• No results found

Teelt van sla onder glas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Teelt van sla onder glas"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Teelt van sla onder glas

/o

t-/

y

1Z

-K-<r- )-io

(

\

Ten geleide

De teelt van sla onder glas neemt in het geheel van de glasgroenteteelt in Neder-land een belangrijke plaats in. Dit niet alleen op grond van de omvang van de vei-lingaanvoer en van het om-zetbedrag dat daarmee wordt bereikt. Veel meer echter op grond van de dominerende positie die sla al jarenlang inneemt als na-teelt of voorna-teelt van een van de hoofdteelten.

De laatste jaren zijn er ten-denzen te signaleren ge-weest die er op wijzen dat de belangstelling voor de teelt van andere gewassen in herfst, winter en voorjaar groter wordt. Dit met name ook door de komst van enke-le nieuwe groentegewassen en de hernieuwde teelt —

we zouden bijna kunnen zeggen rehabilitatie — van gewassen die weliswaar in de glasgroenteteelt al jaren-lang bekend waren, maar die door allerlei omstandig-heden nogal wat op de ach-tergrond zijn geraakt. Door de wijzigingen in de opzet van de hoofdteelten en die van vroeg te starten herfstteelten (tomaat-kom-kommer-paprika) is voor een aantal bedrijven de nood-zaak weggevallen de winter-periode op te vangen met een gewas van beperkte teeltduur zoals die van sla. Het bovenstaande neemt niet weg dat zeer velen in de glasgroenteteelt in het win-terhalfjaar op de teelt van sla zijn aangewezen. Er zijn voor die bedrijven — althans voorlopig — nog géén an-dere minstens gelijkwaardi-ge mogelijkwaardi-gelijkheden.

Deze laatste situatie is niet helemaal zonder zorgen. Er

is door verbeteringen in de teelt in de natuur in het bui-, tenland een groeiende con-currentie. Dit is tot heden vooral merkbaar geweest in de vroege herfstteelt. Er zijn insiders die ervoor bevreesd zijn dat de concurrentiedruk ook in andere tijden van het winterhalfjaar nog zal

toe-nemen. Daar staat echter te-genover dat de Nederlandse glasgroenteteler in staat is gedurende een belangrijk deel van het jaar — het win-terhalfjaar — in het alge-meen een produkt te leveren dat goed mee kan in de con-currentie in West-Europa. Dit neemt echter niet weg dat ook van de slateler moet worden verlangd dat hij de teelt optimaal uitvoert en dat vooral aan de kwaliteit van het produkt geen enkele consessie kan worden ge-daan. Men moet blijvend werken aan produktverbe-tering. Dit gebeurt door het

onderzoek, door de afzetor-ganisaties en de handel. Hoewel er in het kanaal dat strekt van de tuinder tot de consument nog wel het nodige kan gebeuren, kan niet worden ontkend dat ook in de teelt verfijningen mo-gelijk zijn. De slateier zal hierop attent moeten blij-ven. Er zijn mogelijkheden te over om zich te informeren. De uitgave van deze teeltbe-schrijving is een van die mo-gelijkheden. Een team van medewerkers van voorlich-ting en onderzoek uit Naaldwijk heeft zich met de samenstelling van deze bro-chure belast. Het zijn de he-ren ing. W. den Boer, ing. H. G. A. van Esch, ing. A. T. M. Hendrix, ing. J. P. C. Knop-pen, ing. P. A. Kruyk, ing. R. Maaswinkel en ir. J. H. Stolk. Zij hebben getracht de modernste inzichten omtrent de slateelt in deze brochure te verwerken.

HOOFDSTUK 1

Economische betekenis

Tot het seizoen 1969-'71

heeft het areaal kassla steeds een uitbreiding ver-toond. In 1971 was de op-pervlakte kassla 3.900 ha. Daarna zette zich een daling in die doorging tot 1976 en een omvang bereikte van 3.100 ha. Nadien is het areaal in omvang stabiel ge-bleven. Van het aange-plante areaal kassla per periode en in ha geeft een indruk van de ontwikkeling. Uit dit overzicht blijkt wel dat de daling vooral te signale-ren is in de eerste maanden van het seizoen (augustus en september) en enigermate in de daarop volgende perio-de (oktober t / m perio-december). In de periode januari t / m april steeg het areaal met bijna 300 ha (tot 1973-'74) waarna het vrijwel constant bleef.

De oorzaken van de

gesigna-leerde areaalvermindering kunnen worden gezocht in de lage slaprijzen voor de sla die in de herfst wordt aange-voerd en de relatief gunstige resultaten van de herfstteel-ten in de periode 1970-'73. Ook het teruglopen van het areaal verwarmde glas-groente kan een oorzaak zijn en invloed hebben gehad op de vermindering van het areaal sla. De aard van de verwarming van de kasruim-te waarin sla is gekasruim-teeld kan eveneens invloed hebben

gehad. In hoeverre in dit op-zicht verschuivingen heb-ben plaatsgevonden kan worden afgeleid uit tabel 2, een overzicht van de teelt van kassla naar de aard van de verwarming.

Uit deze overzichtstabel blijkt dat in het Zuidhol-landse Glasdistrict het aan-deel van de buisverwar-ming, gerekend over de tota-le oppervlakte sla, is terug-gelopen met 10%. Maar het aandeel van de sla die met heteluchtverwarming wordt

geteeld is met ruim hetzelf-de percentage toegenomen. Het aandeel onverwarmde sla in het areaal is ongeveer op hetzelfde niveau geble-ven. In „Overig Nederland" zijn geen grote verschuivin-gen te constateren.

ONTWIKKELING A A N -VOER VAN KASSLA

Tot het seizoen 1971-'72 is de aanvoer van sla regelma-tig gestegen met een top-aanvoer in de laatste jaren van bijna 600 miljoen stuks

Tabel 1 AANGEPLANT AREAAL KASSLA PER PERIODE IN HA

Seizoen Plantperiode 1969-'70 Augustus en sept. 1.269 Oktober 797 November en dec. 732 Januari t / m april 925 Seizoen totaal 3.758 1 9 7 3 - 7 4 586 658 625 1.194 3.079 1975-'76 680 667 628 1.092 3.095 1976-'77 616 598 612 1.137 2.987 1977-'78 652 642 639 1.Î56 3.123 Bron: CBS

(2)

(aanvoerperiode oktober t / m mei). Daarna is de aan-voer gedaald en bevindt zich nu op het niveau van onge-veer 500 miljoen stuks per jaar. Een en ander komt naar voren in het overzicht van de jaarlijkse aanvoer van kas-sla, verdeel naar aanvoer-periode (tabel 3).

De aanvoer in de periode maart t / m mei is in al deze jaren ongeveer de helft van de totale jaaraanvoer.

SLA-EXPORT

De export van sla vanuit Ne-derland betreft voornamelijk kassla; van de slaproduktie onder glas wordt ongeveer 80% geëxporteerd. In tabel

4 wordt een overzicht

gege-ven van de export van kropsla uit Nederland. Vanaf november t / m april is dit kassla; in de maanden mei en oktober betreft het zowel kassla als natuursla. In de periode juni t / m september alleen natuursla.

De totale uitvoer, vrijwel uit-sluitend glassla, bereikte in het begin van de jaren ze-ventig een hoogtepunt (de top in 1971 was ruim 96.000 ton). In 1977 was het nog slechts 81.000 ton. Deze afname heeft uitslui-tend plaatsgevonden in de periode januari t / m mei. West-Duitsland was in 1970

Tabel 2 OVERZICHTTEELT VAN KASSLA NAAR DE AARD VAN DE VERWARMING, IN PROCENTEN

Nederland Verwarmingswijze Buisverwarming Hetelucht 1) Onverwarmd '73 29 36 35 100 '74 31 38 31 100 '75 26 41 33 100 Z-HGIasdistr. '73 47 27 26 100 '74 42 30 28 100 '75 37 38 25 100 Overig '73 16 42 42 100 Nederland '74 '75 21 20 45 42 34 38 100 100 1) Capaciteitinstallatie:75Kcal/m2ofmeer Bron:CBS

Tabel 3 JAARLIJKSE AANVOER VAN KASSLAx MILJOEN STUKS

Seizoen Aanvoerperiode 1970-'71 Oktober t / m december 153 Januari en februari 146 Maartt/mmei 290 Seizoen totaal 589 1973-'74 111 127 263 501 1975-'76 136 100 242 478 1976-'77 114 113 259 486 1977-'78 1) 120 130 276 526 1) Voor1977-'78voorlopigecijfers BromCBS

Tabel 5 UITVOER VAN KROPSLA UIT NEDERLAND (x 1.000 ton) NAAR BESTEMMING 1970 ton % Totaal Waarvan naar: West-Duitsland Ver. Koninkrijk Frankrijk Totaal EEG Buiten EEG 89,3 100 68,9 77 8,8 10 3,0 3 82,2 92 7,1 8 1973 ton % 96,3 100 73,6 76 8,9 9 1,8 2 85,7 89 10,6 11 1975 ton % 85,3 100 71,1 83 4,3 5 1,3 2 77,9 91 7,4 9 1976 ton % 83,5 100 67,3 81 2,9 3 1,3 2 74,4 89 9,1 11 1977 ton% 81,4 100 70,6 86 2,1 3 0,4 — 74,3 91 7,1 9

Tabel 6 INVOER IN WEST-DUITSLAND VAN SLA IN PROCENTEN 1969 Totaal 100 waarvan uit: Nederland 71 België 5 Frankrijk 1 Spanje 10 Italië 13 Totaalxl.OOOton 97,2 1 9 7 0 100 70 7 1 12 10 93,7 •1973 100 71 15 3 6 5-102,3 1975 100 63 15 13 2 7 111,7 1976 100 70 18 7 1 4 96,0 1977 100 70 18 7 2 3 102,4

Tabel 4 OVERZICHT VAN DE UITVOER VAN KROPSLA (x 1.000 ton) UIT

NEDERLAND Jaar Periode 1970 Januari t / m april 53,2 Mei 11,8 Juni t / m september 5,9 Oktober 1,4 November en december 17,0 Totaal 89,3 1973 62,8 7,3 8,6 2,9 14,7 96,3 1975 49,2 7,9 8,8 3,6 I5.8 85,3 1976 49,9 4,9 12,1 2,0 14,6 83,5 1977 53,4 6,6 5,0 1,8 14,6 81,4

onze belangrijkste afnemer voor sla (77% van de totale hoeveelheid exportsla). In 1977 was dit percentage nog hoger (86%). Het Ver-enigd Koninkrijk nam in 1970 nog 10% van de uit-voer op, maar dit is in de loop van de jaren verminderd naar 3%. Ook de export naar Frankrijk neemt gelei-delijk af. De totale EEG nam in deze jaren rond 9 0 % van de uitvoer op.

In tabel 5 wordt daarvan

een overzicht gegeven. Omdat West-Duitsland vrij-wel de totale uitvoer van sla uit Nederland opneemt wordt in tabel 6 de positie van de Nederlandse sla op de Westduitse markt weer-gegeven. Öp de Westduit-se markt verzorgden wij in 1969 ruim 70% van de totale invoer. In 1977 was dit nog ongeveer hetzelfde percentage. Dit is te zien in

tabel 7.

Afgezien van de zeer

gerin-Tabel 7 INVOER VAN KROPSLA VANUIT NEDERLAND NAAR

WEST-DUITSLAND IN HOEVEELHEDEN (x 1 .OOOton) EN IN PROCENTEN VAN DE TOTALE INVOER PER MAAND

1969 hoev. % Januari 4,8 47 Februari 5,0 59 Maart 10,7 80 April 17,3 79 Mei 9,1 80 Juni 0,9 90 Juli 0,8 100 Augustus 0,7 88 September 0,5 83 Oktober 1,8 72 November 4,1 60 December 6,6 74 Totaal 62,2 71 1976 hoev. 6,8 6,3 12,1 16,4 4,6 1,3 1,6 2,1 2,4 1,8 4,7 6,8 66,9

%

68 69 81 76 65 72 94 84 89 55 50 58 70 1977 hoev. % 7,0 68 7,8 71 15,2 76 16,4 78 5,8 76 1,4 81 1,1 83 1,2 72 1,4 56 1,8 43 4,8 54 7,7 63 71,6 70 1978 1) hoev. % 8,5 70 8,6 74 15,4 83 16,4 79 5,6 70 2,1 76 1) Voorlopigecijfers Bron:PGF ge hoeveelheden die we in de zomermaanden, vrijwel als enige exporteur naar West-Duitsland, afzetten, is ons marktaandeel in de pe-riodejanuari t / m mei tussen de 70 en 80 %. In de

maan-den oktober t / m december daalde het marktaandeel van ongeveer 70 % naar

ruim 50 %. De sterkste con-currentie ondervinden wij van onze EEG-partners België en Frankrijk.

(3)

HOOFDSTUK2

O

o

o

o

Opbrengsten en

toegerekende kosten

De stuks- en geldop-brengsten van de slateelten vertonen vrij goede

verschil-len. Dit niet alleen over de verschillende jaren en sei-zoenen maar ook tussen de

bedrijven onderling. In tabel 1 is daarom naast de gemiddelde opbrengsten,

ook de spreiding in de op-brengstenweergegeven. Dit is gedaan voor de plantpe-riodes september t / m april van de seizoenen 1975/76

en 1977/78.

We zien uit deze tabel dat de opbrengsten perm2 zowel in

stuks als in guldens veel va-riatievertonen.

TOEGEREKENDE KOSTEN EN

SALDOBEREKENING

Onder de toegerekende

kos-Tabel 1 : Gemiddelde opbrengsten van sla per

1975/'76 Plantperiode Opbrengst in st. Spreiding inst. Opbrengst in gld. Spreiding in gld. 1 9 7 7 / 7 8 Opbrengst inst. Spreiding in st. Opbrengst in gld. Spreiding in gld. BromLEI- npbrengstonderzoek September 15,4 (12,2-19,8) 2,70 (1,50-5,50) 14,9 (12,2-16,7) 2,90 (1,90-4,30)

m2 met tussen haakjes de spreiding van de uitkomsten. Oktober 17,1 (13,1-19,9) 7,50 (4,10-10,80) 17.5 (14,3-20,1) 6,10 (3,20-8,40) November 18,5 (15,6-22,9) 8,40 (6,60-11,70) 17,4 (14,1-20,5) 6,40 (4,90-7,70) December 17,6 (15,6-21,2) 6,60 (4,90-7,80) 20,4 (19,8-20,7) 6,60 (6,00-7,10) Januari 19,6 (15,3-22,9) 7,-(4,90-8,50) 20,4 (17,8-22,5) 5,80 (4,60-7,30) Februari 20,3 (18,8-21,3) 6,20 (5,70-7,00) 19,8 (18,1-23,0) 5,50 (5,10-6,20) Maart 20,6 (18,3-22,1) 5,80 (2,40-7,50) 22,4 (19,5-26,2) 6,70 (5,50-10,30) April 19,7 (17,3-22,4) 3,70 (1,70-7,50) 21,0 (19,1-22,5) 6,40 (4,90-8,10)

Tabel 2: Saldoberekeningen sla per 1000 m2, excl. BTW. Prijspeil oktober 1978

Plantperiode Gem.oogstperiode Opbrengst in stuks Gemidd. prijs Geldopbrengst (a) Toegerekende kosten Plantmateriaal Brandstof(gas) Kunstmest Gewasbesch. middelen Overige materialen Werk door derden (frezen) Fusthuur/verp.mat. Veilingkosten31/2% Rente onl. vermogen Totaal (b) Saldo (a-b) 1 / 9 - 3 0 / 9 1/11-20/11 14.800 20 3000 Hoeveelh. 15.400 st. 1000 m3 Be-drag 445 155 100 60 15 75 30 105 15 1000 2000 1/10-31/10 2 0 / 1 2 - 2 0 / 1 17.600 35 6200 Hoeveelh. 19.000 st. 5500 m3 Be-drag 570 850 120 70 15 75 40 215 3 1 / 2 % 20 1975 4225 1/11-30/11 5 / 2 - 2 5 / 2 18.900 45 8500 Hoeveelh. 18.200 st. 8000 m3 Be-drag 580 1240 120 70 15 75 40 300 3 1 / 2 % 30 2470 6030 1/12-31/12 1 / 3 - 2 0 / 3 19.200 30 5800 Hoeveelh. 19.800 st. 9000 m3 Be-drag 710 1395 100 70 15 75 40 205 3 1 / 2 % 35 2645 3155 Plantperiode Gem. oogstperiode Opbrengst in stuks Gemidd. prijs . Geldopbrengst (a) Toegerekende kosten Plantmateriaal Brandstof (gas) Kunstmest Gewasbesch.middelen Overige materialen Werk door derden (frezen) Fusthuur/verp.mat. Veilingkosten31/2% Rente onl. vermogen Totaal (b) 1/1-31/1 1 5 / 3 - 5 / 4 19.500 30 5900 Hoeveelh. 20.700 st. 3000 m3 Be-drag 830 465 100 60 15 75 40 205 3 1 / 2 % 30 1820 1/2-28/2 5 / 4 - 2 0 / 4 20.000 29 5800 Hoeveelh. 21.600st. 1500m3 Be-drag 910 230 80 50 15 75 40 205 25 1630 1/3-31/3 2 5 / 4 - 1 0 / 5 20.600 30 6180 Hoeveelh. 21.600st. 500 m3 Be-drag 790 80 70 40 15 75 40 215 20 1345 1 / 4 - 3 0 / 4 1 5 / 5 - 3 0 / 5 20.600 25 5150 Hoeveelh. 21.600st. 500 m3 Be-drag 710 80 70 40 15 75 40 180 15 1225 Saldo(a-b) 4080 4170 4835 3925

Bron: voor opbrengsten: L.E.I. voor prijzen: P.G.F.

ten worden verstaan de kos-ten die direct samenhangen met het uitvoeren van een bepaalde teelt. Hieronder worden dus gerekend het plantmateriaal, de brand-stof, mest en gewasbe-schermingsmiddelen. Ook het werk dat door der-den gedaan wordt zoals fre-zen; fusthuur en verpak-kingsmateriaal, veilingkos-ten en rente omlopend ver-mogen.

We zijn ervan uitgegaan dat het planten niet door loon-werkers wordt verricht, maarzelf wordt gedaan. On-der het saldo wordt verstaan het verschil tussen de geld-opbrengst en de toegere-kende kosten (per 1000 m2).

Uit het totale saldo van het bedrijf (dus te zamen met de andere teelten en voor- en nateelten) moeten dan nog vergoed worden de arbeids-kosten, kosten van duurza-me produktiemiddelen en de algemene kosten.

Voor de saldoberekeningen van de slateelt hebben we de gegevens genomen uit het LEI vademecum '78/79. Van de plantperiode sep-tember t / m april is per maand een saldobegroting gemaakt.

De uitgangspunten voor de berekening van de

(4)

brengsten zijn: de stuksop-brengst zoals het LEI die uit de opbreng stg eg evens heeft verkregen en de gemiddelde prijzen in de jaren 1976 t / m

1978 (oogst in november en december 1975 t / m 1977). Voor de kosten is het prijs-peil van oktober 1978 aan-gehouden.

H O O F D S T U K 3

Organisatie

en arbeid

Meer nog dan bij andere teelten, is het onderdeel ar-beid bij de slateelt een groot probleem. Er zijn maar w e i -nig teelten waarbij dit aspect zo indringend een rol speelt als bij sla het geval is. Dit w o r d t veroorzaakt door de éénmalige oogst.

Uiteraard kunnen deze pro-blemen zich in overeenkom-stige mate voordoen bij an-dere gewassen met een éénmalige oogst, doch b'tj veel van deze gewassen, met name in de snijbloe-mensector, zijn veel moge-lijkheden tot beïnvloeding van het oogsttijdstip aanwe-zig, waardoor een betere ar-beidsverdeling verkregen k a n w o r d e n .

Daarnaast speelt een rol dat de sla in de meeste gevallen geen hoofdteelt is, w a t bete-kent dat de teeltruimte maar gedurende een beperkte pe-riode beschikbaar is. Dit brengt met zich mede dat enige spreiding in de

oogst-datum zelden mogelijk is, zonder dat dit ten koste gaat van of de sla-, öf de hoofd-teelt.

Hierdoor zal in de meeste gevallen de oogst gedurende een betrekkelijk korte perio-de verricht moeten worperio-den. Aldus veroorzaakt de oogst op de meeste bedrijven een enorme arbeidspiek. Daar het planttijdstip erg nauw gerelateerd is aan het mo-ment van oogsten, kan ook deze handeling problemen ten aanzien van de ar-beidsorganisatie met zich meebrengen.

Beide teeltonderdelen, zo-w e l het planten als het oog-sten, zijn op eengroot aantal bedrijven onmogelijk met de normale personeelsbezet-ting uit te voeren". Hierdoor ziet men dat veel slatelers voor de uitvoering van deze werkzaamheden een beroep doen op loonwerkers of aan-neemploegen. Voor velen is dat een uitkomst.

Tabel 1 Arbeidsbehoefte sla in uren per 1.000 m Aantal planten perm2

Aantal kroppen per m2

Handeling Planten: Y = 0,73X + 2,4 Oogsten (poly) Y = 3,3X Veiling rijden Opruimen Teeltverzorging: 4weken 6 weken 8 weken Totale arbeidsbe-hoefte in uren per 1.000 m2

Totaal, los in doos

18 17 16 56 4 4 80 8 88 78 20 19 17 63 4 4 88 12 100 89 25 23 21 76 4 4 105 16 121 107 A R B E I D S B E H O E F T E De arbeidsbehoefte van de slateelt is sterk gerelateerd aan het aantal kroppen per m2, zowel w a t betreft de

tijdsduur nodig voor het planten als w a t betreft de oogstarbeid.

Deoogstarbeidwordttevens bepaald door het oogst-systeem dat w o r d t toege-past.

De teeltduur tenslotte is bepalend voor het aantal uren verzorgingsarbeid (controle, watergeven en eventuele ziektebestrijding). Door het feit dat de arbeids-behoefte voor de diverse on-derdelen samenhangt met kenmerken die vooraf be-kend zijn, is een arbeids-begroting op betrekkelijk

Het opruimen vergt evenals het veilingrijden 4 uur per 1.000 m2.

A a n de hand van deze gege-vens is voor iedere situatie een begroting op te stellen. Enige voorbeelden w o r d e n in tabel 1 gegeven.

Uit deze tabel blijkt duidelijk het grote aandeel van de oogst in de totale arbeidsbe-hoefte.

De organisatie-problemen die hieruit kunnen voort-vloeien w o r d e n nog vergroot door het feit dat het uitplan-ten van de volgteelt (hetzij, nogmaals sla of de hoofd-teelt) veelal direct aanslui-tend dient plaats te vinden. Dit te zamen veroorzaakt bij

eenvoudige wijze op te stel-len. Hierbij kunnen de vol-gende formules w o r d e n ge-hanteerd.

Arbeidsbehoefte planten in uren per 1.000 m2 (Y) = 0,73

X + 2,4 (waarbij X = aantal planten per m2 en 2,4 is de

tijd benodigd voor de grond-bewerking).

Arbeidsbehoefte oogsten in uren per 1.000 m2 (Y) = 3,3 X

indien de sla in poly verpakt w o r d t en 2,7 X bij sla los in dozen verpakt (waarbij X = aantal geoogste kroppen per m2).

Verzorgingsarbeid per 1.000 m2 is 2 uren per week.

De oogst heeft het leeuwe-aandeel in de arbeidsbehoefte

de meeste teeltcombinaties een arbeidspiek die zijn ge-lijke niet kent.

Bij het opzetten van een teeltplan dient men hiermee dan ook rekening te houden, hetzij door het tijdelijk aantrekken van personeel, hetzij door in etappes te werken. Wordt voor dit laatste gekozen dan dienen w e l de consequenties van dit systeem ten aanzien v a n de opbrengsten van zowel de sla als de volgteelt terde-ge te w o r d e n bezien.

(5)

HOOFDSTUK 4

Rassen

leder jaar weer wordt voor de diverse teelten een groot aantal nieuwe slaras-sen geïntroduceerd door de veredelingsbedrijven. Door

het gebruikswaardeonder-zoek (RIVRO) w o r d e n in nauwe samenwerking met het proefstation te Naald-wijk, diverse proeftuinen, voorlichting en N T S die nieuwe rassen beproefd op hun bruikbaarheid. De nieuwe slarassen die ter beproeving worden aange-boden, zijn voor het

meren-LATE Z O M E R - E N V R O E G E HERFSTTEELT De sla die onder de periode late zomer- en vroege herfstteelt valt, w o r d t ge-zaaid van begin tot bijna eind augustus. Geplant w o r d t er tussen eind au-gustus en begin september. De oogstperiode is vanaf de 2e helft van september tot en met half oktober. Voor de vroege herfstteelt zijn ras-sen nodig die resistent te-gen het w i t z i j n , traagschie-tend, sterk tegen rand en w e i n i g aanslaggevoelig zijn. Een overzicht van geschikte rassen geeft tabel 1 .

B E S P R E K I N G V A N DE R A S S E N

Bellona:

Bovenkant ras iets gesloten. Onderkant iets grof en vrij goed gesloten. Iets opge-richte bladstand, kan niet dicht w o r d e n geplant. Blad-kleurgrijsgroen, bladvrij dik. Is vatbaar voor alle fysio's van het w i t , tamelijk sterk tegen rand, aanslag en stoomschade. Voldoet v r i j ' goed tot goed in de late zo-mer en vroege herfstteelt.

Hag: (ook bekend als Hag Edgar)

Open bovenkant. Goed ge-sloten, w a t bleke onderkant. Maakt vrij veel o m -vang, kan niet erg dicht w o r d e n geplant. Vrij dikbla-dig en dof grijsgroen van kleur. Alleen vatbaar voor

deel resistent tegen de fy-sio's 1 t / m 7 van het wit. Het is dan ook te verwach-ten, dat deze ontwikkeling zich verder zal doorzetten. Binnen enkele jaren zullen er waarschijnlijk bruikbare rassen voor de herfst- en winterteelt worden aange-boden die een meer opge-richte bladstand hebben. Achtereenvolgens zullen de diverse teelten met de daarbij geschikte rassen besproken worden.

het 7e fysio van het w i t , tamelijk sterk tegen rand en vrijwel ongevoelig voor stoomschade. Is niet ge-schikt om voor 2 0 augustus gezaaid te w o r d e n , verder voldoet Hag redelijk in de late zomer en vroege herfst-teelt.

Luro:

Bovenkant matig gesloten. Onderkant redelijk goed gesloten. Blad is vrij licht-groen en vrij dun. Groeit iets opgericht, maakt vrij veel omvang. Mag niet dicht w o r d e n geplant, niet geschikt om voor 2 0 augustus te w o r d e n gezaaid. Vatbaar voor het 6e en 7e fysio van het w i t , matig sterk tegen rand en w e i -nig gevoelig voor stoom-schade en glazigheid. Indien met vrij zout w a t e r gegoten wordt, gevoelig voor na-trand. Voldoet vrij goed in de late zomer- e n vroege herfstteelt.

Noran:

Bovenkant w e i n i g gesloten. Onderkant goed gesloten. Blad is dun, normaal groen van kleur. Zeer traag schie-tend en vatbaar voor de fy-sio's 1,2,4,6 en 7 van het w i t . Tamelijk gevoelig voor aanslag en glazigheid en matig gevoelig voor stoom-schade. Noran kan bij de oogst vrij veel geel blad ge-ven. Voldoet redelijk in de

late zomer- en vroege

herfstteelt.

Plevanos:

Bovenkant vrij open. Onder-kant goed gesloten. Tamelijk dunbladig en, vrij groen tot lichtgroen van kleur. Niet sterk tegen rand, tamelijk gevoelig voor aanslag en matig gevoelig voor stoomschade. Kan niet dicht w o r -den geplant, is vatbaar voor het 5e en 7e fysio van het w i t .

Ravel:

Bovenkant kroppen matig gesloten. Onderkant redelijk goed gesloten. Dikbladig en vrij donker van kleur (dof tot grijsgroen).

Maakt vrij veel omvang en kan niet erg dicht w o r d e n geplant. Vatbaar voor het 4e en 7e fysio van het wit. W e i -nig gevoelig voor aanslag en glazigheid: vrijwel ongevoe-lig voor stoomschade. Kan niet voor 2 0 augustus ge-zaaid worden. Ravel kan in het oogststadium vrij veel

gele bladeren geven. Vol-doet vrij goed tot goed in de late zomer- en vroege herfstteelt.

Satina:

Bovenkant tamelijk open. Onderkant goed gesloten. Dunbladig en vrij dofgroen van kleur. Matig v a n o m -vang; kan dicht w o r d e n ge-plant. Sterk tegen rand; ma-tig gevoelig voor stoomscha-de; traagschietend en w a t gevoelig voor aanslag. Vat-baar voor het 2e, 5e en 7e fy-sio van het w i t . Voldoet goed.

Tornado

Bovenkant matig gesloten; onderkant vrij goed geslo-ten. Matig van omvang; op-gerichte bladstand; kan vrij dicht w o r d e n geplant. Tamelijk dik blad en dof grijsgroen van kleur. Vrij sterk tegen rand; w e i n i g ge-voelig voor aanslag en gla-zigheid; matig gevoelig voor stoomschade. Vatbaar voor

Tabel 1 Rassen voor de

latezomer-Rassen Bellona Hag Luro Noran Ostinata Plevanos Ravel Salina Tornado Herkomst Bruinsma Royal Sluis Pannevis RijkZwaan V.d. Berg RijkZwaan RijkZwaan L delvlos Bruinsma S chi et-neiging 9 5 7 9 9 9 5 9 9 en vroege herfstteelt Stoom- schadege-voeligheid 6 9 7 5 5 5 9 5 5 Wit-patroon 1 + 2 3 4 + + + 5 + 6 7 + + + + +

-+ -+ -+ +

-+ + -+ -+

-+

-+

-+ -+ + + + + + + +

Tabel 2 Rassen voorde normale en late herfstteelt

Rassen Deci-Minor Deciso Hag Luro Mandaat Orba Parmanta Plus Ravel Renate Selma HERKOMST RijkZwaan RijkZwaan Royal Sluis Pannevis Pannevis Pannevis Pannevis L de Mos RijkZwaan Enza Bruinsma Stoom- schadege-voeligheid 5 3 9 7 5 1 9 9 9 1 9 Witpatroon 1 + + 2 + 4-3 4 5 + + 6 7 + + + + -t-+ -t-+ + + + + .+ +

-+ +

-+ + + + + + + + + + + Toelichting op de tabellen Witpatroon: + = vatbaarvoorhetbetreffendefysio

: onvatbaar voor het betreff endefysio

Stoomschade: 9 = vrijwel ongevoelig

5 = matig gevoelig 1 = zeergevoelig

Schietneiging: 9 = zeer traag

5 = matig snel 1 = zeer snel

(6)

defysio's 3,4,6 en 7 van het wit. Voldoet vrij goed.

N O R M A L E EN LATE HERFSTTEELT

De herfstsla wordt gezaaid vanaf eind augustus tot on-geveer half september. In september w o r d t er geplant. De oogstperiode is vanaf half oktober tot en met eind december. Voor de normale herfstteeltzijn rassen nodig die resistent zijn tegen het w i t , w e i n i g gevoelig voor stoomschade en glazigheid en w e i n i g aanslaggevoelig. Tabel 2 geeft de geschikte rassen voor deze teeltperio-de.

BESPREKING V A N DE R A S S E N

Deci-Minor

Bovenkant matig gesloten; onderkant redelijk gesloten. Maakt vrij veel omvang; groeit snel; kan niet te dicht w o r d e n geplant. Blad is hel-der, vrij lichtgroen van kleur. Sterk tegen rand; w e i n i g ge-voelig voor glazigheid; nor-maal aanslaggevoelig; ma-tig gevoelig voor stoomscha-de. Vatbaar voor fysio

1,2,4,6 en 7. Voldoet vrij goed.

Deciso

Boven- en onderkant matig gesloten. Maakt vrij veel omvang; moet ruim w o r d e n geplant. Blad is helder nor-maal groen van kleur. Nor-maal aanslaggevoelig; ma-tig gevoelig voor glazigheid; middelmatig sterk tegen rand en vrij gevoelig voor stoomschade. Vatbaar voor de fysio's 1,2,4,6 en 7 van h et wit. Voldoet redel ij k.

Hag: (Hag Edgar)

Voldoet redelijk. Voor be-schrijving zie late zomer-vroege herfstteelt.

Luro

Voldoet vrij goed in de herfst indien niet na 1 dag w o r d t geoogst. Voor beschrijving zie late zomer- vroege herfstteelt.

Mandaat

Bovenkant vrij open; onder-kant redelijk gesloten. Blad vrij donker geel groen van

kleur. Maakt vrij veel om-vang. Normaal gevoelig voor aanslag; tamelijk gevoelig voor glazigheid; vrij sterk te-gen rand; matig gevoelig voor stoomschade. Vatbaar voor 6e en 7e fysio van het wit. Voldoet redelijk tot vrij goed.

Orba

Bovenkant tamelijk geslo-ten; onderkant redelijk gesloten. Blad enigszins ge-bobbeld en donker

geel-kan w a t dichter w o r d e n ge-plant dan de meeste andere rassen. Weinig gevoelig voor aanslag, w a t gevoelig voor glazigheid, sterk tegen rand en vrijwel ongevoelig voor stoomschade.

Vatbaar voor de fysio's 1,2,4,6 en 7 van het wit. Vol-doet goed in de herfstteelt.

Ravel

Voldoet goed in de herfst-teelt. Rasbeschrijving bij

late z o m e r - / v r o e g e

herfst-Tabel 3 Rassen voor dewinterteelt

Rassen Deci-Minor Hag Mandaat Orba Pallas Parmanta Plus Ravel Renate Selma Herkomst Rijk Zwaan Royal Sluis Pannevis Pannevis L de Mos Pannevis L de Mos Rijk Zwaan Enza Bruinsma Stoomschade gevoeligheid 5 9 5 1 6 9 9 9 1 9 Witpatroon 1 2 3 4 5 6 7 + + - + - + + _ _ _ _ _ . + - - - + + - - - + . _ . . _ . + - - - + + + + - + - + + - - - + - - + - - - + - - + + + . + - + + Toelichting

witpatroon: +=vatbaar voor het betreff ende fysio - = onvatbaar voor het betreffende fysio stoomschade: 9 =vrijwel ongevoelig

5 = matig gevoelig 1 =zeergevoelig

groen van kleur. Maakt vrij veel omvang, kan niet te dicht w o r d e n geplant. Vrij gevoelig voor aanslag; nor-maal gevoelig voor glazig-heid; tamelijk sterk tegen rand; zeer gevoelig voor stoomschade. Vatbaar voor het 7e fysio van het wit. Vol-doet goed.

Parmanta

Bovenkant is vrij open, on-derkant goed gesloten. Blad vrij donker geelgroen van kleur. Maakt vrij veel o m vang; kan niet te dicht w o r -den geplant. Weinig lig voor aanslag; iets gevoe-lig voor glazigheid; vrij sterk tegen rand; vrijwel ongevoe-lig voor stoomschade. Vat-baar voor 6e en 7e fysio van het wit. Voldoet vrij goed tot goed.

Plus (ook bekend a Is

Plus-Amanda)

Bovenkant vrij open. Onder-kant goed gesloten. Blad w a t dof, normaal groen van kleur. Normaal van omvang,

teelt.

Renate

Bovenkant matig gesloten. Onderkant goed gesloten. Blad vrij donker geelgroen van kleur.

Maakt vrij veel omvang, is wat plantdichtheid betreft vergelijkbaar met Plus. Wat gevoelig voor aanslag en glazigheid, middelmatig sterkt tegen rand, zeer ge-voelig voor stoomschade. Vatbaar voor het 4e en 7e fy-sio van het w i t . Voldoet redelijk tot vrij goed in de normale herfstteelt.

Selma

Bovenkant matig gesloten. Onderkant redelijk gesloten. Helder blad, vrij lichtgroen van kleur. Maakt vrij veel omvang. Groeit snel, kan n i e t t e d i c h t w o r d e n geplant. Normaal aanslaggevoelig, w e i n i g gevoelig voor glazig-heid, vrij sterk tegen rand, zeer w e i n i g gevoelig voor stoomschade.

Vatbaar voor de fysio's 1,2,4,6 en 7 van het wit.

Vol-doet vrij goed in de w a t la-tere herfstteelt.

WINTERTEELT

De winterteelt wordt ge-zaaid van half september tot en met half oktober. Er wordt geplant in oktober-no-vember. Geoogst wordt er in januari-februari.

Voor de winterteelt zijn ras-sen nodig die snel groeien bij w e i n i g licht en lage t e m -peratuur en geen graterig produkt leveren. De rassen moeten w e i n i g gevoelig zijn voor droogrand en glazig-heid.

Tabel 3 geeft een overzicht van geschikte rassen voor dezeteeltperiode.

BESPREKING V A N DE R A S S E N

Decimlnor

Voldoet vrij goed in de w i n -terteelt. Kan echter onder ongunstige groeiomstandig-heden vrij gemakkelijk los en graterig worden. Be-schrijving: zie bij de herfst-teelt.

Hag (ook bekend als Edgar)

Voldoet redelijk in de w i n -terteelt. Kan echter onder ongunstige groeiomstandig-heden vrij gemakkelijk los e n g r a t e r i g w o r d e n .

Beschrijving: zie bij de late zomer- en vroege herfst-teelt.

Mandaat

Voldoet vrij goed in de w i n -terteelt.

Beschrijving: zie bij de herfstteelt.

Orba

Voldoet vrij goed in de w i n -terteelt.

Beschrijving: zie bij de herfstteelt.

Pallas

Bovenkant vrij open. Onder-kant w a t bleek, goed geslo-ten. Compacte kroppen, kan dicht worden geplant. Vrij gevoelig voor aanslag, gevoelig voor glazigheid, matig sterk tegen rand, tamelijk sterk tegen stoom-schade. Vatbaar voor het 7e fysio van het wit. Voldoet vrij goed indien na half februari w o r d t geoogst.

Parmanta _

Voldoet goed in de w i n t e r t -telt.

Beschrijving: zie bij de

(7)

O

o

o

o

herfstteelt.

Plus (Ook bekend als Plus

Amanda)

Voldoetgoed tot zeer goed in de winterteelt. Voorbeschrij-ving zie herfstteelt.

Ravel

Voldoet vrij goed in de w i n -terteelt. Voor beschrijving zie late zomer- en vroege herfstteelt.

Renate

V o l d o e t g o e d t o t z e e r g o e d in de winterteelt. Voor be-schrijving zie herfstteelt.

Selma

Voldoet vrij goed in de w i n -terteelt. Kan echter onder ongunstige omstandighe-den vrij gemakkelijk los en graterig w o r d e n . Voor beschrijving zie herfstteelt.

-Voorjaarsteelt

De sla, die onder deze teelt-periode valt, w o r d t gezaaid vanaf de tweede helft van oktober tot eind februari. Geplant w o r d t er van begin december tot en met half maart. De oogsttijd is van begin maart tot en met eind april. In deze teeltwijze i s h e t produkt meestal van goede kwaliteit. Voor de voor-jaarsteelt zijn rassen nodig die sterk tegen rand en aanslag zijn. Tabel 4 geeft een overzicht van de ge-schikte rassen voor deze teeltperiode.

B E S P R E K I N G V A N DE R A S S E N

Alicia

Bovenkant matig gesloten. Onderkant w a t bleek en goed gesloten. Blad is dof en tamelijk donkergroen van kleur. Vrij gevoelig voor aanslag; zeer gevoelig voor glazigheid; vrij sterk tegen rand en tamelijk gevoelig voor stoomschade. Indien na half april geoogst is de kans op doorschieten erg groot. Vatbaar voor het 5e en 7e fysio van het w i t . Vol-doet in de voorjaarsteelt vrij goed.

Bellona

Voldoet vrij goed in de voor-jaarsteelt indien in april of later geoogst wordt. Voor

w.

f*\

ti$ ^

y

iS~ V

- » I L >>f

V » V '»f

al

LZ2

Een ras dat matig van omvang is kan wat dich ter worden ge-plant

beschrijving zie late zomer-en vroege herfstteelt.

Cynthia

Vrij gesloten bovenkant. O n -derkant is w a t bleek en goed gesloten. Het blad is w a t

glanzend en w a t grijsgroen van kleur. Normaal gevoelig voor aanslag; matig gevoelig voor glazigheid; vrij sterk te-gen rand; matig gevoelig voor stoomschade. Indien na 1 april w o r d t geoogst, is de kans op doorschieten groot. Vatbaar voor het 5e en 7e fysio van het w i t . Vol-doet goed in de

voor-jaarsteelt.

Deci-Minor

Voldoet goed in de voor-jaarsteelt. Voor beschrijving zie herfstteelt.

Hag

Voldoet redelijk in de voor-jaarsteelt. Voor beschrijving zie late zomer- en vroege herfstteelt.

Ilona

Bovenkant is matig geslo-ten. Onderkant is goed gesloten. Het blad is dof, licht grijsgroen van kleur. Matig gevoelig voor stoom-schade en vrij sterk tegen rand, aanslag en glazigheid. Vatbaar voor het 5e en 7e fy-s i o v a n h e t w i t . Voldoetgoed indevoorjaarsteelt.

Links een opgericht type, rechts normale sla

Tabel 4 . R assen voor de voorjaa rsteelt

Rassen Alicia Bellona Cynthia Deci M i n o r Hag Ilona Magiola M i r Noran Orba Ostinata Ravel Renate Rossini Salina Selma Sun W i n t o s a Herkomst Enza Bruinsma Enza Rijk Z w a a n Royal Sluis Bruinsma R i j k Z w a a n L de M o s R i j k Z w a a n Pannevis V.d. Berg R i j k Z w a a n Enza R i j k Z w a a n L de M o s Bruinsma L de M o s V.d. Berg Stoomschade-g e v o e l i Stoomschade-g h e i d 3 6 5 5 9 5 3 NB 5 1 5 9 1 1 5 9 7 9 w i t p a t r o o n : + = vatbaar voor h e t b e t r e f f e n d e f y s i o - = o n v a t b a a r v o o r het b e t r e f f e n d e f y s i o stoomschade: 9 = v r i j w e l ongevoelig 5 = m a t i g gevoelig S c h i e t n e i g i n g 5 9 1 3 5 6 1 NB 9 7 9 5 1 6 9 1 7 7 W i t p a t r o o n 1 2 3 4 5 6 7 + - + + + + + + + + + - + + + - + - + + + + - + + - - + - + + - - + + + - - + - + + + + - - + - + + - - + + - - + + - - + + - - + - + + + - + - + + + - - + + + - * + + + 1 = zeer gevoelig s c h i e t n e i g i n g : 9 = zeer traag 5 = m a t i g s n e l 1 = zeer s n e l

(8)

Maqiola

Bovenkant matig gesloten. Onderkant vrij goed geslo-ten. Bladkleur is normaal groen. Vrij gevoelig voor aanslag en stoomschade; vrij sterk tegen rand en gla-zigheid. Indien na half april geoogst is de kans op doorschieten erg groot. Vat-baar voorfysio 1, 2, 4, 6 en 7 van het wit. Voldoetvrij goed in de voorjaarsteelt, vooral in die teelt w a a r i n het gewas slechts vorstvrij gehouden wordt.

Mir (Ook bekend als M i r a n

-da)

Bovenkant matig gesloten. Onderkant goed gesloten. Bladkleur is helder normaal groen. Vrij sterk tegen rand, aanslag en glazigheid, Vat-baar voor het 4 e en 7e fysio van het w i t . Voldoet goed in devoorjaarsteelt.

Noran

Voldoetvrij goed in d e v o o r -jaarsteelt. Voor beschrijving zieherfstteelt.

Orba

Voldoetvrij goed in de voor-jaarsteelt. Voor beschrijving zie normale en late herfst-teelt.

Ostinata

Voldoet vrij goed tot goed in de voorjaarsteelt. Voor be-schrijving zie late zomer- en vroege herfstteelt.

Ravel

Voldoetvrij goed in d e v o o r -jaarsteelt, indien vóór 25 april geoogst wordt. Voor beschrijving zie late zomer-en vroege herfstteelt.

Renate

Voldoetvrij goed in de voor-jaarsteelt indien vóór eind maart geoogst wordt. Be-schrijving zie normale en late herfstteelt.

Rossini

Bovenkant is matig geslo-ten. Onderkant is vrij goed gesloten en w a t grof. Het blad is glanzend lichtgroen. In verband met graterigheid ruim planten. Tamelijk ge-voelig voor aanslag; vrij sterk tegen rand en glazig-heid. Vatbaar voor het 4e en

7e fysio van het w i t . Voldoet vrij goed in de voor-jaarsteelt.

Salina

Voldoet vrij goed tot goed in de voorjaarsteelt, vooral als na begin april w o r d t geoogst. Beschrijving zie late zomer- en vroege herfstteelt.

Selma

Voldoet vrij goed in voor-jaarsteelt. Moet w e g e n s kans op doorschieten voor eind maart zijn geoogst. Be-schrijving zie normale en late herfstteelt.

Sun

Bovenkant matig gesloten. Onderkant vrij goed

geslo-Elke teeltperiode stelt zij n eigen eisen. Kies daarom met zorg het ras

ten. Blad tamelijk donker geelgroen van kleur. Kan w a t dichter w o r d e n geplant. Normaal gevoelig voor aanslag en rand; w e i n i g ge-voelig voor stoomschade; normaal tot tamelijk gevoe-lig voor glazigheid. Vatbaar voor het 4e en 7e fysio van het wit. V o l d o e t v r i j goed in voorjaarsteelt.

Wintosa

Bovenkant tamelijk

geslo-Elk jaar worden in hetge-bruikswaardeonderzoek nieu-we slarassen kritisch beoor-deeld

ten. Onderkant goed geslo-ten. Blad dof, lichtgrijsgroen van kleur. Moet vrij ruim w o r d e n geplant. Normaal gevoelig voor rand, aanslag en glazigheid. Zeer w e i n i g gevoelig voor stoomschade. Voldoetvrij goed in de voor-jaarsteelt.

Late voorjaar- en zomerteelt

De sla die onder deze teelt-periode valt, w o r d t gezaaid van half februari tot eind juli. Geplant w o r d t er tussen half maart en half augustus. De oogstperiode is vanaf begin mei tot half september. Voor de late voorjaar- en zomer-teelt zijn rassen nodig die sterk tegen rand, traag-schietend en w e i n i g aan-slaggevoeligzijn.

Tabel 5 geeft een overzicht van geschikte rassen voor deze teeltperiode.

B E S P R E K I N G V A N DE R A S S E N

Bellona

Dit ras voldoet goed in de late voorjaar- en zomerteelt. Voor beschrijving zie late zo-mer- en vroege herfstteelt.

Ostinata _ _

Voldoet zeer goed in de late voorjaar- en zomerteelt. Voor beschrijving zie late zo-mer- en vroege herfstteelt.

Plevanos

Voldoet vrij goed in de late voorjaar- en zomerteelt. Voor beschrijving zie late zo-mer- en vroege herfstteelt.

Salina __

Voldoet zeer goed in de late voorjaar- en zomerteelt. Be-schrijving zie late zomer- en vroege herfstteelt.

Bron: CRG - Rassenlijst 1978

Tabel 5 : Rassen voor de late voorjaar- en zomerteelt

Rassen Bellona Ostinata Plevanos Salina witpatroon Herkomst Bruinsma V.d. Berg RijkZwaan L. de M o s S c h i e t n e i g i n g 9 9 9 9

+=vatbaar voor het betreffende fysio - = onvatbaarvoor het betreffende fysio

W i t p a t r o o n 1 2 3 4 + + + + +

.

+

sch ietneiging : 9 - zeer traag 5 = matig snel 1 = zeer snel 5 6 7 + + + + + + 4-+ + 8

(9)

HOOFDSTUK 5

Opkweek en plantkwaliteit

De opkweek van slaplanten

vindt de laatste jaren gro-tendeels plaats bij gespe-cialiseerde opkweekbedrij-ven. Volgens schattingen wordt nog ongveer 5 % van de slaplanten, voor de teelt onder glas, door individue-le teindividue-lers opgekweekt. Door de komst van goed pillen-zaad en geschikte zaaiap-paratuur heeft de zgn. pil-potje methode een enorme vlucht genomen.

M A C H I N A A L Z A A I E N Sinds het eind van de jaren zestig w o r d e n de potten ma-chinaal geperst. De pillen w o r d e n in dezelfde werk-gang op de potten gelegd. De potten worden van een lo-pende band met een vork op-genomen en op de kasgrond gezet. Sinds 1977 zijn er enkele machines — vooral bij de grotere plantenkwe-kers — die de potten na het persen rechtstreeks op de grond zetten. De nieuwste ontwikkeling is een vrijwel geautomatiseerde produk-tielijn. Vanuit de persmachi-ne w o r d e n de potten direct in machinaal aangevoerde plastic bakken geschoven. Deze bakken w o r d e n auto-matisch opgestapeld en af-gevoerd of doorgeschoven naar een geconditioneerde ruimte waarbij de tempera-tuur op het gewenste niveau kan worden gehandhaafd.

P O T G R O N D

De potgrond die voor het persen van potten w o r d t ge-bruikt is meestal van pot-grondfabrikanten afkomstig, die aangesloten zijn bij de regeling handelspotgronden van de proefstations Aals-meer, Boskoop en Naald-w i j k (RHP). De uitgangs-materialen, die gebruikt w o r d e n bij de samenstelling van de potgrond, w o r -den regelmatig beoordeeld op hun kwaliteit. Tevens worden van de afgelever-de partijen potgrond

mon-sters genomen, die che-misch w o r d e n onderzocht op het laboratorium van het proefstation te Naaldwijk. Afschriften van deze monsters worden ook naar de desbetreffende kwekers verzonden.

De samenstelling van pot-grond is meestal 2 / 3 tuin-turf en 1 / 3 tuin-turfstrooisel öf 1 / 3 tuinturf, 1 / 3 bonkveen

N ieuw is de ontwikkeling naar een geautomatiseerde produk-tielijn

en 1/3 turfstrooisel. Per m3

moet aan dit mengsel w o r -den toegevoegd: 501 zand, 7 kg Dolokal en 1,25 kg Pg-mix.

Zoals reeds boven beschre-ven zijn er verschillende ma-nieren van potten persen.

Elke manier van w e r k e n vraagt in feite een aange-paste potgrond. Daarom kunnen de genoemde sa-menstellingen in de praktijk soms afwijken.

PERSPOTGROOTTE Bij sla w o r d e n verschillende perspotmaten gebruikt. In de meeste gevallen gaat men uit v a n e e n 4 c m pot. Het na-deel van een 4 cm pot is de kans op uitdroging. Bij een 5 cm pot ondervindt men hier minder last van. Dit be-tekent een meer gelijkmati-ge weggroei. Met een gro-tere pot (5 cm) kan ook een grotere plant worden opge-kweekt. Uit onderzoek is dui-delijk gebleken dat de teelt-duur, van uitplanten tot oog-sten met een grotere plant aanzienlijk is te bekorten. Vooral bij een oogst in j a -nuari en februari is de ver-korting van de teeltduur bij gebruik van een grotere plant aanzienlijk. Deze sla w o r d t geplant vanaf half oktober tot eind november.

Om te hoge temperaturen te voorkomen kan men schermen en perspotten afdekken met tempexplaten

un»

(10)

Een plant van 1 ,Ogram geeft ten opzichte van de veel ge-bruikte plant van 0,5 gram een teeltduurverkorting van 3-7dagen. Een plant van 2,0 gram geeft ten opzichte van een plant van 0,5 gram een teeltduurverkorting van 6-14 dagen. Hierbij moet w e l opgemerkt w o r d e n dat een grotere plant een grotere pot en een langere op-kweekduur vergt. Een zwaardere plant zal en mag dus w a t meer kosten. Een grote plant zal — in verband met kans op beschadigen — voorzichtig moeten w o r d e n geplant.

K I E M R U S T

Een gelijkmatige kieming en een kiemingspercentage van 1 0 0 % is het ideaal waar elke plantenkweker naar streeft. Veelal wordt ook een hoog percentage bereikt. Bij sommige rassen is een kie-ming van 9 8 - 9 9 % heel nor-maal. In enkele gevallen is de opkomst w e l eens lager. Dit kan door verschillende factoren w o r d e n veroor-zaakt. Als van te vers zaad wordt uitgegaan, dan valt de kieming, vooral bij hogere temperaturen, nogal eens tegen. Men zegt dan dat het zaad kiemrust heeft. Door het zaad enkele maanden te bewaren verdwijnt de kiem-rust meestal geleidelijk. Het beste is daarom om van overjarig zaad uit te gaan. Door de snelle wisseling in het rassensortiment is dit echter niet altijd mogelijk.

T E M P E R A T U U R

De praktisch toelaatbare laagste en hoogste kie-mingstemperatuur is resp. 9 en 2 8 °C. De kiemingsduur bedraagt bij deze temperatu-ren resp. 13 en 3 dagen. Een lagere temperatuur van 9 °C geeft een zeer trage kiem ing met veel kans op aantasting door schimmels. Een hogere temperatuur dan 28 °C geeft kans op het induceren van kiemrust. Een temperatuur van ongeveer 1 8 - 2 0 ° C is daarom het beste. Tempera-turen boven 25 °C moet men voorkomen. Dit kan men be-reiken door vlak na het persen de potten af te dek-ken met tempexplaten. Bij

Een grotere plant geeft teelt-duurverkorting. Wees echter voorzichtig bij het uitplanten

w a r m , zonnig weer kan ook een krijtscherm op het glas w o r d e n aangebracht. M e t het verwijderen van de t e m -pexplaten moet ook het krijtscherm van het glas worden verwijderd. Bij w a r m weer kan men beter in de namiddag gaan per-sen. In het begin van de middag zaait men de ras-sen zonder kiemrust en te-gen de avond de voor kiem-rust gevoelige rassen. De volgende morgen — voor de temperatuur weer op gaat lopen — moeten de tempexplaten erop w o r d e n gelegd. Een andere moge-lijkheid bij w a r m weer is het zaad in een geconditioneer-de ruimte te laten kiemen en

na de kieming pas in de kas te zetten.

O P K W E E K D U U R

De tijd tussen zaaien en planten is de opkweekduur. Behalve van de tijd van het jaar is de opkweekduur ver-der afhankelijk van de plant-grootte die men bij het uit-planten w i l en de tempera-tuur tijdens de opkweekpe-riode.

Door diverse plantenkwe-kers en zaadhandelaren worden tabellen voor zaai-, plant- en oogsttijden ge-bruikt. In de tekening is de teeltduur uitgezet op zaaida-t u m è n p l a n zaaida-t d a zaaida-t u m .

Enkele voorbeelden kunnen de grafiek verduidelijken: 1) Zaaien op 1 oktober bete-kent na 26 dagen planten (dus planten op 26 oktober). Zaaien op 1 januari

bete-kent na 4 7 dagen (= 17

fe-Grafiek 1 aantal dagen 60 50 40 30 20 10

V

/ '

/ /

1/ 9 '10

Opkweekduur van sla

(schatting plantenkwekers)

/ ^ X

/ X

/ \ ^ '

/ N

/ / ^ \

/ / \

/

N

/

/

— — aantal dagen tussen planten en zaaien uitgaande van de plantdatum aantal dagen tussen zaaien en planten uitgaande van de zaaidatum

V

V

12

\ \

\

\

\

v

\

\ \

\ \

\ \

'3 % data bruari)planten. 2) Planten op 25 november betekent dat 3 8 dagen eer-der gezaaid moet w o r d e n (-19 oktober).

Planten op 1 februari bete-kent 57 dagen daarvoor zaaien (= 5december).

Z I E K T E N B E S T R I J D I N G Tijdens de opkweek vraagt de bestrijding van Bremia (het wit) en Botrytis (smeul) veel aandacht. Het is van het allergrootste belang om met gezond plantmateriaal te starten. Door Botrytis aangetaste planten zullen t i j -dens de opkweek wegvallen of tijdens de teelt gemakke-lijk aanleiding geven tot aanslag. Wanneer door het w i t aangetaste planten w o r -den gepoot, dan is de kans op een volledige teeltmisluk-king aanwezig. Aangezien het aantal bekende witfy-sio's steeds uitbreidt en slechts w e i n i g rassen re-sistent zijn tegen alle fysio's, moet de bestrijding van het w i t tijdens de opkweek veel aandacht krijgen. Een regel-matig lichte bestuiving is be-ter, dan een grote hoeveel-heid in één keer. Bij een snelle groei (opkweek in september en oktober) ver-dient een dagelijkse bestui-ving de voorkeur (bij voor-beeld 4 maal per week 1 g Zi-neb per m2 en 2 maal per

w e e k l mg perm2).

Bij een trage groei (op-kweekduur ca. 8 weken) is 1 à 2 keer per week stuiven voldoende. Bij ziekten-bestrijding tijdens de op-kweek hoort ook de luis-bestrijding. Dit kan w o r d e n gedaan met Pirimor, Phos-d r i n o f D D V P .

Aardrupsen en emelten kun-nen bestreden worden met abate en Jeboterra korrels. Slakken kunnen erg veel schade aanrichten. Mesurol korrels vooraf strooien geeft een goede bestrijding. Vogels kunnen ook ernstige schade aanrichten. Tijdens de kieming afdekken met fijnmazig gaas is in de maanden dat er veel gelucht wordt, noodzakelijk.

(11)

HOOFDSTUK 6

O

Grond en bemesting

o

o

o

O R G A N I S C H E S T O F In het algemeen kan men stellen dat een regelmatige voorziening met organische stof gewenst is. In de eerste plaats is dit nodig om een voldoende vochthoudend vermogen van de bo-vengrond te bewerkstelli-gen. Verder kan uit voe-dingsrijke organische stof langzaam opneembare stik-stof en fosfaat vrijkomen. Bij de teelt van herfstsla w o r d t vaak a Meen kunstmest gege-ven. Bij onregelmatig en on-voldoende diep doorwerken van voedselrijke organische mest (stalmest, kippemest e.d.)kandesla een ongelijke groei vertonen (zouteffect). Bij de teelt van winter- en voorjaarssla w o r d t in be-perkte mate gebruik ge-maakt van gedroogde orga-nische meststoffen en lang-zaamwerkende kunst-meststoffen (Gold N en Osmocote). Indien voedsel-rijke organische meststof-fen w o r d e n toegepast, zal men op de kunstmestgift kunnen bezuinigen. Stal-mest e.d. worden gewoon-lijk geadviseerd in hoeveel-heden tot maximaal 1.000 kg per are. Door de stalmest te mengen met veen (ge-mengde mest) ontstaat een produkt met een relatief laag zoutgehalte. Kippemolm-mest is te gebruiken in hoe-veelheden van 3 0 0 tot 5 0 0 kg per are. Van gedroogde organische meststoffen w o r d t niet meer gegeven dan 1 5 k g p e r a r e .

KOOLZURE KALK EN pH In tabel 1 is aangegeven bij w e l k e koolzure-kalkgehalte en pH een kalkgift nodig is. Als kalkmeststoffen w o r d e n overwegend koolzure land-bouwkalk of koolzure mag-nesiakalk gebruikt. Op fos-faatarme gronden is voorts het gebruik van Thomas-slakkenmeel aan te bevelen. Na het stomen van de grond, als hoge mangaangehaltes

te verwachten zijn, is extra bekalking een middel om mangaanvergiftiging tegen te gaan. Er w o r d t daarbij gestreefd naar een pH van 6,5 voor nagenoeg a l l e g r o n -den. Een onderhoudsbekal-king bedraagt ca. 3 0 kg per are. Voor een zure grond 6 0 kg per are en hoger.

K E U K E N Z O U T E N T O T A A L Z O U T

Sla is een zoutgevoelig ge-was. Dit brengt met zich mee dat in de meeste geval-len uitspoegeval-len voor een

sla-teelt nodig is. Voorts w o r d t in verband met het ontsmet-ten met methylbromide zwaar gespoeld. Bij het be-gin van de slateelt moet het chloridegehalte zo laag mo-gelijkzijn. Het totaal-zoutge-halte moet niet hoger zijn dan 1,5 mS. Sla op zoute grond groeit langzaam en ongelijk, is donkerder van kleur en heeft gewoonlijk meer last van rand. Tenein-de het zoutgehalte zo laag mogelijk te houden moeten de meststoffen in zo gecon-centreerd mogelijke vorm

Tabel 1 — Kalk en p H Grondsoort Diluviaalzand Alluviaal zand Zavel Rivierklei Zeeklei V e n i g e k l e i Koolzure-kalkgehalte % 0,2 0,3 0,4 0,3 0,5

p H 6,0 6,3 6,5 6,5 6,7 5,5

Tabel 2 — Hoeveelheden toi Stikstof N-cijfer laag matig n o r m a a l vrij hoog hoog '. t e dienen meststoffen Kg k a l k a m m o n s a l p e t e r per are 8 - 1 0 6- 8 4- 6 0- 4

Fosfaat P-cijfer laag matig normaal vrij hoog hoog

Kg tripelsuperfosfaat per are 1 0 - 2 0 5 - 1 0 0- 5

Kali K-cijfer laag matig n o r m a a l vrij hoog hoog Kg p a t e n t k a l i per are 4 - 8 0 - 4

M a g n e s i u m Mg-cijfer laag matig n o r m a a l vrij hoog hoog

Kg m a g n e s i u m sulfaat (Kieseriet) per are 4 - 8 0 - 4

gegeven w o r d e n . V O E D I N G S T O E S T A N D In tabel 2 zijn de hoeveelhe-den meststoffen opgegeven die moeten worden toege-diend, afhankelijk van de voedingstoestand van de grond.

Vaak wordt w a t meer kali gegeven dan in het schema staat aangegeven. Achter de slateelt komt namelijk vaak w e e r een tomatenteelt. Om hiervoor het kaliniveau eni-germate op peil te brengen, w o r d t voor de sla al vast w a t meerkaligegeven.

Stikstofgebrek in sla geeft een verminderde groei en een egaal lichtgroene kleur van het gewas. Overbe-mesten met kalksalpeter (1 gram per liter) is de reme-die. Naspoelen met schoon water.

Fosfaatgebrek geeft even-eens verminderde groei en eendonkerebladkleur. Kaligebrek w o r d t nagenoeg niet aangetroffen.

Magnesiumgebrek geeft een grovechlorose in de ou-derebladeren.

Mangaangebrek komt prak-tisch niet voor. Mangaan-overmaat kan voorkomen na stomen en vooral bij lage pH. Extra bekalking kan ver-beteringgeven.

FYSISCHE

B O D E M O M S T A N D I G -H E D E N

Op lichte g ronden is de groei vaak sneller en weelderiger dan op zware gronden. Bij een weelderige groei is de terugslag die kan optreden onder invloed van ongunsti-ge bodemomstandigheden sterker dan op de zware gronden. Op lichte gronden spoelen voedingsstoffen ge-makkelijkeruit dan op zware gronden (bijmesten N).

GLAZIGHEID

In Nbord-Brabant w e r d e n gunstige ervaringen opge-daan met het toedienen van extra stikstof ter voorko-ming van glazigheid. In het algemeen zal men per 100 m2 ongeveer 7 kg

kalkam-monsalpeter extra kunnen geven.

(12)

HOOFDSTUK 7

Planten, plantafstanden

en teeltduur

Na de hoofdteelt w o r d t de grond dikwijls gestoomd of chemisch ontsmet. Na een ontsmetting met methylbro-mide is spoelen bijzonder belangrijk. Door afhankelijk van de grondsoort 6 tot 8 uur te spoelen (350-450 m m water) kan het broomgehal-te in d e g r o n d zover verlaagd w o r d e n , dat de sla die op die grond groeit aan de w e t t e l i j -ke eisen kan voldoen. Zoals bekend mag sla niet meer dan 50 ppm broom

be-PLANTEN

De meeste slaplanten w o r -den machinaal met een zgn. plantwagen gepoot. Deze — door een elektromotor aan-gedreven — wagen drukt de grond aan en maakt tevens de plantgaten. De planters zetten de planten in de ge-maakte gaten. Om een goe-de weggroei te krijgen is het noodzakelijk direct na het planten de sla aan te gieten. Bij scherp zonnig weer dient het aangieten te w o r d e n

In proeven is eveneens ge-bleken, dat nauwer planten vooral de graterigheid be-vordert. De hoeveelheid geel blad en de arbeidsbehoefte nemen eveneens toe.

Vanuit kwaliteitsoogpunt moet dus een ruime plant-afstand worden aangehou-den. Bij nauwer planten neemt — tot zekere hoogte — de kg-opbrengst per m2

echter toe. Vanuit dit punt gezien zou men juist zo nauw mogelijk moeten

plan-een prijsniveau van 25 à 3 0 cent moet er een verschil van minimaal 2 cent per gewichtsklasse zijn om bij ruimer planten (bij voor-beeld 15 p l a n t e n / m2 i.p.v.

18 p l a n t e n / m2) hetzelfde

netto overschot te behalen. Bij een prijsniveau van on-geveer 4 0 cent moet dit verschil per gewichtsklasse 4 à 5centbedragen.

Bij bovenstaande bereke-ningen is geen rekening ge-houden met eventuele

kwa-Tegenwoordig wordende meeste slaplanten meteen plantwagen gepoot

vatten. Spoelen is ontzet-tend belangrijk, omdat door te hoge residucijfers onze exportpositie in gevaar kan komen.

Na het uitspoelen moet de grond weer de kans krijgen om uit te zakken. Vlak voor het planten wordt meestal nog een lichte grondbewer-king toegepast, om de kunst-mest oppervlakkig in te fre-zen. De kunstmest kan ook gedurende het laatste half uur van het uitspoelen door de regenleiding w o r d e n gegeven. De kunstmest ver-deelt zich dan goed door de bovengrond.

herhaald. De hoeveelheid water die gegeven w o r d t en het aantal keren dat w o r d t geregend is sterk afhanke-lijk van de grondsoort.

RELATIE

P L A N T A F S T A N D EN KROPGEWICHT

Een belangrijke factor om een kwalitatief goed produkt te krijgen is het kiezen van de juiste plantafstand. Uit de diverse plantaf standenproe-ven isduidelijkgebleken, dat het kropgewicht lager w o r d t bij meer planten per m2. Het

kropgewicht kan bij erg veel planten per m2 zelfs zo laag

w o r d e n , dat een gedeelte van de kroppen het m i n i -mum exportgewicht niet haalt.

Deze wijze van planten komen we nu nietmeer tegen

ten.

Uit de diverse plantaf stan-denproeven in de herfst en winter is gebleken, dat 1 plant minder per m2 een

gewichtsverlaging gaf van o n -geveer 0,7 k g / 1 0 0 stuks. Om een gewichtstoename te krijgen van één klasse, bij voorbeeld van 1 5 / 1 6 kg naar 1 7 / 1 8 kg, moet de sla dus 2 k g / 1 0 0 stuks zwaar-der zijn. Dit is te realiseren door 3 planten per m2 m i n

-der uit te planten. Of het ren-dabel is om ruimer te plan-ten is afhankelijk van de veilingprijs van de

verschil-lende gewichtsklassen. Bij

liteitsverliezen van sla bij n a u w p l a n t e n .

In hetalgemeen i s e r b i j ruim planten w a t meer speel-ruimte. De sla kan langer w o r d e n bewaard (om

hoge-re prijzen af te wachten) en er kan zwaardere sla w o r -den geteeld. Bovendien zijn er bij zwaardere sla minder problemen met residu.

P L A N T D I C H T H E I D IN DE V E R S C H I L L E N D E TEELTPERIODEN

Voor de diverse teeltwijzen kan een globale plant-dichtheid w o r d e n aangege-ven. Kleine verschillen kun-nen echter w o r d e n veroor-zaakt door de rassenkeuze, de grondsoort en de t e e l t w i j -ze.

(13)

In de herfstteelt (oogst no-vember en december) w o r d t in het algemeen in verband met de concurrentie van de vollegrondssla, ruim geplant namelijk 1 6 - 1 7 planten per m2. In de winterteelt (oogst

na half januari en februari) wordt w a t nauwer geplant, meestal 18 - 20 planten per m2. In de voorjaarsteelt

(oogst maart en april) w o r d t vrij nauw geplant: 2 0 - 24 planten per m2. En in de

zo-merteelt (oogst juni t / m au-gustus) w o r d t weer w a t rui-mer geplant in verband met het eventueel optreden van bodemschimmels. M e n plant dan 20-22 planten per m2.

In de vroege herfstteelt

Het kropgewicht wordt la-ger bij meer planten per m2

(26planten/m2)

(oogst september en okto-ber) varieert het aantal plan-ten zeer sterk met de ras-senkeuze. Bij een compact

14 planten/m2

groeiend ras worden 19 planten per m2 geplant; bij

een ruim groeiend ras 16 planten p e r m2.

TEELTDUUR

H e t m o m e n t v a n planten

be-paald voor het grootste ge-deelte de teeltduur. Daar-naast hebben het tempera-tuurniveau tijdens de teelt, de plantgrootte, het kropge-w i c h t bij de oogst en de ras-senkeuze hierop hun in-vloed.

In de tabel w o r d t een over-zichtgegeven van de gemid-delde teeltduur in de ver-schillende tijden van het jaar. Deze gegevens zijn afkomstig van de LEI-over-zichten en gemiddeld over de jaren 1971 t / m 1975. Wanneer men bij voorbeeld plant op 30oktober (horizon-tale as) dan kan men oog-sten na ongeveer 9 0 dagen (verticale as). Dit is dan op 3 0 j a n u a r i .

Het uitplanten van een grote plant geeft in de winterperiode een flinke verkorting van de teeltduur

Sla

Schema van plant- en oogsttijden bij sla ' (LEI-gegevens van 1971 t / m 1975)

18/1 3 0 / 11 1^2 2 ^ 2 30/2 7/3 3 - oogsttiidstip 5/4 10/4 15/4 f 20/8 10/9 30/9 20/10 10/11 30/11 20/12 10/1 30/1 20/2 10/3 30/3 20/4 S 30/8 20/9 10/10 30/10 20/11 10/12 30/12 20/1 10/2 30/2 20/3 10/4 30'4 plantdata

(14)

H O O F D S T U K 8

Sla en kas klimaat

In een plant spelen zich vele levensprocessen af. Het be-langrijkste proces is de foto-synthese, waarbij de plant door middel van de levende bladgroenkorrels uit C 02 en

water koolhydraten vormt. Bij dit proces spelen licht en w a r m t e een zeer belangrijke rol.

Elk van de genoemde fakto-ren kan in het m i n i m u m zijn en zodoende de fotosynthe-se beperken.

De faktoren licht, tempera-tuur, C 02 en w a t e r zullen

w o r d e n besproken.

gelen. Hoe nauwer de plant-afstand, hoe eerder de planten elkaar zullen be-schaduwen. Dit zal dan lei-den tot een snellere verge-ling.

De enige mogelijkheid om zo optimaal mogelijk van het licht te profiteren is te zor-gen voor schoon glas. Daar-om moet het glas voor de aanvang van de teelt goed schoon w o r d e n gespoten.

T E M P E R A T U U R

De temperatuur heeft veel invloed op de planten, omdat

gewas sla w o r d t de b i n n e n -gestraalde energie voor een groot deel gebruikt voor de verdamping van water, al-thans als de planten vol-doende w a t e r kunnen opne-men. Dit betekent dat de luchttemperatuur minder snel en minder hoog oploopt, dan in een lege kas.

Ventileren

Met ventileren beïnvloeden w e de temperatuur en de

luchtvochtigheid, t e r w i j l bo-vendien de mogelijkheid om CO 2 te doseren mede

af-hankelijk luchten ontstaan. Bij dit systeem w o r d t de ma-te van luchma-ten bepaald door de hoeveelheid licht. Bij w e i n i g licht zal veel w o r d e n gelucht en bij veel licht w o r d t w e i n i g gelucht. W a n -neer sterk lichtafhankelijk w o r d t geteeld, biedt dit rui-me mogelijkheden voor C 02

dosering, omdat het toedie-nen van C 02 vooral bij veel

lichtzinvol is.

Bij veel w i n d w o r d t — om de verdamping te r e m m e n — eveneens w e i n i g gelucht. Bij regen moeten de luchtra-men geheel of grotendeels w o r d e n gesloten om inrege-nen te voorkomen. Daarom is bij de teelt van sla een re-genmelder zeer gewenst.

Verwarming

Bij d es l a t ee l t z al e r o m twee

Bij weinig lichten een hoge temperatuur ontstaan grateri-ge kroppen

LICHT

Licht is een faktor die bij de teelt van sla — economisch — niet rendabel is te beïnvloeden. Sla moet in de w i n -ter onder lichtarme omstan-dighedengroeien. Bij w e i n i g licht en hoge temperaturen, ontstaan langgerekte, dun-ne bladeren. De bladkleur is lichter dan bij veel licht. Naarmate het gewas sla groter wordt, vangen de planten meer licht. A l s de planten echter groter w o r -den gaan de bladeren elkaar steeds meer beschaduwen. Vooral de onderste bladeren ontvangen — met name — i n d e w i n t e r a l s n e l te w e i n i g licht waardoor ze snel

ver-de groeiprocessen er door w o r d e n beïnvloed. Bij w e i

-nig licht en een hoge tempe-ratuur ontstaan langgerekte bladeren (graterig) die dun en slap zijn. De groeisnel-heid ligt bij een hoge tempe-ratuur w e l duidelijk hoger dan bij ,een lage tempera-tuur. Bij veel licht en een lage temperatuur (koude kassen in het voorjaar) ont-staat een gewas met korte, brede bladeren die dik en stug zijn.

De zon is de belangrijkste w a r m t e b r o n . In een lege kas met een droge grondoppervlakte w o r d t bijna alle b i n

-nengestraalde energie in voelbare w a r m t e omgezet. De kasluchttemperatuur en de grondtemperatuur kun-nen dan sterk oplopen. In een kas met een volgroeid

Een thermohygrograaf is in feite een onmisbare hulp bij de regeling van het kasklimaat

hangt van de mate w a a r i n wordtgelucht. Welke tempe-ratuur het beste is, hangt af van de beschikbare hoeveel-heid licht, van het stadium w a a r i n de sla verkeert en van hetgeteelde ras. Opzon-nige dagen mag bij een jong gewas de temperatuur veel hoger oplopen, dan bij w e i -nig licht en een bijna vol-groeid gewas. In het voor-j a a r k u n n e n v e e l hogeretem-peraturen w o r d e n aangehou-den dan in de herfst.

Zoals reeds opgemerkt speelt de faktor licht de be-langrijkste rol bij de groei, omdat deze meestal de be-perkende faktor is. Daarom is het systeem van

lichtaf-redenen w o r d e n gestookt nl. om een te lage temperatuur te voorkomen en om de sla te aktiveren.

In de nacht w o r d t meestal een m i n i m u m temperatuur aangehouden tussen 5 en 7 °C (afhankelijk van de ras-senkeuzeen seizoen). Bene-den deze temperatuur zal veelal w o r d e n gestookt. De m i n i m u m dagtemperatuur ligt meestal op ongeveer 13-15 °C. Het stoken kan gebeuren met een w a r m e -lucht- of een buisverwarming. Bij een w a r m e l u c h t -verwarming is de horizonta-le temperatuurverdeling in de kas ongelijk, vooral bij geopende luchtramen. A a n -gezien het werkelijke vochtgehalte van de kas-lucht op de diverse plaat-sen w e i n i g verschilt,

(15)

O

o

len er aanmerkelijke ver-schillen in de relatieve luchtvochtigheid optreden. Bij een buisverwarming is de capaciteit meestal te groot voor de teelt van sla. Voor een goede regeling van het klimaat is het

gun-stig als een gedeelte van de verwarmingsbuizen (vooral de laagliggende buizen) kan w o r d e n afgesloten. Deze laag liggende v e r w a r m i n g s -buizen kunnen veel plaatse-lijke stralingswarmte geven. Hierdoor kan in een periode w a a r i n veel moet w o r d e n gestookt gemakkelijk droogrand optreden.

C 02- D O S E R E I M

Bij zeer w e i n i g licht heeft verhoging van het CO2-ge-halte e n / o f verhoging van de temperatuur geen effekt o p d e g r o e i s n e l h e i d . Bij veel

verhoging tot 0,1 à 0 , 1 5 % voldoende is voor een maxi-male groei. Het doseren van CO2 kan gebeuren door gebruik te maken van w a r m e -luchtkachelsofvan rookgas-sen bij buizenverwarming. De produktie van CO2 is altijd gekoppeld aan w a r m t e -produktie (behalve bij ge-bruik van de zeer dure zui-vere C02>- Om zo lang mo-gelijk C 02 te kunnen

dose-ren is het gunstig als de ka-chel zo veel mogelijk op een kleine vlam brandt.

Bij vrij ver geopend ramen kan het doseren beter w o r -den gestaakt, omdat dan nauwelijks verhoging van het CO2 -gehalte mogelijk is.

W A T E R

Tweederde van de b i n n e n -gestraalde energie w o r d t gebruikt voor de

verdam-ping. De verdamping kan op een zonnige dag in het voor-jaar oplopen tot ongeveer 0,5 I water per m2 per uur.

A l s het gewas deze hoeveel-heid water per uur niet kan opnemen, zal er minder w a r m t e in de verdamping gaan zitten. Hierdoor zal minder waterdamp aan de lucht w o r d e n toegevoegd en zal behalve een hogere kastemperatuur ook een ho-gere planttemperatuur ont-staan. De kans op slap gaan van de sla en het optreden van rand isdan nietuitgeslo-ten. Een goede vochtvoor-ziening is daarom e/g be-langrijk.

Bij sla w o r d t v r i j w e l alleen

Glazigheid kan een hardnekki-ge kwaal zijn. Zorg dat u tijdig maatregelen treft

de breedsproeiende regen-leiding gebruikt. Een van de grootste nadelen van de breedsproeiende regenlei-ding is de vaak slechte deling van h e t w a t e r . De ver-deling verschilt vaak 1 0 0 % . De neerslag is meestal het grootst tussen t w e e

regen-leidingen ten gevolge van overlapping. Meestal zijn het steeds dezelfde plaatsen die te veel of te w e i n i g w a t e r krijgen. Vooral bij te w e i n i g water bestaat er, vooral in de vroege herfst — en late voorjaarsteelt, kans op slap gaan van het gewas e n / o f het optreden van rand.

G L A Z I G H E I D

De fysiogene afwijking gla-zigheid bij sla kenmerkt zich door een „doorzichtig z i j n " van scherp begrensde ge-bieden van het blad. De

in-O

o

C 02 doseren heeft vooral zin

bij zonnig weer als de luchtra-men grotendeels zijn gesloten

licht geeft zowel een hogere temperatuur als een verho-ging van het CO2-gehalte een snellere groei. Een ho-gere temperatuur is bij zon-nig weer te bereiken door (licht afhankelijk) w e i n i g te luchten. Onder deze o m -standigheden is het gunstig om het C02-gehalte in de kaslucht op te voeren. Van nature is er 0,03 % C 02

i n d e lucht aanwezig. Uit on-derzoek is-gebleken dat een

De verdeling van het water is erg belangrijk. Loop daarom voor de start de doppen nog eens langs

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij niet-terminale patiënten moet de behandelende arts niet enkel een tweede arts raadplegen, maar ook een derde.. Die derde arts moet een specialist zijn van de aandoening of

De volledige publicatie van de finale resultaten voor de eerste jaarhelft en meer gedetailleerde vooruitzichten voor het boekjaar 2021 zullen worden aangekondigd en toegelicht op

Daarbij heeft Weijtmans formeel slechts met één moederbestek met drie opdracht- gevers te maken, wat voordelen oplevert voor zowel opdrachtgever als

Uit het dagboekonderzoek, dat is gehouden onder 14 jongeren, komt naar voren dat het gemiddelde aantal alcoholreclames dat daadwerkelijk wordt waargenomen door jongeren ligt op 9

Doordat de buitenste cellen beschermd zijn tegen schadelijke uv-straling, heeft de plant minder last van transpiratie in hete omstandigheden!. Er blijft dus genoeg vocht

De stroom die gemeten wordt tussen het aluminiumfolie en aarde kan dus niet veroorzaakt worden door elektronen die door het glas gaan. In figuur 6 is een spoor tussen de elektrode

De uitkomst van de Chi-kwadraattoets is significant (tabel 4) en hierdoor kan met een betrouwbaarheid van 95% worden geconcludeerd dat sprake is van een sta- tistisch

• Mannen minder gevoelig voor verandering in AOW leeftijd:. – Mannen in 1960-64