Vraag nr. 259 van 24 juli 1997
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN A 1 - g e d i p l o m e e rden hoger kunstonderwijs – Mees-tertitel
In openbare diensten betekent de titel van "mees-ter" een opwaardering van weddeschaal B naar weddeschaal A . Dit leidt tot een absurde situatie waarbij pas afgestudeerden (weddeschaal A) het-zelfde of zelfs een hoger loon hebben als mensen met meer dan 10 jaar anciënniteit en werkervaring (weddeschaal B). Intern staan de mensen die lan-ger in dienst zijn volgens de "natuurlijke" gang van zaken in voor de verdere opleiding van hun jonge-re collega's. Het opwaardejonge-ren van het A 1 - d i p l o m a binnen de openbare statuten zou aan deze situatie, die op veel ongenoegen dreigt uit te lopen, e e n einde maken.
Nu kunnen de diploma's die dateren van vóór 1995 slechts worden opgewaardeerd mits deze mensen hun vierde jaar opnieuw doen. Meestal betekent dit een volledig nieuw eindwerk maken, dat dan door een eindjury moet worden beoordeeld. D i t nieuwe eindwerk verschilt in niets met het eind-werk dat vóór 1995 werd afgeleverd en beoor-d e e l beoor-d . Soms komen er ook nog enkele theorievak-ken bij. Hiervoor moet er een inschrijvingsgeld worden betaald tussen de 5.000 en de 20.000 frank. Het overdoen van dit vierde jaar in het dagonder-wijs levert voor mensen met een fulltime job ook nog heel wat praktische problemen op.
Vindt de minister het niet zinvol om personen die reeds een diploma "hogere studies beeldende kun-sten" hadden vóór 1995, eveneens de titel "meester in de beeldende kunsten" te verlenen, zodat deze absurde situatie wordt beëindigd ? Welke stappen heeft de minister reeds genomen ?
Antwoord
Het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hoge-scholen in de Vlaamse Gemeenschap rangschikte het hoger kunstonderwijs als hoger onderwijs van academisch niveau. Dit impliceert dat deze oplei-dingen ook specifieke wetenschapsdomeinen o m v a t t e n , wat een duidelijke opwaardering is van deze opleidingen ten opzichte van vroeger.
Het besluit van de Vlaamse regering van 6 septem-ber 1995 houdende de gelijkstelling voor wat de toegang tot de basisopleiding aan de V l a a m s e hogescholen betreft, stelt de diploma's van het
hoger kunstonderwijs van de eerste, tweede en derde graad gelijk met de diploma's die toegang geven tot de tweede cyclus (met het kandidaatsdi-ploma dus).
Via vrijstellingen en studieduurverkorting kan de meestergraad worden behaald op één studiejaar. De huidige kunstopleidingen bieden een grotere component theoretische vakken aan dan vroeger. Dit is de reden waarom een eenzijdige gelijkstel-ling niet kon doorgaan en men voor het behalen van de meestergraad een bijkomend jaar moet a f l e g g e n . Deze opwaardering geeft inderdaad ook aanleiding tot de door de Vlaamse volksvertegen-woordiger geschetste situaties, maar dit is inherent aan het verwerven van het label "hoger onderwijs van academisch niveau".