• No results found

Verslag over de doorlichting van Vrije Basisschool te Zwalm

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verslag over de doorlichting van Vrije Basisschool te Zwalm"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaams Ministerie

van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie

Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL

doorlichtingssecretariaat@ond.vlaanderen.be www.onderwijsinspectie.be

Verslag over de doorlichting van Vrije Basisschool te Zwalm

Hoofdstructuur bao Pedagogische eenheid

Instellingsnummer 23978

Instelling Vrije Basisschool

Directeur Geert WILDEMEERSCH

Adres Decoenestraat 8 - 9630 MUNKZWALM

Telefoon 055-49.81.43

Fax 055-49.69.36

e-mail directie@vbzwalm.be

website/URL

Bestuur van de instelling 975151 - Vrienden Vrije School Munkzwalm te ZWALM

Adres Decoenestraat 8 - 9630 ZWALM

Scholengemeenschap 121392 - Zwalmvallei te SINT-MARIA- LIERDE

Adres Nieuwstraat 23 - 9570 SINT-MARIA-LIERDE

CLB 115048 - Vrij CLB Zuid - Oost - Vlaanderen te OUDENAARDE

Adres Burgschelde 7 - 9700 OUDENAARDE

Dagen van het doorlichtingsbezoek 19-20-21 september 2011 Einddatum van het doorlichtingsbezoek 21/09/2011

Datum bespreking verslag met de instelling

04/10/2011

Samenstelling inspectieteam

Inspecteur-verslaggever Lucrèce Matthijs Teamleden Yves Van Moorleghem Deskundige(n) behorend tot de

administratie nihil

Externe deskundige(n) nihil

(2)

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING ...3

1. SAMENVATTING ...5

2. FOCUS VAN DE DOORLICHTING ...6

2.1 Leergebieden in de focus ...6

2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus...7

3. VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN? ...7

3.1 Kleuteronderwijs: wiskundige initiatie ...7

3.2 Kleuteronderwijs: muzische vorming ...8

3.3 Lager onderwijs: wiskunde ...8

3.4 Lager onderwijs: muzische vorming ...9

4. BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?...10

4.1 Professionalisering ...10

4.2 Begeleiding ...11

5. ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL ...11

6. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL ...12

6.1 Wat doet de school goed? ...12

6.2 Wat kan de school verbeteren? ...12

6.3 Wat moet de school verbeteren?...13

7. ADVIES...13

8. REGELING VOOR HET VERVOLG ...13

(3)

INLEIDING

Dit verslag is het resultaat van de doorlichting van uw instelling1 door de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap. Het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 geeft haar de opdracht hiertoe.

Tijdens een doorlichting gaat de onderwijsinspectie na of de instelling de erkenningsvoorwaarden respecteert, of ze op systematische wijze haar eigen kwaliteit bewaakt en of ze zelfstandig de tekorten kan remediëren.

Het advies in dit verslag heeft betrekking op alle erkenningsvoorwaarden uitgezonderd de voorwaarden betreffende hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid.

Vanaf het schooljaar 2011-2012 vindt de controle op de erkenningsvoorwaarden betreffende bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne gelijktijdig met de doorlichting plaats.

Deze controle op bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne resulteert in een afzonderlijk verslag. Alle verslagen worden gepubliceerd op www.doorlichtingsverslagen.be.

Het referentiekader dat de onderwijsinspectie gebruikt bij een doorlichting is opgebouwd rond de componenten context, input, proces en output:

 context: de omgevingskenmerken en de kenmerken van administratieve, materiële, bestuurlijke en juridische aard die de instelling karakteriseren

 input: kenmerken van het personeel en van de leerlingen of cursisten van de instelling

 proces: initiatieven die een instelling neemt om output te realiseren, rekening houdend met haar context en input

 output: de resultaten die de instelling met haar leerlingen of cursisten bereikt.

Meer info over het CIPO-referentiekader vindt u op www.onderwijsinspectie.be.

De doorlichting bestaat uit drie fases: het vooronderzoek, het doorlichtingsbezoek en de verslaggeving.

Tijdens het vooronderzoek selecteert de onderwijsinspectie de onderwijsdoelstellingen en de procesindicatoren of -variabelen die het inspectieteam onderzoekt tijdens het doorlichtingsbezoek.

Tijdens het doorlichtingsbezoek verzamelt het inspectieteam bijkomende informatie via observaties, gesprekken en analyse van documenten.

Het resultaat van de doorlichting is het doorlichtingsverslag.

Het doorlichtingsverslag vangt aan met een voor het brede publiek toegankelijke samenvatting. Het vervolgt met een beschrijving van de doorlichtingsfocus.

Tijdens een doorlichting zoeken de onderwijsinspecteurs een antwoord op drie onderzoeksvragen:

 In welke mate voldoet de instelling aan de onderwijsdoelstellingen? (het erkenningsonderzoek)

 In welke mate onderzoekt en bewaakt de instelling op een systematische manier de kwaliteit van de processen zodat deze bijdragen tot het bereiken/nastreven van de onderwijsdoelstellingen? (het kwaliteitsonderzoek)

 Is er in de instelling een algemeen beleid dat het mogelijk maakt om zelfstandig tekorten weg te werken? (het onderzoek ‘algemeen beleid’)

In drie hoofdstukken geeft de onderwijsinspectie een antwoord op deze vragen.

1 Instelling: onderwijsinstelling of CLB (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 11°).

Onderwijsinstelling: een pedagogisch geheel waar onderwijs georganiseerd wordt en waaraan een uniek instellingsnummer toegekend is (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 13°).

(4)

Om de kwaliteit van de processen in kaart te brengen gebruikt de onderwijsinspectie een kwaliteitswijzer. Het inspectieteam gaat met de kwaliteitswijzer na of de instelling bij haar activiteiten aandacht heeft voor

 doelgerichtheid: welke doelen stelt de instelling voorop?

 ondersteuning: welke ondersteunende initiatieven neemt de instelling om efficiënt en doelgericht te werken?

 doeltreffendheid: worden de doelen bereikt en gaat de instelling dit na?

 ontwikkeling: heeft de instelling aandacht voor nieuwe ontwikkelingen?

Meer informatie over de kwaliteitswijzer vindt u eveneens op www.onderwijsinspectie.be.

Wat de instelling goed doet, wat de instelling kan verbeteren en wat de instelling moet verbeteren komt aan bod bij ‘Sterktes en zwaktes van de instelling’.

Het doorlichtingsverslag eindigt met een advies dat betrekking heeft op alle of op afzonderlijke structuuronderdelen van de instelling. De onderwijsinspectie kan drie adviezen uitbrengen:

 een gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de verdere erkenning van de instelling of van structuuronderdelen

 een beperkt gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen als de instelling binnen een bepaalde periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het advies

 een ongunstig advies: het inspectieteam adviseert om de procedure tot intrekking van de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen op te starten.

Bij een ongunstig advies beoordeelt de onderwijsinspectie bovendien of de instelling de vastgestelde tekorten zelfstandig kan wegwerken.

Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het definitieve verslag informeert de directeur van de instelling leerlingen, ouders en/of cursisten over de mogelijkheid tot inzage. De directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding informeert de centrumraad.

Binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst moet de directeur van de instelling het verslag volledig bespreken tijdens een personeelsvergadering. Het bestuur van de instelling of zijn gemandateerde tekent het verslag voor gezien. Het bestuur stuurt het binnen dertig kalenderdagen na ontvangst terug naar de onderwijsinspectie en maakt eventueel melding van zijn opmerkingen.

De instelling mag het verslag niet gebruiken voor publicitaire doeleinden.

Meer informatie?

www.onderwijsinspectie.be en www.doorlichtingsverslagen.be

(5)

1. SAMENVATTING

De Vrije Basisschool van Zwalm bestaat uit twee vestigingsplaatsen. Het intern leiderschap slaagt erin om op een planmatige manier een gelijklopend beleid te voeren, met respect voor de eigenheid van de twee vestigingsplaatsen.

Tijdens deze doorlichting staan voor het kleuter- en lager onderwijs wiskunde en muzische vorming in de focus. Daarnaast werden de ondersteunende processen leerbegeleiding en deskundigheidsbevordering belicht.

De kinderen van de kleuterafdeling krijgen een onderwijsaanbod dat gebaseerd is op een methode van het eigen net. Daarbij is tevens aandacht voor de leerlijn doorheen de kleuterafdeling en de onderliggende leerplandoelen. Voor wiskunde baseert het lagereschoolteam zich vooral op het onderwijsleerpakket om enerzijds de leerplandoelen te bereiken en anderzijds de verticale doorstroming te

waarborgen. Voor muzische vorming maakte de school de voorbije jaren een

inhaalbeweging in het aanbod en de visie van het leerplan. Het team zit midden een traject om de leerplannen en de concrete uitwerking ervan verder te implementeren.

Op school zijn een aantal outputgegevens beschikbaar. Op het einde van de lagere school scoren de leerlingen voor wiskunde op schoolexterne toetsen van het eigen net gemiddeld boven de referentiegroep. Naast deze resultaten is er echter het feit dat er vrij regelmatig externe hulp ingeschakeld wordt om kleuters en leerlingen te begeleiden. Geregeld zijn er initiatieven om op basis van outputgegevens het aanbod te evalueren en/of bij te sturen. Uit de tevredenheidsonderzoeken blijkt dat de ouders doorgaans zeer tevreden zijn over de school en het team.

In de kleuterafdeling beschikt het team voor wiskunde en muzische vorming over de nodige planningen om de gradatie doorheen de kleuterschool te garanderen. Binnen elk thema is er aandacht voor hoekenverrijking. Toch kan er doorgaans meer

aandacht gegeven worden aan het creatief, spontaan en zelf ontdekkend leren binnen de speelwerkplekken. De aangeboden thema’s zijn doorgaans voldoende gestoffeerd met aandacht voor de verschillende domeinen van wiskunde en muzische vorming. Kleuters hebben leerkrachtafhankelijk in meer of mindere mate inbreng in de thema’s. Observatie- en evaluatiegegevens zijn opgenomen in het leerlingvolgsysteem en geven de leer- en ontwikkelingsvorderingen van de kleuters weer. Doorgaans zijn de gegevens echter weinig concreet en leiden nog

onvoldoende tot een gerichte preventieve of remediërende aanpak. Evenmin leiden die tot bijsturing van het aanbod in functie van de groep en de individuele kleuters.

Op regelmatige tijdstippen zijn er overlegmomenten.

In de lagere afdeling zijn de leerkrachten waakzaam over het brede en volledige aanbod. Het team streeft ernaar om op een gevarieerde manier de leerinhouden aan te bieden en is er aandacht voor actief en zelfstandig leren. Het team gebruikt diverse evaluatiemiddelen om zicht te krijgen op de leervorderingen van hun leerlingen. Vanuit de gegevens van het leerlingvolgsysteem en de klasinterne resultaten neemt het team initiatieven om leerlingen bij de werken. In

leerlingendossiers staan probleemanalyses die echter nog specifieker kunnen uitgewerkt worden. Positief is dat er een aantal aanzetten zijn om op basis van de resultaten van het leerlingvolgsysteem methodieken en inhouden bij te sturen. In het kader van kwaliteitszorg kan een meer doorgedreven analyse van de gegevens leiden tot verdere school- en klasinterne bijsturingen van het aanbod.

(6)

Het team is vertrouwd met de uitgangspunten van het leerplan muzische vorming en werkt vanuit de verschillende domeinen. Muzische vorming was de voorbije jaren een prioriteit op school en wordt dit schooljaar verder uitgewerkt. Door lestijden te investeren in een muzocoach zegt het team gemotiveerd en ondersteund te worden in het aanbod en proces van muzische vorming. De school profileert zich als een muzische school door op regelmatige tijdstippen muzische projecten uit te werken waarbij verschillende domeinen van muzische vorming aan bod komen.

Vanuit een prioriteitenplan staan schoolexterne en – interne nascholingen geprogrammeerd. Bij deze laatste is er groeiende aandacht voor schoolinterne professionalisering. De effecten van de nascholingen worden in mindere mate nagegaan.

Er zijn op school vaste afspraken en te volgen procedures in verband met vorderingen van de leerlingen. De doeltreffendheid van de leerbegeleiding kan verder onderzocht worden.

Kenmerkend voor deze school is het grote verantwoordelijkheidsgevoel van het volledige team voor de kinderen en de school (vestigingsplaats). De teamleden oefenen hun taak met enthousiasme uit en zijn fier op de behaalde resultaten met hun kinderen. Er is bereidheid tot innovatie en verandering in functie van de optimalisering van het leerklimaat. Het intern leiderschap wordt stilaan meer en meer gedragen door meerdere mensen zoals de zorgcoördinator, de muzocoach en de werkgroep zorg. Dit alles gebeurt op een planmatige manier maar nog

onvoldoende vanuit een gerichtheid op de eigen kwaliteitsbewaking.

De inspectie besluit deze doorlichting met een gunstig advies.

2. FOCUS VAN DE DOORLICHTING

Op basis van het vooronderzoek en in het kader van een gedifferentieerde doorlichting heeft de inspectie leergebieden en procesindicatoren/procesvariabelen geselecteerd voor onderzoek tijdens de doorlichtingsbezoeken.

De resultaten van de controle op de erkenningsvoorwaarden betreffende bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne, vindt u terug in een afzonderlijk verslag

2.1 Leergebieden in de focus

Kleuteronderwijs

wiskundige initiatie muzische vorming Lager onderwijs

wiskunde

muzische vorming

(7)

2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus

Personeel

Professionalisering

Deskundigheidsbevordering Onderwijs

Begeleiding Leerbegeleiding

3. VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGS- VOORWAARDEN?

Het onderzoek naar het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden levert voor de geselecteerde leergebieden het volgende op:

3.1 Kleuteronderwijs: wiskundige initiatie

Voldoet Motivering

 Om de volledigheid van het aanbod te bewaken, volgt het team de methode van de eigen onderwijskoepel. Deze staat ook garant voor de verticale doorstroming via ontwikkelingslijnen In de meeste planningsdocumenten zijn, vooral voor ontwikkelingsondersteunend leren, leerplandoelen vermeld. De diverse domeinen van wiskunde komen op een gevarieerde wijze en geïntegreerd binnen een thema voldoende aan bod.

 De verwachtingen wat betreft de planningsdocumenten zijn duidelijk en de leerkrachten volgen de gemaakte afspraken per vestigingsplaats op. Er zijn voldoende afspraken om een graduele opbouw doorheen de kleuterschool na te streven.

 Ouders worden geïnformeerd over de doelen en de inhoud van elk thema en steeds is er de vraag om het thema te helpen vorm geven.

 De meeste thema’s zijn vooraf gepland. In een aantal klassen is er de aanzet om een thema vulling te geven vanuit de interesses van de kinderen.

 Bij elk thema is hoekenverrijking opgenomen in de planning. In de concrete uitwerking blijkt echter dat bij meerdere activiteiten binnen de hoeken de kansen tot vrij experimenteren en het komen tot inzichten eerder beperkt is. Er zijn waardevolle pogingen om de na te streven wiskundige begrippen te integreren binnen de activiteiten.

 Om de brug naar de langere school te leggen zijn er afspraken en gezamenlijke activiteiten. Er zijn overgangsbesprekingen. Afspraken in het teken van preventie en remediëring van individuele of klassikale noden zijn groeiend.

 De evaluatie van individuele kleuters is gerelateerd aan de structuur van het aanbod.

Via een aantal tests in de derde kleuterklas bekijkt het team in hoeverre kleuters scoren op een aantal vooropgestelde wiskundige inzichten. De resultaten van deze tests zijn niet de basis voor het evalueren van de klaspraktijk, evenmin voor een evaluatie op kindniveau.

 Bij de nascholing rond het analyseren en remediëren van de resultaten van schoolexterne proeven in de lagere afdeling, zal ook het kleuteronderwijs betrokken worden. Dit past in het kader van de interne kwaliteitszorg.

(8)

3.2 Kleuteronderwijs: muzische vorming

Voldoet Motivering

 Om de volledigheid van het aanbod te bewaken, volgt het team de methode van de eigen onderwijskoepel. Vooral door gebruik te maken van de leerlijn, streeft het team de leerplandoelen voor muzische vorming na.

 Doorheen de thema’s komen activiteiten uit de verschillende muzische domeinen geïntegreerd aan bod. De leerkrachten plannen vooral activiteiten die passen binnen de verschillende domeinen van muzische vorming en is in mindere mate gericht op vooropgestelde (leerplan)doelen. Dit heeft tot gevolg dat vaak productgericht gewerkt wordt.

 De afspraken over de planningsdocumenten, waarin muzische vorming geïntegreerd is, zijn duidelijk. Er zijn op school kwaliteitsvolle voorbeelden van creatieve expressie door de kleuters. Anderzijds laten de leidsters binnen het aanbod kansen tot experimenteren liggen, onder andere door het materialen- en keuzeaanbod te beperken.

 Sommige speelwerkplekken zijn voldoende rijk uitgerust om de exploreer-, experimenteer- en ervaringskansen van de kleuters te stimuleren, andere in mindere mate.

 Het muzisch-creatieve is in meerdere klassen een aanzet en middel om tot doelgericht leren te komen. Er zijn waardevolle aanzetten tot beschouwen en creëren. De school heeft de cultuur om op regelmatige tijdstippen een muzisch project uit te werken op langere termijn.

 De evaluatie van individuele kleuters is gerelateerd aan de structuur van het aanbod.

Enkel bij kinderen die uitvallen voor muzische vorming wordt een diepere analyse gemaakt.

 De effecten van het aanbod in functie van de vooropgestelde doelen worden zelden geëvalueerd.

 Het schoolintern traject om de muzische vorming verder te stimuleren wordt verder gezet. De muzocoach speelt in de kleuterafdeling vooral een ondersteunende rol.

3.3 Lager onderwijs: wiskunde

Voldoet Motivering

 Voor het nastreven van de leerplandoelen en de verticale doorstroming baseert het team zich op een onderwijsleerpakket.

 Het onderwijsleerpakket is richtinggevend voor het aanbod en de didactische werkvormen. Leerkrachten volgen dit zeer strak en plichtsgetrouw. Door een gebrek aan flexibiliteit in vooral de instructiefase (in een aantal klassen) dreigen leerlingen voor wie het te traag gaat, evenals leerlingen die een verdere instructie nodig hebben, uit de boot te vallen. In de verwerkingsfase gebruiken de meeste leerkrachten differentiatiemateriaal van het onderwijsleerpakket of ze gaan gericht op zoek naar oefeningen om kinderen individueel of in groep bij te sturen.

 Zowel met het kleuteronderwijs als met een aantal secundaire scholen is er overleg. Dit leidde tot een beperkt aantal concrete afspraken.

 Op school is voldoende ondersteunend didactisch materiaal. De mate waarin dit functioneel gebruikt wordt, is leerkrachtafhankelijk. De meeste leerkrachten volgen de leerlingen klasintern op. Dit gebeurt vooral vanuit de eigen professionaliteit van de leerkracht.

(9)

 Leerkrachtafhankelijk is de onderwijsstijl gericht op samenwerken en het leren van en met elkaar.

 De leerkrachten volgen de vorderingen van de leerlingen op via de eigen toetsen, die vooral gebaseerd zijn op het onderwijsleerpakket. Deze resultaten komen doorgaans overeen met de resultaten van de toetsen van het leerlingvolgsysteem en de externe toetsen.

 De resultaten van wiskunde in het leerlingvolgsysteem zijn een basis om leerlingen bij te sturen doorheen hun schoolcarrière. Er zijn een aantal afspraken over het analyseren van gemaakte fouten op basis van de resultaten van het leerlingvolgsysteem. Naast individuele interventies zijn er aanzetten om op klasniveau initiatieven te nemen om het didactisch proces van wiskunde functioneel te ondersteunen met de bedoeling de leerresultaten op te trekken. Uit de leerlingendossiers blijkt dat een groot aantal leerlingen daarbij ook schoolextern ondersteund wordt.

 Op het einde van het vierde en het zesde leerjaar nemen de leerlingen deel aan toetsen van het eigen net. Het gemiddelde van de school ligt steeds boven het gemiddelde van scholen binnen de zelfde referentiegroep van de school. De resultaten van externe toetsen worden momenteel enkel bekeken op leerling niveau.

 Dit schooljaar staan nascholingen gepland om de resultaten van de externe toetsen te analyseren en deze te gebruiken als onderbouwing van de interne kwaliteitszorg.

3.4 Lager onderwijs: muzische vorming

Voldoet Motivering

 De leerplandoelen zijn niet systematisch de basis van waaruit de activiteiten gepland worden. De leerkrachten streven vooral de visie van de leerplannen na en plannen activiteiten die passen binnen de domeinen van muzische vorming. Er zijn aanzetten bij individuele leerkrachten om hun aanbod te vergelijken met de leerplannen.

 De school investeert lestijden in de ondersteuning van muzische vorming. Dit evolueerde de voorbije jaren van het overnemen van de klassen tot gedeeltelijk klasintern werken met leerlingen voor een aantal deeldomeinen en ondersteunen van het implementatieproces van muzische vorming op schoolniveau. Door deze aanpak voelen leerkrachten zich enerzijds ondersteund en anderzijds zijn zij heel tevreden met de inspiratie en de initiatieven die uitgaan van de muzocoach.

 Op schoolniveau werd een inventaris gemaakt van het brede aanbod binnen de muzische domeinen. Leerkrachten streven momenteel vooral om activiteiten te plannen binnen de verschillende domeinen van muzische vorming om het brede aanbod te garanderen. Het aanbod is dus gericht op het realiseren van activiteiten en in mindere mate op het realiseren van doelen.

 Behalve de flexibele jaarplanning van de muzocoach, beschikken de leerkrachten niet echt over planningsdocumenten over een langere termijn om hun aanbod te plannen.

 De kwalitatieve invulling van de verschillende muzische domeinen varieert binnen de school. Tijdens de bijgewoonde activiteiten werd duidelijk dat er binnen het team een sterke drang is om volwaardige aandacht te geven aan muzische vorming en dit verder uit te bouwen. In de meeste klassen is de integratie van de domeinen al een feit en tonen de leerkrachten de bereidheid om zich verder te professionaliseren.

 Er groeien initiatieven om via muzische vorming het leerproces en de leerinhouden binnen andere leergebieden te verdiepen, vast te zetten.

 Op regelmatige tijdstippen krijgen de leerlingen de mogelijkheden om met een breed gamma van muzische activiteiten kennis te maken bij de schoolprojecten en schoolvieringen. Deelname aan externe culturele en muzische activiteiten staat geregeld geprogrammeerd. Die ondersteunen het leren van de leerlingen en inspireren ook de onderwijspraktijk van de leerkrachten.

(10)

 Ook al zijn er formeel nog geen afspraken naar de evaluatie van muzische vorming, er zijn aanzetten tot het vormen van een persoonlijk waardeoordeel. De zelfactiviteit kan in een aantal klassen gestimuleerd worden net als het verruimen van het materialenaanbod en de keuzemogelijkheden die de creativiteit meer zullen ondersteunen.

 De output van muzische vorming maakt zich naast de klaspraktijk ook kenbaar in de verschillende klas doorbrekende muzische projecten die het team uitwerkt en de activiteiten die zich situeren binnen de verschillende domeinen van het leerplan muzische vorming. De output wordt bijgehouden via onder andere fotoboeken.

 Naast de investeringen en de bijsturingen die het team al deed voor muzische vorming, is dit leergebied ook dit jaar een prioriteit en zal aandacht gegeven worden aan de verdere verdieping en implementatie van het leerplan.

 Het evalueren van muzische vorming staat tevens gepland voor het komende schooljaar.

4. BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?

Het onderzoek naar de kwaliteit en de kwaliteitsbewaking van de geselecteerde procesindicatoren of -variabelen levert het volgende op:

4.1 Professionalisering

4.1.1 Deskundigheidsbevordering

De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor:

- ondersteuning - ontwikkeling.

Motivering

 Het nascholingsplan beperkt zich tot een opsomming van te volgen en gevolgde nascholingen. Deze kaderen doorgaans wel binnen de schoolprioriteiten.

 De lijst met schoolprioriteiten is eerder lang en er wordt geen onderscheid gemaakt tussen prioriteiten die in de aanvangs- of verdiepings- of opvolgingsfase zitten. Dit kan aanleiding geven tot het zich overbevraagd voelen van de leerkrachten.

 Er is voldoende ruimte voor nascholingen die aansluiten bij de interesses en behoeften van individuele leraren. Het nascholingsaanbod van diverse instanties is bij de leraren gekend. Individuele nascholingen worden kort besproken op personeelsvergaderingen.

 Tijdens de lestijden is er structureel overleg gepland. Daarnaast geven leerkrachten aan vooral per vestigingsplaats regelmatig informeel professioneel overleg te plegen.

 De muzocoach introduceert de leerplannen muzische vorming en stimuleert en coördineert de muzische werking op school. Soms neemt zij zelf lestijden over van de leerkrachten. Op het einde van de lestijd is er meestal een toonmoment voor de klastitularis.

 De directeur ondersteunt de leraren door klasbezoeken. Deze klasbezoeken zijn niet gekoppeld aan een prioriteit. Recent is aan een klasbezoek een functioneringsgesprek en de opmaak van een persoonlijk ontwikkelingsplan gekoppeld. Dat laatste wordt in overleg met de leerkracht opgesteld en opgevolgd. Het persoonlijk ontwikkelingsplan is gericht op het ontwikkelen van de competenties van de leerkracht.

 De leraren staan enerzijds open voor vernieuwing zoals bij voorbeeld de werking rond muzische vorming. Anderzijds werken een aantal teamleden nogal slaafs met hun onderwijsleerpakket waardoor een aantal momentane noden of interesses van kinderen onopgemerkt worden.

(11)

 Het team draagt een grote gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de leerlingen en de school. Naast het leergebied inhoudelijke heeft het team veel aandacht voor veiligheid en het zich goed voelen op school. In dit kader werd, gaandeweg vanuit noden binnen de school een project rond sociale competenties opgezet voor de hele school.

 Tijdens personeelsvergaderingen en het zorgoverleg komen regelmatig pedagogisch- didactische onderwerpen aan bod. De leraren ervaren die momenten bevorderlijk voor hun deskundigheid.

 Het is nog niet de traditie op school om de effecten van de nascholing te meten.

4.2 Begeleiding

4.2.1 Leerbegeleiding

De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor:

- ontwikkeling.

Motivering

 De school beschikt over een visie op zorg en het zorgcontinuüm is gekend door alle leerkrachten.

 Er zijn op school vaste afspraken en te volgen procedures in verband met de afname van de genormeerde testen, het observeren/evalueren van kleuters en leerlingen en het bijhouden van vorderingen in het leerlingvolgsysteem. Deze observatie- en evaluatiegegevens zijn soms te algemeen omschreven en daardoor minder richtinggevend voor een planmatige aanpak voor risicoleerlingen.

 Het concreet preventief en/of remediërend werken met de kinderen gebeurt niet altijd voldoende doelgericht. De meeste leerkrachten houden voor wiskunde sterk vast aan het onderwijsleerpakket en dreigen daardoor de individuele en klassikale noden van leerlingen uit het oog te verliezen. Klasintern is het leerkrachtafhankelijk of er gewerkt wordt vanuit een doordachte instructie en/of effectieve differentiatie.

 De gemaakte afspraken voor klasinterne en -externe ondersteuning van kleuters/leerlingen met specifieke behoeften zijn vaak summier omschreven en niet altijd onderwerp van evaluatie.

 De doeltreffendheid van de leerbegeleiding wordt niet systematisch onderzocht.

 Outputgegevens met betrekking tot zittenblijven en de schoolexterne begeleiding werden nog niet geanalyseerd.

5. ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL

Het onderzoek naar het algemeen beleid van de school levert volgende vaststellingen op:

 Het beleid wordt vooral gedragen door de directeur. Hij laat zich bijstaan door de zorgcoördinator en een werkgroep voor het zorgbeleid en door de muzocoach voor het leergebied muzische vorming. Op beleidsniveau zijn verschillende visieteksten uitgeschreven. De verwachtingen van het beleid ten opzichte van het team zijn duidelijk.

 Er zijn waardevolle aanzetten om leerkrachten gerichter op te volgen via observaties, een functioneringsgesprek en het gezamenlijk opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan.

 Zowel bij de directeur als het volledige team is er een groot verantwoordelijkheidsgevoel voor de kinderen die hen zijn toevertrouwd.

 Het beleid van de directeur wordt omschreven als duidelijk in het uitzetten van acties en bewaken van planningen en bezorgd om zijn teamleden.

(12)

 De jaarwerking vertrekt vanuit vooropgestelde prioriteiten waaraan nascholingen gekoppeld zijn. De prioriteiten zijn in mindere mate gebaseerd op objectieve maatstaven. Door het hoge aantal prioriteiten is het voor vele teamleden niet echt duidelijk wat meest prioritair is.

 Het intern leiderschap stimuleert samenwerking. Over het algemeen is er op school de bereidheid tot innovatie en verandering in functie van de optimalisering van het leer- en leefklimaat.

 Er zijn stilaan aanzetten tot een intern kwaliteitsbeleid dat gebaseerd is op de eigen objectieve outputgegevens. Dit staat echter prioritair gepland voor de toekomt. De eigen outputgegevens zijn onvoldoende de basis voor het bewaken en verbeteren van de onderwijskwaliteit. Het zelf reflecterend vermogen in de school staat in zijn kinderschoenen. Positief is wel dat de school op regelmatige tijdstippen een tevredenheidsonderzoek bij ouders organiseert.

6. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL

6.1 Wat doet de school goed?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:

 De realisatie van het leerplan wiskunde in de kleuterafdeling

 De realisatie van het leerplan wiskunde in de lagere afdeling Wat betreft het algemeen beleid:

 De doorleefde verantwoordelijkheidszin van het beleid voor de leerlingen en de school op zich

6.2 Wat kan de school verbeteren?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:

 Doelgericht nastreven van het leerplan muzische vorming in het kleuteronderwijs

 Doelgericht realiseren van het leerplan muzische vorming in de lagere afdeling Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen:

 Deskundigheidsbevordering doelgericht aanpakken

 Leerbegeleiding bijsturen in functie van een effectieve ondersteuning van kinderen met leerproblemen

Wat betreft het algemeen beleid:

 Onderwijsvernieuwing en implementatie van leerplannen doelgericht aanpakken.

 Interne kwaliteitszorg verder uitbouwen.

(13)

6.3 Wat moet de school verbeteren?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:

 nihil

 Wat betreft de regelgeving:

 nihil

7. ADVIES

In uitvoering van het Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 is het advies voor erkenning

GUNSTIG

voor kleuteronderwijs en lager onderwijs.

8. REGELING VOOR HET VERVOLG

Nihil

Namens het inspectieteam, de inspecteur-verslaggever

Lucrèce Matthijs

Datum van verzending aan de directie en het bestuur van de instelling:

Voor kennisname

Het bestuur of zijn gemandateerde

Naam:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Net zoals in de lagere school zijn de acties, en voor kleuters is dat meer logisch, gericht op externe motivatie.. Positief gedrag krijgt daarbij vrij veel

In welke mate ontwikkelt de school haar kwaliteit, met bijzondere aandacht voor de aansturing en de kwaliteitsbewaking van de onderwijsleerpraktijk.. In welke mate verstrekt de

 De school toont met voldoende outputgegevens, bestaande uit leerlingenwerk en uit resultaten van methodegebonden toetsen, genormeerde testen en externe proeven

5 In welke mate voert de school een doeltreffend beleid op het vlak van bewoonbaarheid, veiligheid en

 De volledigheid van het leerstofaanbod voor wereldoriëntatie in de lagere afdeling dat dekkend is om alle eindtermen te bereiken.  De leerplangerichtheid en de gradatie van

De school heeft vrij systematisch aandacht voor de leerresultaten, maar ook voor de tevredenheid van diverse actoren zoals ouders en leerlingen. Daarvoor maakt ze gebruik

 De school beschikt voor het lager onderwijs over te weinig representatieve gegevens om aan te tonen dat de leerlingen de eindtermen voor het leergebied wereldoriëntatie bereiken

De lagere afdeling bereikt de eindtermen voor lichamelijke opvoeding niet in voldoende mate bij zo veel mogelijk leerlingen.. Er is nauwelijks afstemming tussen de vakleraar en