• No results found

510 Column: De informateur - partijman?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "510 Column: De informateur - partijman? "

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

iAT\E.CENiRU~

DOCUMEN E pQL\T\EK~;;.

NE.OERLANOS

IN DIT NUMMER

510 Column: De informateur - partijman?

door mr. W. F. de Gaay Fortman 512 Lijdt bet CDA aan politicofobie?

door drs. K. van der Steenhoven

pART\JE.N

Welke ontwikkelingen binnen bet CDA hebben zich met name tijdens de formatie gemanifesteerd en welk beeld rijst er op van het CDA bij de vor- ming van het kabinet-Lubbers? Een bijdrage aan de discussie over de idenlitcit van het CDA.

520 Etbiscbe kanttekeningen bij de politieke discussie over de ecbte minima door prof. dr. M. G. Platte[

De minima en vooral de zogenaamde 'echte minima' onder hen hebben een bijzondere plaats in het sociaal-economisch beleid. De vraag komt op naar de rechtvaardiging van deze bijzondere positie. Prof. Platte! plaatst enige ethische kanttekeningen.

526 De Islam in Nederland: angst voor een nieuwe zuil?

door drs. C. f. Klop

Wie de vestiging in ons land van de Islam de laatste tijd gadeslaat, krijgt voortdurend signalen die ~terk doen denken aan het emancipatieproces dat Gereformeerden en Rooms-Katholieken honderd jaar geleden hebben doorge- maakt. Klnpt die vergelijking? En wat betekent dat voor het overheidsbeleid?

534 Politieke keuzen in de ruimtelijke ordening door ir. P. G. Meijer

Begin dit jaar heeft het Wetenschappelijk lnstituut voor hct CDA een rapport over de ruimtelijke ordening gepubliceerd: De ruimte en wij, wij en de ruimte.

lr. Meijer plaatst kritischc kanttekeningen terzake van de beperktheid van hct beeld van de toekomst dat he[ rapport geeft en terzake de voorstellen die zijn gedaan ter stroomlijning van de besluitvorming op het terrein van de ruimtelijkc ordening.

545 Reactie: Het sociaal gezicbt van bet CDA door dr. P. C. f. van Loon

Dr. Van Loon reageert op de bijdrage van de heer G. Z. de Yos in het septem- bernummer. Deze laatstc geeft een kort naschrift.

Boekbesprekingen

552 De kerken en het verzet tegen apartheid. Bespreking door dr. E. Schroten van 'Kerk en Bevrijdingsbewegingen', publikatie van de werkgroep 'Kairos'.

556 Katholieken in westerse democratieen. Bespreking door dr. K. J. Hahn van John H. Whyte: Catholics in western democracies.

CHRISTEN OEMOCRA TlSCHE VERKENNJN(iEN ll/X2

509

(2)

COLUMN

De informateur

In toenemende mate is de laatste jaren bij kabinetsformaties gebruik gemaakt van informateurs. Dit is een gevolg van de in- gewikkeldheid van de politieke verhou- dingen hier te Iande wat betreft partijen en personen. Daarom gebruik ik deze mij toegewezen column om over het instituut van de informateur enkele opmerkingen te maken. Ik doe dit ook, omdat het CDA - begrijpelijkerwijze - nog doende is een cigen politieke stijl te ontwikkelen.

Om te beginnen moet men onderscheid maken tussen twee typen informateurs, de bijzondere en de algemene. De bijzon- dere informateur wordt in de regel ge- vraagd een op een bepaald punt vastge- lopen kabinetsformatie over de hobbel te helpen. Op een algcmene informateur wordt een beroep gedaan, wanneer de

Koningin op grond van de door haar inge- wonnen adviezen van mening is, dat de politiekc situatie zo ingewikkeld is, dat nagegaan moet worden, welke van een aantal mogelijke combinaties de beste kans van slagen bicdt. Ret beste voorbeeld daarvan is het optreden als informateur van Staatsraad dr. M. Ruppert in decem- ber 1972.

fn beide gevallen doet een informateur wat de Koningin niet zelf kan doen. Hij wordt aangewezen op grond van de ge-

partijman?

gcven adviezen om na te gaan welke coalitie van partijen door een meerderheid van de Twcede Kamer gcsteund zal wor- den 1 . Hij zal steeds iemand van invloed in zijn eigen partij zijn, maar het werk van een algemene informateur- aftasten van verschillende mogelijkheden- brengt mee, dat het de voorkeur verdient, dat hij ten aanzien van het directe politieke bedrijf cen meer afstandelijke positie inneemt.

De kans op slagen van een informatie is groter naarmate de informateur minder een direct belanghebbende is. 'Recht' op een bepaalde partijgenoot heeft men niet.

Het is heel goed mogelijk, dat een door een fractievoorzitter begeerde persoon uit hoofde van door anderen gegeven advie- zen juist niet de beste informateur is. De Koningin handelt binnen de grenzen van de haar gegcven adviezen. Bij een beoor- deling van een aanwijzing is het goed te bedenken, dat niet aile adviezen openbaar zijn.

De informateur handelt namens de Ko- ningin. Dat betekent, dat hij recht heeft op aile informatie en alle medewerking, die hij nodig acht. Dat geldt voor iedereen:

bewindslieden, fractievoorzitters, ambte- naren en ambtelijke instellingen. De frac- tievoorzitters zullen in ieder geval serieus moeten ingaan op besprekingen, die de informateur nodig acht om na te gaan of

1 De mogelijkheid, dat aileen een minderheidskabinct gcvormd kan worden, laat ik buiten be- schouwing. Zij verandert niets aan de strekking van mijn betoog.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 11/82

ee ht:l pt se pn

I~

G. ar D

VC

kl

u

kl

1!1

zc

s],

gl L

m

ac ti< er nt'

G lij m st·

~~

ar

Cl

(3)

r

p

IS

COLUMN 511

- - - -

een bepaalde coalitie kans van slagen hccft. Daarom is het niet goed te begrij- pen. dat van VVD-zijdc geweigcrd is scricus met de heer Van Kemenade te praten. Op een punt was nl. de situatie in 1982 idcaal vergeleken met die van 1981.

Geen partij had ten aanzien van enige andere partij een blokkade opgeworpen.

Oat gaf een unieke kans om juist tegen- ovcr informateur Van Kemenade de in 1981 zo gekoesterde wens van de VVD tot vorming van een nationaal kabinet met klem naar voren te brengen.

Uit wat ik hierboven opmerkte over de keus van de informateur volgt ook, dat de informateur er niet is om uit de forma tie zovcel mogelijk voor zijn eigen partij te slepen. Hij moet zich houden aan het gulden woord van A. F. de Savornin Lohman: 'Hoe dichter bij de Kroon, hoe minder partijman'. Telegrammen van adhaesie van partijbesturen aan een poli- ticke vriend, die informateur is geworden, en hem prijzende artikelen in partijorga- ncn zijn niet op hun plaats.

Geen minister draagt enige verantwoorde- lijkheid voor de aanwijzing van een infor- mateur. De enige beschermer van het staatshoofd is in dit bijzondere geval de informateur zelf. Hij moet resoluut voor de Koningin gaan staan en aileen de ver- antwoordelijkheid op zich nemen voor het aanvaarden van zijn opdracht. Immers hij

CHRISTEN DEMOCRA TISCHE VERKENNINGEN 11/82

mr. W. F. de Gaay Fortman

had ook kunnen vragen van een opdracht

verschoond te blijven. Hij moet blijven

binnen de grenzen van de in overleg met

hem geformuleerde opdracht. Maar van

de hem gegeven ruimte moet hij ten voile

gebruik maken. Er kunnen zich omstan-

digheden voordoen, die het gewenst rna-

ken, dat hij zich ook bezig houdt met de

verdeling der departementen en de per-

sonele bezetting daarvan. lk ken geen op-

drachten tot algemene informatie, die dat

uitsloten.

(4)

door drs. K. van der Steenhoven

Koos van der Steenhoven is medewerker bureau Se- cretaris-Generaal van het ministerie van W elzijn, V olksgezondheid en Cultuur. H ij is lid van het partij- bestuur van het CDA.

Lijdt het CDA aan politicofobie?

Welke ontwikkelingen binnen het CDA hebben zich met name tijdens de formatie gemanifesteerd en welk beeld rijst er op van het CDA bij de vorming van het kabinet-Lubbers I? Het betreft hier een tweetal evaluatieve vragen die elke politieke partij zich dient te stellen na verkiezingen en kabinetsformaties en het siert het CDA - om positief te beginnen - dat er een scrieuze zaak wordt gemaakt van deze achteraftoetsing. In de CDA-bladen wordt bijna steeds voldoende ruimte geboden voor de nabeschouwingen en er zal wel weer een boekwerk 'CDA formatie '82 (II) belicht' worden geconcipieerd. Ook het partijbestuur is warempel naar aanleiding van de verkiezingsuitslag inhoudelijk met de plaatsbepaling van het CDA aan de gang gegaan.

Niet voor iedereen is de behoefte aan discussie even groot. Er zijn mensen in hct CDA die de eigen partij het licfst van de meest zonnige zijde willen blijven zien. Zij zien de toekomst met een optimistische blik en Ieven in de verwachting dat de prognoses over slinkende aanhang van de partij best mee zullen vallen. Zij maken zich over weinig anders druk dan dat er in het CDA mensen aanwezig zijn die dat zonnige beeld steeds maar weer verstoren en die openlijk hun mening ventileren over het tegenvallende CDA. Het adagium:

'de boodschapper moet onthoofd' wordt geconcretiseerd door royementsaanvragen en lelijke brieven of een enkel artikeltje in CD-Actueel of in Trouw waarin de critici

CHRISTEN DEMOCRATISCHE YERKENN!NGEN 11/82

wordt gcvraagd de partij te verlaten. 'lk hoop dat wannecr hun politieke visie niet te verenigen zal blijken te zijn met die van de meerderheid van de partij (het pro·

gramma is niet het enige criterium), zij dan zullen opstappen', zo lezen wij in de column 'Daarnaast' (sic!) van ons partij-

blad.

Er zijn ook CDA-Ieden die behoefte heb- ben aan een voortdurende bezinning over het functioncren van de partij: organisa- torisch, maar vooral politiek-inhoudelijk.

In een formatietijd rijzen vragen op over de betrouwbaarheid en de geloofwaardig- heid van onze politiekc grocpering. Wij zijn verplicht antwoorden te zoeken omdat die vragen de kern raken van wat wij als

c

7l

ol

c)J Zl In Zt

ti< gt ik

V( ()(

m n vc D E

w C<

b(

v

te h< gc ec to gr ht vc

Vt

st, pt m V; In

VC

en va

W<

gr vc bu de pa stt:

Bi

00

(5)

CHRISTEN-DEMOCRA TIE

hcginselpartij willen uitdragen en verwe- lcnlijken. Als wij ons niet mcer afvragen

or wij voldoende alert zijn geweest op ,mzc bcginselen. dan zal de consequentie zijn dat wij invlocd verliezen en tenslotte in machteloosheid vervallen. lk ben er zckcr van dat geen CDA-lid dat perspec- ticf zal tocjuichen en daarom kan ik met gcpaste vrijmoedigheid de partij, waarvan ik pong een solidair lid te zijn, een spiegel voorhouden. Vrijmocdigheid, maar vooral ook bcscheidenheid, in de wetenschap dat mcnigcen bij bet lczen mij op Kuype- riaanse wijze zal willen toeroepen: 'Wat vcrmeet ge U!'

De verkiczingsvoorbereidingen

Er is a! vee! gezegd en geschreven over de wijzc waarop het CDA aan de vcrkiczings- campagne hecft deelgenomen. ln het okto- bcrnummer van Christen Democratische Vcrkenningen gceft Oostlandcr op inzich- tclijke wijze weer wat er allemaal goed had kunnen gaan en water hclaas fout is gcgaan. Bij twee zaken wil ik graag nog ccn kanttekening plaatsen. Allereerst de totstandkoming van het verkiezingspro- gramma. Tcrecht hecft hct partijbestuur hct nict noodzakelijk geoordeeld om bet vcrkiezingsprogramma geheel tc herscbrij- ven. Het programma Om een zinvol be- staan was immers geschreven voor een pcriodc van vier jaar, waar nog geen acht maanden van om waren, toen het kabinet- Van Agt ll ten val kwam.

In de noodprocedure die in juni werd ge- volgd zou cen sclecte programcommissie cnkele onderdelen actualiseren. Snelheid van handelen was geboden en daarom was de samenstelling van de ad hoc-pro- gramcommissie niet aan bet partijbestuur voorgclegd. Afgezien van het feit dat er buiten clke twijfcl kundige personen voor de commissie waren aangezocht, had bet partijhestuur zijn invloed op de samen- stclling bctcr tot gelding moeten brengen.

Bclangrijkcr is echter dat het partijbestuur ook nauwclijks de tijd en moeite nam om

513

het eerste concept van de 'ad-hoc commis- sie Franken' goed te behandelen. Nadat het partijbestuur zich in versterkte samen- stclling had verdiept in de voorbehouden van de kandidaat-lijsttrekker werd door een overblijvende groep van ongeveer twintig !eden in krap anderhalf uur bet programma doorgenomen. Het bleek na- tuurlijk onmogelijk om een diepgaande discussie te voeren over de aanpak van de sociaal-economiscbe problematiek en het vredes- en veiligheidsbeleid. En op beide bcleidsonderdelen waren uiterst belang- wekkende ontwikkelingen aan de gang. De overweging of, en zo ja, op welke wijze het Plan-Scbouten in de sociaal-economische paragraaf zou moeten worden opgenomen, werd met enige klem naar voren gebracht, maar niet goed uitgepraat. Gelukkig her- stelde de partijraad van 3 juli wat in het quorumloze partijbestuur niet meer moge- lijk bleek.

Op het gebied van het veiligheidsbeleid werd een nieuwe formulering gei'ntrodu- ceerd: 'Met betrekking tot de plaatsing van kernwapens zouden geen maatregelen moeten worden genomen of nagelaten die het overleg in Geneve zouden schaden'.

Werkelijke discussie werd over deze vondst van Lubbersiaanse oorsprong niet gevoerd, terwijl het partijbestuur en later ook de partijraad zich hadden moeten realiseren dat met de invoering van dit 'kapstokartikel' het zorgvuldig geformu- leerde art. I 1.9. uit het programma en de Hattem-resoluties onder grate druk zou- den komen te staan.

De geschetste gang van zaken leidt tot geen andere conclusie dan dat het partij- bestuur zijn statutaire taak inzake de vast- stelling van programma's niet voldoende serieus heeft genomen.

Ten tweede maak ik een enkele opmerking

bij de lijsttrekkerskeuze en de wijze waar-

op onze eerste man zich in de campagne

heeft opgesteld. Het CDA koos in grate

meerderheid Van Agt tot lijsttrekker.

(6)

Voor velen de uitverkorene; voor de mee~­

ten een onontkoombare en voor enkelen een onnavolgbare keuze. Natuurlijk had- den vele kiezers niet goed raad geweten met een andere persoon op de eerste plaats. Van Agt had immers vanaf 1977 de politieke Ieiding van de partij in han- den en hoewel dat voor een dualistisch opgevoed CDA-lid moeilijk is toe te ge- ven: minister-president Van Agt was erin geslaagd de partij en de fractie vanuit het Catshuis aan zijn voeten te houden. Dat was ook het geval toen hij moest worden overgehaald het CDA door de verkiezings- strijd te loodsen en hij bij de bereidver- klaring enkele voorbehouden aantekende.

Persoonlijk was en blijf ik van mening dat de partij in al zijn geledingen te weinig ernst heeft gemaakt met de discussie over het lijsttrekkerschap. Groen van Prinstercr heeft in een van de vele brieven die hij met Abraham Kuyper wisselde de term 'politicophobie' gelntroduceerd 1 Hij doel- de daarbij op een angst om over politieke keuzes en de gevolgen daarvan met elkaar van gedachten te wisselen: 'het ontwijken ener ernstige discussie'. Hoewel ik onder- ken dat Van Agt enorme verdiensten voor hetland en voor het CDA-in-opbouw heeft gehad, blijf ik volhouden dat zijn positie in deze zomer meer een onderwerp van gesprek had moeten zijn. Zijn plotseling vertrek op 13 oktober bevestigt die ziens- wijze achteraf. Maar zel£s het voorzichtig plaatsen van vraagtekens bij de voorbe- houden van de kandidaat-lijsttrekker leidde tot een onprettige sfeer, waarin de verdachtmakingen in aantal en intensiteit toenamen. Sommigen noemen dat de per- soonscultus of de eenheidscultus die in het CDA bestaat. Ik houd het er op dat het pure angst is om over personen in relatie tot onze politieke voornemens openhartig te spreken. Angst voor een mo- gelijke wijziging in opstelling of voor een keuze die niet direct voor de hand ligt.

Die angst beperkt de ruimte voor menings- vorming, onderling begrip en de creativi-

CHRISTEN DEMOCRATISCHE vERKENNINGEN 11/82

teit en dus de levensvatbaarheid van een politieke partij. Naar mijn mening moeten zelfs de grootste zekerheden in het CDA onderwerp van gesprek kunnen zijn; of het nu de gedoodverfde lijsttrekker betreft of de procedure die bij de lijsttrekkerskeuze wordt gevolgd. Ik betreur het dater over het voorstel om met dubbeltallen bij kan- didaatstellingen te werken, nauwelijks een gesprek te voeren is. In het CDA moet m.i.

alles ter discussie kunnen staan, tot het Program van Uitgangspunten toe. Het enige dat binnen het CDA gewaarborgd behoort te blijven zijn de artikelen 1 t/m 3 van de uitgangspunten, maar met name die drie artikelen, die onze gemeenschap- pelijke politieke ruggegraat vormen, die- nen levend te blijven in ons denken en handclcil.

Met enige schroom ga ik hier nog in op de wijze waarop onze lijsttrekker zich tijdens de campagne heeft opgesteld.

Schroom, omdat de kans groot is dat kri- tiek op de eerste man snel verkeerd wordt uitgelegd. Toch wil ik niet nalaten een enkele kanttekening te plaatsen met be- trekking tot het omgaan met partij-afspra- ken.

In de verkiezingsstrategienota van het CDA waren onder meer twee belangrijke afspraken gemaakt: het benadrukken van de verschillen tussen het CDA en de VVD, omdat naar de VVD toe de grootste kie- zersoverloop werd verwacht, en het voor- nemen het veiligheidsbeleid niet centraal te stellen in de campagne. Beide strategie- afspraken zijn geschonden tijdens de ver- kiezingscampagne en niet aileen door de lijsttrekker zoals we weten. Kennelijk is het in de praktijk moeilijk voor onze men- sen in de eerste linie om zich aan afspra- ken te houden en dat is zeer betreurens- waardig. Het onderlinge vertrouwen dat binnen een partij eigenlijk niet mag ont- breken, zeker niet in verkiezingstijd, wordt door het schenden van afspraken snel omgezet in wantrouwen.

0 ec

Ill

tc nl

01

te al dl bl

IT If IT

pi

VI

li SJ te b gl

VI

k tE

n k1 e1

z

er u h. h

[2

di te· m

') et 01"

m

e< m zc

V< a; ui

Cl

(7)

CHRISTEN-DEMOCRA TIE

Onder partij-afspraken rekenen wij zowel een aanvaarde strategienota, als ook de inhoud van het Program van Uitgangspun- ten en het verkiezingsprogramma. Wan- neer men geen 'erkend bezwaar' heeft op onderdelen dan is men gebonden aan de tekst van de programma's. Dat geldt voor aile C'DA-leden en helemaal voor de !eden die het CDA vertegenwoordigen in een bestuurlijk orgaan. Zonder gravamen kan men zich beter ook niet begeven in vrije interpretaties van programteksten. Doet men dit wei dan ontstaat er een diffuse presentatie van de partij, die nog wordt versterkt door de media die altijd op zoek lijken te zijn naar onderling elkaar tegen- sprekende partijgenoten. Een hoofdredac- teur van een van de radio-actualiteitenru- brieken heeft na de laatste campagne op- gemerkt dat hij zich als nieuwszoeker kon verlustigen in de bereidheid van CDA- kamerleden om elkaar via de microfoon af te vailen: 'Als er tijdens de campagne geen nieuws was. dan hoefde je maar een CDA- kamerlid te beilen en er was sprake van een rei'.

Zeker is dat het onderlinge gekrakeel geen enkele aantrekkingskracht op de kiezer uitoefent. Evenmin zal het CDA zijn aan- hang kunnen vergroten door in het open- baar van de eigen programteksten af te wijken. fn de periode tussen 5 juli en 8 september heeft de CDA-Iijsttrekker over de plaatsing van de gemoderniseerde kern- raketten zes keer verklaringen afgelegd die aile keren afweken van de program- tekst. Een absoluut dieptepunt was de mededeling voor de radio op 16 augustus:

'Als je vindt dat plaatsing onder geen enkele voorwaarde zou moeten gebeuren, ongeacht wat de Sovjet-Unie doet, dan moet je niet op het CDA stemmen'. Na een dergelijke verklaring kan niemand meer volhouden dat het verlies van drie zctcls is veroorzaakt door het optreden van de zgn. loyalisten. Geen zondebokken aanwijzen. maar lessen moeten we trekken uit wat er is gepasseerd, zo zeg ik Oostlan-

515

dcr graag na. Welnu, les nummer een van een verkiezingscampagne is dat aile partij- lc:ien zich eensgezind aan de teksten van de programma's dienen te houden! Wijkt iemand daar van af dan is er direct een ander die daarop in het openbaar com- mentaar zalleveren met als gevolg dat de met ons concurrerende partijen in de kaart v, orden gespeeld.

Helaas kunnen we er in het CDA niet o:1der uit, vage poly-interpretabele teksten tc formuleren. Dat lijkt noodzakelijk om d'.? vaak tegengestelde meningen in een tckst tot uitdrukking te brengen. Een kcuze tussen het ene of het andere beleids- voornemen zal immers de interne partij- vcrhoudingen kunnen schaden en belang- rijker nog, bepaalde groepen kiezers zoo- den kunnen worden afgeschrikt.

Het streven naar het samenstellen van eenduidige programteksten zullen wij meer a:mdacht moeten geven. Daartoe is meer politieke discussie nodig in het CDA, want de partij moet natuurlijk zo eensgezind mogelijk achter de politieke stellingnamen kunnen staan. Een tweede Ies die wij mijns im:iens daarom moeten leren is het zoeken mar duidelijke standpunten in onze pro- gramma's. Een dee] van het electorale succes van de VVD, en in iets mindere mate van de PvdA, is te verklaren uit de eenduidige beleidskeuzes in de verkiezings- programma's. Daar kunnen wij nog wat v:m leren.

De informatie Van Kemenade

V/at een tegenvaller was de verkiezings- uitslag voor het CDA! Wij hadden ons zo verheugd op een gevoelig verlies voor de PvdA en alles wees erop dat ook dit keer de coalitiebreker zou betalen.

In de formulering van onze formatiecrite-

ria waren wij er al helemaal van uitgegaan

dat wij een meerderheid met de VVD

zouden halen en dat het CDA de grootste

zou zijn en derhalve het initiatief bij de

forma tie zou krijgen. Hecht en daadkrach-

tig zou dat vierde kabinet-Van Agt moeten

(8)

worden en iedereen wist dat met hecht en daadkrachtig nooit een samenwerkings- verband met de PvdA bedoeld kon zijn.

Tegen de gewoonte en de gemaakte af- spraken in hadden de nummers een en twee van onze lijst in het openbaar al hun voorkeur uitgesproken voor samenwerking met de liberalen. voordat wij naar de stem- bus waren geweest. Des te spijtiger dat onze onderhandelaar, Lubbers in plaats van de lijsttrekker, de Koningin moest adviseren de Ieiding van de kabinetson- derhandelingen in handen van de PvdA te leggen, omdat deze partij tegen de ver- wachting in als grootste uit de bus was gekomen.

Zo wij in het CDA iets willen leren van socialisten dan is het wei de wijze waarop zij zich uit een ogenschijnlijk diep dal omhoog kunnen werken. De fikse ruzies met de vakbeweging, een kabinetscrisis, de grote interne verdeeldheid en een lijst- trekker Den Uyl, die maar niet wilde op- krassen, waren voldoende ingredienten ge- weest om de PvdA een genadeklap op te Iaten !open. Het tegendeel was aileen maar mogelijk, omdat men vee] beter dan bin- nen het CDA, in staat is gebleken de strijdbijl binnen de partij te begraven en de rijen, waaronder de vakbeweging, te sluiten. lk ben er van overtuigd dat het CDA daartoe ook in staat is, mits er maar ruimte wordt geboden om intern gesprek- ken aan te gaan, elkaar de ruimte te Iaten, maar naar buiten de gemaakte afspraken na te Ieven. Rijen sluiten betekent voor het CDA net zo goed dat de banden met maatschappelijke organisaties die met ons verwant zijn, zoals het CNV, worden aan- gehaald al is het maar om ons motto 'samen verantwoordelijk' daadwerkelijk inhoud te geven.

Van Kemenade stond voor een onmoge- lijke opgave. Wie zijn oor te luisteren legde bij de CDA-Tweede Kamerfractie kon weten dat de meerderheid op voor-

CHRISTEN DEMOCRA TISCHE VERKENNINGEN 11/82

hand niet veel in de onderhandelingen met de PvdA zag. Dat beeld werd nog ver- sterkt door de wetenschap dat een coalitie met de VVD niet mecr te stoppen zou zijn door het grocpje loyalisten, dat bijna per definitie een voorkeur heeft voor een samenwerking met de PvdA. Niet aileen de fractiediscussie over meerder- en min- derheden had hen de dag na de verkie- zingen machteloos gemaakt. Het verlies van het CDA bij de verkiezingen had er reeds voor gezorgd dat buiten de loyalisten om een CDA/VVD-coalitie op 75 zetels zou kunnen rekenen.

lk ben ervan overtuigd dat fractieleider Lubbers nog alles op alles heeft gezet om tegen de stroom van zijn eigen partij in te varen, maar vanaf de aanvang was al duidclijk dat hij niet met een positief on- derhandelingsresultaat in de CDA-gelede- ren terug mocht keren. De partijbestuurs- vergadering van het CDA op 25 septem- ber liet hem wat dat betreft geen enkele ruimte. Wie daar pleitte voor een con- structieve opstelling ten opzichte van de PvdA-informateur en wie een lans brak voor onderhandelingen op basis van pro- gramvergelijking kwam in het partijbe- stuur van een koude kermis thuis. lndien er conclusies zouden zijn getrokken dan zou naar mijn indruk de meerderheid ge- kozen hebben voor de slogan: 'De PvdA?

Weg ermee; nu naar de VVD'.

Die boodschap werd door toedoen van voor hun beurt sprekende partijbestuurs- leden direct na afloop via het NOS- journaal in de ether gebracht. Een serieuze discussie die wellicht had kunnen leiden tot een positievere opstelling ten opzichte van Van Kemenade, werd uit de weg ge- gaan. De meerderheid had geen behoefte aan verdere discussie. Politicofobie?

Hoewel informateurs niet ccht kunnen mislukken, zijn er door Van Kemenade mijns inziens we] een paar fouten ge- maakt, die het voor de CDA-onderhan-

fl

g v'

d

n d

Sl

.K h rr lt

(T

b

k

~

d h

S< 0

d L

Cl

n

h

(9)

CHRISTEL\'-DEMOCRATIE

delaar gemakkelijker maakten om af te haken. Zijn sociaal-economische voorstel- len waren onvoldoende om de in het kabinet- Van Agt II gerezen moeilijkheden afdoende op te vangen in een nieuwe rege- ring en dat was toch het minste wat van hem verwacht had kunnen worden. Met name het dekkingsplan was op drijfzand gebouwd (aan wie zou het extra aardgas moeten worden verkocht bij de huidige afnemende vraag?) en aan de sanering van de overheidsfinancien was te weinig aan- dacht gegeven. Gezien de prioriteit die het CDA aan dit onderdeel wilde geven, was bet voorstel dat vanaf 1984 het financie- ringstekort zou moeten worden omgebo- gen met een half procent per jaar bij een veronderstelde economische groei van I a

I ,5 procent moeilijk te aanvaarden. Toch is onduidelijk gebleven waarom het CDA de onderhandelingen met Van Kemenade zo snel - tc snel naar mijn mening - heeft afgebroken. Als het waar is dat er tiental- len amendementen lagen in de CDA- fractie op het sociaal-economisch stuk, dan had daar toch minstens over onder- handeld kunnen worden? Die vraag wordt des te klemmender wanneer men zich realiseert dat de CNV -voorstellen, die door het CDA in een vlaag van enthou- siame waren omarmd, goeddeels door Van Kemenade waren overgenomen. lk houd het er op dat de politieke wens om snel met de VVD te gaan praten vee] vuriger ledde dan bet doen van een serieuze po- ging om met de PvdA tot een akkoord te komen.

Het tweede dee] van de voorstellen van de informateur betreffende de kernwapens heeft hct onderhandelingsproces over de sociaal-economische voorstellen onnodig onder druk gezet. Wanneer Van Kemena- de niet ingegaan was op de cis van Lubbers ook de kernwapens direct in dis- cussie te nemcn, dan zou er wei Iicht meer ruimte geweest zijn voor vcrdcre onder- handelingen. Hij heeft zich te weinig ge-

CHRISTEN DEMOCRATISCIIE VERKENNINGEN li/H2

517 realiseerd dat een informateur zelf zijn werkwijze vaststelt. Bovendien waren de voorstellen van dien aard dat de CDA- aftocht als het ware door toedoen van de informateur zelf werd gelegitimeerd.

De infonnatie Scholten

Als een onderkoning mislukt, komt het staatsbestel in gevaar. Wellicht heeft de Koningin met die gedachte in het hoofd Scholten tot informateur benoemd en daarmee de partijen onder druk willen zetten, opdat ze met spoed een nieuwe regering zouden vormen. Op het moment waarop aan dit artikel de laatste hand werd gelegd, kon de vice-voorzitter voor de Raad van State zijn normale werk weer ter hand nemen en was formateur Lubbers zijn club bij elkaar aan het zoeken.

Drie kanttekeningen wil ik maken bij de periode-Scholten in de formatie. Achter- eenvolgens komen aan bod: de oorspron- kelijke wijze waarop de informateur zijn werk heeft verricht, bet akkoord zelf en het vertrek van premier Van Agt uit de eerste linie van de politick.

De instelling van twee werkgroepen had tot doel de formatie te bespoedigen. De informateur kon zich vooral bezighouden met de problematiek die hij zelf b:j t~itstek

tot een oplossing moest kunnen brengen.

Als oud-minister van Defensie was hem er vee! aan gelegen een aanvaardbaar com- promis op het punt van de plaatsing van kernwapens te formuleren. Het werkgroe- pensysteem zal als nevendoel hebben ge- had, de fractieleider van de VVD niet te vecl moeite te berokkenen. Van deze jonge stemmentrekker kon immers niet verwacht worden dat hij de gehele sociaal- economische en welzijnspolitiek na zes maanden z6 zou beheersen, dat hij de on- derhandelingen met de door de wol ge- verfde Lubbers zonder kleerscheuren zou kunnen volbrengen.

Het is echter de vraag of de gevolgde op-

zet in de toekomst voor herhaling vatbaar

(10)

is. De vroegtijdige betrokkenheid van Kamerleden bij de totstandkoming van het regeerakkoord heeft een aantal nadelen.

1. Enkele Kamerleden werden in tegen- steiling tot hun coilegae die niet in arbeid van de werkgroepen waren betrokken reeds in een vroeg stadium gecommitteerd:

zij beschikten over meer informatie en konden het totale akkoord niet meer in vrijheid beoordelen.

2. De invloed van de fracties op de ak- koord-vorming is afgenomen, omdat veel van de onderhandelingsruimte in de werk- groepen al was opgebruikt, nu zij zelf reeds tot compromisteksten moesten ko- men.

3. Betwijfeld kan worden of er tijd gewon- nen is met de gevolgde procedure; ik neig naar het tegendeel.

4. Naast het regeerakkoord dreigen de verslagen van de werkgroepen de komende kabinetsperiode een eigen !even te gaan leiden. Wat te denken van de bezuinigings- voorsteilen van de werkgroep A (Van Aardenne) en hun doorwerking voor de werkgelegenheid? Ret valt niet te ver- wachten dat de enorme bezuinigingsbe- dragen die per departement zijn ingevuld, nog van tafel zuilen verdwijnen en dat houdt een moeilijk verdedigbaar beleid in voor bepaalde onderdelen: bijvoorbeeld het dreigende ontslag van 30.000 hulpver- leners in de gezinsverzorging en bejaarden- hulp.

Concluderend merk ik op dat de operaties van de werkgroepen misschien hebben bijgedragen tot een grotere slagvaardig- heid in de informatie-Scholten, maar op de lange termijn gezien zou de gevolgde procedure wei eens contra-produktief kunnen gaan werken en een haard van conflicten geven.

Ret regeerakkoord bevat teksten die op onderdelen hoopvol stemmen. Gezien de inhoud van de verkiezingsprogramma's van CDA en VVD kan geconstateerd worden dat met betrekking tot de kern-

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 11/82

wapenproblematiek er betrekkelijk dicht is aangesloten bij het CDA-programma.

Ret voorgenomen sociaal-economisch be- leid is daarentegen zonder meer hard te noemen en wij moeten vrezen dat de maat- schappelijke weerstanden tegen het beleid groot zuilen zijn. Er dreigt zwaar weer en het is de vraag of de zo prille vriendschap Lubbers-Van Aardenne even hecht zal zijn als de tandem Van Agt-Wiegel om het schip van staat op koers te houden.

Mijn twijfel over de daadkracht van het kabinet-Lubbers wordt gevoed door het feit dat er veel passages in het akkoord met open einden afsluiten. Er zal nog heel wat moeten worden afgeknokt in de Tre- veszaal en het Catshuis. Temeer daar de positie van de YVD ten opzichte van het CDA sterk veranderd is en dat niet aileen in de getalsverhoudingen. De wens zich te profileren tegenover de coalitiepartner zal niet aileen in het kabinet sterk !even, maar eveneens in de beide Tweede-Kamer- fracties.

Voorstanders van een coalitie met de VVD onderbouwen hun voorkeur met het argument als zou het CDA juist met de VVD meer haar eigen politieke uitgangs- punten kunnen onderlijnen. Deze opvat- ting draagt het gevaarlijke element in zich dat het CDA zich aileen zou kunnen pro- fileren door zich tegen andere politieke richtingen af te zetten. Maar ons erf- en gedachtengoed heeft waarachtig meer in- houd dan aileen in vergelijking met an- dere partijen tot uitdrukking kan worden gebracht. Bovendien zou een voorkeur voor de VVD vanwege betere profilerings- kansen tot de gedachte kunnen leiden dat het CDA altijd het beste met de VVD in zee kan gaan. Is dat niet juist strijdig met onze- per definitie- ongebonden opstel- ling? Wordt een dergelijke verklaring niet veeleer ingegeven om als dekmantel te dienen voor de werkelijke argumenten met de YVD samen te werken: de zogenaamde sfeerargumenten als de goede omgangs-

v e h

u n

11

c

[

d li

\1

E rr

\1 , E

0

1\ ti ti g. g

de

(11)

CHRISTEN-DEMOCRATIE

vormen van de liberalen in combinatie met een politieke boodschap die ecrder op bc- houdzucht dan op vernieuwing duidt?

Het CDA na het Van-Agt-tijdperk De mecst schokkende gebeurtenis in de formatic is het afscheid geweest van de man die gcdurende een decennium zijn stcmpel op het CDA hceft gedrukt. Dries van Agt, de populist en de man die graag dingen in z'n eentje deed, hecft de voor- uitgeschoven positie waar de partij hem nog vier jaar had willen zien plotseling ingeruild voor de positie van back-ben- cher.

De tijd zal leren of wij zonder Van Agt, die de politicofobie als het ware be- lichaamde, van onze angst bevrijd zullen worden om beginselpartij te willen zijn.

Een beginsclpartij waarin ruimte is voor minderheden, voor andersdenkenden, voor wroetcrs, voor verschil van opvatting, voor 'ernstige discussie'. Het gaat er om of wij onze identiteit kunnen waarmaken in het Nederlandse politieke spectrum. Die iden- titeit is in het rapport Grondslag en poli- tick handelen en het Program van Uit- gangspunten duidelijk aangegeven. Be- grippen als gerechtigheid, solidariteit, ge-

519

spreide verantwoordelijkheid en rentmees- terschap markeren onze politieke richting, onafhankelijk van de liberale, neo-liberale en socialistische denkrichtingen.

Willen wij als beginselpartij overleven, dan zullen we onze angst deze begrippen meer inhoud en gewicht te geven, moeten Iaten varen. Angst is een slechte raadgever.

Dat geldt zeker voor het Christen Demo- cratisch Appel waarvan verwacht mag worden dat juist ook in de beroerde tijden die ons te wachten staan de beginselen in praktijk worden gebracht.

Daarom dienen onze politieke besluiten meer inhoudelijk getoetst te worden aan onze christelijke uitgangspunten. 'Een be- zielde, helder zich van haar beginsel be- wuste partij gaat uit op verwerving van politieke macht; doch met geen ander doe!, dan om die macht dienstbaar te stel- len aan de verwerkelijking van haar ideaal', zo zeg ik Abraham Kuyper na.

1 Zie Briejwisse/ing van mr. G. Groen van Prinsterer met dr. A. Kuyper, 1874-1876, bewerkt

door dr. A. Goslinga; Kok, Kampen, 1937, biz. 83.

(12)

SOCIAAL-ECONOMISCH door prof. dr. M. G. Platte!

Prof. dr. M. G. Platte/ is hoogleraar Sociale Ethiek aan de Economische faculteit en Centrale Interfacul- teit van Wijsbegeerte aan de Katholieke Hogeschool te Tilburg.

Ethische kanttekeningen~ bij de

politieke discussie over echte minima

De herverdeling van het inkomen vormt in onze dagen een brandend probleem.

Plannen over ombuigingen in de collectieve sector, over deeltijdarbeid, over matiging van lonen en sociale uitkeringen, over verhoging of vermindering van belastingdruk houden als onvermijdelijke consequentie een herverdeling van het inkomen in.

In de vette jaren van de toenemende wel- vaartskoek bracht de rclatieve inkomens- toename voor de een nog geen absolute inkomensachteruitgang voor de ander mee. De herverdeling leverde daardoor heel wat minder moeilijkheden op. Maar in de tegenwoordige magere jaren is de situatie totaal veranderd. lnkomenstoe- name is praktisch voor niemand meer mo- gelijk. Iedereen moet inleveren. Daar het hemd nader is dan de rok, komt het eerst en het meest de buurman in aanmerking voor inlevering. De argumenten daarvoor zijn meestal sterk ethisch geladen. Dikwijls wordt alleen maar met een beroep op rechtvaardigheid zonder dat inhoudelijke gronden gegeven worden de ander als meest geschikte kandidaat voor de nood- zakelijke matiging aangewezen. Aange- zien de portemonnaie de gevoeligste plek van het lichaam is, wordt het duidelijk dat

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 11/82

de ethische onbaatzuchtigheid gemakke- lijk voor eigen 'baat' gebruikt kan worden.

Er moeten dan ook enkele serieuze kant- tekeningen geplaatst worden bij de zede- lijke rechtvaardigheidsgevoelens in zaken van de herverdeling. Velen denken name- lijk dat de ethiek of de mens als ethicus het domein van het irrationele ofwel van het blinde eigenbelang kan verlaten om op een hoger rationed en onpartijdig ni- veau door middel van zuivere redene- ringen de werkelijkheid op haar zedelijk gehalte te toetsen. Sinds Marx en Freud weten wij echter, dat rationaliteit en irra- tionaliteit wezenlijk met elkaar verweven zijn. Het is zelfs niet zo, dat het irrationele als een snort gordijn van buitenaf het rationele inzicht afschermt. Volgens Freud ontstaat de rationaliteit pas door een moeizame verwerking van wat vooraf in

S( de cr ki di id

Cl Ul

w Z< ki F et

ir rr

VI

li v:

r:

()

gl d p k h 1\ rr v

ti

w

d

e

a

h

b

k

1\

(13)

j

SOCIAAL-ECONOMiSCH

d..: irrationalitcit verborgen ligt. Marx wijst crop. hoc icderc persoon een irrationele kijk op zijn maatschappelijke situatie heeft door de ingrijpcmlc wcrking van de klasse- idcologic. Oat de groepsideologie de so- ciaal-politickc bril sterk kleurt, blijkt wei uit hct simpclc feit, dat werkgevers- en wcrkncrncrsorganisaties voortdurend over zakcn van hcrverdeling verschillend den- ken.

freud hccft stcrk benadrukt, dat vooral de cthica vele vcrborgen wortcls heeft in het irrationelc van hct onbewuste. Een sterk moraliscrende houding berust vaak op een vcrdringing: het gaat dan om een rationa- lisatic in de vorm van misleidende recht- vaardiging van minder nobele gcvoelens.

De cthicus Max Scheler waarschuwt dan ook. dat de modcrne gelijkheidsideologie gcrnakkclijk in een rationalisatie van ver- drnngen afgunstgevoclens kan ontaarden.

Afgunst wordt dan in hct eerbiedwaardige klecd van de sociale rcchtvaardigheid ge- huld.

Maar ook met dcze waarschuwing zelf moct men weer voorzichtig zijn. Recht- vaarclighcidsprotesten kunnen gemakke- Jijk uit afgunst ontstaan, maar ook de waarschuwingen daartegcn kunnen vlot de vnrm van verdachtmaking aannemen en op hun beurt uit dergelijke verdrongen afgunstgcvoelens voortkomen. Wat wij hicr aileen willen onderstrepen is, dat on- bcwuste motieven van jaloezie bij voor- kcur in dit snort zaken meespelen.

Men bchocft niet gehcel negatief over der- gclijkc gcvoclens te denken. Deze emotio- nclc gevoclens moeten bewust gemaakt en wrgvuldig gcordend worden, wil men tot ccn enigszins vcrantwoorde ethische argu- rnentatic komen. De ethicus zal eerst allerlci onbewuste affectieve motieven moeten ontrafclcn, voordat hij de inhoud van de moraal gaat beargumenteren. Deze voorfasc wordt meestal overgeslagen. Ret gaat cr dus om onbcwuste en blinde affec- tics bcwust te maken en te analyseren om met cnig redelijk inzicht te kunnen bepa-

521

len wat rechtvaardig en onrechtvaardig is.

H. Schoeck in zijn boek: Der N eid und die Gesellschaft zegt dan ook, dat blinde en onbewuste nijdgevoelens destructief werken en het ethisch gehalte van de men- selijke handelingen verminderen. Zodra e::hter deze gevoelens bewust gemaakt en gcordend worden, verkrijgen zij een posi- tieve waarde. Zij vormen vindingrijke en constructieve krachten tot maatschappe- lijke verandering.

In zijn boek: Menselijke gelijkheid onder voorbehoud laat H. Vos zien, hoeveel verwarring er rondom de gelijkheidsge- dachte bestaat. Het onberedeneerde ge- voel gaat uit van een soort intrinsieke evidentie dat alle mensen gelijk zijn. Vos spreekt in dit geval van een soort metafy- sica van de gelijkheidsgedachte. Een dergelijke 'fundamentele gelijkheid van aile mensen' maakt de discussie hopeloos verward. Men denke maar aan het simpele feit dat iedere persoon juist een unieke eigenheid bezit die als andersheid ten op- zichte van de medemens gekarakteriseerd dient te worden. Wanneer de overheid of de sociale politick dergelijke ongelijkheden zouden moeten wegnemen, dan zouden zij volgens de econoom Von Hayek behoren 'ervoor te zorgen dat niemand gezonder is of een gelukkiger temperament, een ge- schikter huwelijkspartner of beter op- groeiende kinderen hecft dan ergens iemand anders.' De wazige inhoud van deze metafysica van de gelijkheidsgedach- te biedt voor de hier behandelde materie geen houvast.

Van meer belang voor ons onderwerp is de ethische gelijkheidsidee. Deze gelijkheids- gedachte ontleent haar inzichtelijkheid aan economische en sociale situaties, die door velen als ongelijk ervaren worden.

Het ethische gelijkheidsstreven gaat niet zoals bij het metafysische gelijkheidsstre- ven uit van gelijkheid, maar vertrekt juist vanuit de bestaande ongelijkheid.

De ethische gelijkheidsgedachte is het ge-

(14)

volg van een contrastervaring. Hier ligt vonral de bron van het rechtvaardigheids- streven. De toekomst van een meer recht- vaardige wereld wordt vooral negatief ge- openbaard in contrastervaringen van on- rechtvaardig ervaren situaties. De waarde van deze negatieve 'bemiddeling' mag niet onderschat worden. Zij vormt een posi- tieve kracht om een front tegen onvrijheid en ongerechtigheid op te richten. Deze contrastervaringen zijn een van de voor- naamste bronnen van de ethische reflectie.

Wat de positieve inhoud van de ethische norm is, valt moeilijk direct te formuleren.

Wij hebben er vooral negatief weet van door de contrastervaring van onrechtvaar- dig ervaren ongelijkheden. Deze contrast- ervaringen dienen door de ethiek verder uitgezuiverd en verhelderd te worden, willen zij in operationele eisen verwoord worden.

Een punt van discussie is de laatste tijd het dubbele inkomen van leefeenheden of huishoudens. Het betreft de strijd om de 'minima'. Nu er gematigd dient te worden, vindt iedereen terecht dat de hoogste inko- mens relatief het meeste moeten inleveren.

Maar wie treft dit inleveringsbeginsel? Is dit het inkomen van het individu of van een leefeenheid tussen gehuwden of duur- zaam samenlevende partners.

De ene partij vindt het rechtvaardig, dat bij het bezuinigen op uitkeringen en bij het opleggen van solidariteitsheffingen of extra-belastingen met de leefomstandighe- den rekening gehouden wordt. De koop- kracht van een modale werknemer waar- van ook vrouw en twee kinderen moeten Ieven, is vee! lager dan die van een huis- houden waarvan man en vrouw beiden het minimumloon verdienen. Ook is er de grote groep van bejaarden, die naast hun minimumuitkering in de vorm van AOW nog aanvullende pensioenen hebben. In- leveren naar draagkracht moet volgens deze opvatting met de leefomstandigheden van de mensen rekening houden. Aileen

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 11/82

de 'echte minima', dat wil zeggen: zij die of samen met echtgeno(o)t(e), vriend(in) en/ of kinderen van een minimuminkomen moeten rondkomen, behoren ontzien te worden.

De andere partij protesteert daartegen en doet dit eveneens met bcroep op recht- vaardigheidsgronden. Zij brengen in het geweer, dat op deze wijze het kostwinners- beginsel in feite weer ingevoerd wordt. De doeleinden van de gerechtvaardigde eman- cipatiegedachte worden hierdoor terug- gedrongen.

Alvorens op deze tegenstrijdige rechtvaar- digheidsgevoelens met de daarmee ver- bonden argumentaties in te gaan, wordt allereerst de feitclijke ontwikkeling nage- gaan.

Het emancipatiebeleid heeft tot de vol- gende juridische maatregclen geleid. Ovcr- eenkomstig de richtlijnen van het EEG- verdrag maakt sinds 1975 de Wet gelijk loon mannen en vrouwen deel uit van ons positief recht. Bij de wet van 1 maart 1980 wordt voor de vrouw ook een gelijke be- hande1ing gegarandeerd bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst, bij oplei- ding, arbeidsvoorwaarden en ontslag. Een discriminatie op grond van gehuwd zijn of door verwijzing naar gezinsomstandig- heden als het kostwinner-zijn wordt dus verboden. De derde richtlijn van het EEG- verdrag om man en vrouw in de sociale zekerheid gelijk te behandelen, moet voor 1 januari 1985 wettelijk uitgevoerd wor- den.

Het emancipatiestreven heeft ook in ons belastingsysteem doorgcwerkt. Reeds vanaf 1962 werden er gunstige maatrege- len getroffen voor het inkomen uit arbeid van de gehuwde vrouw. De bedoeling in die tijd was voornamelijk om deze catego- ric wegens gebrek aan arbeidskrachten meer in het arbeidsproces te betrekken.

Sinds 1973 worden vooral de inkomens uit arbeid van man en vrouw, maar nu vooral vanwege de emancipatiegedachte,

r ]' r r

~ r g v e

}

r:

c; r. s

(.

e s g r

!-

\)

e

(l

a v r d

n c s 11 h n v I d

(_

(15)

SOCIAAL-ECONOMISCH niet meer bij elkaar opgeteld.

Nu de samenleving als gevolg van de eco- nomische teruggang staat voor de proble- matiek van herverdeling van arbeid en in- komen. wordt steeds kritischer gekeken naar de vcrdere financiele verzelfstandi- ging van individuen en in het bijzonder van gehuwden op het gebied van belasting en sociale verzekering. De kritiek in de Kamer op de nota-Nooteboom: Op weg naar een gelijke fiscale behandeling van de (werkende) gehuwde vrouw en haar man, en van deelgenoten aan vormen van samenleving en samenwoning, is een dui- delijk teken in die richting. Een verdere individualisering van sociale uitkeringen en bclastingen wordt, gezien de economi- sche recessie, steeds meer onbetaalbaar geacht en komt in conflict met de solida- riteitsgedachte van het draagkrachtbe- ginsel. De congresuitspraak van de PvdA van februari 1981: 'individualisering met inachtneming van het draagkrachtbeginsel per leefeenheid', tracht beide beginselen wei te verenigen, maar tot nu toe is men er niet in geslaagd een concreet plan op tafcl tc leggen.

Om ale misverstand te voorkomen, dient allercerst opgemcrkt te worden, dat de vrouwenemancipatie in onze tijd een ge- rechtvaardigd streven is. V olgens het he- dendaagse rechtsgevoel dient de positie van de vrouw ook op economisch en so- ciaal terrein niet bij die van de man ach-

tergesteld te worden. Er is in het rechts- gevoel de laatste twintig jaar veel ten goe- dc veranderd. In 1956 werd in een com- mcntaar op de pauselijke encyclieken in christelijke kring door Van Gestel nog ge- schreven: 'Kinderarbeid of arbeid van de huismoeder buiten het gezinsverband om het tckort aan inkomen te verhelpen, die- nen ook als schandelijk misbruik ver- worpen'.

lcdcrcen is het er wei over eens, dat een discriminatie van de vrouw op economisch en sociaal tcrrein in onze tijd niet meer

CHRISTEN DEMOCRA TISCHE VERKENNINGEN 11/82

523 past. Maar bepaalde beleidsmaatregelen die meewerken om het emancipatiedoel te bevorderen, kunnen in onze tijd van terug- gang wei degelijk ter discussie gesteld worden. Een individualisering in de belas- ting- en in de sociale-verzekeringssfeer kan in een bepaald opzicht de vrouwenemanci- patie ten goede komen. Dergelijke maat- regelen werken echter, nu de maatschap- pelijke koek kleiner wordt, op financieel vlak gemakkelijk discriminerend ten op- zichte van de andere groepen van de be- volking. Men denke bijvoorbeeld aan de gehuwde minimum- of modale alleenver- diener, aan een-oudergezinnen en aan huishoudens die uitsluitend van een mini- mum-uitkering afhankelijk zijn.

Het accent zowel bij de belastingheffing als middel tot herverdeling en bijdrage aan de collectieve lasten als ook bij de sociale zekerheid als gei:nstitutionaliseerde vorm van solidariteit, ligt op de verdelen- de rechtvaardigheid naar draagkracht.

Ondanks het nog beperkte onderscheid tussen werknemersverzekeringen en volks- verzekeringen staat mede gezien de netto- nettokoppeling de solidariteitsgedachte in ons sociale-zekerheidsstelsel centraal en niet (meer) de verzekeringsgedachte.

Deze solidariteit mag gevraagd worden om voor ieder lid van de bevolking mens- waardige leefomstandigheden te garande- ren. Gezien het solidaire karakter van het draagkrachtbeginsel is het gerechtvaar- digd rekening te houden met dubbele in- komens in gezinnen en leefeenheden. In dit Iicht bezien valt de belastingmaatregel van 1973 om de arbeidsinkomens van ge- huwden niet meer bij elkaar op te tellen, niet toe te juichen. Ook prof. M. van Mourik schreef onlangs, dat de corrige- rende werking van het belastingsysteem daardoor minder groot is dan op grand van het draagkrachtbeginsel verdedigbaar zou zijn.

Op grond van de verdelende solidariteit

is het juist een structuurbeleid voor de

echte minima te ontwerpen. Een dergelijk

(16)

- - - -

systeem kan het best via premie- en be- lastingheffing opgebouwd worden. Derge- lijke maatregelen zijn sexe-neutraal en man of vrouw worden op dezelfde wijze behandeld.

Let wei: discriminatie van vrouwen op economisch en sociaal terrein is volgens het hedendaagse rechtsgevoel terecht niet geoorloofd. De eerste twee richtlijnen van het EEG-verdrag moeten volledig gehand- haafd blijven. Maar welke interpretatie van de derde richtlijn betreffende de so- ciale zekerheid dient te worden gegeven, blijft nog voorwerp van vele juridische discussies. Een strikte individualistische interpretatie brengt bij de huidige econo- nische teruggang nieuwe discriminaties van verschillende andere groepen in de sa- menleving met zich mee. Bovendien gaat het in zaken van sodale zekerheid om het draagkrachtbeginsel van de verdelende solidaire rechtvaardigheid, dat meer direct met de leefomstandigheden en minder met de geleverde arbeidsprestatie rekening houdt. Ret individualiseringsbeginsel dat op de ruilrechtvaardigheid steunt en direc- ter aan de geleverde arbeid gekoppeld is, behoort hier op het tweede plan te komen.

Men kan zich in dit verband afvragen, of de derde richtlijn van het EEG-verdrag evenals de maatregel om de inkomens per huishouden voor de belastingdienst niet op te tellen, niet een meer solidaire correctie behoeven, terwijl toch de man en de vrouw eenzelfde behandeling krijgen.

De hier ontwikkelde ethische gedachten- gang steunt op een bepaald filosofisch mensbeeld. De menselijke persoon wordt hier niet als een onafhankelijk op zichzelf staand individu, maar als een intersubjec- tieve persoonlijkheid gedefinieerd. De mens is geen eenling, de persoon is be- trekking. H. Beck spreekt in het verzamel- werk: PersonaTe Freiheit und pluralisti- sche Gesellschaft, over 'Partnerschaftliche Solidaritat' als structuurbeginsel van de toekomstige samenleving.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VFRKENNINGEN 11/82

D~ emancipatie van de Verlichting in wier nadfgen wij misschien Ieven, heeft de winst van de bevrijding van het individu en ook die van een grotere maatschappc- Iijke gelijkheid gebracht. Er wordt in onze dagen steeds meer beseft, dat dit met een verlies aan verbondenheid gepaard gegaan is.

Prof. H. Hofstee in zijn afscheidscollege over: Vrijheid, gelijkheid en eenzaamlzeid heeft hierover zinnige dingen gezegd. Het Iiberalisme en socialisme als geesteskin- deren van de Verlichting waren er volgens hem op gericht individuen uit maatschap- pelijke onderdrukkingen te bevrijden. Bei- den wilden hetzelfde langs verschillende wegen. Het liberalisme streefde maat- schappelijke gelijkheid na door individuele vrijheid en het socialisme individuele vrij- heid door maatschappelijke gelijkheid.

'Het vooruitdenken van emancipatiebe- wegingen in het algemeen lijkt steeds te stoppen bij het moment, waarop in hun gedachten de vrijmaking uit de onder- drukking is bereikt. Dan lijkt de zaak af.

Hoe, in welke verbanden, de vrijgemaak- ten na de bevrijding met elkaar en met anderen samen verder zullen Ieven, schijnt men niet als vraagstuk te zien.' De mens werd daardoor wei vrijer, maar raakte steeds meer gelndividualiseerd in de zin van gelsoleerd. H. Beck meent daarom, dat 'individualistische Liberalismus' en 'kollektivistische Solidaritat' moeten uitmonden in een 'solidaristische Person- Iichkeit', ofwel 'partnerschaftliche Solida- ritat'. Hij vindt dit een postulaat van het christelijk personalisme.

De vrouwenemancipatie heeft nog een lange weg te gaan. Het streven van de vrouwenbewegingen is zo belangrijk, om- dat onze vertechniseerde en individualis- tische maatschappij dringend om hervor- ming vraagt. Iedere maatschappelijke reactie op onderdrukkende omstandighe- den Ioopt echter het gevaar het vale en schrale mensbeeld opgedrukt te krijgen van de samenleving waartegen zij reageert.

1 t

tl

il

1

1

I;

(17)

SOCIAAL-ECONOMISCH

Men pleegt dan een operatic te verrichten met instrumenten die besmet zijn met de ziektekiemen waaraan de patient juist hezig is te overlijden.

De vrouwcnemancipatie zou haar doe!

voorbijschieten als zij !outer een verlate uitloper van het burgerlijke emancipatie- strcvcn zou blijken te zijn. Men vergalop- pccrt zich dan in een eenzijdig doordraven in de richting van een verkeerd individua- lisme. Een zekere solidaire bijstelling van hcpaalde belastingmaatregelen in het ver- leden en van bepaalde interpretaties van de EEG-richtlijnen zou het emancipatie- streven in onze dagen misschien juist ten gocde komen.

De ethicus maakt ook bezwaar om in economische en sociale kwesties als deze gemakkelijk de termen 'progressief' en 'conservatief' te hantercn. Dikwijls wordt onbercdenecrd een sociale maatregel het etiket van progressiviteit of conservatisme opgedrukt zonder enige verdere argumen- tatic. Dit onbezonnen opplakken moet dan vaak zelf dienen als vorm van rechtvaar- diging.

P. Vandermeersch wijst in zijn boek Het gekke verlangen erop, hoe een dergelijke etikettering haar oorsprong in een narcis- tisch, zelfingenomen mensbeeld vindt. De

Gcraadplccgdc Iiteratuur

525 narcist klampt zich aan dit zelfbeeld vast en dit verklaart ook de heftigheid en de starheid, waarmee een sociale optie aange- hangen wordt. Dit zelfbeeld maakt volgens dezelfde schrijver ook de irrationele een- heid van ethische stellingnamen begrijpe- lijk, die er ten aanzien van verschillende zaken bestaan. Iemand die zich progres- sief noemt, is tegelijk voor eenzijdige ont- wapening, tegen kernenergie, voor abortus, homofilie, vrije sexualiteit, enz. Voor de conservatieve geldt dit omgekeerd even- zeer. Men zou anders niet consequent 'rationeel' handelen, maar men kan beter zeggen: 'niet behoudensgezind' volgens zijn links of rechts narcistisch zelfbeeld.

Tot slot van dit artikel nog het volgende citaat: 'In het perspectief van de ongelijk- heidsverhoudingen op wereldvlak zijn de problemen die ons hier bekommeren, niet meer dan de luxueuze vragen van onze be- voorrechting, door de meeste anderen in de wereld betaald met de prijs van hun achterstelling.' (De Clercq: Politiek en het 'Goede Leven').

- H. Beck: Partnerschaftliche So/idaritiit als Strukturprizip der zukiinftigen Gesellschaft, in:

Personale Freiheit und p/uralistische Gesellschaft, Wien, 1981.

- B. de Clcrcq: Politick en het 'Goede Leven', Leuven, 1981.

- G. van Gestel: Kerk en sociale orde, Bilthoven, 1956.

- F. van Hayek: Die Verfassung der Freiheit, Tiibingen, 1971.

- H. Hofstee: Vrijheid, gelijkheid en eenzaamheid , in: Universiteit en Hogeschool, jrg. 27, 1981.

- M. Platte!: Utopie en Kritisch Denken, Bilthoven, 19702.

- M. Scheler: Da.1· Ressentimcnt im Aufbau des Mora/en. Gesammelte Werke, Bern, 1954, Band 3.

- H. Schoeck: Der Neid und die Gesellschaft, Freiburg, 1971.

- P. Vandermeersch: Het gekke verlangen, Nijmegen/Antwerpen, 1978.

- H. Vos: Menselijke ge/ijkheid onder voorbehoud, Bilthoven, 1973.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 11/82

(18)

526

door drs. C. J. Klop

drs. C. I. Klop is stafmedewerker van het W eten- schappelijk Instituut voor het CDA voor welzijns- beleid.

De Islam tn Nederland: angst voor een nteuwe zuil?

Wie de vestiging in ons land van de Islam de laatste tijd gadeslaat, krijgt voortdu- rend signalen, die sterk doen denken aan het emancipatieproces dat Gereformeerden en Rooms-Katholieken honderd jaar geleden hebben doorgemaakt. Klopt die ver- gelijking? En wat betekent dat voor het overheidsbeleid en met name de komende nota Minderhedenbeleid?

Velen bekruipt de vrees dat godsdienstige zuilvorming, dat wil zeggen het oprichten van eigen organisaties op lslamitische grondslag, schadelijk zal zijn voor het in goede harmonie samenleven van Neder- landers en buitenlanders. Anderen zien er een verrijking van onze samenleving in.

Welke keuzen moet het beleid hierbij maken? Een pleidooi voor een 'open zuil- vorming'.

Negerend beleid

Een voorlopig hoogtepunt in de toenemen- de aanwezigheid van de Islam in ons land was het onlangs in Rotterdam gehouden Islam-symposium. De zelfbewuste presen- tatie aldaar van de Turks-Islamitische Culturele Federatie is waarschijnlijk teke- nend voor de wijze waarop Moslims in Nederland hun plaats beginnen te vinden.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 11/82

De federatie overkoepelt 75 lid-vereni- gingen, die allen een gebedsruimte of mos- kee beheren, met daaromheen godsdienst- onderwijs, sociaal-culturele activiteiten zoals taallessen, contactavonden en be- langenbehartiging. De federatie vertegen- woordigt ongeveer 70% van de 180.000 Turkse moslims in ons land. Daarnaast zijn er nog twee meer fundamentalistische organisaties, een conservatief-islamitische en een fanatiek-religieuze, die zich erg tot de Iraanse revolutie aangetrokken voelt.

Behalve Turkse zijn er in ons land ook nog circa 120.000 Marokkaanse, Tunesi- sche, Pakistaanse, ex-Surinaamse en Indo- nesische moslims, alsmede circa 300 ge- boren en getogen Nederlanders die moslim zijn geworden! 1 n totaal zijn er thans tegen de 300.000 moslims in ons land.

De wijze waarop dit qua omvang vierde

r

'I

a r v d 11 z

c

\\

l

a

n H

01

A ki

Cl

(19)

SOCIAAL-CULTUREEL

kerkgenootschap in ons land in samen- wcrking met het Nederlands Centrum l3uitcnlanders op dit symposium en de bijbehorende tentoonstelling * zes knel- punten inzake de godsdienstbeleving aan de orde stelt. wijst crop dat de door het Ncderlandse beleid in gang gezette ver- mijding van het onderwerp godsdienst in hct algemeen en dus ook als het om cultu- relc minderheden gaat. door de ontwikke- ling binnen de minderheden zelf krachtig terzijde wordt geschoven. Immers, de 'Ontwerp-nota minderhedenbeleid' wijdt in zijn beleidsmaatregelen 1 zegge en schrijve tweeeneenhalve regel aan de be- lcving van de godsdienst! Een CRM-nota inzake de culturele ontplooiing van jonge- ren uit de culturelc minderheden negeert de religieuze basis voor de beleving van de cigen cultuur eveneens op een opvallende wijze 2 . Het ambtelijk apparaat in ons land lijkt de scheiding tussen kerk en staat aan te grijpen om een beleid voor te be- rciden dat de maatschappelijke betekenis van de godsdienst eenvoudig negeert en deze tot een binnenkerkelijke aangelegen- heid terugbrengt : 3• Een heel merkwaardige zaak.

Godsdienstige verscheidenheid wordt ge- reduceerd tot een verschil in 'normen en waarden', waarbij beleidsinstrumenten als

527

sociaal-cultureel werk, opbouwwerk en bi-cultureel onderwijs worden betrokken.

'Behoud van identiteit' wordt daardoor een zaak van geschiedenis en folklore uit het land van herkomst. De godsdienst als een het gehele maatschappelijke Ieven doortrekkende kracht blijft eenvoudig buiten het gezichtsveld van het beleid 4 •

De Islamieten in ons land, en ook de Hindoes, zij het in mindere mate, hebben tegen zo'n beleid terecht bezwaar. Het doet denken aan de wijze waarop bijvoor- beeld katholieken en gereformeerden zich in de vorige eeuw moesten verzetten tegen de liberale geest der eeuw, die afwijkingen van de vrijzinnige hervormde staatsgods- dienst, het oprichten van eigen scholen en het opkomen voor een eigen levensbe- schouwelijk gefundeerde levensstijl maar gevaarlijk vond voor de nationale een- heidscultuur van de burgerlijke elite in die tijd. Wie verneemt dat de Turks-Islamie- ten hun theologen op eigen kosten willen gaan opleiden ziet duidelijk de parallel met de Vrije en de Katholieke Universi- teit. De colleges van B & W, waarin de angst voor politieke activiteit in de mos- kee een hinderpaal vormt om aan de tot- standkoming van gebedsruimten mede- werking te verlenen, verschillen inhoude- De tentoonstelling over de Islam is tot 28 augustus 1983 te bezichtigen in het Museum voor Land- en Volkenkunde, Willemskade 25, Rotterdam.

1 Ontwerp-nota minderhedenbeleid, Binnenlandse Zaken, april 1981, pag. 215.

~ Jeugdige Mediterranen in Nederland - nota van een departementale werkgroep, CRM, augustus 1981.

" Het WRR-rapport Etnische minderheden, Den Haag, 1979, is ook een symptoom van deze negatie van de meest wezenlijke basis voor cultuurbeleving en maatschappelijke ontplooiing.

Hct verschijnsel is eveneens te onderkennen in het Voorontwerp van Wet gelijke behandeling en de daaraan ten grondslag liggende stukken. Zie ook ons rapport Pastor of politie?, pag. 14 en 15.

Bij de lagere overheden treft men het bijvoorbeeld aan in de nota Culturele minderheden in het Rijnmond-gebied van het openbaar lichaam Rijnmond, november 1981. En dat terwijl Rotter- dam 14 moskeeen telt en de richtlijnen van de eigen geestelijke !eiders van doorslaggevende hctckenis zijn voor het a! of niet aanvaarden van het aanbod van Nederlandse voorzieningen.

1 Dit is des te merkwaardiger waar in particuliere organisaties als de kerken en bij particuliere ondcrzockers, zoals bijv. mevrouw L. v. d. Berg-Eldering (Marokkaanse gezinnen in Nederland, Alphen a/d Rijn, 1978), wei nadrukkelijk op deze factor is gewezen en daaromtrent grate des- kundigheid is opgebouwd.

CHRISTEN OEMOCRA TISCHE VERKENNINGEN 11/82

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

E.H.G. Wrangel, De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap, voornamelijk gedurende de zeventiende eeuw.. logsvloten uit de Oostzee

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Doorheen het boek wordt nadrukkelijk gepleit voor een meer autonome uitoefening van alle patiën- tenrechten door de mature minderjarige.. Toch blijft het oordeel van Christophe

Indien de betrokkene niet meer behoort tot de cate- gorie van werknemers, waartoe hij behoorde op het ogenblik van de verkiezingen, tenzij de vakorganisatie die de kandidatuur heeft

De verplichte vermeldingen van het stuk op te maken door de schuldenaar van de btw indien de factuur nog niet in het bezit is (wachtdocument).. De verplichte vermeldingen op het

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Formaties duren langer naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn, er na verkiezingen meer nieuwe raadsleden aantreden en anti-elitaire partijen meer

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie