• No results found

De invloed op CSM treasury

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed op CSM treasury "

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

International Financial Reporting Standards

&

De invloed op CSM treasury

Een analyse van implicaties en mogelijke veranderingen

Tom Busard

(2)

International Financial Reporting Standards

&

De invloed op CSM treasury

Een analyse van implicaties en mogelijke veranderingen

“Afbeelding CSM logo / Logo Rijksuniversiteit Groningen”

Auteur: Tom Busard

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit bedrijfskunde

Financieel waardemanagement

Eerste begeleider: Dr. Pieter Kamminga Twee begeleider: Drs. Coen Heijes

In opdracht van: CSM N.V. – Corporate control Eerste Begeleider: Petra Lansbergen RA

Tweede Begeleider: Chris Bosman

Datum: September 2004

(3)

“There is nothing wrong with change, if it is in the right direction”

(Winston Churchill)

“I shall adopt new views as fast as they shall appear to be true views”

(Abraham Lincoln)

”Change is not merely necessary to life - it is life”

(Alvin Toffler)

(4)

Voorwoord

De scriptie die voor u ligt vormt het eindproduct van mijn studie Bedrijfswetenschappen te Groningen.

Ik heb mijn kennis, vaardigheden en ervaring die ik tijdens vier jaar studie heb ontwikkeld middels dit onderzoek in praktijk gebracht en door zelf richting te gegeven aan een eigen onderzoek werd dit voor mij een bijzonder waardevolle ervaring.

Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd op de afdeling corporate control bij CSM NV. De nieuwe wetgeving voor financiële verslaggeving (International Financial Reporting Standards) vormt het onderwerp van dit onderzoek. Deze wetgeving zal per per 1 januari 2005 van toepassing zijn op beursgenoteerde ondernemingen.

Het onderwerp is op dit moment dus zeer actueel. In de maanden voorafgaand aan dit onderzoek heb ik regelmatig kennis genomen van artikelen in kranten en magazines die melding maakten van deze nieuwe wetgeving. Slechts zelden werd aandacht besteed aan de gevolgen van deze wetgeving voor de betreffende ondernemingen. Dit was voor mij aanleiding deze implicaties nader te onderzoeken en dan met name op treasury gebied.

Deze scriptie was niet tot stand gekomen zonder de medewerking van een groot aantal mensen. Op de eerste plaats wil ik met name mijn begeleiders bij CSM, Petra Lansbergen en Chris Bosman bedanken voor hun betrokkenheid en inhoudelijke commentaar. Daarnaast wil ik alle medewerkers van corporate control en externe betrokkenen bedanken voor hun input en bereidwilligheid om aan het onderzoek medewerking te verlenen.

Een belangrijke partner voor dit onderzoek was de Rijksuniversiteit Groningen. Ik wil daarom de medewerkers van de universiteit hartelijk bedanken. Pieter Kamminga, docent aan de faculteit bedrijfskunde, heeft mij gedurende het onderzoek voorzien van nuttige methodologische en inhoudelijke adviezen en daarnaast gewaakt voor de leesbaarheid van de scriptie, verder is Coen Heijes bij dit onderzoek betrokken geweest als tweede beoordelaar.

Tenslotte gaat mijn dank uit naar mijn vriendin, ouders, zusjes en vrienden die mij op verschillende manieren geholpen hebben en daarnaast zorgden voor de noodzakelijke afleiding.

Veel plezier gewenst bij het lezen van deze scriptie!

Utrecht, september 2004

Tom Busard

(5)

Inhoudsopgave

SAMENVATTING...7

INLEIDING ...9

CSM, DE ONDERNEMING...9

CSM CORPORATE...10

AFDELING CORPORATE CONTROL...10

AANLEIDING TOT HET ONDERZOEK...10

HOOFDSTUK 1. PROBLEEMFORMULERING EN ONDERZOEKSOPZET ...13

1.1PROBLEEMANALYSE...13

1.1.1 Veranderende eisen ...13

1.1.2 De treasury afdeling ...14

1.1.3 Hedge accounting ...14

1.2PROBLEEMSTELLING...16

1.2.1 Doelstelling...16

1.2.2 Vraagstelling ...16

1.2.3 Randvoorwaarden ...16

1.2.4 Deelvragen ...17

1.2.5 Relevantie ...19

1.3ONDERZOEKSOPZET...20

1.3.1 Modellering onderzoek ...20

1.3.2 Onderzoeksmethodiek ...22

1.4CONCLUSIE...24

HOOFDSTUK 2. TREASURY ...25

2.1STRUCTUUR TREASURY AFDELING...25

2.1.1 Centraal / Decentraal ...25

2.1.2 Back-office en front-office ...26

2.1.3 Profit of cost center? ...26

2.2BELEID TREASURY AFDELING...26

2.2.1 Corporate Finance ...27

2.2.2 Cash management / Inhouse banking ...27

2.2.3 Portfolio & Risk management...29

2.3INFORMATIE EN PROCESSEN...31

2.3.1 Systemen en gegevensverwerking ...31

2.3.2 Procedures transacties ...33

2.3.3 Management informatie...34

2.4CONCLUSIE...36

HOOFDSTUK 3. FINANCIËLE INSTRUMENTEN ...37

3.1FINANCIËLE INSTRUMENTEN TER FINANCIERING VAN DE ONDERNEMING...37

3.1.1 Lange termijn...37

3.1.2 Korte termijn ...38

3.2FINANCIËLE INSTRUMENTEN VOOR VALUTA RISICOBEHEERSING...38

3.3FINANCIËLE INSTRUMENTEN VOOR RENTE RISICOBEHEERSING...40

3.3.1 Rente swaps ...40

3.3.2 Rente/valutaswap...40

3.3.3 Forward starting swap ...41

3.3.4 Forward rate agreement...41

3.4CONCLUSIE...41

HOOFDSTUK 4. VERSCHILLEN DUTCH-GAAP EN IAS 32 / 39...42

4.1GESCHIEDENIS EN TOEKOMST IAS32/39 ...42

4.2BASIS BEGRIPPEN IAS32/39 EN ACCOUNTING...43

4.3VERSCHILLEN OP HOOFDLIJNEN...45

4.4VERSCHILLEN...47

4.4.1 Grondslagen ...47

4.4.2 Presentatie...56

4.4.3 Toelichting...56

4.5CONCLUSIE...57

HOOFDSTUK 5 VERANDERINGEN & IMPLICATIES VOOR DE TREASURY AFDELING ...58

(6)

5.1DERIVATEN...58

5.1.1 Behandeling vreemde valuta termijncontracten ...58

5.1.2 Opname van financiële instrumenten...58

5.1.3 Verwijdering van financiële instrumenten ...58

5.1.4 Waardering en waardeverandering derivaten ...59

5.1.5 Impact...59

5.2 Reële waarde optie ...59

5.3REGELS MET BETREKKING TOT HEDGE ACCOUNTING...60

5.3.1Hedge accounting toepassen? ...60

5.3.2 Bepalen van de ondergrens...60

5.3.3 Conclusie ondergrens ...62

5.4CLASSIFICATIE ALS EIGEN OF VREEMD VERMOGEN...63

5.5CLASSIFICATIE SAMENGESTELDE FINANCIËLE INSTRUMENTEN...63

5.6TOELICHTING VEREISTEN...64

5.7CATEGORISERING & WAARDERING FINANCIËLE INSTRUMENTEN...64

5.8VERANDERINGEN BELEID / INFORMATIESTROMEN...65

5.8.1 Veranderingen beleid...66

5.8.2 Veranderingen informatiestromen ...66

5.9CONCLUSIE...67

HOOFDSTUK 6 HEDGE ACCOUNTING...68

6.1INVENTARISATIE HEDGE ACCOUNTING...68

6.1.1 Risicomanagement strategie ...68

6.1.2 Typering Hedgerelatie ...68

6.1.3 Specifiek risico...69

6.1.4 Hedge items ...70

6.1.5 Hedge instrumenten ...70

6.2EFFECTIVITEITTESTEN...70

6.2.1 De methoden...70

6.2.2 Dollar offset methode ...71

6.2.3 Regressie analyse ...72

6.2.4 Value at risk methode ...73

6.2.5 Beoordelingsmodel voor de methoden...74

6.2.6 Praktisch gebruik...76

6.2.7 Beoordeling effectiviteit...76

6.2.8 Beoordeling efficiëntie...78

6.2.9 Beoordeling methoden ...80

6.3CONCLUSIE...82

HOOFDSTUK 7. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ...83

7.1CSM ...83

7.2ALGEMEEN...85

7.2.1 Casestudy...85

7.2.2 Effectiviteittest ...85

7.2.3 Administratie ...86

7.3REFLECTIE...86

BIBLIOGRAFIE ...88

BIJLAGE ... ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED.

IOVERZICHT DIVISIES EN WERKMAATSCHAPPIJEN... ERROR!BOOKMARK NOT DEFINED. IIORGANOGRAM CSMFINANCE... ERROR!BOOKMARK NOT DEFINED. IIIOVERZICHT GEÏNTERVIEWDEN... ERROR!BOOKMARK NOT DEFINED. IVVERSCHILLEN OVERZICHT DUTCH-GAAP IAS32/39 ... ERROR!BOOKMARK NOT DEFINED. VONDERGRENS HEDGE ACCOUNTING... ERROR!BOOKMARK NOT DEFINED. Va Financieel / administratieve impact ondergrenzen ... Error! Bookmark not defined.

Vb Volatiliteit reductie methode ... Error! Bookmark not defined.

VIEFFECTIVITEITTEST... ERROR!BOOKMARK NOT DEFINED. Uitleg... Error! Bookmark not defined.

(7)

Samenvatting

De doelstelling van dit onderzoek was het in kaart brengen van de invloed en consequenties van nieuwe financiële wetgeving voor de treasury afdeling van CSM. CSM is een internationale onderneming met activiteiten op de markten voor zoetwaren, suiker, melkzuur en melkzuurderivaten en bakkerij ingrediënten en producten. De financiële wetgeving waarover in dit onderzoek wordt gesproken zijn de International Reporting Standards (IAS) 32 / 39. De vraagstelling voor dit onderzoek is:

Voor het beantwoorden van de hoofdvraagstelling zijn verschillende deelvragen opgesteld.

De implicaties voor treasury staan centraal. Daarom is eerst een analyse van de huidige treasury afdeling gemaakt. De treasury afdeling is centraal ingericht en bevindt zich op het hoofdkantoor. De treasury fungeert als interne bank voor de verschillende werkmaatschappijen. Daarnaast kunnen werkmaatschappijen zich ook tot de treasury afdeling wenden voor het afdekken van valuta risico’s. Verder verzorgt de treasury afdeling de financiering van de onderneming als geheel, voor zowel de lange termijn als de korte termijn (cash management).

De IAS standaarden 32 / 39 hebben als hoofdonderwerp financiële instrumenten. De gebruikte financiële instrumenten bij CSM zijn geanalyseerd. Op deze manier ontstaat een beter beeld van de invloed van IAS 32 /39. De treasury afdeling maakt gebruik van verschillende derivaten voor het rente- en valutarisico beheer. Daarnaast heeft CSM onder andere preferente aandelen en obligaties ter financiering van de onderneming.

Voordat geanalyseerd kan worden wat de invloed is van IAS 32 /39 is eerst inzicht noodzakelijk in de verschillen tussen Dutch-Gaap en IAS 32/ 39. De belangrijkste verschillen voor CSM zijn: de opname van derivaten, classificatie als eigen of vreemd vermogen, de classificatie van samengestelde financiële instrumenten,de uitgebreidere eisen aan de toelichting en de regelgeving wat betreft hedge accounting.

Hierna is onderzocht wat de grootte van de impact is van geconstateerde verschillen en welke veranderingen noodzakelijk zijn. De grootste impact van IAS 32 / 39 is de verplichte opname van derivaten op de balans en in de verlies- en winstrekening. Een ander belangrijk punt is de reclassificatie van de preferente aandelen van eigen naar vreemd vermogen met mogelijke gevolgen voor de bancaire ratio’s. Daarnaast is gebruik van hedge accounting aan te raden door de nieuwe eisen die IAS 32 / 39 stellen aan de verwerking van derivaten en de hogere volatiliteit die hiermee gepaard gaat. Het gebruik van hedge accounting leidt tot hogere administratieve eisen en als gevolg hiervan tot hogere administratieve lasten. Het is daarom niet verstandig iedere transactie onder hedge accounting te laten vallen. Er is een grenswaarde voorgesteld voor wat betreft de grootte van de transactie en het gebruik van hedge accounting.

De geconstateerde verschillen leiden niet tot grote aanpassingen in de treasury afdeling. Door de specialistische kennis die op het hoofdkantoor wordt ontwikkeld en de toename van het aantal werkzaamheden zal de treasury afdeling nog centraler worden bestuurd. Daarnaast zal vooral het administratieve proces worden uitgebreid en dient de management rapportage te

Welke invloed hebben de IAS standaarden 32 en 39 en in het bijzonder de nieuwe regelgeving met betrekking tot hedge accounting op de treasuryprocessen van CSM en welke veranderingen en keuzes zijn noodzakelijk voor implementatie van IAS 32 / 39?

(8)

worden aangepast. Wat betreft de waardering van de financiële instrumenten zijn er ook verschillen gevonden tussen Dutch-Gaap en IAS 32/ 39 maar deze leiden niet tot grote wijzigingen, behalve voor de door CSM gebruikte derivaten. Verschillende financiële instrumenten werden onder Dutch-Gaap tegen nominale waarde gewaardeerd en dienen nu tegen amortisatiewaarde te worden gewaardeerd. Doordat het verschil in deze waarderingen slechts bestaat wanneer er sprake is van agio of disagio leidt dit voor CSM niet tot veranderingen in de waardering, omdat er bij de financiële instrumenten van CSM geen sprake is van agio of disagio.

CSM kan voldoen aan de verschillende administratieve vereisten van hedge accounting. De belangrijkste eis is het testen van de effectiviteit van de hedge. Hiervoor bestaan verschillende methoden te weten: dollar offset, value at risk en regressie analyse. Wanneer de genoemde verschillen tussen US-Gaap en IAS 39 in het oog worden gehouden kan gebruik worden gemaakt van de bevindingen uit de Verenigde Staten met deze methoden. De verschillende methoden hebben voor- en nadelen. Dit onderzoek geeft een heldere beoordeling en een model om tot een keuze tussen de methoden te komen. Voor CSM leidt deze beoordeling tot het advies de dollar offset methode te gebruiken.

Dit onderzoek biedt een casestudy voor wat betreft de implicaties van IAS 32 / 39 voor een middelgrote beursgenoteerde onderneming met een centrale treasury afdeling. Andere treasury afdelingen kunnen gebruik maken van deze kennis en de in dit onderzoek geformuleerde modellen om tot een betere implementatie van IAS 32 / 39 te komen.

(9)

Inleiding

In deze inleiding wordt een beeld gegeven van CSM door in te gaan op de voornaamste activiteiten en strategie van deze onderneming. Daarnaast zal de afdeling waarop de onderzoeker gedurende het onderzoek werkzaam was worden beschreven. Tenslotte zal worden ingegaan op de aanleiding tot dit onderzoek.

CSM, de onderneming

CSM is een internationaal georiënteerde onderneming op het gebied van de ontwikkeling, productie, verkoop en distributie van voedingsingrediënten en zoetwaren. CSM is voornamelijk actief in West-Europa en Noord-Amerika en daarnaast ook in Zuid-Amerika en Azië. CSM heeft ongeveer 13.000 medewerkers waarvan 1.500 in Nederland.

CSM hanteert een stakeholdersbenadering in de uitvoering van haar strategie. Voor CSM zijn haar belangrijkste stakeholders haar aandeelhouders, medewerkers, klanten en zakelijke relaties.

CSM heeft in het verleden groei nagestreefd door middel van een mix van autonome groei en groei door acquisities. Bij het acquireren heeft altijd voorop gestaan dat een gezonde financiële positie moest worden gehandhaafd. In de toekomst wil CSM zich meer gaan richten op autonome groei en het stroomlijnen van bedrijfsprocessen. De verschillende acquisities maken het noodzakelijk deze nieuwe onderdelen eerst beter te integreren.

CSM is oorspronkelijk een suikerproducent, maar het productassortiment is inmiddels uitgebreid met verschillende meestal aanverwante producten. CSM is daarom actief op vier verschillende activiteitengebieden. Dit zijn: Bakkerij ingrediënten en producten, Zoetwaren, Melkzuur en melkzuurderivaten en Suiker.

De productgroep Bakkerij ingrediënten en producten behaalt de meeste omzet (63%) Op de Tweede plaats staat Zoetwaren (21,5%), derde is Melkzuur en melkzuurderivaten (7,8%) en tenslotte Suiker met (7,7 %)1.

Uitgezonderd Bakkerij ingrediënten en producten komt iedere productgroep overeen met een divisie. Bakkerij ingrediënten en producten daarentegen bestaat uit een divisie Noord- Amerika en een divisie Europa. Onder iedere divisie vallen vervolgens verschillende werkmaatschappijen een overzicht van de divisies en bijbehorende werkmaatschappijen is opgenomen in bijlage I.

In Europa is CSM marktleider op het gebied van Bakkerij ingrediënten en producten. In Noord-Amerika staat CSM naar omzet gemeten op de tweede plaats. Kernactiviteit van de productgroep is het verwerken en mixen van grondstoffen tot halffabrikaten en producten die al bijna klaar zijn voor gebruik. Voorbeelden van producten zijn onder meer: bakmargarine, bak mixen, fruit- en roomvullingen en smaakmakers.

Zoetwaren is alleen aanwezig in Europa en heeft in deze markt een vooraanstaande positie en in de Benelux, Scandinavië en Finland een nummer een positie. De divisie richt zich op de

1 Jaarverslag CSM 2003

(10)

productie en marketing van sterke merken. Bekende merken in Nederland zijn onder meer Venco, Red Band en Sportlife.

De divisie Melkzuren en melkzuurderivaten richt zich op de productie van melkzuren en melkzuurderivaten. Onder de naam Purac is CSM wereldmarktleider op dit gebied. Andere producten van deze divisie zijn onder meer lactitol en xylitol voor gebruik in de farmaceutische en voedingsmiddelen industrie.

De divisie Suiker tenslotte is met name actief in Nederland. Suiker wordt geproduceerd van bieten en vervolgens op verschillende manieren aangeboden onder meer in de vorm van suikerklontjes en tafelsuiker, het grootste gedeelte van de suikerproductie wordt verkocht aan industriële afnemers.

CSM is actief in de business-to-business markt op het gebied van Bakkerij Ingrediënten en Producten, Melkzuur en melkzuurderivaten en Suiker. Verder richt ze zich op de consumentenmarkt middels de groepen Zoetwaren en Suiker. Het management heeft besloten zich meer te gaan richten op de business-to-business en heeft daarom de intentie uitgesproken de Zoetwaren divisie te verkopen.

CSM corporate

Het hoofdkantoor van CSM is gevestigd in Nederland te Diemen. Op het hoofdkantoor bevinden zich de divisies van Zoetwaren en Suiker. Daarnaast zijn er verschillende stafafdelingen op het hoofdkantoor. De divisies kunnen door het hogere aggregatieniveau synergie effecten creëren, bijvoorbeeld door middel van centrale inkoop van voorraden en centrale organisatie van de financiële middelen. Ook is er een tendens waar te nemen waarbij marketingactiviteiten van de werkmaatschappijen meer op divisieniveau worden gecoördineerd met als doel grensoverstijgende merken te creëren.

De stafafdelingen zijn gericht op juridische zaken, personeelszaken en financiële zaken. In totaal zijn er rond de 60 medewerkers actief binnen de verschillende stafdiensten.

De controle en aansturing van de divisies vindt plaats op het hoofdkantoor onder meer door de afdeling corporate control en natuurlijk door de raad van bestuur. De divisies worden voornamelijk gestuurd op basis van financiële maatstaven.

Afdeling corporate control

De onderzoeker is gedurende het onderzoek werkzaam geweest op de afdeling corporate control. De afdeling corporate control is een stafafdeling van CSM en rapporteert direct aan de raad van bestuur in de persoon van de CFO zoals is weergegeven in bijlage II. Corporate control is verantwoordelijk voor de controle op de divisies en consolidatie van gegevens.

Verder vallen onder corporate control ook de treasury activiteiten, belastingtechnische zaken en verzekeringen.

Aanleiding tot het onderzoek

CSM is, net als iedere andere onderneming afhankelijk van financiering om haar strategie te

(11)

te Amsterdam. CSM is opgenomen in de Midkap index een beurs voor middelgrote fondsen.

De aandeelhouders van CSM weerspiegelen het internationale karakter van de onderneming, 40% van de aandeelhouders is afkomstig uit het buitenland.

CSM moet als beursgenoteerde onderneming voldoen aan verschillende eisen op het gebied van corporate governance en financiële verslaggeving. Binnen de corporate governance is de code tabaksblat een voorbeeld van een van de meest ingrijpende veranderingen van de laatste jaren. De verschillende vereisten waaraan CSM moet voldoen zijn continu in verandering.

Een van de grootste veranderingen voor CSM op dit moment zijn de veranderingen in de eisen die aan de financiële verslaggeving worden gesteld.

Met het oog op de toenemende integratie van de financiële markten is een eenduidige presentatie en behandeling van de financiële gegevens van bedrijven noodzakelijk. Verder wordt onderkend dat de gangbare methoden voor financiële verslaggeving niet altijd een juist beeld van de werkelijke economische situatie geven. Een voorbeeld hiervan is dat kosten van personeel opties niet worden verwerkt in de verlies- en winst rekening, terwijl deze kosten soms hoog zijn. De Europese Unie erkent deze problemen en denkt hiervoor een oplossing te hebben gevonden.

De EU heeft onder de noemer IFRS (International Financial Reporting Standards) nieuwe wetgeving aangenomen waaraan beursgenoteerde bedrijven per 1 januari 2005 moeten voldoen.

*Generally accepted accounting principles

Figuur 1. Situatieschets wetgeving voor beursgenoteerde bedrijven.

De situatie is in figuur een schematisch weergegeven. In de huidige situatie voldoet CSM aan Dutch-Gaap. Dutch-Gaap omvat de regels met betrekking voor financiële verslaggeving waaraan ondernemingen in Nederland dienen te voldoen. Deze regels bestaan uit titel 9 van boek twee van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving. In de nieuwe situatie dient CSM, per 1 januari 2005, haar verslaggeving in overeenstemming te brengen met IFRS. Aangezien Dutch-Gaap en IFRS verschillen is aanpassing noodzakelijk.

De IFRS standaarden worden opgesteld door de International Accounting Standards Board (IASB). De voorganger van de IASB was het International Accounting Standards Committee (IASC). De IASC bestond van 1973 tot 2001. Sinds 1 april 2001 is de naam van deze

IFRS Eis EU

Huidige situatie

Situatie per 1 januari 2005 CSM

verslaggeving in overeenstemming

met IFRS CSM verslaggeving volgens Dutch-

Gaap*

(12)

organisatie veranderd in de IASB, standaarden worden vanaf deze datum uitgegeven onder de naam IFRS. De standaarden opgesteld door de IASC genaamd international accounting standards (IAS) worden door de IASB opgenomen in het IFRS-raamwerk en zullen de naam IAS behouden. In totaal beslaat het IFRS-raamwerk op dit moment de international accounting standards (IAS) 1 tot en met 41 en IFRS 1 tot en met 5.

De IASB onderscheid drie doelen2:

1. Het ontwikkelen van een set hoogwaardige, begrijpelijke en controleerbare internationale accounting standaarden

2. Het promoten van het gebruik van deze standaarden

3. Zorgen voor convergentie van nationale accounting standaarden en internationale accounting standaarden.

De kern van de IASB wordt gevormd door een groep van 14 gerenommeerde mensen uit het bedrijfsleven die gezamenlijk het IFRS-raamwerk ontwerpen. Uit onderzoek blijkt dat in Nederland relatief veel van de beursgenoteerde bedrijven al gestart is met de implementatie.

Slechts 6% geeft aan nog niet gestart te zijn. Globaal gezien ligt het percentage ondernemingen dat nog niet gestart is op 22% voor beursgenoteerde ondernemingen, in Groot-Brittannië op 17%, in Duitsland op 16% en in Frankrijk zelfs op 31%3.

Bij CSM blijkt uit een voorlopige analyse door de afdeling corporate control dat IFRS vooral gevolgen heeft op het gebied van pensioenen, financiële instrumenten en goodwill.4

Zoals beschreven bestaat het IFRS-raamwerk uit een reeks standaarden, elke standaard is gericht op een specifiek onderwerp. De standaarden 32 en 39 vormen het hoofdonderwerp van dit onderzoek. Deze standaarden hebben als specifiek onderwerp financiële instrumenten.

Op de standaarden 32 en 39 is veel commentaar geweest, voornamelijk vanuit de hoek van banken en verzekeraars. Deze ondernemingen maken veel gebruik van financiële instrumenten en zullen dan ook het meest kwetsbaar zijn voor veranderingen. Banken en verzekeraars vrezen dat de nieuwe standaarden zorgen voor te grote schommelingen in de verlies- en winstrekening (verder te noemen VWR) en dat er daarnaast extra administratieve lasten ontstaan. Na aanleiding van deze kritiek zijn IAS 32 / 39 aangepast. Door de onzekerheid omtrent de inhoud van deze standaarden hoeven ondernemingen geen vergelijkende cijfers voor 2004 voor IAS 32 / 39 op te stellen voor de andere standaarden is dit wel noodzakelijk.

(13)

Hoofdstuk 1. Probleemformulering en onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt de richting en het doel van dit onderzoek uitgewerkt. Dit hoofdstuk begint met een probleemanalyse. De uitkomsten van de probleemanalyse leiden tot een probleemstelling. Hieruit volgt vervolgens een onderzoeksopzet. In de onderzoeksopzet zal worden besproken hoe het onderzoek is vormgegeven en hoe het onderzoek zal worden uitgevoerd.

1.1 Probleemanalyse

De probleemanalyse is het startpunt van dit onderzoek. In de probleemanalyse wordt het probleem, de achtergronden en eventuele verbanden met andere problemen onderzocht.

1.1.1 Veranderende eisen

CSM heeft tot nu toe haar financiële verslaggeving opgesteld in overeenkomst met Dutch- Gaap. Doordat deze regelgeving op verschillende punten wezenlijk verschilt van de IFRS standaarden zal CSM haar verslaggeving moeten aanpassen.

Binnen CSM is de afdeling corporate control de opdrachtgever voor dit onderzoek aangezien deze afdeling verantwoordelijk is voor de financiële verslaggeving en als zodanig direct bij implementatie van IFRS betrokken is. Dit onderzoek zal zich richten op IAS 32 / 39. Deze standaarden hebben als onderwerp financiële instrumenten. De standaarden definiëren financiële instrumenten als: “any contract that gives rise to both a financial asset of one enterprise and a financial liability or equity instrument of another enterprise” 5 concrete voorbeelden zijn onder meer: renteswaps, obligaties, valutatermijncontracten, langlopende schulden en opties.

IAS 32 heeft als subonderwerp toelichting en presentatie. De toelichting behandelt aan welke vereisten qua financiële informatie de onderneming dient te voldoen om een duidelijk inzicht te geven in het risico en de resultaten van de gebruikte financiële instrumenten. Presentatie gaat in op de kwalificatie van financiële instrumenten als vreemd vermogen of eigen vermogen. IAS 39 heeft als subonderwerp opname en waardering. Opname schrijft voor wanneer een financieel instrument moet worden opgenomen in de balans en wanneer deze moet worden verwijderd. Bij waardering staat centraal hoe de verschillende financiële instrumenten dienen te worden gewaardeerd.

De twee standaarden zijn gericht op het verbeteren van de interne consistentie en externe validiteit in de verslaggeving aangaande financiële instrumenten. Interne consistentie wordt bereikt wanneer activiteiten die dezelfde economische realiteit weerspiegelen ook op dezelfde wijze worden behandeld (Hoogendoorn e.a: 2001). Externe validiteit kan worden bereikt door waarderingen zodanig te berekenen dat er een reële weergave ontstaat van de economische realiteit.

De aanpassingen als gevolg van IFRS hebben mogelijk gevolgen voor de manier waarop CSM haar gegevens verzamelt en haar processen inricht, kortom voor de gehele keten welke voorafgaat aan de financiële verslaggeving. Het vakblad Corporate Finance geeft aan: "Of the 7000 companies that will be affected in 2005, the vast majority of these are non-financial

5 IAS 32, December 2003, paragraaf 11.

(14)

institutions, for whom the greatest impact of IAS 32 and 39 will be felt in the area of treasury6.”

De grootste impact is dus te verwachten op het gebied van treasury. Dit komt doordat treasury afdelingen primair te maken hebben met de transacties in financiële instrumenten.

CSM beschikt over een treasury afdeling. Er kan gesteld worden dat de invloed van de twee standaarden voornamelijk gevolgen heeft voor de treasury afdeling binnen CSM. Tukker (2003) geeft aan “Het is voor ondernemingen verleidelijk om te veronderstellen dat de overgang naar IFRS niet veel meer is dan een boekhoudkundige operatie. Dat is een onterechte en zelfs riskante veronderstelling. De overgang naar IFRS is ingrijpend.” Er zal dus moeten worden onderzocht wat de impact is van de standaarden IAS 32 / 39. Waarbij aandacht moet worden besteed aan meer dan het boekhoudkundige proces. Ook andere relevante processen moeten worden geanalyseerd, de veranderde eisen wat betreft de waardering van financiële instrumenten kan bijvoorbeeld leiden tot problemen wanneer de huidige systemen voor waardering niet in staat zijn deze waarderingen te berekenen.

Door voornoemde ontstaat een afbakening van het onderzoek, namelijk de treasury afdeling als onderzoeksobject.

1.1.2 De treasury afdeling

De treasury afdeling is gevestigd op het hoofdkantoor en valt organisatorisch gedeeltelijk onder de afdeling corporate control (back-office) het andere gedeelte van treasury valt onder de afdeling treasury & investment relations (front-office) zoals weergegeven in bijlage II.

Webster geeft de volgende definitie van treasury: “a place in which stores of wealth are kept;

the place of deposit and disbursement of collected funds”7. Treasury is er dus op gericht de waarde van een onderneming te waarborgen en zorg te dragen voor allocatie van geldstromen.

Voor een beschrijving van de functies van treasury sluit ik aan bij de functieomschrijving genoemd in de charter corporate treasury van CSM. Deze functies zijn:

• Corporate finance: het aantrekken van eigen en vreemd vermogen inclusief tussenvormen.

• Cash management: het beheer van geldstromen, het aantrekken en uitzetten van liquiditeiten en de aan– en verkoop van valuta.

• Portfolio & Risk management: het beheer van de financierings- en valutaposities en daaruit resulterende valuta-, rente-, tegenpartij- en operationele risico´s.

• In-House Banking: het leveren van bankdiensten aan het concern en de concernonderdelen.

Deze omschrijving komt grofweg overeen met de theorie, ondermeer Tiner (1992) en Mulligan (2001). Bij andere aan treasury gerelateerde activiteiten zoals bijvoorbeeld pensioenen en verzekeringen wordt de treasury afdeling wel betrokken maar deze behoren niet tot de kerntaken.

1.1.3 Hedge accounting

(15)

Een van de belangrijkste verschillen tussen Dutch-Gaap en IAS 32 / 39 zijn de nieuwe regels voor hedge accounting. Tiner (1992) geeft de volgende definitie van hedging: “Hedging is used to reduce risk of loss through adverse price movements in currency rates, interest rates or share prices, by taking a position that is equal and opposite to an existing or anticipated position in the cash market”.

De tegengestelde positie waar Tiner over spreekt wordt gevormd door een financieel instrument, meestal een derivaat. Deze positie is tegengesteld aan een uitstaand risico. Tiner spreekt over een risico in de “cash market” maar ook operationele risico´s of risico in de vermogens markt zijn denkbaar. Tiner noemt de prijsveranderingen van valuta, rente en aandelen, maar andere mogelijkheden laat hij buiten beschouwing. Terwijl het hedgen van

“commodities” ook een belangrijk onderdeel is van veel risicomanagement strategieën van bedrijven. Denk bijvoorbeeld aan de huidige hoge olieprijs, verschillende luchtvaartmaatschappijen dekken zich in tegen een verder stijging van de olieprijzen. De definitie van Tiner (1992) vraagt dus om enige aanpassing. In dit onderzoek wordt als definitie van hedging gehanteerd:

“Hedging is used to reduce risk of loss through adverse price movements in benchmark economic rates by taking a position that is equal and opposite to an existing or anticipated exposure in operations, cash markets, or capital markets”

Bij hedge accounting wordt rekening gehouden met de door Tiner (1992) genoemde tegengestelde effecten op winst en verlies. Hedge accounting zorgt dat de tegengestelde waardeveranderingen van de onderliggende financiële instrumenten, die het resultaat zijn van de tegengestelde prijseffecten, gelijktijdig samenvallen in de VWR zodat deze effecten elkaar uitsluiten en de invloed op de VWR klein is. Wanneer de onderneming geen gebruik maakt van hedge accounting zullen de voornoemde tegengestelde prijseffecten vaak niet gelijktijdig samenvallen in de VWR, met als gevolg volatiliteit in de VWR. Wanneer bijvoorbeeld een forward contract wordt aangekocht om een toekomstige transactie af te dekken zal de waarde verandering van dit forward contract in de VWR worden opgenomen, maar de tegengestelde waardeverandering van de toekomstige transactie wordt pas opgenomen op het moment dat deze transactie plaatsgrijpt, het resultaat is een grotere volatiliteit in de VWR.

Met volatiliteit wordt hier bedoeld: de mogelijke schommelingen in de VWR door toedoen van de genoemde prijseffecten. De VWR is een belangrijke graadmeter voor de prestaties van een onderneming, wanneer de VWR een hogere volatiliteit heeft wordt het moeilijker deze graadmeter te controleren en te voorspellen. Daarom is een onderneming als CSM er veel aangelegen een goed inzicht te hebben in de manier waarop de VWR wordt beïnvloed. Ook voor de invoering van het IFRS-raamwerk dekte CSM haar risico´s af, maar dit wordt op een andere manier boekhoudkundig verwerkt. Onderzocht dient te worden in hoeverre er een verschil bestaat tussen de verschillende verwerkingsmethoden.

Wanneer CSM voor hedge accounting kiest vereist dit een uitgebreide documentatie van de hedge transacties. Belangrijk onderdeel van deze documentatie is het beoordelen van de effectiviteit van de transactie. Dat wil zeggen in hoeverre dekt het financieel instrument ook daadwerkelijk het risico af dat is beoogd. Het financieel instrument dient met een duidelijk doel te worden aangeschaft, namelijk het hedgen van een risico. Vervolgens is van belang dat het financieel instrument dit risico ook in de juiste mate afdekt. De effectiviteittest bepaalt of dit in voldoende mate het geval is. IAS 39 schrijft het gebruik van een effectiviteittest voor maar geeft verder geen aanwijzingen wat betreft de specifieke invulling van deze test. Indien

(16)

CSM gebruik gaat maken van hedge accounting dient te worden onderzocht hoe de effectiviteittest moet worden uitgevoerd.

Dit onderzoek heeft de vorm van beleidsondersteunend onderzoek. Het analyseren van de mogelijke gevolgen van IAS 32 / 39 leidt tot een reeks van punten waarop aanpassing noodzakelijk kan zijn. De verschillen tussen IAS 32 / 39 en Dutch-Gaap moeten beoordeeld worden op de impact voor CSM. Er zal met betrekking tot de hedge documentatie concreet worden onderzocht wat deze veranderingen betekenen voor de treasury afdeling en er zullen oplossingen worden aangedragen voor de problemen die in een eerder stadium van het onderzoek worden gevonden.

1.2 Probleemstelling

De functie van de probleemstelling is tweeledig: afstemming met de klant en interne sturing van het onderzoek (De Leeuw: 2001). Onderzoeker en klant dienen beide een duidelijk beeld te hebben van het kader en de methoden voor onderzoek. Bij de uitwerking van een probleemstelling dient aandacht te worden besteed aan het kennisbelang en het kennisdoel (Verschuren: 1999). Het kennisbelang wordt uitgewerkt in de doelstelling van het onderzoek en geeft antwoord op de vraag: wat wil de onderzoeker met dit onderzoek bereiken? Het kennisdoel wordt uitgewerkt in de vraagstelling en geeft antwoord op de vraag: welke kennis is daarvoor nodig?

De probleemstelling bij een beleidsondersteunend onderzoek bestaat uit een doelstelling, vraagstelling en randvoorwaarden (De Leeuw: 2001). Deze onderdelen zullen achtereenvolgens worden behandeld. Tenslotte wordt ook de relevantie van dit onderzoek toegelicht.

1.2.1 Doelstelling

De doelstelling van een onderzoek legt vast voor wie het onderzoek wordt gedaan, wat er voor hen uitkomt en waarom dat voor hen van belang is (De Leeuw: 2001), Verschuren spreekt ook wel van het kennisbelang (1999). Na analyse van de probleemsituatie is de volgende doelstelling opgesteld:

1.2.2 Vraagstelling

De vraagstelling formuleert de hoofdvraag die bij de doelstelling aansluit maar in voor onderzoek toegankelijke termen is geformuleerd (De Leeuw: 2001). Verschuren spreekt hier van het kennisdoel (1999). Deze definitie leidt tot de volgende vraagstelling:

1.2.3 Randvoorwaarden

Dit onderzoek beoogt de invloed en consequenties van nieuwe financiële wetgeving op de treasury afdeling in kaart te brengen waardoor de afdeling corporate control van CSM beter is voorbereid op implementatie van deze wetgeving.

Welke invloed hebben de IAS standaarden 32 en 39 en in het bijzonder de nieuwe regelgeving met betrekking tot hedge accounting op de treasuryprocessen van CSM en

(17)

van de onderzoeker en de deelnemers aan het onderzoek. Op dit onderzoek zijn de volgende randvoorwaarden van toepassing:

• Tijdsduur: het onderzoek dient binnen een termijn van zes maanden te zijn voltooid.

Ingaande 1 april 2004.

• Methode: het onderzoek dient te voldoen aan de methodologische eisen die aan een afstudeerscriptie worden gesteld door de faculteit bedrijfswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen.

• Resultaat: het onderzoek dient te voldoen aan de door de afdeling corporate control gestelde inhoudelijke eisen aan het resultaat.

1.2.4 Deelvragen

Bij het opstellen van deelvragen moet de volgende vraag worden beantwoord: “Welke kennis is nodig voor respectievelijk het bereiken van de doelstelling, en het beantwoorden van de centrale vragen?” (Verschuren: 1999). Het antwoord op de deelvragen zal uiteindelijk leiden tot een antwoord op de centrale vraagstelling.

1. Hoe geeft de treasury afdeling invulling aan haar functie?

Voordat iets kan worden gezegd over de veranderingen ten gevolge van IAS 32 / 39 zal eerst moeten worden onderzocht hoe de treasury afdeling op dit moment functioneert. Al eerder is ter sprake gekomen dat mogelijke veranderingen zich niet zullen beperken tot het boekhoudkundige proces. De beschrijving van de treasury afdeling zal daarom ook breder worden getrokken. Belangrijk is te bezien hoe de processen en informatiestromen momenteel zijn ingericht. Daarnaast is van belang het beleid binnen de treasury afdeling te analyseren om mogelijke veranderingen hierin te kunnen benoemen. Verder is al eerder gesproken over het beleidsondersteunend karakter van dit onderzoek een analyse van het gevoerde beleid is noodzakelijk (de Leeuw, 2001), aangezien aanbevelingen in lijn moeten worden gebracht met dit beleid.

Bovenstaande resulteert in een opdeling van de deelvraag in een aantal subvragen:

• Binnen welke structuur functioneert de treasury afdeling en wat is de structuur van de treasury afdeling zelf?

• Wat is het beleid met betrekking tot de functies van de treasury afdeling?

• Welke processen kunnen worden onderscheiden om uitvoering te geven aan de verschillende functies?

• Welke informatiestromen zijn te onderkennen met betrekking tot de financiële instrumenten?

2. Welke financiële instrumenten worden door de treasury afdeling gebruikt en hoe worden deze financiële instrumenten gebruikt?

IAS 32 / 39 bevatten richtlijnen voor de verslaggeving met betrekking tot financiële instrumenten. Een duidelijk zicht op het gebruik en de werking van deze instrumenten bij CSM is noodzakelijk voordat de implicaties van de nieuwe wetgeving kunnen worden onderzocht.

Deze deelvraag kan vervolgens in een aantal subvragen worden onderverdeeld:

(18)

• Welke financiële instrumenten worden door de treasury afdeling gebruikt met het oog op financiering van de onderneming en hoe worden deze instrumenten gebruikt?

• Welke financiële instrumenten worden door de treasury afdeling gebruikt met het oog op valutarisicobeheersing en hoe worden deze instrumenten gebruikt?

• Welke financiële instrumenten worden door de treasury afdeling gebruikt met het oog op renterisicobeheersing en hoe worden deze instrumenten gebruikt?

3. In welk opzicht verschilt Dutch-Gaap van IAS 32 / 39?

Deze deelvraag is noodzakelijk om inzicht te krijgen in de verschillen tussen de huidige eisen (Dutch-Gaap) en de toekomstige eisen waaraan CSM moet voldoen wat betreft financiële verslaggeving. Deze deelvraag is opgesplitst aan de hand van de vier onderwerpen welke in IAS 32 (toelichting en presentatie) en IAS 39 (opname en waardering) aan de orde komen. De opsplitsing naar categorie vergemakkelijkt het onderzoek in de nog volgende fasen. Naast het constateren van de verschillen moet worden onderzocht welke verschillen een impact hebben op de treasury afdeling. Niet alle verschillen zijn daadwerkelijk van invloed. Er kan bijvoorbeeld een verschil optreden in het waarderen van een financieel instrument. Maar indien CSM geen gebruik maakt van dit instrument zal er geen sprake zijn van een impact.

Deze deelvraag kan vervolgens in een aantal subvragen worden onderverdeeld:

• Welke verschillen in de wetgeving bestaan er met betrekking tot “toelichting” van financiële instrumenten?

• Welke verschillen in de wetgeving bestaan er met betrekking tot “presentatie” van financiële instrumenten?

• Welke verschillen in de wetgeving bestaan er met betrekking tot “opname” van financiële instrumenten?

• Welke verschillen in de wetgeving bestaan er met betrekking tot “waardering” van financiële instrumenten?

Bij welke verschillen is sprake van een impact voor CSM?

4. Op welke punten dient de treasury afdeling te veranderen zodat kan worden voldaan aan de voorwaarden van IAS 32 / 39?

Bij deelvraag drie wordt onderzocht welke verschillen er zijn tussen Dutch-Gaap en IAS 32 / 39 en is er geanalyseerd of de geconstateerde effecten een impact hebben. Bij deze deelvraag staat centraal wat de impact van deze verschillen precies is. Met andere woorden, hoe dient de treasury afdeling zich aan te passen aan de veranderende eisen van de omgeving.

Deze deelvraag is opgedeeld in de volgende subvragen:

• Hoe groot is de impact van de geconstateerde verschillen en welke keuzes ten aanzien van deze verschillen moeten worden gemaakt om implementatie mogelijk te maken?

• Welke veranderingen in de processen en informatiestromen van de treasury zijn nodig voor een goede implementatie van IAS 32/ 39 ?

• Welke implicaties zijn er voor het beleid van de treasury afdeling?

5. Wat is de impact van de hedge accounting documentatie vereisten en welke keuzes dienen te worden gemaakt ten aanzien van deze documentatie om implementatie van hedge

(19)

Een van de verschillen tussen IAS 32 / 39 en Dutch-Gaap is de mogelijkheid van het gebruik van hedge accounting. Om misbruik te voorkomen is hedge accounting omgegeven met specifieke regelgeving. Een belangrijk onderdeel van hedge accounting documentatie is de effectiviteittest. Dit onderdeel zal er daarom worden uitgelicht.

Ook deze deelvraag is omwille van de hanteerbaarheid opgedeeld in subvragen:

• Hoe dient de hedge accounting documentatie te worden ingevuld?

• Welke problemen zijn te voorzien met betrekking tot de hedge accounting documentatie?

• Welke keuzes dienen te worden gemaakt met betrekking tot de hedge accounting documentatie?

Welke methoden bestaan voor het berekenen van de effectiviteit van een hedge?

• Wat is de meest efficiënte en effectieve methode voor het testen van de effectiviteit van een hedge?

Conclusie

In de conclusie wordt een antwoord gegeven op de centrale vraagstelling. Ook zal de conclusie richtingen aangeven voor verder onderzoek indien noodzakelijk. Dit onderzoek heeft in de eerste plaats een praktische inslag, daarnaast zal in de conclusie worden ingegaan op de meer algemene theoretische bijdrage die dit onderzoek levert.

1.2.5 Relevantie

Bij relevantie gaat het om de vraag: “is het onderzoek voldoende zinvol in de ogen van de onderzoeker, opdrachtgever en doelgroep?” (Verschuren: 1999). Daarnaast is het van belang te kijken naar de relevantie voor de wetenschap, aangezien dit onderzoek op een wetenschappelijke manier tot stand is gekomen kunnen ook conclusies worden verbonden aan de resultaten. De verschillende elementen van relevantie worden hieronder uitgewerkt.

Relevantie onderzoeker

Dit onderzoek is voor de onderzoeker om twee redenen relevant. Ten eerste leert de onderzoeker zelfstandig onderzoek te doen en verkrijgt deze specifieke kennis op het gebied van financiële instrumenten, IFRS wetgeving, accounting en treasury. Ten tweede leidt dit onderzoek tot een scriptie die als afsluiting dient van de studie bedrijfswetenschappen te Groningen.

Relevantie opdrachtgever

Dit onderzoek is voor de afdeling corporate control relevant omdat het inzicht biedt in een actueel probleem van de onderneming. Het onderzoeksresultaat maakt concreet op welke gebieden, binnen de treasury, veranderingen moeten worden doorgevoerd om aan de voorwaarden van IAS 32 / 39 te voldoen en is daarom relevant voor de opdrachtgever.

Relevantie doelgroep

De doelgroep voor dit onderzoek zijn de werknemers van de treasury afdeling alsmede verschillende andere werknemers van de afdeling corporate control. De bevindingen van dit onderzoek zullen in sommige gevallen direct van invloed zijn op de werkzaamheden van deze medewerkers. Het onderzoek is daarmee relevant voor de doelgroep.

(20)

Relevantie wetenschap

Op dit moment is nog weinig bekend over de impact en consequenties voor treasury afdelingen als gevolg van de invoering van IAS 32 / 39. Onderzoek is daarom gewenst want zoals eerder aangegeven kunnen de implicaties groot zijn. Onderzoek dat is gericht op het analyseren van de gevolgen van invoering voor de treasury kan gebruik maken van casestudies als onderzoeksmethode. Yin (2003) geeft aan dat de casestudy methode vooral geschikt is indien:

a) Het onderzoeksgebied breed gedefinieerd is. Het onderzoek is gericht op de gehele treasury afdeling.

b) Er sprake is van complexe of contextuele multivariabele condities en niet van geïsoleerde variabelen. Verschillende variabelen zijn van invloed o.a. de structuur van treasury, het gebruik van financiële instrumenten en de huidige systemen etc.

c) Wanneer gebruik gemaakt wordt van verschillende informatiebronnen. Voor een volledige analyse is informatie uit verschillende bronnen noodzakelijk, naast informatie van de onderneming kan ook gedacht worden aan informatie van accountantskantoren, banken en de leveranciers van treasury management software.

Hoewel dit niet de vraagstelling is voor dit onderzoek kunnen de resultaten van dit onderzoek dus als casestudy bijdragen aan een meer algemeen geformuleerde vraagstelling: wat is de invloed van IAS 32 / 39 op de treasury afdeling van beursgenoteerde ondernemingen?

1.3 Onderzoeksopzet

In de onderzoeksopzet komt naar voren hoe het onderzoek is vormgegeven en met gebruik van welke methoden en bronnen de centrale vraagstelling zal worden beantwoord. Ook zal worden besproken hoe de kwaliteit van dit onderzoek wordt gewaarborgd.

1.3.1 Modellering onderzoek

De opzet en uitwerking van het onderzoek is gemodelleerd in het onderzoeksmodel, zoals weergegeven in figuur twee. Dit model verduidelijkt hoe de scriptie en indirect het onderzoek zijn opgebouwd.

(21)

Onderzoeksmodel

Figuur 2. Onderzoeksmodel

Uitleg onderzoeksmodel

Iedere deelvraag zal afzonderlijk worden behandeld in een hoofdstuk, deelvraag een wordt behandeld in hoofdstuk twee etc. Waarbij deelvraag vijf tenslotte in hoofdstuk zes zal worden beantwoord. De pijlen in het model geven twee relaties aan. Aan de ene kant gaat het om de opbouw van het onderzoek in de tijd, het twee niveau volgt op het eerst enzovoorts. Verder gaat het ook om de inputrelatie. Zo maakt hoofdstuk vijf bijvoorbeeld gebruik van de informatie uit de voorgaande hoofdstukken een, twee, drie en vier. De basis voor het onderzoek wordt gelegd in de hoofdstukken een tot en met vier. In hoofdstuk een wordt het probleem vastgesteld en duidelijkheid verkregen wat betreft de informatiebehoefte en de richting van het onderzoek. In hoofdstuk twee wordt inzicht verkregen in de treasury afdeling, wat betreft functie, processen en beleid. In hoofdstuk drie ontstaat vervolgens inzicht in de gebruikte financiële instrumenten en het gebruik van deze instrumenten. Hoofdstuk vier vergelijkt de verschillen tussen de huidige Nederlandse wetgeving en regelgeving op het gebied van de jaarverslaggeving en de eisen van het IFRS-raamwerk. Daarnaast vindt een analyse plaats welke verschillen leiden tot een impact voor CSM. Hierdoor kan in hoofdstuk vijf de vraag worden beantwoord wat de invloed van IAS 32 / 39 is op de treasury afdeling en welke veranderingen noodzakelijk zijn. Oftewel hoe groot de impact van de geconstateerde verschillen is. In hoofdstuk zes tenslotte worden de verschillende eisen met betrekking tot de documentatie voor hedge accounting toegelicht en uitgewerkt gebaseerd op de situatie bij CSM.

Ieder hoofdstuk eindigt met een korte conclusie waarin de bevindingen van het betreffende hoofdstuk worden samengevat en het verband met het volgende hoofdstuk wordt gelegd. Het

Hoofdstuk 3 Informatie financiële

instrumenten

Hoofdstuk 4 Verschillen IFRS en

huidige wetgeving Hoofdstuk 2

Informatie treasury

Hoofdstuk 5 Analyse veranderingen

Hoofdstuk 6 Inventarisatie hedge

accounting en keuzes Hoofdstuk 1 Probleemstellen

(22)

onderzoek wordt afgesloten met een conclusie waarin de hoofdvraagstelling wordt beantwoord en wordt vastgesteld of de doelstelling van het onderzoek is bereikt. Tenslotte wordt ook ingegaan op de algemeen bruikbare kennis die dit onderzoek heeft opgeleverd.

1.3.2 Onderzoeksmethodiek

De geformuleerde vragen kunnen worden beantwoord wanneer de juiste informatie beschikbaar is. Deze informatie moet op een bepaalde manier (methode) uit bepaalde gegevens worden verkregen (bronnen). Er zijn drie verschillende methoden: interviewen, observeren en bureauonderzoek (Baarda, de Goede: 1995). Observeren zal in dit onderzoek eigenlijk niet aan de orde komen omdat de aard van de problematiek deze methode uitsluit.

Natuurlijk is er wel sprake van enige observatie doordat de onderzoeker gedurende zes maanden werkzaam is op de afdeling corporate control en als zodanig dagelijks gebruik maakt van observaties, maar observeren wordt niet expliciet gebruikt als onderzoeksmethode.

Bureauonderzoek

Bureauonderzoek is gericht op het gebruik van bestaande gegevens. In dit onderzoek gaat het daarbij om de documentatie die voorhanden is binnen CSM op het gebied van treasury en accounting. Belangrijkste documenten hierbij waren:

• CSM treasury manual for operating companies

Document met treasury richtlijnen voor de werkmaatschappijen

• Charter corporate treasury

Beleidsdocument CSM treasury, definitie van kerndoelstellingen en prestatiemaatstaven

• Jaarverslag CSM 2003

Naast de documentatie van CSM is gebruik gemaakt van documentatie bij andere corporates en bankrelaties, waaronder:

• Onderneming X

onderneming X is qua treasury operaties goed te vergelijken met CSM

• Bank 1

Een van de huisbankiers van CSM, kennis op het gebied van IAS 32 / 39 en hedge accounting

• Bank 2

Een van de huisbankiers van CSM, kennis op het gebied van IAS 32 / 39 en hedge accounting

Daarnaast is er gebruik gemaakt van de relevante regelgeving. Waaronder de richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (2002), boek twee van het Burgerlijk Wetboek en IAS 32 / 39 (december 2003).

Naast documentatie maakt dit onderzoek gebruik van literatuur op verschillende gebieden, waaronder: treasury, administratie, financiële instrumenten, accounting, wetgeving en effectiviteittesten.

(23)

Interviewen

Interviewen is gebruikt om inzicht te krijgen in de werkwijze van de treasury afdeling, het treasury beleid, treasury processen, het gebruik van financiële instrumenten en de indicatoren die uitspraken doen over de effectiviteit en efficiëntie van de effectiviteittest.

Voordat een interview wordt afgenomen dienen verschillende keuzes te worden gemaakt.

Wordt het interview schriftelijk of mondeling afgenomen en is het interview semi- gestructureerd of ongestructureerd. Bij een ongestructureerd onderzoek liggen de vragen niet vast (Baarda en de Goede: 2000). Er is bijvoorbeeld slechts een lijst van aandachtspunten die besproken zullen worden. Bij een semi-gestructureerd interview gaat de ondervrager uit van een aantal vragen, die echter het verloop van het interview niet geheel bepalen. Het verloop wordt mede bepaald door de geïnterviewden en door de wijze waarop de ondervrager op de antwoorden van de ondervraagde inspeelt. Er is gebruik gemaakt van ongestructureerde interviews wanneer niet voldoende achtergrond informatie beschikbaar was, doormiddel van doorvragen kon uiteindelijk dieper op de onderwerpen worden ingegaan. Vaak is er sprake geweest van een eerste ongestructureerd interview waarna later een semi-gestructureerd vervolg interview heeft plaatsgevonden.

Bij de in dit onderzoek uitgevoerde interviews is zowel sprake van ongestructureerde en semi- gestructureerde interviews als mondelinge en schriftelijke interviews. De keuze voor mondeling of schriftelijk is vooral gelegen in het economisch voordeel van een schriftelijk interview. Doordat de geïnterviewden zich ofwel in België (XRT consultants8) of wel in de Verenigde Staten (Lid derivaten commissie FASB) bevonden is het economisch gezien voordeliger gebruik te maken van een schriftelijk interview.

In bijlage III is een overzicht gegeven van de interviews met de verschillende personen en organisaties (om privacy redenen worden geen namen genoemd). De interviews zijn opgedeeld naar aandachtsgebied. Achter ieder geïnterviewde is tussen haakjes aangegeven of het gaat om een mondeling (m) of schriftelijk (s) interview en een semi-gestructureerd (g), ongestructureerd (o) interview of opeenvolgende interviews waardoor er sprake was van zowel ongestructureerde als semi-gestructureerde (b) interviews.

Doordat het onderwerp van onderzoek, de standaarden IAS 32 / 39, betrekkelijk nieuw is bestaat nog weinig documentatie en literatuur op dit gebied. Interviews vormen daarom een essentieel middel voor het vergaren van de benodigde informatie. Als check op de kwaliteit van de interviews zijn de resultaten van de interviews uitgewerkt en voorgelegd aan de geïnterviewden.

Kwaliteit van het onderzoek

De Leeuw (2000) definieert de kwaliteit van bedrijfskundige kennis als de mate van bruikbaarheid van het onderzoek. De bruikbaarheid is vervolgens gelijk aan de relevantie vermenigvuldigt met de deugdelijkheid.

Deugdelijkheid

Deugdelijke kennis is juist, controleerbaar, precies en consistent. Verder is het geldigheidsbereik aangegeven. Juistheid en precisie zijn gericht op de toetsbaarheid van de uitspraken in het onderzoek. Vage bewoordingen moeten worden voorkomen en het bereik van uitspraken moet duidelijk worden aangegeven. Hier is aan voldaan, wanneer in dit

8 XRT is de leverancier van het treasury management systeem Globe$

(24)

onderzoek uitspraken worden gedaan zullen deze worden voorzien van een duidelijk kader waarbinnen deze uitspraken geldig zijn.

Controleerbaarheid betekent dat kan worden nagegaan waarop de uitkomsten van dit onderzoek zijn gebaseerd. Dit onderzoek geeft een overzicht van de uitgevoerde interviews, verwijst waar nodig naar de literatuur en documentatie en geeft een gedetailleerde bibliografie. De controleerbaarheid van het onderzoek is daarmee gewaarborgd. Consistentie is voornamelijk bereikt door het consistent hanteren van de in dit onderzoek gebruikte begrippen.

Het geldigheidsbereik van de uitspraken in dit onderzoek beperkt zich wat betreft directe implicaties voor treasury tot treasuries die een vergelijkbare structuur en werking hebben en gebruik maken van dezelfde financiële instrumenten. Daarnaast kunnen ook algemene uitspraken worden gedaan met een groter geldigheidsbereik. Het geldigheidsbereik van dit onderzoek zal nader worden toegelicht in de conclusie.

Relevantie

Kennis is relevant wanneer deze betrekking heeft op een praktische probleemsituatie, begrijpelijk en tijdig beschikbaar is (De leeuw: 2000). De praktische probleemsituatie is inmiddels uitvoerig besproken. De veranderende wetgeving met als gevolg mogelijk verschillende aanpassingen vormt een praktisch probleem voor CSM.

Het specifieke onderwerp van dit onderzoek zorgt ervoor dat het moeilijk is begrijpelijk te zijn voor een breed publiek. De gehanteerde begrippen zijn soms vrij specifiek en enige financiële achtergrondkennis is noodzakelijk. Er is geprobeerd de scriptie begrijpelijk te houden door voldoende uitleg te geven. De doelgroep van het onderzoek beschikt over de noodzakelijk kennis en door de specificiteit van het onderzoek kan worden aangenomen dat geïnteresseerde derden ook over deze achtergrondkennis zullen beschikken.

CSM zal per 1 januari 2005 aan IFRS moeten voldoen. Dit onderzoek is daarom tijdig beschikbaar om eventuele veranderingen voor deze datum door te kunnen voeren.

Geconcludeerd kan worden dat door de genoemde maatregelen de kwaliteit van dit onderzoek gewaarborgd is.

1.4 Conclusie

Dit hoofdstuk heeft een kader geschept voor het verdere onderzoek. Er is nu duidelijk wat onderzocht gaat worden, waarom dit onderzocht zal worden en hoe dit onderzocht zal worden.

In het volgende hoofdstuk zal de eerste deelvraag worden beantwoord.

(25)

Hoofdstuk 2. Treasury

De centrale vraag in dit hoofdstuk is: “hoe geeft de treasury afdeling invulling aan haar functie?”. Om een antwoord te vinden op deze vraag wordt eerst gekeken wat de structuur van de treasury afdeling is en hoe de treasury afdeling is ingebed in de organisatie. Hierna wordt onderzocht hoe het beleid van treasury eruit ziet, welke processen kunnen worden onderscheiden ter ondersteuning van de verschillende functies en hoe het informatiesysteem van de treasury afdeling is georganiseerd. Tenslotte zal dit hoofdstuk worden afgesloten met een conclusie.

2.1 Structuur treasury afdeling

Structuur kan worden verdeeld in positiestructuur en procedurestructuur (De Leeuw: 2000).

De positiestructuur heeft betrekking op de statische relaties tussen afdelingen. De procedurestructuur gaat in op de structuur van de processen. Onder structuur wordt hier de positiestructuur verstaan. De procedurestructuur zal verder uitgewerkt worden in de nog volgende paragrafen.

2.1.1 Centraal / Decentraal

Een treasury afdeling kan zowel centraal als decentraal worden georganiseerd (Large e.a:

2000). In geval van een centrale treasury worden de treasury activiteiten vanaf het hoofdkantoor georganiseerd en moeten business units voldoen aan de eisen van de centrale treasury onder meer met betrekking tot beheer van risico’s en liquiditeiten. Verder lopen contacten met financiële markten en andere relevante contacten ook via de centrale treasury.

Kortom de centrale treasury heeft de verantwoordelijkheid voor besluitvorming op alle treasury gebieden. Bij een decentrale treasury hebben de divisies meer eigen verantwoordelijkheid, ze kunnen zelf transacties aangaan met als doel het afdekken van risico’s en financiering van de onderneming en zijn zelf verantwoordelijk voor het onderhouden van de relaties met banken.

Bij CSM wordt gebruik gemaakt van een centrale treasury. Dit blijkt uit de organisatorische positionering van de treasury binnen het hoofdkantoor en de verdeling van de verantwoordelijkheden en taken tussen hoofdkantoor en divisies zoals weergegeven in het

“charter corporate treasury” en de “treasury manual for operating companies of CSM”.

Voordelen van een centrale treasury zijn (Mulligan: 2001):

• Schaalvoordeel, door grotere transacties kunnen betere voorwaarden worden afgedwongen, ook investeringen in software kunnen beter worden terugverdiend.

• Specialistische kennis kan worden ontwikkeld, hedendaagse ontwikkelingen in complexiteit van financiële markten en de te onderkennen risico’s in de bedrijfsvoering vragen om deze kennis.

• Om de werkelijke exposure te bepalen waarbij tegengestelde posities wegvallen is inzicht in de gehele organisatie noodzakelijk.

Voordelen van een decentrale treasury zijn (KPMG: 1993):

• Werkmaatschappijen zitten dichter op de informatiebron en zijn beter en sneller in staat de exposure te beheersen.

• Decentralisatie bespaart de kosten van informatiesystemen.

(26)

• Sommige valuta kunnen niet centraal tegen acceptabele prijzen worden ingedekt.

De voordelen van de ene organisatievorm zijn de nadelen van de andere organisatievorm. Een voordeel van de centrale treasury is bijvoorbeeld de mogelijkheid om de werkelijke exposure te bepalen doordat inzicht in de gehele organisatie bestaat. Een nadeel van de decentrale treasury is dat bij deze organisatievorm dit inzicht juist ontbreekt.

De eigenschappen van CSM maken dat de voordelen van een centrale treasury zwaar wegen.

De transacties die CSM of haar werkmaatschappijen uitvoeren vinden plaats in verschillende valuta, de gecombineerde omvang van de financieringsbehoefte is groot en de uitgevoerde transacties zijn vaak complex waardoor specialistische kennis noodzakelijk is.

2.1.2 Back-office en front-office

De treasury is organisatorisch opgedeeld in een front-office en een back-office. De front- office van de centrale treasury valt onder de afdeling treasury investor relations en de back- office van treasury valt onder de afdeling corporate control in de vorm van treasury control.

Voor een visuele weergave wordt verwezen naar bijlage II.

De scheiding van de centrale treasury is in overeenstemming met Shapiro (1999) en wat hij het managen van risicomanaggment noemt. Shapiro geeft aan dat de meeste oorzaken voor fouten in risicomanagement te wijten zijn aan inadequate systemen en controle. De scheiding tussen handel en administratie/controle is een van de eerste vereisten ter voorkoming van deze fouten. Om deze reden verzorgt de front-office dan ook de transacties en draagt de back-office de verantwoordelijkheid voor de administratie, registratie en controle van deze transacties.

2.1.3 Profit of cost center?

De treasury afdeling kan gezien worden als een profit-center of als een cost-center. In geval van een cost-center is het de doelstelling van treasury de winst van de onderneming te optimaliseren door middel van risicobeheersing9. De manager van een cost-center wordt beoordeeld op de hoeveelheid middelen die worden gebruikt om de output te creëren (Kaplan e.a: 1998). De manager van een treasury, die wordt getypeerd als een cost–center, zal dus worden beoordeeld op het behalen van de genoemde doelstelling in relatie tot de gemaakte kosten. Kortom hij zal beoordeeld worden op de kosten van de treasury afdeling in relatie tot de mate van winstoptimalisatie.

Bij een typering als een profit-center is de doelstelling van treasury winstmaximalisatie met behulp van gecalculeerde risico’s. De manager van een treasury profit-center zal dus worden beoordeeld op de behaalde winst in relatie tot de genomen risico’s.

De eerste zin van de treasury manual9 luidt: “The objective of the treasury function within CSM is to support the operational activities by controlling financial risks, exercising optimum management of liquidity and cash flows, and acquiring funding at the lowest possible cost.”

Bij CSM staat treasury dus in het teken van risicobeheersing en heeft als doel de bedrijfsprocessen te ondersteunen. De treasury afdeling van CSM is dus te typeren als een cost-center.

2.2 Beleid treasury afdeling

(27)

De treasury afdeling heeft als doel het ondersteunen van de operationele bedrijfsvoering.

Hierbij gaat het om het verzorgen van de beschikbaarheid van financiële middelen, minimaliseren van de financiële lasten en het afdekken van risico’s. De treasury vervuld vier functies: Corporate Finance, Cash Management, Portfolio & Risk management en In-House Banking.

De scheiding tussen bevoegdheden van het hoofdkantoor, divisies en werkmaatschappijen dient op alle gebieden helder te zijn. Dit geldt voor treasury in het bijzonder. Door het risico en belang van de treasury-activiteiten is een strikte scheiding in de bevoegdheden zeer belangrijk. Waar mogelijk zal daarom ook worden ingegaan op de verdeling van deze bevoegdheden.

2.2.1 Corporate Finance

De doelstelling van de corporate finance functie is: “het creëren en behouden van een optimale toegang tot de markt voor eigen en vreemd vermogen en het aantrekken van dit vermogen tegen zo laag mogelijk kosten en zo gunstig mogelijke voorwaarden gegeven een verantwoorde afweging van rente- en risicocondities.” Deze functie verzorgt de lange termijn financiering van CSM. Voor het verlagen van de kosten is schaalvoordeel noodzakelijk, een goede credit rating en goede relaties met banken.

Schaalvoordeel kan worden behaald doordat alle activiteiten met betrekking tot financiering zijn gecentraliseerd en worden uitgevoerd door de treasury afdeling. Voor een goede credit rating dienen vooral de relevante ratio’s waaronder rentedekking en de nettoschuld gedeeld door EBITA binnen aangegeven grenzen te blijven. Deze ratio’s worden daarom constant bewaakt. Als definitie van de nettoschuld positie gebruikt CSM het saldo van langlopende schulden, kortlopende schulden en kasmiddelen. De rentedekking is het bedrijfsresultaat na afschrijving van goodwill en vermeerderd met het resultaat op deelnemingen gedeeld door de netto interest lasten.

Ondernemingen en vooral multinationals worden bij hun financiële huishouding meestal geassisteerd door meerdere banken. Een nadeel hiervan is het verlies van schaaleffecten.

Voordelig is echter dat het aangaan van meerdere bankrelaties leidt tot een afname van de afhankelijkheid. Verder hebben verschillende banken ook verschillende expertises en zijn sommige banken niet aanwezig in ieder land.

De treasury afdeling is verantwoordelijk voor de selectie van banken en onderhandeling van de bankcondities. Bij bankcondities moet onder meer worden gedacht aan de hoogte van een lening, de hoogte van verschuldigde of te ontvangen rentepercentages en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden gewijzigd. Werkmaatschappijen hebben een eigen rekening bij de door treasury erkende banken.

Leningen worden verstrekt door CSM aan werkmaatschappijen en worden behandeld door de treasury afdeling. In het algemeen gaat het om lange termijn leningen. Dat wil zeggen met een looptijd van langer dan een jaar. Bij het aantrekken van vreemd vermogen hanteert CSM de doelstelling dat de netto schuldpositie niet groter mag zijn dan drie maal de geconsolideerde EBITA, naast deze voorwaarde dient de rentedekking groter te zijn dan drie.

2.2.2 Cash management / Inhouse banking

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit deze uitspraak mag geconcludeerd worden dat voor rechtsbetrekkingen zoals hoofdelijkheid, indien zij vóór de faillietverklaring tot stand zijn gekomen, verrekening mogelijk

Daarbij heb ik verschillende modellen voor toepassing in de jaarrekening aangegeven, variërend van een waardering van een enkel actief in de balans tegen reële waarde zonder

Standards (FAS) 13, Accounting for Leases (november 1976) was de rol van fair value nog beperkt tot rand- voorwaarde (waardering van finance leases tegen de contante waarde van

Dit betekent niet dat zij integrale toepassing van fair value accounting omarmen: voor instrumenten die voor langere tijd worden aangehouden, prefereert men een meer op

Ook dit rapport, inclusief de daarin opgenomen conceptaccountingstandaard, stelt voor om alle financiële instrumenten tegen reële waarde te waarderen, onder verantwoording van

Het laatste criterium van cash flow hedges wordt beschreven in paragraaf 7.24 B volgens deze paragraaf moet de onderneming aangeven wat het ineffectieve deel van de cash flow

Door af te stappen van het bandbreedte-criterium, wordt naar mijn mening ook meer recht gedaan aan het realiteitsbeginsel van goed koopmansgebruik, omdat voor zover een

In dit arrest wordt echter bepaald dat aan gezamenlijke waardering niet valt te ontkomen als de werkelijke koersfluctuatie leidt tot een vermogenswinst (na