• No results found

Inspectierapport PSZ Het Zand (PSZ) Le Bourgetstraat TG TILBURG

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport PSZ Het Zand (PSZ) Le Bourgetstraat TG TILBURG"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

PSZ Het Zand (PSZ) Le Bourgetstraat 21 5042TG TILBURG

Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant

In opdracht van gemeente: TILBURG

Datum inspectie: 11-03-2014

Type onderzoek : Regulier onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 20-03-2014

(2)

2 van 10 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek 11-03-2014

PSZ Het Zand te TILBURG

Inhoudsopgave

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 4

Pedagogisch klimaat ... 4

Personeel en groepen ... 6

Inspectie-items ... 7

Gegevens voorziening ... 9

Gegevens toezicht ... 9

Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal ... 10

(3)

3 van 10

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 2.20 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd regulier onderzoek.

Beschouwing

Peuterspeelzaal t Zand valt onder Kinderstad Tilburg (Peuterspeelzalen Tilburg BV) en is gevestigd in basisschool Jeanne d'Arc te Tilburg. Er worden maximaal 15 kinderen opgevangen bij

peuterspeelzaal Het Zand.

InspectiegeschiedenisInspectie 26 maart 2013:Tijden deze inspectie stelt de toezichthouder vast:

 dat er geen opleidingsplan is

 dat er geen erkend VVE programma wordt gebruikt

 dat niet alle beroepskrachten beschikken over een VVE certificaat.

Nader onderzoek 10 september 2013

De toezichthouder stelt vast dat alle beroepskrachten beschikken over een VVE certificaat.

Inspectie 11 maart 2014:

Tijdens deze inspectie stelt de toezichthouder vast dat peuterspeelzaal 't Zand voldoet aan de getoetste wettelijke eisen.

De locatiedirecteur geeft aan het eens te zijn met de inhoud van het rapport. Er volgt geen zienswijze.

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(4)

4 van 10 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek 11-03-2014

PSZ Het Zand te TILBURG

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Pedagogische praktijk

De beroepskrachten dragen actief bij aan het bijstellen van het gehele pedagogisch beleidsplan.

Hun ervaringen worden benut voor het evalueren van het pedagogisch beleidsplan.

Emotionele veiligheid:

De beroepskrachten communiceren met de kinderen.

De beroepskrachten stemmen de timing en in de inhoud van interacties op passende wijze af op de situatie en/of het begripsniveau van het kind.

Voorbeeld:De beroepskracht ziet dat een kind naar de kast loopt en speelgoed wil pakken dat op de kast staat. Hij kan er net niet bij. Het kind spreekt nog geen Nederlands.

De beroepskracht loopt naar het kind en maakt oogcontact. Ze vraagt aan het jongetje: "wil je deze?" en knikt daarbij met het hoofd en wijst de boot aan. Het jongetje kijkt naar haar en knikt.

De beroepskracht pakt het speelgoed en geeft het aan het jongetje. Ze pakt het jongetje bij de hand en zegt: "kom maar dan kun je hier met de boot gaan spelen". Ze wijst op de mat. Het jongetje zet eerst de boot op de mat en pakt hem dan weer op. Een stukje verder staat een laag tafeltje met stoeltjes. Hij loopt met de boot naar het tafeltje. De beroepskracht zegt: "wil je liever aan tafel zitten?" "Dat mag ook". "Kijk dit is een stoel (pakt daarbij de stoel vast) ga hier maar op zitten". Het jongetje zet de boot op tafel en gaat op de stoel zitten. De beroepskracht pakt ook een stoel en gaat bij het jongetje zitten.

Persoonlijke competentie:Er is aandacht voor leermomenten.

De beroepskrachten geven passende steun bij het ontdekken en verrijken van spelmogelijkheden.

Zij maken soms even deel uit van de spelsituatie waarbij de regie bij de kinderen blijft.

Voorbeeld:De beroepskracht zit met een aantal kinderen aan tafel te verven. Zij heeft eerst een verhaaltje verteld, nu mogen de kinderen vlaggetjes gaan verven. Er worden 3 kleuren

aangeboden: rood, geel en blauw. De gele verf ligt op een geel bordje, de rode op een rood bordje en de blauwe op een blauw bordje. De kleuren worden benoemd.De kinderen krijgen ieder een kwastje en samen een bordje met de kleur waar ze mee mogen verven. Het is de bedoeling dat elk kind 3 vlaggetjes verft.

Een jongetje heeft nog nooit geverfd. Het jongetje krijgt alle ruimte om te experimenteren met de verf. Hij kijkt naar de andere kinderen en doopt zijn kwast in de verf en begint vervolgens zijn vlaggetje te verven. Het jongetje is geconcerteerd bezig, hij verft zijn onderleggertje en verft ook een stukje op tafel. De beroepskracht laat het in eerste instantie gebeuren. Als het jongetje bijna op een blaadje van een ander kind verft grijpt ze in.

Ze pakt het vlaggetje van het jongetje en zegt: "wat heb jij hard gewerkt!" "Dit vlaggetje is heel goed gelukt, wat ben jij toch een knapperd". "O en je hebt de tafel ook nog gedaan, hard gewerkt hoor". Het jongetje kijkt heel blij. Ze benoemt naar het jongetje dat ze de verf die op tafel zit even weg gaat vegen en dat hij een andere kleur krijgt.

Als het jongetje met een nieuwe kleur gaat beginnen zegt de beroepskracht: "Nu mag je met de rode kleur gaan verven, probeer maar om de verf zo goed mogelijk op het vlaggetje te smeren".

Het jongetje verft, als het vlaggetje klaar is stopt hij met verven en zegt:"klaar". "Goed gedaan", zegt de beroepskracht. "Nu mag jij je handjes gaan wassen". Het jongetje loopt van tafel en gaat zijn handen wassen.

Sociale competentie:De beroepskrachten ondersteunen de kinderen in de interactie tussen kinderen onderling.

De beroepskrachten helpen de kinderen actief mee om sociale vaardigheden met groepsgenootjes te ontwikkelen.

Voorbeeld:

Een kind zit aan tafel te spelen. De beroepskracht zit tegenover het kind. Het kind spreekt nog geen Nederlands. Het jongetje pakt een dier en laat het aan de beroepskracht zien. De

beroepskracht benoemt het dier en het jongetje knikt en legt het dier weer op tafel. Een ander jongetje kijkt vanaf een afstand naar de beroepskracht en het jongetje. De beroepskracht ziet dit

(5)

5 van 10 en zegt:"O, kijk dit is een giraffe, die vindt hij toch ook zo leuk"? Ze kijkt daarbij naar het jongetje dat op afstand staat. Het jongetje knikt. "Jij mag met ons meedoen hoor", zegt de beroepskracht.

Het jongetje aan tafel lacht en kijkt naar het andere jongetje. Het jongetje komt dichterbij en kijkt naar de dieren. Hij speelt niet echt mee maar volgt wel het gesprek tussen de beroepskracht en het jongetje aan tafel.

Even later spelen de beide jongetjes samen op de mat met de dieren.

Overdracht van normen en waarden:

Afspraken regels en omgangsvormen zijn duidelijk.

De beroepskrachten kennen de afspraken en passen ze ook consequent toe.

Voorbeeld:Kinderen mogen knuffels meenemen, maar deze knuffels moeten na binnenkomst op de kast gelegd worden. Een kind mag zijn knuffel bij zich houden ( dit is een uitzondering, dit wordt ook zo benoemd naar het kind door een van de beroepskrachten.) "Jij mag je knuffel bij je houden, maar je mag er niet mee gooien anders leggen we hem op de kast" zegt een van de

beroepskrachten.

Even later is het kind toch aan het gooien met de knuffel. De andere beroepskracht reageert: "Je weet toch dat je niet met de knuffel mag gooien?". Het jongetje zegt:"ja". "Wat doen we dan met de knuffel ?" zegt de beroepskracht. "Op de kast", zegt het jongetje. Hij loopt zelf naar de kast en legt daar zijn knuffel weg. "Goed zo", zegt de beroepskracht. "Mag je hem straks weer pakken als je naar huis gaat".

Voorschoolse educatie

De peuterspeelzaal hanteert een combinatie van VVE programma's. Het is de bedoeling om op korte termijn helemaal over te stappen naar Piramide.

Op locatie is waarneembaar dat de planning en uitvoering van thema's gaat volgens de methode Piramide.

De locatiedirecteur van deze vestiging vergadert 6 keer per jaar samen met alle beroepskrachten van de onder haar vallende VVE locaties. Tijdens deze vergaderingen staat uitvoering en casuïstiek VVE op de agenda. Vanuit deze bijeenkomsten worden scholingswensen geïnventariseerd.

Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (aanwezige beroepskrachten)

 Observaties

 Pedagogisch beleidsplan

 Pedagogisch werkplan

 VVE-certificaten

 Opleidingsplan voorschoolse educatie

(6)

6 van 10 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek 11-03-2014

PSZ Het Zand te TILBURG

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

Alle beroepskrachten en de stagiaire die worden ingezet beschikken over een geldige verklaring omtrent het gedrag.

Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten die worden ingezet beschikken over een passende beroepskwalificatie.

Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio

De peuterspeelzaal werkt met 2 vaste beroepskrachten.

Opvang in groepen

Er worden per dagdeel maximaal 15 kinderen opgevangen.

Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (aanwezige beroepskrachten)

 Observaties

 Verklaringen omtrent het gedrag

 Diploma's beroepskrachten

 Plaatsingslijsten

 Presentielijsten

 Personeelsrooster

(7)

7 van 10

Inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogische praktijk

De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.

(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.

(art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.

(art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.

(art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Voorschoolse educatie

Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie.

OF

De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

(8)

8 van 10 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek 11-03-2014

PSZ Het Zand te TILBURG

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan twee jaar.

(art 2.6 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd.

(art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden.

(art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.

(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio

Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt:

- in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht;

- in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht.

(art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen.

(art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen.

(art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(9)

9 van 10

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : PSZ Het Zand

Website : http://www.sbkinderopvang.nl

Aantal kindplaatsen : 15

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder

Naam houder : Peuterspeelzalen Tilburg B.V.

Adres houder : Postbus 769

Postcode en plaats : 5000AT TILBURG

KvK nummer : 18077079

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Hart voor Brabant

Adres : Postbus 3024

Postcode en plaats : 5003DA TILBURG

Telefoonnummer : 073-6404515

Onderzoek uitgevoerd door : A van Lokven Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : TILBURG

Adres : Postbus 90155

Postcode en plaats : 5000LH TILBURG

Planning

Datum inspectie : 11-03-2014

Opstellen concept inspectierapport : 14-03-2014

Zienswijze houder : Niet van toepassing

Vaststelling inspectierapport : 20-03-2014 Verzenden inspectierapport naar houder

en oudercommissie

: 21-03-2014 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 21-03-2014 Openbaar maken inspectierapport : 11-04-2014

(10)

10 van 10 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek 11-03-2014

PSZ Het Zand te TILBURG

Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn

(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). De verhouding tussen het aantal

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). De verhouding tussen het aantal

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). De verhouding tussen het aantal

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). De verhouding tussen het aantal

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en