• No results found

Gebruik topografische kaart verrassend constant

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gebruik topografische kaart verrassend constant"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

w w w .g eo -in fo .n l • V ak bla d v an G eo -In fo rma tie N ed er lan d 20 15 • j aa rg an g 1 2 • N um m er 5

Europese PDOK in wording

Van Gogh ook kartograaf?

Geo in Flow

Geen dag zonder lijn

(2)

1970

1820

1870

1920

Ga op tijdreis door

200 jaar topografie!

Hoe zag Nederland er 50, 100 of zelfs 200 jaar geleden uit? Ervaar het zelf.

(3)

200 jaar Topografie

Update je profiel op de

website door rechtsbovenin

in te loggen. Word nog beter

vindbaar op de website en

zorg dat je voor jou relevante

informatie ontvangt.

Dit themanummer kijkt terug naar 1815, het jaar waarin de voorloper van de

Topografische Dienst is opgericht. Bij Koninklijk Besluit van 18 februari 1815 werd de

afdeling Militaire Verkenningen ingesteld en daar stamt de Topografische Dienst, sinds 2004

onderdeel van het Kadaster, in rechte lijn van af.

In het eerste artikel Geen dag zonder lijn beschrijft oud-directeur Peter Geudeke de

organisatorische ontwikkelingen, te beginnen bij de kartering door Kraijenhoff tot de

samenvoeging van de Topografische Dienst met het Kadaster. Het produceren van militaire

kaarten was als onderdeel van het Ministerie van Defensie de primaire taak. Ron Heeres

belicht de periode na de Tweede Wereldoorlog. In de tijd van de Koude Oorlog lag de

nadruk op voorraden van Nederlandse topografische kaarten en oefenkaarten in de

Noord-Duitse laagvlakte. Later is de aandacht verschoven naar crisisbeheersingsoperaties.

Samen met NAVO-partners wordt gewerkt aan de opbouw van de International Geospatial

Warehouse. Wim Groenendaal en Richard Witmer schetsen de totstandkoming van de

Basisregistratie Topografie (BRT). Niet alleen TOP10NL valt onder de BRT, maar ook de

kleinere schalen tot de schaal 1:1.000.000, evenals de BRT-Achtergrondkaart die we op

PDOK tegenkomen. In de bijdrage: Europese PDOK in wording beschrijven Haico van der

Vegt en Dorus Kruse verschillende Europese initiatieven om de digitale geo-informatie

te standaardiseren. Om de bruikbaarheid en beschikbaarheid van de geo-data van

INSPIRE te verbeteren, is het project European Location Framework gestart. Arnold Bregt

en Dick Eertink kijken naar het gebruik van de topografische kaarten in het verleden en

heden. Ook in de 19e eeuw werd de topografie al gebruikt voor niet-militaire doeleinden.

Over de laatste innovaties en ontwikkelingen schrijven Vincent van Altena en Marc Post.

De automatische generalisatie van TOP10NL naar de schaal 1:50.000 kreeg wereldwijd

aandacht. Het combineren van TOP10NL met de hoogtegegevens uit AHN-2 levert weer

nieuwe producten op als 3D kaart NL en 3D gebouwhoogte NL. In de tijd van de analoge

productie duurde het proces van luchtfoto tot kaart meerdere jaren. Kadaster

Geo-Informatie streeft nu naar een jaarlijkse update. Met de introductie van de Lean-filosofie in

de werkprocessen is de doorlooptijd drastisch gereduceerd. Ben Bruns gaat hier uitgebreid

op in in zijn bijdrage Geo in Flow.

Naast deze artikelenreeks organiseert het Kadaster in het kader van dit 200-jarig jubileum

ook andere activiteiten. Het historisch kartografisch tijdschrift Caert Thresoor besteedt in

diverse artikelen aandacht aan de historische ontwikkelingen op het gebied van topografie

en kartografie. Daarnaast zijn er presentaties bij diverse congressen, onder andere tijdens de

GeoBuzz. Niet onvermeld mag blijven de in september gelanceerde website,

www.topotijdreis.nl, waar u een reis kunt maken door de kaarten die door de Topografische

Dienst en haar voorgangers vanaf 1815 tot heden zijn gemaakt. Zie hiervoor ook de rubriek

Open Kaart. Verder is er n.a.v. dit jubileum een boek verschenen, 200 jaar kaarten maken in

beeld, waarin de geschiedenis van de Topografische Dienst wordt beschreven, aangevuld met

een tweeluik van kaarten, met de kaart van rond 1935 naast de recente kaart.

Verder in dit nummer verslagen van Missing Maps bijeenkomst en van Maptime

Summercamp 2015 op het Geofort. Tenslotte een uitgebreid verslag van de

27e Internationale Kartografische Conferentie (ICC 2015) in Rio de Janeiro, waar Menno Jan

Kraak tot President van de International Cartographic Association (ICA) is gekozen.

|

1

2015-5

|

Geo-Info

Nico Bakker

(4)

Agenda GIN

Colofon

Partners Geo-Informatie Nederland

Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail: gi@geo-info.nl Hoofdredacteur Roelof Keppel Redacteuren

Adri den Boer, Klaas van der Hoek, Rob Kromwijk, Ferjan Ormeling, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch

Bladmanagement

Motivation Office Support bv, Nijkerk

Inzenden kopij

Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.

Advertentie-exploitatie

Motivation Office Support bv Jan van de Vis

Telefoon : (033) 247 3415

E-mail: acquisitie@mos-net.nl of gi@geo-info.nl Advertentietarieven op aanvraag

Vormgeving en druk

VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl

Abonnementen/inlichtingen

Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470

E-mail: administratie@geo-info.nl Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 2015

Persoonlijk lidmaatschap: € 62,- incl. 6% btw. Abonnement op Geo-Info: € 113,- incl. 6% btw. Organisatielidmaatschap: € 250,- incl. 6% btw. Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw).

Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl.

Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.

© 2015. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.

ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online) IBAN: NL55RABO0395278430

1st European Sympsium on Cartography

Datum: 10 t/m 12 november Locatie: Vienna, Austria

Meer informatie: www.eurocarto.org/

Cyclomedia ‘Met het oog op de toekomst’

Datum: 18 november

Locatie: EYE IJpromenade 1, 1031 KT Amsterdam Tijd: 12:00-17:00 uur

Meer informatie:

www.cyclomedia.com/nl/toekomst/

GeoBuzz 2015

Datum: 24 en 25 november

Locatie: Congrescentrum 1931, Den Bosch Meer informatie: www.geobuzz.nl

GIN Werkgroep Geschiedenis van de Kartografie

Datum: 26 november 2015 Onderwerp: Dirk Jansz. van Santen

Locatie: Oude Turfmarkt 129, Amsterdam (Nina van Leerzaal) Tijd: 14.00-17.00 uur

Meer informatie: Peter Quirijnen (sppm.quirijnen@pzh.nl)

Studiedag Management of Massive Point Cloud Data

Datum: 8 december Locatie: TU Delft Tijd: 10.00-17.00 uur

Meer informatie: www.ncgeo.nl

w w w .geo -in fo .nl • V ak bla d v an G eo -In fo rma tie N ed erlan d 20 15 • j aar gan g 1 2 • N umm er 5

Europese PDOK in wording Van Gogh ook kartograaf? Geo in Flow

Geen dag zonder lijn

Thema: 200 jaar Topografie

Foto cover:

Topografische kaart als wegenkaart halverwege de vorige eeuw.

(5)

...en verder

THEMA

10 Militaire Geografische Informatie van

de Koude Oorlog tot heden

18 De Topografische kaart en

Basisregistraties

29 Open Kaart - 200 jaar topografische

kaarten online

30 Gebruik topografische kaart

verrassend constant

34 Recente ontwikkelingen en nieuwe

toepassingen in het topografisch

domein

39 Column VODK -

Ulrike Schild - Kamlah

44

Verslag - Kaarten voor Congo

48 GeoBuzz

52 Verslag - Geo-informatie

bij Poolexpeditie SEES.NL

55 Column Jong Geo - Rob Geldof

56 Verslag - Terugkijken op Maptime

Summercamp 2015

60 Verslag - 27e Internationale

Kartografische Conferentie

66 In Memoriam - J.L.G. Henssen

68 Eredoctoraat Henk Scholten

Vakantiebericht

In dit nummer ...

40

Geo in Flow

46

Van Gogh

ook kartograaf?

24

Europese PDOK

in wording

4

Geen dag

zonder lijn

200 jaar Topografie

THEMA

4 t/m 42

|

3

2015-5

|

Geo-Info

(6)

Een politieke triangulatie

Cornelis Kraijenhoff was een bijzonder man. Van zijn vader, genieofficier in het Staatse leger, leerde hij de praktijk van het landmeten en waterpassen. Voor hem was aanvankelijk geen militaire carrière weggelegd, hij wordt arts in Amsterdam. Het zijn rumoerige tijden. Zijn patriottische gezindheid leidt in 1795 tot een keerpunt met een benoeming tot commandant van de garde van Amsterdam en zijn inlijving in het Corps Ingenieurs. Door zijn kennis en ervaring in karteringszaken wordt hij in 1798 betrokken bij de plannen voor een nieuwe kaart van ons land.

Het nieuwe bewind van 1795 was erop gebrand de nieuwe bestuurlijke indeling van het grond-gebied af te beelden op een Groote Kaart van de Bataafsche Republiek. Een kaart voor politieke propaganda! Het Uitvoerend Comité gaf op 10 oktober 1798 aan Kraijenhoff de opdracht zo’n kaart te maken. Het lukte hem niet om het beschikbare kaartmateriaal samen te voegen. Daarvoor was een betrouwbare meetkundige grondslag nodig. Kraijenhoff startte met de uitvoering van een driehoeksmeting in Holland met behulp van een sextant en met succes weet hij daarna uit bestaand kaartmateriaal twee kaartbladen samen te stellen. Van Swinden, lid van het Comité, maar als wiskundige eerder

betrok-ken geweest bij de berebetrok-keningen van de Franse driehoeksmeting van Mechain en Delambre, is vol lof. Toch had hij liever gezien dat de kans was aan-gegrepen om een soortgelijke, wetenschappelijk verantwoorde driehoeksmeting uit te voeren en zo de Bataafsche Republiek in de vaart der volken mee op te stuwen. Kraijenhoff doet bij het Comité een beroep op het hoog houden van de nationale eer en krijgt de opdracht om een syste-matische driehoeksmeting uit te voeren. Een grote

repetitiecirkel van Borda wordt bij Lenoir in Parijs

besteld en in 1801 begint hij met de metingen die in 1811 worden voltooid. De driehoeksmeting van Kraijenhoff heeft tot 1932 als grondslag gediend voor de Nederlandse topografische kaarten. Door de grote inspanningen voor de driehoeks-meting leek de vervaardiging van de kaart wat op de achtergrond te zijn geschoven. Ook waren er grote hiaten in de topografische informatie van Groningen, Drenthe en de Veluwe, die alleen door nieuwe terreinopnemingen opgevuld konden worden. Het eerste blad van de Choro-Topogra-phische kaart der Noordelijke Provinciën van het Koningrijk der Nederlanden, op de schaal 1:115.200, verscheen in 1810. De gehele serie van negen bla-den werd pas voltooid in 1823 (fig.2). Het grootste manco van deze kaart was het gebruik van zwaar verouderd bronmateriaal.

Een wandmozaïek met het motto

‘Nulla dies sine linea’ sierde vanaf

1965 het centrale trappenhuis van

de Topografische Dienst aan de

Westvest te Delft (fig.1). Na 1984

werd het mozaïek geplaatst in het

gebouw te Emmen. ‘Nulla dies sine

linea’ betekent ‘geen dag zonder

lijn’. Zeer toepasselijk voor een

bedrijf waar dagelijks vele lijnen

getrokken worden. In vroeger

tijden was deze spreuk al het

devies van de Dienst der Militaire

Verkenningen. Door dagelijks vele

lijnen te trekken is vanaf 1800 ons

land in kaart gebracht. Toen was

het nog een leeg land, met grote

delen woest en onbegaanbaar.

De ontginning van de grote

zand- en heidegebieden moest

nog beginnen, de loop van de

rivieren was nog grillig, wegen

waren er weinig en van slechte

kwaliteit. Het land telde 2 miljoen

inwoners. Toch komt in die jaren

een nationale aanpak van de

topografische kartering tot stand.

Door drs. P.W. Geudeke

Geen dag zonder lijn

200 jaar topografische kartering

Figuur 1 - Wandmozaïek.

200 jaar Topografie

(7)

|

5

2015-5

|

Geo-Info

THEMA

Terreinverkenningen

Wie voerden nu in feite de terreinverkenningen en het graveerwerk voor de kaart uit? In 1806 werd door koning Lodewijk Napoleon een belangrijke instantie in het leven geroepen: een depot voor de archieven van oorlog en marine, naar Frans voorbeeld. Kraijenhoff werd direc-teur van dit depot, in 1809 opgevolgd door zijn neef M.J. de Man. Dit depot had als taak het verzamelen van kaarten, verkenningen en beschrijvingen, geodetische en astronomische waarnemingen, waterpassingen en het ver-vaardigen van kaarten. Tot het depot behoorde een Topographisch Bureau, dat speciaal belast was met de bewaring van kaarten van het Rijk en de vervaardiging van de ‘grote kaart’. Er werkte een aantal tekenaars, graveurs en een drukker. Kraijenhoff kreeg de beschikking over een brigade van zeven geographische

ingeni-eurs, genieofficieren, die terreinverkenningen

uitvoerden en assisteerden bij de driehoeksme-ting (fig.3). In een gedrukte instructie uit 1808 zijn de taken van deze officieren beschreven. In 1810-1811 werd het archief overgebracht naar Parijs en hield het Topographisch Bureau op te

bestaan. De ingenieurs werden ingelijfd in het Franse geniecorps.

In 1814 volgt de heroprichting van het Depot-Generaal van Oorlog met opnieuw een Topographisch Bureau. Dit bureau wordt in 1815 gereorganiseerd en gesplitst in twee afdelingen. De Eerste Afdeling onder leiding van De Man, kreeg als taak het uitvoeren van triangulaties, topografische opnemingen, waterpassingen en de vervaardiging van mili-taire kaarten. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd door genieofficieren, de eerder genoemde geografische ingenieurs. De naam Eerste Afdeling raakte snel in onbruik en sprak men weer over het Topographisch Bureau. Genieofficieren zoals Huegenin voerden in grote delen van het land detailterreinverken-ningen uit, voornamelijk in het noorden, bedoeld voor de ‘grote kaart’. De Tweede

Afdeling was bedoeld als oefenplaats voor

officieren van de Kwartiermeester-Generaal om door snelle verkenningen zoveel moge-lijk kennis van het terrein op te doen. Deze Afdeling kreeg de opdracht om het zuidelijk grensgebied in kaart te brengen, wordt in 1816 in Mons gevestigd en twee jaar later naar Gent overgebracht. Vanaf 1817 kwam deze afde-ling onder de bekwame leiding van J.E. van Gorkum en werd al spoedig bekend onder de naam Militaire Verkenningen. Van Gorkum heeft zeer sterk zijn stempel gedrukt op de ontwik-keling van dit dienstvak tot een volwaardige karteringsorganisatie. Bij de Militaire Verken-ningen werden de eerste stappen gezet op het gebied van de lithografie door de overname van de particuliere steendrukkerij Paulmier. Zo waren er in deze periode twee karteringsorganisaties naast elkaar werkzaam! In 1828 komt hieraan een einde met de ont-manteling van het Topographisch Bureau.

Jaren later keert de naam Topographisch Bureau weer terug. De steendrukkerij van de Militaire Verkenningen werd in 1836 officieel onder het Departement van Oorlog gesteld en in 1841 overgebracht naar Den Haag. In 1848 werd deze drukkerij onder de naam Topographisch Bureau een zelfstandig onderdeel van het Departement van Oorlog met als taak het reproduceren van kaarten. De gelegenheid om de Militaire Verken-ningen en het Topographisch Bureau samen te voegen werd niet aangegrepen. Verkenningen en reproductie gaan een eigen weg met alle vervelende gevolgen die dat jaren later zou opleveren. Pas in 1932 komen zij in de Topografi-sche Dienst weer bij elkaar.

Op weg naar de stafkaart

De officieren van de Militaire Verkenningen, gestationeerd bij het veldleger in Noord-Brabant, begonnen in 1834 op eigen houtje, zonder formele opdracht en zonder toelage, terrein-opnemingen te doen. Zij toonden het resultaat aan Prins Willem in zijn hoofdkwartier te Tilburg die daarmee zeer ingenomen was. Hij laat de chef van de Generale Staf opdracht geven om het werk voort te zetten. In 1839 gaf de koning formeel toestemming voor deze opneming. Later worden de verkenningen uitgebreid tot het hele land. De hoogste leger-opleiding bleek niet gemakkelijk te overtuigen van de noodzaak van een gedrukte kaartserie voor het gehele land. Enkele handgetekende kopieën en dan alleen nog maar van de grensgebieden leken voldoende. Gelukkig werd een groot voorstander van een gedrukte kaart, Forstner van Dambenoy, directeur van de militaire steendrukkerij, in 1852 Minister van Oorlog. Door zijn toedoen is het gekomen tot de uitgave van de Topographische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden op de schaal 1:50.000, bekend als ‘stafkaart’.

Figuur 2a - Driehoeksnet van Kraijenhoff met bladindeling (fragment). Figuur 2b - Kaart van Kraijenhoff (fragment).

(8)

De primaire driehoeksmeting van Kraijenhoff vormde de meetkundige grondslag voor deze kartering. Bij het begin van de verkennings-werkzaamheden in Noord-Brabant in 1836 is tevens een aanvang gemaakt met de verdich-ting van dit driehoeksnet. Bij de meverdich-tingen werd gebruik gemaakt van de repetitiecirkel van

Borda en de Engelse zaksextant en later ook een

gewijzigde theodoliet van Becker. Uitgangspunt voor de terreinopname vormde de kadastrale opmeting die in 1832 gereed kwam. Voordat de terreinwerkzaamheden begonnen maakte de officier-verkenner verkleiningen 1:25.000 van de kadastrale plans. Deze werden zorgvuldig langs de gemeentegrenzen uitgesneden en op kartons vastgelijmd. De kartons werden als

veldminuten door de verkenner in het terrein

aangevuld met ontbrekende topografie (fig.4). De verkenner had de veldminuut op een plankje gespannen bij zich. De ontbrekende topografische details konden aan de hand van het kadasterbeeld meestal gemakkelijk op de juiste plaats in potlood worden ingete-kend. Waar nodig maakte men gebruik van eenvoudige landmeetkundige instrumenten. In de eerste jaren waren dit planchetten en

vizierlinealen, later ging men de handzame sextant-transporteur gebruiken. Afstanden

werden uitgepast of sporadisch met de meet-ketting gemeten. Met de nivelleerboussole mat men zowel verticale als horizontale hoeken, de laatste ten opzichte van het magnetische noorden. Voor deze hoogtemeting ging men uit van de bestaande verkenmerken langs

wegen, kanalen en rivieren. De namiddag werd besteed om het opgenomen terrein-gedeelte te inkten en te kleuren. Het was een uitdrukkelijke eis dat het veldwerk nog op dezelfde dag werd afgewerkt.

Uit de veldminuten werden in de winter-periode de nettekeningen 1:50.000 samen-gesteld door het kaartbeeld handmatig te reduceren. Deze nettekeningen vormden het uitgangspunt voor de steengravure. De totale gravure van een blad vergde twee jaar. Van de gegraveerde steen werd gedrukt op de steendrukpers. Deze arbeidsintensieve en dure methode kon door de ontwikkeling van de fotografie sterk worden verbeterd. In 1863

slaagde men erin tekeningen fotografisch op steen te brengen.

Vanaf het begin diende de militaire stafkaart een civiel belang. De kaart deed dienst als basis voor de waterstaatskaart en de geologi-sche kaart. Ook werden kaartbladen aan het publiek ter beschikking gesteld (fig.5). Bij deze kaartserie voegden zich in het laatste kwart van de 19e eeuw nog de kaartseries 1:25.000 en 1:200.000, waarmee de hele reeks topogra-fische producten beschikbaar was.

Een nieuwe organisatie

De gedeelde verantwoordelijkheid voor het kaartvervaardigingsproces tussen de Militaire Verkenningen en het Topografisch Bureau (vanaf 1868 Topographische Inrichting geheten) heeft tot veel problemen geleid. Door veel werk voor het Ministerie van Oorlog en andere departe-menten liep de Topographische Inrichting grote achterstanden op in de bijhouding van de topo-grafische kaartseries. Deze ongewenste situatie heeft uiteindelijk geleid tot een ingrijpende reorganisatie. De Minister van Oorlog liet in 1926 een commissie onderzoek doen naar de werking van de Topographische Inrichting. Het advies van deze commissie leidde tot veel overleg en discussie onder meer over het gebruik van de fotogrammetrie. Uiteindelijk besloot de minister in 1930 om de Militaire Verkenningen en de Topographische Inrichting samen te voegen, de kaarten 1:25.000 en 1:50.000 zo snel moge-lijk via fotolithografie te vervaardigen en de fotogrammetrie als werkmethode toe te passen. Bij Koninklijk Besluit van 1932 werd de organisatie van de nieuwe Topografische Dienst vastgesteld. Van Hengel, oud-kapitein ter zee en raadadvi-seur, werd waarnemend directeur. De dienst

Figuur 4 - Veldminuut 1:25.000 (fragment).

Figuur 5 - Topographische en militaire kaart 1:50.000 (fragment).

200 jaar Topografie

(9)

|

7

2015-5

|

Geo-Info

werd gevestigd in het gebouw aan de Prinses-segracht in Den Haag waar de Topographische Inrichting al sinds 1918 was neergestreken (fig.6). De topografische kartering geschiedde voortaan op basis van luchtfoto’s. Daarvoor moeten de luchtfoto’s eerst tot een betrouwbaar geheel worden samengevoegd door middel van de fotogrammetrie. Belangrijke instrumenten hiervoor waren de radiaaltriangulator voor de aerotriangulatie, het

ontschrankingsap-paraat voor het onthoeken van de foto’s en

het stereokarteerinstrument voor kartering van heuvelgebieden.

De terreinverkenning op basis van luchtfoto’s werd overgenomen door burger-topografen die binnen het bedrijf een opleiding kregen. Voorafgaande aan het veldwerk wordt de bebouwing stereoscopisch uitgelezen en ingetekend. Buiten worden de overige details met een naald ingegraveerd (en met schoen-smeer zichtbaar gemaakt) met grote aandacht voor de classificatie van wegen en waterlopen, begroeiing, kilometerpalen, duikers, handwijzers, ed. Voltooide foto’s worden opgestuurd naar het bedrijf om te dienen als model voor het uitvoeren van de basiskartering.

Bij de kaartproductie ging men over van de steen gravure naar de fotolithografie en offsetdruk.

Deze karteringsmethode heeft dienst gedaan tot de jaren ‘90 van de vorige eeuw.

De nieuw ingezette ontwikkeling kwam met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog tot een abrupt einde. De Duitse bezetter nam de Topo-grafische Dienst al snel in handen. Waar nemend directeur van Hengel werd in september 1940 ontslagen en een Duits officier, Hauptmann Feige werd met de leiding belast. Het personeel bracht veel belangrijk materiaal in veiligheid om na de oorlog weer verder te kunnen gaan. In 1943 dwongen de Duitsers de dienst te verhuizen naar Utrecht. Het heen en weer reizen van het per-soneel tussen Den Haag en Utrecht werd na de spoorwegstaking in september 1944 onmogelijk waarmee het werk volledig kwam stil te liggen. Op 12 september 1945 werd de Dienst in Utrecht weer in bedrijf gesteld. Veel verborgen materiaal kon worden opgediept, maar er bleken ook belangrijke stukken, zoals alle rasters en astralons van verschillende bladen, door de bezetter te zijn meegenomen of vernietigd. In 1947 besloot de Minister de Topografische Dienst naar Delft te verplaatsen.

Naoorlogse ontwikkelingen De oprichting van de NAVO had grote gevolgen voor de specificaties en de productie van topografische kaarten. Belangrijk werd het gebruik van een wereldwijd coördinatensys-teem, gebaseerd op de Universele Transversale Mercatorprojectie (UTM). In NAVO-verband werd besloten het UTM-coördinatensysteem op de topografische kaarten 1:25.000 en 1:50.000 aan te brengen. Daar de Nederlandse kaarten nog gebaseerd waren op de zgn. Bonneprojec-tie, moesten ze in korte tijd worden aangepast aan het nieuwe projectiesysteem. In 1951 was deze inspanning gereed en de kaarten 1:25.000 en 1:50.000 verschenen van nu af aan in 2 edi-ties: één met UTM-net voor de militairen en één met het RD-net voor andere gebruikers. Ook verschenen enkele nieuwe kaartseries gebaseerd op de militaire behoeften. In de jaren 50 werd éénmalig de kaartserie 1:100.000 geproduceerd. Een andere belangrijke serie voor militair gebruik werd de kaartserie 1:250.000, aanvankelijk samengesteld uit de kaartserie 1:200.000, later uit de kaartbladen 1:50.000. Deze serie was volledig afgestemd op NAVO-specificaties.

In de oorlogsjaren was ook de discussie over het vervaardigen van een kaart 1:10.000 op gang gekomen. In 1951 kwam er toestem-ming om zo’n kaartserie te gaan vervaardigen. De basis-tekenstukken 1:16.666, in potlood getekend, werden in inkt gecalqueerd en vervolgens na fotografische vergroting - in grijs - gedrukt. Later werd de nieuwe, gegraveerde basiskaart 1:12.5000 uitgangspunt voor deze kaartserie 1:10.000 (fig.6)

Zo is allengs de complete schaalserie topografi-sche kaarten gerealiseerd. Naast deze standaard kaartseries zijn talloze speciale producten gemaakt zoals militaire stadsplattegronden, kaarten van militaire oefenterreinen, recreatie-kaarten en kaartbladen van de Wetenschap-pelijk Atlas van Nederland.

Eind jaren zestig manifesteerde zich een ernstig probleem als gevolg van de plaatsing van de dienst bij het Ministerie van Defensie. Tot dan was de voorziening in de civiele kaartbehoefte zonder problemen verlopen. Civiele kaartseries waren als bijproduct van de militaire kaartseries relatief goedkoop te produceren. Veranderende militaire inzichten leidden in 1966 tot de ophef-fing van de militaire kaartserie 1:25.000. Door de Minister van Defensie werd een commissie inge-steld om na te gaan of de kaart 1:25.000 voor de civiele gebruikers nog nodig was en zo ja, wie de kosten van deze kaart ging betalen. Deze com-missie was van mening dat de kaart beslist

Figuur 6 - Gebouw Topographische Dienst in de jaren 30.

(10)

noodzakelijk was en dat de Topografische Dienst deze moest maken. Over de betaling heeft men vele jaren gepraat, terwijl de productie gelukkig gewoon door ging. In 1989 werd een accepta-bele oplossing gevonden.

In het kader van de spreiding van rijksdiensten kondigde de regering in maart 1974 aan de Topografische Dienst te willen verplaatsen naar Emmen. Na veel besprekingen en protesten werd dit in 1976 in de Tweede Kamer definitief bekrachtigd. In 1984 kwam een nieuw gebouw beschikbaar en kon de dienst verhuizen. Deze gebeurtenis heeft een grote invloed gehad op het bedrijf. Jaren van onzekerheid leidde tot terugloop van het personeelsbestand en een ernstige terugslag in de productie. Naast de nadelen waren ook voordelen aan deze verplaatsing verbonden: veel nieuw en jong personeel trad in dienst, een modern-geoutilleerde huisvesting kwam beschikbaar en het machinepark werd sterk vernieuwd. De militaire productie nam toe door het aanvaarden van grote drukopdrach-ten voor NAVO-partners. De civiele verkoop bleek een stijgende lijn te vertonen door de groeiende vraag naar repromaterialen voor professionele gebruikers. Samenwerking met enkele grote uitgevers resulteerde in het op de markt brengen van topografische atlassen en luchtfoto-atlassen.

Intussen waren ook de eerste stappen gezet op het gebied van automatisering van het productieproces. Computer en plotter deden hun intrede, aanvankelijk voor berekeningen en voor het graveren van ruitennetten en kaderlijnen. Voor de specifieke kartografische behoeften moest aanvankelijk veel program-matuur in eigen huis worden ontwikkeld.

Goede ervaringen konden worden opgedaan met de opdracht van de Koninklijke Lucht-macht (1978) om een digitaal terreinmodel van Nederland samen te stellen. Na voltooiing van dit project werd alle aandacht gericht op het ontwikkelen van digitale methoden voor de standaardkaartseries. Na het digitaliseren van enkele eenvoudige kaarten zoals de gemeen-tenkaart kon in 1981 een begin worden gemaakt met de digitale productie van de kaartseries 1:250.000 en 1:50.000.

Einde van een tijdperk

Ondanks alle veranderingen in de maatschappij en de verhoogde aandacht voor de geo-informa-tievoorziening bleef het Ministerie van Defensie haar greep op de nationale kartering handhaven. Vanaf 1990 ging er wel iets veranderen. Delen van de overheid werden geprivatiseerd, andere werden verzelfstandigd of kregen te maken met een vorm van contractmanagement. Dit gold ook voor de Topografische Dienst. In 1990 werd een eerste managementcontract met de Bevelhebber der Landstrijdkrachten afgesloten. Deze gedeel-telijke verzelfstandiging en het landelijk overleg inzake de nationale geo-informatiestructuur schiepen nieuwe kansen om de Topografische Dienst te doen uitgroeien tot de leverancier van een nationale geo-database. Er werd een meerjarenplan opgesteld om binnen zeven jaar het gehele basisbestand (voorheen de kaartserie 1:10.000) als vectordatabase beschikbaar te heb-ben. In 1997 kwam dit bestand gereed.

Het einde van de 20e eeuw betekende het einde

van een tijdperk. De sterk gegroeide behoefte aan geo-informatie leidde tot het besluit om de Topografische Dienst los te maken van het Ministerie van Defensie. De productie was tot dat

moment feitelijk overgeleverd aan de ‘willekeur’ van de militaire bewindvoerder. De maatschap-pij vroeg om een sterkere verankering van de geo-informatie.

Om geheel zelfstandig voort te gaan bleek niet haalbaar. Voor verdere modernisering en inbed-ding in de nationale geo-informatie infrastruc-tuur was een sterke partner nodig. Deze werd gevonden in het Kadaster. Deze grote instelling, reeds eerder verzelfstandigd en ingebed in een wettelijk kader, beschikte over ruime ICT-kennis en had ook al de Rijksdriehoeksmeting en de Grootschalige basiskaart van Nederland in haar takenpakket. In 2004 kwam de samenvoeging tot stand. De identiteit van het voorheen militaire bedrijf is in deze fusie verloren gegaan. De Topo-grafische Dienst is thans volledig geïntegreerd in de organisatie van het Kadaster.

Literatuur

• P.W.Geudeke, De Topografische Dienst: een nationaal geo-grafisch instituut?, Kartogeo-grafisch Tijdschrift, 1990, p.17-22. • J.A.van der Linden, Topographische en militaire kaart van

het Koningrijk der Nederlanden, Fibula-van Dishoeck, Bus-sum, 1973.

• Meetkunstige Beschrijving van het Koningrijk der Nederlan-den, ’s-Gravenhage 1861.

• Wilfried Uitterhoeve, Cornelis Kraijenhoff 1758-1840. Een loop-baan onder vijf regeervormen, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2009.

• C.A.C.Verschuuren, Beknopt overzicht van de samenstelling der topographische kaarten en van den Dienst der Militaire Verkennningen, ’s-Gravenhage, 1930, gebrocheerd stencil.

Drs. P.W. Geudeke is oud-directeur van de Topo-grafische Dienst.

Figuur 7a - Topograaf in het terrein. Figuur 7b - Kartograaf met basisgravure.

THEMA

(11)

Leica Captivate

Altijd en Overal 3D

Vereenvoudig uw werk op kantoor en in het veld

met de Leica Captivate apps en touch-technologie.

Verander complexe data in realistische en werkbare

3D-modellen, waarmee u de volledige controle

heeft over uw inmeet- en uitzetwerkzaamheden.

Leica Geosystems B.V. Wateringen

www.leica-geosystems.nl

Be Captivated

Bezoek www.leica-geosystems.com/becaptivated

voor meer informatie.

(12)

In de periode van de koude oorlog heeft de Topografische Dienst Nederland (TDN) een belangrijke rol gespeeld in de voorziening van geografische informatie van Defensie. Ook na de overgang naar het Kadaster en de veranderde, meer expeditionaire, taak van Defensie, is deze rol onveranderd gebleven.

Periode van de Koude Oorlog

Tijdens de Koude Oorlog stond de beveiliging van het eigen en bondgenootschappelijk (NAVO) grondgebied centraal in het denken over militair optreden. Het inlichtingenproces binnen de Nederlandse krijgsmacht was gericht op het verzamelen van informatie van een duidelijke, concrete en bekende vijand.

Vanaf de vijftiger jaren zijn de NAVO-partners bezig geweest om het gevechtsveld in Duits-land in kaart te brengen. In deze periode werden veel van de geplande locaties in de operationele plannen daadwerkelijk tot op de enkele tank of rupsvoertuig verkend. Grote oefeningen zoals Großer Bär werden gebruikt om geplande operationele scenario’s na te spelen en zo de eenheden te trainen en voor te bereiden. Naast de standaard stafkaarten 1:50.000, gebruikte men ook andere kaartschalen voor diverse doeleinden. Thematische kaarten, over-lays en Tactische Weer- en Terreinstudies (TWTS), later Klimaat en Terrein Studies (KTS) genoemd, gaven inzicht in het terrein, de invloed van het weer op het terrein en dat werd weer vertaald naar de invloed van deze facetten op het vijan-delijk optreden maar ook op het eigen optreden. Eén van de terreinaspecten, de begaanbaarheid, werd in kaart gebracht op de zogeheten Cross

Country Movement (CCM)-kaarten. De mogelijke

verplaatsingsroutes met de bruggen en viaduc-ten werden verkend, gearchiveerd en weer-gegeven op zogenaamde Road & Bridge maps. Daarnaast zijn alle rivieren en grote waterlopen beschreven.

Van het complete inzetgebied van het 1e

Neder-landse Legerkorps is alles in kaart gebracht door het Terrein Documentatie Centrum (TERDOC). Vele manuren zijn gestoken in het handmatig

tekenen van oleaten voor de stafkaarten. Bij elke stafkaart horen ongeveer 20 oleaten met ter-reingegevens. Eind 1994 is men gestart met het digitaliseren van het archief.

Grote voorraden aan kaarten werden aange-houden in drie grote kaartenmagazijnen op Nederlands grondgebied te weten Wezep, De Bilt en Ruinen. Verder lagen er in het Leger-korps achtergebied in Althoorn en Cloppenburg enorme hoeveelheden kaarten opgeslagen in vooruitgeschoven magazijnen. Op veel mobili-satiecomplexen lagen grote voorraden kaarten opgeslagen voor mobilisabele eenheden.

Standaardisatie

De NAVO vormt één van de belangrijkste institutionele kaders voor militaire samenwer-king. Interoperabiliteit is een sleutelwoord en om dat te bereiken heeft men onder andere

Standardization Agreements (Stanags) vastge -legd. De Interservice Geospatial Working Group (IGEOWG) is een NATO werkgroep, die een aantal Stanags beheert op het gebied van geografi-sche informatie. De Stanags beschrijven veelal de standaardisatie van het produceren van geo-grafische informatie, zowel analoog als digitaal, en van de uitwisseling en beheer. Deze Stanags worden door de NAVO landen geratificeerd en geïmplementeerd in de nationale processen. Anticiperend op het aanbreken van het informati-seringtijdperk halverwege de jaren ‘80 is er vanuit de IGEOWG de Digital Geographic Information

Working Group (DGIWG) opgericht. De DGIWG

is een niet-NATO werkgroep die zich met name bezighoudt met het standaardiseren van de beschrijving, uitwisseling en visualisatie van digitale geografische informatie en wat recenter ook architecturen. Eén van de resultaten van de DGIWG is de Digital Geographic Information

Exchange Standard (DIGEST) en die is vastgelegd

in Stanag 7074. Hiermee is binnen het militaire geo-werkveld een eerste generatie standaarden vastgelegd met betrekking tot de uitwisseling digitale geografische informatie tussen MilGeo-instituten. Het gaat hierbij dan om de specificaties van vectordata, raster- en/of imagedata, data-uitwisseling en informatiecoderingen.

Militaire Geografische Info rmatie,

van de Koude Oorlog tot h eden

In de avond van 6 september

1976 maakten drie

pelotons-commandanten zich gereed voor

de bevelsuitgifte voor een grote

aanvalsoperatie. Vijfentwintig

kaart bladen op de schaal 1:50.000

moesten aan elkaar worden geplakt

tot één geheel. De randinformatie

van de kaartbladen werd gedeeltelijk

afgeknipt om de kaartbladen

nagenoeg naadloos op elkaar te

plakken en zo een prima basis

te vormen in combinatie met

de nog te tekenen operationele

oleaten, doorzichtige overlays

waarop belangrijke routes of

troepenverplaatsingen kunnen

worden aangegeven. Aansluitend

beplakten ze het geheel met

doorzichtig landbouwplastic, zodat ze

er later met glaspotlood operationele

informatie op konden schrijven.

Dit speelde zich af tijdens de NAVO

oefening Großer Bär in Twistringen,

een stadje in voormalig

West-Duitsland, waar Duitse, Engelse,

Amerikaanse en Nederlandse

eenheden, tezamen 60.000 man

sterk, zich voorbereiden op wat

er in de periode van de Koude

Oorlog zich zou kunnen afspelen.

Door Ron Heeres

(13)

|

11

2015-5

|

Geo-Info

De DGIWG is inmiddels organisatorisch zodanig omgevormd dat het de uitdagingen van de hui-dige tijd aankan en worden ook civiele standaar-den, als ISO/TC211 en OGC geïmplementeerd. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 markeerde het begin van de verandering van het denken over oorlogsvoering. In de daaropvolgende jaren kreeg de krijgsmacht te maken met de missie op de Balkan, een in beginsel traditionele vredeshandhaving, die zich vooral richtte op de militaire beheersing van conflicten. Met het veranderde dreigingsbeeld en de omslag naar een meer expeditionaire krijgsmacht was het belang van geografische informatie op strategisch, operationeel en tactisch niveau toegenomen.

De aandacht en interesse verschoven naar andere gebieden op aarde. Diverse inzetgebieden, overal ter wereld, kwamen in zicht. In veel gevallen werd er militair personeel ingezet, en soms bleef het bij een planningsopdracht. Een groot verschil met de Noord-Duitse laagvlakte uit de Koude Oorlog was dat we meestal niet bekend waren met het operatiegebied. Het ter plekke verkennen was veelal niet mogelijk.

Verder was het niet te voorzien waar in de toe-komst militaire aanwezigheid noodzakelijk werd geacht. Hierdoor ontstond een grote behoefte aan informatie over mogelijke inzetgebieden. Denk aan factoren als het klimaat, het terrein, strijdende partijen en bevolking.

De recente crisisbeheersingsoperaties zoals de conflicten in Irak, Stabilisation Force Iraq (SFIR), en Afghanistan, International Security Assistance Force (ISAF), zijn veel complexer. Ze worden gekenmerkt door een wisselend dreigingsniveau in een hoger geweldspectrum en een veelheid aan omgevingsfactoren. In een samenhangende aanpak, joint (met andere krijgsmachtdelen),

combined (met andere deelnemende (NAVO-)

landen) en interagency (met andere ministeries en organisaties), wordt de stabiliteit bevorderd. Daarnaast worden op veiligheidsgebied de voorwaarden geschapen voor wederopbouw en op langere termijn duurzame ontwikkeling. Tijdens de missie moeten de deelnemende strijdkrachten een breed scala van militaire activiteiten kunnen uitvoeren, variërend

van offensieve en defensieve activiteiten tot stabiliserende activiteiten en dit alles vaak in één operatie, een zogenaamde “Three Block War”. Dit veroorzaakte dat de informatiebehoefte nog meer divers werd, denk aan informatie over lokale besturen (zowel overheden als tribale/religieuze), plaatselijke leger- en politie-eenheden, militairen van andere landen, internationale (hulp)organisaties, lokale organisaties, non-gouvernementele organisaties en informele etnische en economische verbanden, geschiedenis en geloof.

Intrede digitale tijdperk

Om aan de behoefte aan diversiteit aan informa-tie te kunnen voldoen, zette ook de krijgsmacht de stappen in het digitale tijdperk. In Bosnië waren de grote analoge kaartenwanden met thematische overlays nog dominant aanwezig en was het Theater Map Depot, een groot kaartenmagazijn, nog goed gevuld met analoog kaartmateriaal. Maar op diverse locaties waren er digitale systemen en was digitale data beschik-baar, al was de kwaliteit divers.

In de latere operaties werden geautomatiseerde

Command and Control (C2) en Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) systemen

gebouwd om in een Network Enabled Capability (NEC)-omgeving te zorgen voor de situational

awareness (SA) van een operationele

com-mandant. Door de introductie van operationele concepten als Geospatial Intelligence (GEOINT) en Recognized Environmental Picture (REP) werd geo-informatie meer in de richting van andere informatiedomeinen geduwd.

Deze beide concepten gaan uit van meer samenhang en synergie tussen de verschillende informatie domeinen. Zo wordt binnen GEOINT de synergie tussen imagery-gegevens, Imagery

Intelligence (IMINT), inlichtingen en geografische

informatie nadrukkelijk beschouwd, terwijl bij het REP-concept de synergie tussen meteorolo-gie en oceanografie en geografische informatie wordt benadrukt. Voor de realisatie van beide concepten is een goede afstemming en transpa-rante uitwisseling van gegevens vereist. De ontwikkelingen op het gebied van 3D brengt een andere behoefte voor het voetlicht bij Defensie, te weten snel en effectief virtuele missiegebieden te genereren en te gebruiken in simulatietoepassingen.

Deze simulatietoepassingen worden gebruikt voor opleiding, trainingen, mission rehearsal en

lessons learned.

Het motto van het team van Defensie en TNO dat zich bezighoudt met Modelling and

Simu-lation is ”De operatie van morgen wordt vandaag gesimuleerd met waarnemingen van gisteren”.

Projecten en programma’s

Ondanks dat de vraag naar digitale data groter werd, bleef er toch een grote behoefte aan analoog kaartmateriaal wereldwijd, al was het maar als additionele bron bij digitale projecten en out-of-area-missies. Samen met het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en België werd de Luxemburg Groep opgericht, met als doelstel-ling de beschikbare Russische militaire kaarten te verwerven. Deze kaartseries zijn lange tijd één van de weinige bronnen van informatie geweest van grote gebieden van de wereld. Nadat meer informatie beschikbaar kwam door de internati-onale samenwerkingsprogramma’s is de groep ontbonden.

Vectormap Coproduction Working Group (VaCWG)

Om aan de almaar toenemende vraag aan vectordata te kunnen voldoen, werd in 1993 de VaCWG in het leven geroepen, een samen-werkingsverband van 19 landen, met als doel het produceren van een naadloos en wereld-dekkend vectorbestand in de kaartschaal 250K, VMap level 1. De wereld heeft men opgedeeld in 234 productiegebieden, libraries en elk deelne-mend land produceert één of meerdere libraries. Met deze productie krijgt elk deelnemend land de beschikking over alle geproduceerde VMap 1-data. De data is op cd uitgewisseld in Vector

Product Format (VPF), een als militaire geo-stan -daard ontwikkeld uitwisselingsformaat, conform DIGEST/FACC.

Defensie, de toenmalige TDN, heeft twee cd’s (27 en 52) geproduceerd en een deel van de data van cd 49 geleverd aan de producent, Duitsland. Door deze productie inspanning heeft Defensie de beschikking over wereldwijde VMap level 1-data. 4 cd’s zijn uiteindelijk om allerlei moverende redenen niet geproduceerd. Het programma is 2005 formeel afgesloten.

Multinational Geosptial Coproduction Program

(MGCP)

Begin 2000 blijkt dat de aanwezig veronder-stelde data van de mogelijke inzetgebieden, niet of nauwelijks beschikbaar is. Daarnaast zijn de wel beschikbare data vaak gedateerd en derhalve beperkt bruikbaar.

Het niet beschikbaar zijn van data heeft soms als reden dat het nog niet is geproduceerd, maar meestal zijn zogenaamde third party restrictions de reden dat de data niet aan de Nederlandse Defensie ter beschikking kan worden gesteld. De databehoefte voor planningsdoeleinden, op de schaal 1:250.000, wordt door een groot deel afgedekt door eerder genoemde dataset, VMap level 1, die Nederland vrij ter beschikking heeft.

Militaire Geografische Info rmatie,

van de Koude Oorlog tot h eden

(14)

Het telkenmale ontbreken van de juiste groot-schalige basisinformatie en bestandsformaten, heeft tot gevolg dat men, gelet op het succes van de eerder genoemde coproductie, in 2003 gestart is met het oprichten van een samen-werkingsverband van inmiddels 30 landen, het MGCP. Het doel is het produceren van een geo-database van hoge resolutie data met een 25 meter horizontale nauwkeurigheid (schaal 1:50.000 – 1:100.000).

In tegenstelling tot het VMap-project produceert men geen libraries (cd’s) maar een vectorda-tabase, de International Geospatial Warehouse (IGW). De productie-eenheid bestaat uit cellen.

1 cel = 1 x 1 geografische graad = 110 x 110 km = 110 km² (rond de evenaar).

Gelet op de hoge kosten heeft men de intentie tot het produceren van een werelddekkende database laten varen. De vulling geschiedt nu aan de hand van Areas of Interest (AOI’s). Aan de hand van deze opgegeven AOI’s heeft men berekend dat er ongeveer 2700 cellen zullen worden geproduceerd. De overige cellen zijn voornamelijk eigen grondgebied en de interesse daarin is gering. De meeste landen beschikken over data van goede kwaliteit van hun eigen grondgebied, daarnaast is de beschikbaarheid, indien nodig, verzekerd.

Nadat ieder deelnemend land zijn interessege-bied kenbaar had gemaakt, is in onderling over-leg bepaald wie welke cellen ging produceren, de zogenaamde Areas of Responsibility (AOR’s). De geproduceerde cellen worden via een kwaliteitsborging in de IGW gedeponeerd. Een tellermechanisme registreert het aantal cel-len dat per land wordt ingebracht. Op basis van de aangeleverde cellen ontstaat een trekkings-recht op de database. Een aantal grotere landen

(Lead Nations) hebben zich verplicht om kleinere

meeproducerende landen niet van satelliet-beelden te voorzien. Datapakketten voor MGCP worden niet op kaartbladgrootte geproduceerd maar dienen per cel te worden aangeleverd aan de database.

De inmiddels geproduceerde cellen zijn de basis voor het bronmateriaal voor diverse datasets van diverse kaartschalen. De gegenereerde bestan-den bevatten ca. 40% meer data dan de VMAP 2-bestanden. Daarnaast worden zogenaamde

MGCP Derived Graphics (MDG’s) geproduceerd.

Een relatief snelle manier van produceren van kaarten op basis van de MGCP-data, die voldoen aan 80-90 procent van de Topographic Line Maps (TLM)-specificaties. Door het gebruik van deze kaarten ontstond de behoefte bij diverse landen om meer gegevens in te winnen binnen het programma, zodat de data nog rijker worden en nog beter aan de operationele behoefte

voldoen. Voorzichtige stappen in die richting zijn al gezet.

In het programma is in onderhoud van de data voorzien, maar daar wordt pas invulling aan gegeven na de productie van de geplande cellen. Tot die tijd kan men door het gebruik van recente satellietbeelden de benodigde data snel updaten en beschikken over de meest recente

informatie. Nederland heeft inmiddels 51 cellen

geproduceerd. Deze zijn geproduceerd door de Afdeling Geo-informatie van het Kadaster.

United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea

(UNMEE)

Defensie werd eind 2000 gevraagd deel te nemen aan UNMEE van december 2000 tot en met juni 2001. Het gros van de deelname van Nederland aan deze missie bestond uit een Nederlands mariniersbataljon aangevuld met een Canadese compagnie samen vormend het Netherlands-Canadian Battalion (NECBAT). Het bataljon was van 11 december 2000 tot 11 juni 2001 operationeel in de centrale sector van UNMEE.

Oktober 2000 waren er geen kaarten 1:50.000 van de centrale sector van UNMEE beschikbaar en werd er besloten de kaarten zelf te produce-ren. De Dienst Geografie Koninklijke Landmacht (DGKL), later Dienst Geografie Defensie (DGeo), bestond nog niet en derhalve verzocht de mari-nestaf het NLR, TNO, 101 Militaire Inlichtingen Peloton (101 MIPel) en de TDN om gezamenlijk de kaarten te produceren.

De Joint Operations Graphic (JOG) 1:250.000 kaarten waren als basismateriaal bruikbaar, maar werden door de National Imagery and Mapping

Agency (NIMA), het huidige National Geospatial-Intelligence Agency (NGA), voor deze missie niet

vrij gegeven. En dus werden de wel beschikbare verouderde Russische 1:100.000 kaarten gebruikt als basismateriaal. Deze waren in 1972 gepro-duceerd op basis van Italiaanse gegevens van 1942. Met behulp van Landsat beelden (30m resolutie), aangevuld met informatie van een aantal beschikbare IRS-satellietbeelden, zijn elf zogenaamde imagemaps geproduceerd op de kaartschaal 1:50.000.

Gecombineerd met hoogtedata kon men zogenaamde thread domes maken en kon de luchtafweerdreiging digitaal in kaart worden gebracht. Ook werden digitale flight throughs geproduceerd, om op deze manier een beter inzicht te krijgen in het terrein.

Het maken van één kaartblad nam ongeveer drie dagen in beslag. Daarna is het geheel per vliegtuig ingevlogen naar Asmara (Eritrea). Op tijd voor het bataljon, dat begin december arriveerde.

Ondanks dat toentertijd het werken met

image-maps nieuw was, waren ze volgens de mariniers

na enige gewenningstijd heel goed bruikbaar. ISAF

Vanaf maart 2005 maakte de Nederlandse Task

Force Uruzgan (TFU) deel uit van de NAVO-missie

ISAF. De belangrijkste Nederlandse bijdrage aan de missie was het Provinciaal Reconstructie

Team (PRT), dat verantwoordelijk was voor de

ondersteuning van de wederopbouw in de Afghaanse provincie Uruzgan, dat samen met Kandahar, Helmand, Nimroz, Zabul en Day Kundi deel uitmaakte van het Regional Command South (RC South). Om beurten voerden Canada, Neder-land en het Verenigd Koninkrijk gedurende een half jaar vanuit een hoofdkwartier in Kandahar het bevel over alle NAVO-troepen in RC South (zie figuur 1).

Voor de start van de missie werden door de DGKL diverse geo-producten geproduceerd, variërend van kleinschalige overzichtskaarten, provinciegrenzen en aeronautische producten als Operational Navigation Charts (ONC), 1.000K,

Tactical Pilot Charts (TPC) 1:500.000 en de

Air-versie van de JOG. Deze werden samengesteld uit diverse datasets, waardoor het kaartbeeld door de verschillende kleurstellingen er “anders” uitzag. Maar de factor tijd was en is, naast actualiteit en nauwkeurigheid, in operaties belangrijker dan de “look en feel”.

Daarnaast was er een dringende vraag naar een 1:50.000 bedekking van Uruzgan als basis laag voor de operaties. De bedekking van de provincie bestaat uit 39 kaartbladen 1:50.000. Bij navraag aan de deelnemende landen waren er van Uruzgan alleen 23 verouderde door de NGA geproduceerde TLM’s 1:50.000, maar deze bedekten maar iets meer dan de helft van de provincie. De DGKL vroeg toestemming aan de NGA om de bestaande TLM’s te mogen updaten en besloot om de overige 16 TLM’s zelf te laten produceren. Spot 5, 2.5 cm resolutie satellietbeelden vormden de basis voor de productie van de kaartbladen. De opgeleverde producten waren een vectordatabase conform VMap 2-specificaties, printbestanden, digitale rasterbestanden, e-charts en 31 orthofoto’s (zie figuur 2).

Om de kwartiermakers, de Deployment Task Force (DTF), te steunen, werden er routeboeken en countryatlassen geproduceerd. Het routeboek bestond uit 21 kaartbladen die de route van Kan-dahar Airfield naar beide Nederlandse locaties, Kamp Holland in Tarin Kowt en het 60 kilometer westelijker gelegen Camp Hadrian in Deh Rawod aangaven. De kaartbladen werden geprint op zwaar A3-formaat fotopapier en ingebonden

(15)

|

13

2015-5

|

Geo-Info

THEMA

(16)

200 jaar Topografie

(17)

|

15

2015-5

|

Geo-Info

met een ringband. Er werden ook nog satelliet-beelden van Kandahar Airfield, Kandahar City en beide Nederlandse locaties toegevoegd. Op de achterzijden van de bladen werd nog extra informatie afgedrukt. Beelden van zogenaamde passagepoints, vastgestelde punten met een verhoogd risico, en beelden van de omgeving. Dit alles leverde een handzaam boek op waar met stiften en glaspotloden op getekend kon worden. Bij het vertrek van een voertuig werden bij het verlaten van de poort nog de laatste inlichtingen op de kaarten verwerkt. Zo was men op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op de route. De routeboeken zijn de gehele periode van de TFU gebruikt (zie figuur 3).

De countryatlas was ook uitgevoerd in A3-for-maat en de 31 kaartbladen werden verdeeld over 102 deelbladen, met de kaart en randinformatie van de originele kaartbladen. De atlassen wer-den voornamelijk gebruikt in wielvoertuigen. Het Korps Commandotroepen en later ook het Heli-detachement kwamen met de vraag om

Evasion Charts (EVC). Dit zijn speciale kaarten,

bedoeld voor militairen die afgesneden zijn van eigen troepen, met onder andere survival en navigatie-informatie. Deze kaarten kunnen klein worden opgevouwen en opgeborgen worden in gevechtspak en vliegeroveral. De in ISAF aan-wezige EVC’s waren van de NGA en gedrukt op tyvek, een nauwelijks te scheuren vezel. Maar er waren geen EVC’s van het gevraagde gebied en werd een project opgestart om de EVC’s zelf te produceren.

Omdat bij gebruik tyvek lawaai maakt en op de vouwranden de kaartbedrukking verdwijnt, is

samen met de TDN is gezocht naar een andere oplossing. Na wat testen van diverse producten werd besloten om een soort kunstzijde te gebruiken, in navolging van de pilotensjaals van de RAF vliegers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voordeel van deze keuze is dat de kaartinforma-tie tijdens de produckaartinforma-tie in de cellen van de stof wordt gespoten en niet op de buitenzijde zit. Kunstzijde maakt geen geluid en kan zeer klein worden opgevouwen.

Naast de gewenste kaartinformatie staat er ook informatie op om te overleven, bijvoorbeeld navigatiemethodes en klimaatgegevens voor dag en nacht, eetbare en niet eetbare planten, hoe drinkwater te maken, gevaarlijke en giftige dieren, maar ook gebruiken van het land/gebied in kwestie. Verder staan naast de Instructiekaart “Zelfhulp en Kameradenhulp” de militaire EHBO, de Nine Line Medevac Request, een militaire standaard voor het aanvragen van een Medi-sche Evacuatie Heli, erop vermeld. Buiten de kaartinformatie bepaalt de gebruiker welke extra informatie men op de EVC wil hebben.

Ook zijn er van het operatiegebied diverse

citymaps en city-imagemaps geproduceerd,

variërend in de kaartschalen 1:5000 en 1:25.000. Nederland en een groot deel van de 40 deel-nemende landen aan lSAF hadden alleen maar budget voor de geo ondersteuning van hun eigen troepen. Met als gevolg dat de beschikbaarheid van geografische data divers was. In sommige gebieden was er voldoende bedekking, zelfs dubbelingen zoals in ons eigen gebied. Australië heeft voor hun eigen troepen

die deelnamen aan de inzet van het PRT een aantal TLM’s-1:25.000 geproduceerd. In andere gebieden was de bedekking minder goed en soms nauwelijks aanwezig, daarnaast was de kwaliteit en de actualiteit verschillend. Het NATO Allied Joint Forces Command

Bruns-sum (JFCB) was verantwoordelijk voor de

operaties in Afghanistan en de Chief Geo, de geo-verantwoordelijke binnen de staf van JFCB. Hij nam maatregelen om de geo-ondersteuning te reguleren. Een werkgroep heeft de bestaande datasets geïnventariseerd, tekortkomingen maar ook dubbelingen vastgesteld en de prioriteit in de behoefte vastgelegd in een levelmatrix. Bij elk level, van 0 tot 5, werd de behoefte aan raster-, matrix- en satellietdata aangegeven en de specificaties van te produceren data vastgelegd. Alle goedgekeurde data werd aan-gemerkt als Designated Geospatial Information en opgenomen in de ISAF Geospatial Catalogue. Nieuwe producten moesten via de JFCB worden aangeboden om te mogen worden gebruikt in het operationele theater van ISAF. Data die niet waren goedgekeurd mochten niet worden gebruikt.

United Nations Organization Mission in the Demo-cratic Republic of the Congo (MONUC)

Eind 2005 kreeg Defensie via Buitenlandse Zaken het verzoek van VN Department of Peacekeeping

Operations (DPKO) om ondersteuning van

MONUC met geografische informatie voor MONUC’s meest gevaarlijke en ontoegankelijke operatiegebied: het Oosten van de DRC, het grensgebied met Soedan, Oeganda, Rwanda en Burundi. De VN kon daar zelf niet aan voldoen. De behoefte komt voort uit het ontbreken van kaarten op de gewenste schaal, 1:50.000, van het gebied. De uiteindelijk operationele behoefte kwam uit 197 kaartbladen 1:50.000 in VMap 2-specificaties. Naast de gedrukte kaarten wer-den ook drukbestanwer-den en digitale bestanwer-den geproduceerd en geleverd. De uitdagingen bij de productie waren vooral het regelmatig ont-breken van bruikbare satellietbeelden. Veel beel-den vertoonVeel beel-den te veel wolken of waren te oud en moesten opnieuw worden aangevraagd voor tasking. Hierdoor moest de eerder gedane prioritering worden aangepast. Later is deze data gebruikt voor het produceren van MGCP cellen van dit gebied.

Heli-obstakelkaart

Begin december 2007 raakte een Apache-heli van de luchtmacht een hoogspanningskabel in de Bommelerwaard. Vervolgens zaten bedrijven en huishoudens uit de Tieler-en Bommelerwaard twee dagen zonder stroom. Helikopters

gebruik-THEMA

(18)

ten in die tijd dezelfde 500K-kaarten die ook werd gebruikt door de hoger vliegende gevechtsvlieg-tuigen.

In overleg met Defensie heeft het Kadaster de Low

Level Flying Chart Netherlands (LLFCN), beter bekend

als de Heli-obstakelkaart, vervaardigd. Als basis werd in eerste instantie de 50K Topografische Kaart gebruikt. Maar dat gaf een dusdanige hoge infor-matiedichtheid in het kaartbeeld dat men besloot de 1:100.000 te gebruiken. Deze werd aangevuld met regels uit het Aeronautisch Informatie Protocol (AIP) voor vlieglocaties en hoogtes. Tenslotte werd het obstakelbestand van het Kadaster toegevoegd. Dit bestand omvat alle objecten die 15 meter boven hun omgeving uitsteken. De kaart is naast de analoge uitvoering, digitaal beschikbaar voor het onboard-navigatiesysteem.

Antillen

Maart 2008 verzocht Defensie het Kadaster bestaande kaarten van de Nederlandse Antillen en Aruba, te weten de eilanden Aruba, Curaçao, Bonaire, Sint Eustatius, Sint Maarten en Saba, te actualiseren.

De bestaande kaarten zijn, op Sint Maarten na, geproduceerd met broninformatie uit 1977/1978. De broninformatie van Sint Maarten is onbekend, het Franse gedeelte is overgenomen van Franse kaarten. De nieuwe data werd geproduceerd volgens Urban Vmap (UVMap)-schema en met submeter-satellietdata als bronmateriaal. Er wer-den zowel analoge als digitale producten opgele-verd, ook in diverse andere militaire formats. In 2014 is in opdracht van Defensie door het Kadaster zeer hoge resolutie (1:5000-1:12.500)

Specialized-Urban Topographic Data Store (S-UTDS)-vectordata geproduceerd van de

ABC-eilanden.

Van deze eilanden was reeds de MGCP-productie gaande bij het Kadaster en met toestemming van de NGA konden de satellietbeelden die voor MGCP aangeleverd werden, gebruikt worden voor de productie van S-UTDS data. S-UTDS is een dataspecificatie welke gebruikt wordt door de NGA en is gebaseerd op de DGIWG Feature Data Dictionary (DFDD). In ruil voor het gebruik van MGCP designated imagery en het verkrijgen van de specificaties en technische referentie-documentatie van de NGA, is afgesproken de geproduceerde data met de NGA te delen. Daar-naast onderzoekt Kadaster van deze S-UTDS-data een kaartserie in de schaal 1:25.000 te maken met een lay-out conform de Nederlandse kaartserie. Veel defensieorganisaties hebben te maken met een post Afghanistan dilemma. De geo-organi-saties zijn ingericht aan de hand van de recente crisisbeheersingsoperaties. Door het verande-rende dreigingsbeeld in Europa is de vraag aan geo informatie weer gewijzigd. Dat zal gevolgen hebben voor de ondersteuning en inrichting van de organisaties. Welke dat zijn is nu nog moeilijk te zeggen.

Ron Heeres Lkol bd is Senior Adviseur Projecten en Advies bij het Kadaster. Ron is bereikbaar via ron.heeres@kadaster.nl of via 088 - 1834025.

THEMA

200 jaar Topografie

Vliegkaart (fragment).

Verklaring afkortingen;

een vereenvoudiging

bij het lezen

• 101 MIPel - 101 Militaire Inlichtingen Peloton • AIP- Aeronautisch Informatie Protocol • JFCB - Allied Joint Forces Command Brunssum • AOI’s - Areas of Interest

• AOR’s - Areas of Responsibility • C2 - Command and Control • CCM - Cross Country Movement • DTF - Deployment Task Force • DFDD - DGIWG Feature Data Dictionary • DGeo - Dienst Geografie Defensie

• DGKL - Dienst Geografie Koninklijke Landmacht • DIGEST - Digital Geographic Information Exchange

Standard

• DGIWG - Digital Geographic Information Working Group

• EVC - Evasion Charts

• GEOINT - Geospatial Intelligence • IMINT - Imagery Intelligence

• ISR - Intelligence, Surveillance and Reconnaissance • IGW - International Geospatial Warehouse • ISAF - International Security Assistance Force • IGEOWG - Interservice Geospatial Working Group • JOG - Joint Operations Graphic

• KTS - Klimaat en Terrein Studies

• LLFCN - Low Level Flying Chart Netherlands • MDG’s - MGCP Derived Graphics

• MGCP - Multinational Geosptial Coproduction Program

• NGA - National Geospatial-Intelligence Agency • NIMA - National Imagery and Mapping Agency • NECBAT - Netherlands-Canadian Battalion • NEC - Network Enabled Capability • ONC - Operational Navigation Charts • PRT - Provinciaal Reconstructie Team • REP - Recognized Environmental Picture • RC South - Regional Command South • SA - Situational awareness

• S-UTDS - Specialized-Urban Topographic Data Store

• SFIR - Stabilisation Force Iraq • Stanags - Standardization Agreements • TPC - Tactical Pilot Charts

• TWTS - Tactische Weer- en Terreinstudies • TFU - Task Force Uruzgan

• TERDOC - Terrein Documentatie Centrum • TDN - Topografische Dienst Nederland • TLM - Topographic Line Maps

• UNMEE - United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea

• MONUC - United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo • UVMap - Urban Vmap

• VPF - Vector Product Format

(19)

Foto: kubuswoningen Rotterdam, via CycloMedia NederlandObliek

www.nederlandobliek.nl

CycloMedia NederlandObliek

CycloMedia NederlandObliek geeft een compleet beeld voor een

nog scherpere analyse. Als aanvulling op bestaande straat- en

luchtfotografie heeft u met oblieke beelden direct zicht op alle

zijdes van gebouwen.

Omdat u vanachter uw bureau elke locatie in Nederland tot in

detail kunt beoordelen, bespaart u geld en kostbare tijd.

Uw werk wordt op die manier eenvoudiger én efficiënter.

Natuurlijk is de functionaliteit die u gewend bent van

CycloMedia GlobeSpotter, zoals meetfuncties en BAG-data, ook

beschikbaar voor obliekfoto’s. Gedetailleerd, overzichtelijk en

volledig geïntegreerd in één enkele viewer.

Een nieuw perspectief van heel Nederland

Héél Nederland obliek

Met CycloMedia NederlandObliek heeft u altijd en overal toegang

tot de meest up-to-date oblieke luchtfoto’s, genomen vanuit de

vier windrichtingen. Jaarlijks ververst, dus inclusief 2015.

Zelf de voordelen van NederlandObliek ervaren?

Bekijk nu de mogelijkheden op

www.nederlandobliek.nl

CycloMedia NederlandObliek.

Nu nog meer zien én meer weten.

(20)

Om direct vanuit die tijd de link te leggen tussen de topografische kaart en de basisre-gistraties, is lastig. We kenden toen de term basisregistraties nog niet en de topografische informatie was voor een select militair gezel-schap beschikbaar. Je kunt echter ook stellen dat, kijkend naar de kern van de

basisregistra-ties, in het begin van de 19e eeuw al een eerste

basisregistratie het leven zag, al kunnen we beter spreken van een uniforme landsdek-kende kaart. Dit was de zogenaamde kaart van Kraijenhoff, de ‘Choro-Topographische Kaart der Noordelijke Provinciën van het Koningrijk der Nederlanden’, op de schaal 1:115.200, geproduceerd tussen 1809 en 1823. Kijkend naar de huidige eisen die gesteld worden aan een basisregistratie (zie kader) is het echter formeel niet juist om al te spreken over een basisregistratie.

Terugblik

Na de kaart van Krayenhoff werd vanaf 1840 tot 1864 gewerkt aan de totstandkoming van de eerste landsdekkende uniforme ‘Topographische en Militaire kaart van het Koningrijk der Neder-land’ op de schaal 1:50.000, ook wel aangeduid met de naam stafkaart. Dit is in feite de voorloper van de huidige TOP50NL. Deze kaarten werden met tussenpozen van enkele tot meerdere jaren herdrukt, al dan niet inhoudelijk herzien. Vanaf 1884 verschenen de Bonnebladen: een 776-kaartbladentellende kaartserie in kleur op de schaal 1:25.000. Hiervan verschenen meerdere herdrukken en nieuwe uitgaven tot in de

veerti-ger jaren van de 20e eeuw. Historisch geografen

beschouwen deze serie zeker als een basisregis-tratie van het Nederlandse landschap, avant-la-lettre. Deze serie kan beschouwd worden als de voorloper van de huidige topografische kaart op de schaal 1:25.000, en naar de informatiedichtheid als de voorloper van TOP10NL.

De Bonnebladen kunnen gezien worden als basisregistratie om een aantal redenen. Zo bevatte de kaarten authentieke gegevens, die op uniforme wijze en met besef voor en controle op kwaliteit zijn vastgelegd en verwerkt tot

betrouwbare en voor de doelgroep bruikbare topografische informatie. Ook kon worden terug-gemeld, al was dit niet verplicht. Terugmeldingen werden vastgelegd op liggerbladen die bij een volgende herziening van de kaartbladen werden geraadpleegd, zodat de informatie speciaal kon worden gecontroleerd en indien nodig gewijzigd. Dat zien we ook bij de huidige basisregistraties. Daarbij gaat het ook om het beschikbaar stellen en voor ieder toegankelijk aan te bieden van bestendige informatie. Bronhouders worden verantwoordelijk gehouden voor de actualiteit en de kwaliteit van hun informatie. Hiervoor bestaat wetgeving met een handhavingsprotocol en verplichte terugmelding door gebruikers. Andere partijen verzorgen de centrale opslag van de gegevens en zorgen via kanalen voor een goede beschikbaarheid.

Militaire verkenners worden burgertopografen

Maar goed, terug naar de start van de topografi-sche informatie en het feit dat dit misschien wel, de eerste basisregistratie van Nederland was. Nieuwe, nu weer actueel gebruikte termen als de ‘3B’s’, beschikbaar, bruikbaar en bestendig, waren toen ook al van toepassing. In het ‘handboek voor militaire verkenningen’ stonden duidelijk voorgeschreven regels over op welke wijze de in het terrein aangetroffen situaties op de juiste schaal en kaart verbeeld dienden te worden. Dit werd uitgevoerd door terdege opgeleide militaire verkenners, die hun uiterste best deden de voorgeschreven regelgeving op de in Nederland voorkomende terreinsituaties toe te passen. Zo ontstond toch een landsdekkende en uniforme beschrijving van de topografie, waarbij het vooral van belang was om het karakter van het landschap, ook in de te maken kaarten, tot uit-drukking te laten komen. Toch ontbrak er nog wel een en ander. Zo was de eerste informatie voor een klein publiek beschikbaar, was de informatie al ‘oud’ voordat deze beschikbaar kwam en was niet over heel Nederland bezien de actualiteit van gelijk niveau. Het topografisch vastleggen van

In 1815 is de voorloper van Kadaster

Geo-Informatie (vroeger de

Topografische Dienst) opgericht.

Daarmee is een aanvang gemaakt

met het vanuit de overheid op

uniforme wijze vervaardigen van

landsdekkende topografische

(geo-)informatie.

Door Wim Groenendaal en

Richard Witmer

De Topografische kaart

en Basisregistraties

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Het is redelijk en billijk om de hogere kosten die gemoeid zijn met het extra toezicht op de productie van deze bedrijven niet geheel te laten betalen door de samenleving, maar

Complex van biologisch waarde- volle en zeer waardevolle elementen Biologisch zeer waardevol.

Open ruimtebeheer aanleg fauna-akker inrichten hondenloopzone inrichting recreatieve zone visiegebied.

De therapiegroep is voor ouders en voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 17 jaar die getraumatiseerd zijn door seksueel geweld en huiselijk geweld.

Voor iemand waarvan zijn functie gebaseerd is op het doen toenemen van het gegeven vertrouwen moet integer handelen zo van- zelfsprekend zijn dat we het er eigenlijk niet over

Kijk eerst even of het contactloos symbool op uw kaart én op de zijkant van de betaalterminal staat (of op de bovenkant van de terminal).

Omdat het incidentele gebruik van begrippenkaarten niet zonder meer leidt tot een betekenisvol leerproces, en het proefwerk voornamelijk vaardigheden test die in de kaarten niet