, Als menschelikke vonden.

En ziet hier uit, Men claer besluit

Naer dien Calvijn hier in failgeerdt, Dat hy ook geen geloof en leerdt.

III.

Al schijnt zijn les te vloeyen ook Op d’alder rechste lijny,

’t Is efter niet dan ielen rook Van wankelbaer’ opiny.

Want voor de Kerk Zoo maekt hy sterk

Zijn tweede voorslag, naek bevin, Niet dan met stof van eigen zin.

IIII.

Hier over kan hy geen besluit Dan van opiny maken.

Alzoo ons d’ondervinding duidt:

Wanneerder van twee zaken Iet voort gebragt

Te werden plagt;

Als dat het volgt in stand en aerd, Het zwakste, daert van is gebaerd.

(68)

V.

Maer in het Katholijk geloof, Daer beyde de voorslagen Gegrond sijn op de vaste proof Van’t Goddelijk behagen;

Moet navenant Van d’eige stand

Ook wezen al het geen daer uit, De regel vande reen besluit.

XVI. Dosis.

De Schriftuir.

Stem: Edel’ Artisten koen.

ONsalig creatuir, Ellendigste

der menschen! Hoe’n leesje geen schrif-

+Actor. 17. 11.

tuir// Gelijk de Beroënsen// By Paulus+

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(69)

tijd doorzochten// Met een ontsteke drift, VVes hen de Leeraers brochten// Te berde van de schrift.

II.

Dits my, o Broeder fijn!

Nu lang gedaen te vooren:

Mijn Beroënsen sijn De Leeraers en Pastoren Der Christelikker Kerken, Die als uit eene mond, Vw’ leering end’ uw’ werken Verclaren ongezond.

III.

By namen Petrus Stoel Aen wien, de Christen Scholen In waerheid van gevoel Te sterken sijn bevolen.

+Hebr. 13. 17.

+

En naedemael de deze Mijn Ov’righeiden sijn,

(70)

Moet hem gehoorzaem wezen Te recht de ziele mijn.

IIII.

En hoe zou immermeer De rede zich vermeten Te durven zonder leer Uitleggen de Propheten, Of duiden de orak’len Van Godes Testament?

Nu ghy toch geen mirak’len Op d’aerde meer en kendt.

V.

Een Wever moet op’t tou Eerst lang gezeten hebben, Eer dat hy durven zou Vergaren aen een webbe.

De Smid moet leeren smeden;

De Snyder nae venant.

Beschaemt, mids deze reden, Dan vry uw’ plomp verstand.

VI.

En zegt met goed bescheid Indien Gods woord zoo claer is, VVeg Universiteit

VViens onderhoud zoo zwaer is, VVaer toe zoo voedtmen Fraters, Daert geld ons komt zoo kort?

Waerom vergaertmen Paters Int Sijnodus van Dort?

VII.

Daer houft geen Predikant, Dat meer noch is, te wezen;

Jst saek dat onz verstand

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(71)

Genoug is om te lezen Den Text der Prophetijen.

Laet dan tot kruid en lood, De kost voordaen gedijen Van Preekstoel, en Synood.

VIII.

+Psal. 118 vers. 105.

Den Bijbel licht toch als+ Een fakkel onzer voeten Hoe zou dan Duits of Wals Noch preken horen moeten?

Onzalig Picardyen!

Herroept uw’ bot gevoel, Of anders brengj’ in ’t lijen Vw’ Classis, en uw’ Stoel.

IX.

Maer neen; dits ongeraen.

Leert uw’ Gemeent dan zeggen:

Hoe zou’k de Schrift verstaen Hoor ik ze niet uitleggen?

+Act. 8, 31, Want dus sprak in zijn dagen,+

Met openbaer bely, De Moorman op de wagen;

Die beter was als ghy.

X.

Doed wel dan, ziet en hoord;

En kendt uw’ kleine kennis, Eer u des Heeren woord Te strekken kom tot schennis.

Gelijk als hem gebeuren,

+2. Petr, 3, vers, 16, Nae Petrus zeggen zou,+

Die tegens d’oude keuren De Schrift uitleggen wou.

(72)

XVII. Dosis.

Het Canon.

Stem: Nerea schoonst’ van uvv’ Gebuiren.

WAerom en liet de kerk niet blijven// To-biam, en de Machabeen// Met al de rest der Apo-crijven// Gelijk die wa-ren lang voorheen

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(73)

II.

De Apokriven laetze blijven Als Esdras derd’, en vierde bouk;

En meer daer toe, die z’ons doed schrijven Ten Bijbel niet dan in een houk.

III.

Maer d’and’re waren noit haer leven Zoodanig, vrind! al heeft men daer Wel eertijdts ook wat om gekeven, Eer datze wierden openbaer.

IIII.

Het jae, en ’t neen, was deur malkander Altijd vermengt: zoo dat het geen Getwijfelt wierd van d’een van d’ander Beleden wierd, met vaste reen.

V.

Dit dulde Godes wel behagen Zoo lang, dat hy ons door zijn Kerk Van Nicen, Romen, en Cartagen, De waerheyd tuigde met zijn merk.

VI.

+S, Hieronimum Praefatione in Iudith, Innocentius 1, Epist, 3, ad Exuperium c, 7 Concilium Cartag, 3, S August lib, 2, de doctrina c, 8, Gelasius in Conc, Romano tomo 2, Conc, & c, Waer uit volgt dat het Canon, zulks het nu gebruikt werd, oud is 1228, jaren,

* ’t Bouk Iudith kreeg zijn lesten zegel+ Te Nicen, vanden grooten raed.

Maer Romen stelden ons den regel Des Bijbels, die noch huyden staet.

VII.

Wild ghy hier nu yet tegen zeggen, En blijven dutten, als voor heen:

+Aende Brieven Pauli totten Hebreen, Iacobi, Iudae, tvveden, ende derde Ioannis, Item aende openbaringe desselfs, is vvel eer by zommige getvvijfelt gevveest, als blijkt uit Eusebio lib. 3. hystoriae c. 3.

& 25. Item uit S. Hieronym.

de viris illustribus. Ende Zoo laet Iacobus Brief ook leggen+

En Pauli schriften aend’ Hebreen.

(74)

IIX.

Ontrekt Thaddaeo weer zijn waerde, Vernieuwt weerom de oude twist Van ’t geen Ioanni openbaerde Op ’t Eiland Pathmos, Iesus Christ.

IX.

Maer dit te doen, en dat te laten, Niet anders als uit eigen zucht, Om met malkand’ren vry te praten, Maekt u van Kettery berucht.

XIIX. Dosis.

Apocryph.

Stem: Daer zijn veel Ed’le Mannen.

WAt meugje dispu-

teren// Met geu-sen man of wijf, Die om zich te verweren//

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(75)

+August. lib de bono perseverantiae. c. 11.

Wel maken Apocrijf// Een goed+ deel der schriftuiren// Als zy haer nieuwe kui-ren// Daer in met goed bes-scheyd// Zien al te klaer weerleyt.

II.

Gh’en houft niet lang te zouken Het blijkt aen heele zes Schriftuirelijkke boukken, Die ons, haer nieuwe les Het Canon heeft ontrokken;

(76)

Om niet te moetten bokken Het opgeblazen hoofd, Nae ’t geen de Kerk gelooft.

III.

De wijs heed Salomonis, De Machabeen bey,

Met Iudith, die zoo schoon is, En al wat Syrach zey:

Tobias daer beneffen, En raken noch en treffen Voor daen de waerheyd niet, Daer Ian Calvijn gebied.

IV.

Hy heeft ze uit gerijffeldt;

Quansuis om dat wel eer Aen dezen is getwijfeldt By d’oude Christen Leer.

Maer zou op dit exempel Vervolgen Godes tempel, Zoo viel ’t geschreven woord By nae wel buiten boord.

V.

Want alsmen nau wil zouken, Zoo’n isser schier niet een Van al de Heil’ge bouken

’t Welk niet en heeft geleen Wat opspraeks inder tijden.

Gelijk Calvijn belijden (Het zy hem leed of lief.

Moet van Sint Iacobs brief.

VI.

Ioannis openbaring.

En Paulus ten Hebreen

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(77)

Doen hier van ook verklaring:

Ter wijl men lang geleen Daer over heeft zien twisten;

En nu van alle Christen Ontfangen worden veur Schriftuirelikke keur.

VII.

Want nae dat by der Kerkken By een geroupen raed, Uit zekerheyd van merken Hier op gesteld is maet:

Zoo moet het twistig kijven Eens achter wegen blijven, En ’t Christelijk gevoel Hoorieren d’eerste Stoel.

IIX.

Zulks hier van duyzend Iaeren Twee hondert, en noch iet Daer toe, is wedervaren:

Gelijkmen leest en ziet Noch huyden uitte brieven:

+Innocent. Primus heeft gezeten Anno 402, ziet de marge vande voorgaende Dosis.

Van Innocent, Goods lieve+ En wel getrouwe knecht In ’t geestelikke recht.

IX

Iae van noch ouder dagen

+Dit Concilium is

gecelebreert Anno 398, onder de Keiseren Arcadius ende Honorius, vide Canon 47.

In ’t Kerkkelijk Synood+ Het derde van Cartagen Daer zonder eenig joot Te scheelen van op heden De Vaderen beleden

’t Schriftuirelijk getal

(78)

Met ons geheel end’ al.

X.

Dat van zoo lange stonden Dan goed en Kanonijk Den Tempel heeft bevonden En kan een Katholijk Nu met geen reden wraeken T’erkennen, ten zy zaeke Hy zich wil drage als Een Ketter nieuw en vals

XIX. Dosis.

De Machabeen.

Stem: Ik en ben niet als de pluime.

WIldy tasten eens

met han-den// Hoe zeer dat Cal-

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(79)

vinus geest// Wel verschelende is van den// Grooten Augustijn geweest. Doet de bouken maer alleen// Open van de Machabeen, En neemt daer uyt// Het recht besluyt.

(80)

II.

Om dat Augustijn de deze Hiel voor Schrift en Kanonijk;

Leerden hy ook goed te wezen God te bidden over ’t Lijk Van een afgesturve mensch.

Zulks hy nae de laetste wensch Zijns moeders mee,

Gestadig dee.

III.

Ian Calvijn van and’re zeden, Om dat hy het bidden quaed Zey te sijn voor d‘overleden, Maekte gans een ander staet:

Namentlijk dat al ’t bedrijf Van dit Schrift was Apocrijf;

En Iudas seyt Den Hemel leid.

IIII.

Zeker al te zeer verscheyden Beide deze Geesten sijn.

Maer wie zal zich laten leyden Liever niet van Augustijn, Als van een ontkapte Munn’k?

Of van een verlope Knunn’k!

Die zonder last Te preken past.

V.

+Lib, 18, de Civit, Dei cap, 36, & li, 2, contra Epistol, Gaudentij cap, 23, Dus sijn Augustinus woorden:+

’t Oud geschrift der Machabeen Heeft naer Christus Kerken oorde Alles mette Schrift gemeen, Hoe wel ik de Ioden die

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

(81)

Vanden Bibel scheiden zie.

Een groot oorkond Uit zulken mond!

VI.

+Opvverp.

Maer hoe kon den Tempel geven+ (Zuldy vragen) dit gezag

Aen de bouken die geschreven Waren van zoo ouden dag?

+Andvvoord.

Door ’t Apostolijk gebied.+ Zulks men van d’oud-Vaders ziet Met Augustijn

Gelooft te zijn.

VII.

Want voor zeker anders zouden Zy die nu noch nimmermeer Durven geven, durven houden Hebben in zoo grooten eer;

Had hen daer toe niet gespoord Christus overtuigde woord;

Van hoger hand In hen geplant.

IX.

Dat dan Iudas Machabeus Met zijn Autaer, mette rest, Blijf geschreven by Mattheus, Sy gelooft van eerst te lest.

Want de eige zelve Kerk Maekt ons Machabeum sterk, Die ons Matthee

Geloven dee.

(82)

XX. Dosis.

Vertaelde Schrift.

Stem:Fortuin helas porquoy?

ROmt u vrij van Schrif- tu-ren// Vervormde ketterij!

Vw’ schriften sijn maer kui-ren Van eygen phantasij. Hoord tòe, De reden wijst// V dit met helder

Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Wat zijn de mogelijke verklaringen voor de tussen 2013 en 2014 waargenomen stijging in het aantal door de politie geregistreerde incidenten met verwarde per- sonen in de

Er zijn echter indicaties dat vrouwen een betere gezondheid rapporteren tijdens de onderbre- king, wat zich met een positieve trend door zet na de onderbreking.. Dit in

Er zijn geen aanwijzingen voor een relatie tussen een stijgend aantal geregistreerde incidenten over ‘verwarde of overspannen personen’ en de ambulantisering van de GGz.. •

In dit onderzoek is gekozen voor een definitie die aansluit bij het perspectief van de politie en wordt met verward persoon bedoeld “eenieder die vanwege zijn al dan niet

Niet omdat ze niet waar, in de zin van: feitelijk onjuist, zouden zijn (over feiten gaan onze verhitte discussies zelden of nooit), maar omdat feiten, in elk geval sommige, in een

Een vrouw word, zeid hy, recht by klimop vergeleeken, Vermits dat, aan de boom gehecht, op 't heerlykst wast, Maar zynde gantsch alleen, zich zelf is tot een last, En in de waereld

Aan pogingen om deze te delgen heeft het niet ontbroken, maar waar bleek dat verder speuren, indien al mogelijk, te veel tijd zou vergen zonder redelijk uitzicht op resultaat, zijn

Onze empirische ana- lyse laat zien dat in regio‟s met een hoge gemiddelde verkoopprijs van woningen of een hoge gemiddelde makelaarsvergoeding er meer makelaars actief zijn,