Vraag nr. 86 van 6 maart 1996
van de heer ERIK MATTHIJS Vlarem II bis – Zwembaden
De bepalingen in Vlarem II bis inzake zwembaden bevatten een aantal onduidelijkheden die nadere preci-sering vragen.
1. Aantal redders en toezichthoudende personen Indien er meer dan 100 zwemmers in het zwembad zijn moet er, naast de twee redders (één per bad), ook nog één toezichthoudende persoon aanwezig zijn. Moet deze toezichthoudende persoon over bepaalde kwalificaties beschikken ? Moet dat bij-voorbeeld bij schoolzwemmen de leerkracht Licha-melijke Opvoeding zijn, of mag het gewoon de begeleidende leerkracht zijn ?
2. Slipbestendige bodem
In Vlarem II bis staat nergens een definitie van slip-bestendig. Bij bestaande zwembaden een antislip-laag op de tegels aanbrengen is niet hygiënisch. Ook is het bijna onmogelijk om de bestaande tegelvloer op te breken en nieuwe slipbestendige tegels te plaatsen. Geldt deze verplichting voor nieuwe én voor bestaande zwembaden ? Zijn er concrete richt -lijnen inzake definitie en methodes van slipbesten-digheid ?
3. Controle
Hoe is de controle op de zwembaden georganiseerd uit oogpunt van de bepalingen ter zake in Vlarem II bis ? Is die er enkel bij vernieuwing van de exploita-tievergunning ?
Antwoord
1. Overeenkomstig artikel 5.32.9.2.2.§ 3, 3° van Titel II van het Vlarem, wordt het minimum aantal toe-zichthoudende personen bepaald aan de hand van volgende formule, met afronding naar beneden : a) voor de eerste 150 baders : aantal
toezichthou-dende personen = aantal baders/50 + 1
b) daarenboven, per 150 baders meer, 1 toezicht-houdende persoon extra. Ten minste de helft van het vereiste aantal toezichthoudende perso-nen, afgerond naar boven, moet een redder zijn. In het aangehaalde voorbeeld met meer dan 100 baders aanwezig in de inrichting, wordt gesteld dat minstens 3 toezichthoudende personen vereist zijn, waarvan 2 redders. Gelet op het voorgaande is deze stelling terecht op voorwaarde dat het aantal baders tevens lager is dan 150, aangezien vanaf 150 baders de aanwezigheid van 4 toezichthoudende personen verplicht is, waarvan 2 redders. De verdeling van de toezichthoudende personen over verschillende baden binnen dezelfde inrichting moet gebeuren conform artikel 5.32.9.2.2.§ 3, 4°, dat bepaalt dat bij ieder afzonderlijk bad of risicozone ten minste één toezichthoudende persoon staat, ongeacht het resul-taat van bovenvermelde formule.
D e r edders moeten overeenkomsti g artikel 5.32.9.2.2.§ 3, 5° van Titel II van het Vlarem in het bezit te zijn van het hoger reddersbrevet van het Bloso, of van een ander gelijkwaardig getuigschrift goedgekeurd door het Bloso. Voor de toezichthou-dende persoon, niet-redder, zijn in Titel II van het Vlarem geen kwalificaties vastgelegd. Het spreekt voor zich dat deze toezichthoudende personen over de nodige visuele en assertieve kwaliteiten moeten beschikken om de toezichtsfunctie naar behoren te kunnen uitoefenen.
2. De verplichte aanwezigheid van slipwerende vloe-ren geldt onmiddellijk voor nieuwe zwembaden. Overeenkomstig artikel 3.2.1.2.§ 3, b) moeten bestaande inrichtingen, zoals gedefinieerd in artikel 1.1.2. van Titel II van het Vlarem, uiterlijk op 1 januari 1999 voldoen aan de constructienormen die gelden voor nieuwe inrichtingen.
Concrete richtlijnen inzake definitie en methodes van slipbestendigheid zijn niet voorhanden. Inzake normering bestaat op dit ogenblik geen Europese richtlijn, en evenmin een federale of gewestelijke reglementering. Op Europees vlak ligt een vooront-werp van ISO-norm ter studie.
3. De controle op de zwembaden gebeurt door de toe-zichthoudende ambtenaar van de afdeling Milieu-inspectie en de toezichthoudende ambtenaar van de administratie Gezondheidszorg. Hoewel in Titel II van Vlarem geen duidelijke afbakening van de bevoegdheden werd vastgelegd, mag men ervan uit-gaan dat de toezichthoudende ambtenaar van de administratie Gezondheidszorg vooral zal begaan zijn met de veiligheid en de gezondheid binnen de inrichting, terwijl de toezichthoudende ambtenaar van de afdeling Milieu-inspectie zich in de eerste plaats zal richten naar de hinderaspecten voor de omgeving en het leefmilieu. Controle op de nale-ving van de voorwaarden kan op ieder moment plaatsvinden en niet enkel bij hernieuwing van de milieuvergunning.