• No results found

Transporteren van dieren. Inpakken en wegwezen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Transporteren van dieren. Inpakken en wegwezen"

Copied!
106
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Transporteren van dieren

Inpakken en wegwezen

(2)
(3)

❑ INPAKKEN EN WEGWEZEN 3

Inpakken en wegwezen Theorie

Bart Gietema Hennie Kuenen Enno Themmen

eerste druk, 2002

(4)

© 2002 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.

Artikelcode: 28046.2

Colofon

Auteursteam: Bart Gietema, Hennie Kuenen, Enno Themmen Illustraties: Verbaal - bureau voor visuele communicatie

Illustrator: Beatrijs van den Bos Redactie: Fidder & Löhr

(5)

❑ VOORWOORD 5

Voorwoord

Deze uitgave bevat de onderwijseenheden Inpakken en wegwezen en Reisbureau en touroperator van de deelkwalificatie Transporteren van dieren. Voor de

onderwijseenheid is er een uitgave met opdrachten en bronnen en een uitgave met theorie.

Opdrachten

Aan het begin van elke opdracht staat het opdrachtdoel. Daar staat wat je aan het einde van de opdracht moet kunnen. De opdrachten bevorderen de

zelfwerkzaamheid. Met de opdrachten kun je je kennis in de praktijk toetsen of bepaalde vaardigheden trainen. Als je alle opdrachten met voldoende resultaat hebt uitgevoerd, beheers je de stof.

Bronnenoverzicht

Om de opdrachten uit te voeren heb je informatie nodig. Hiervoor kun je het bijbehorende theorieboek gebruiken. Maar je kunt ook andere bronnen raadplegen.

In het bronnenoverzicht staat waar je allemaal informatie kunt vinden over de wettelijke bepalingen, de inrichting van de veewagen, de gewichtsbepaling van dieren, reisdocumenten, het laden en lossen van vee, de verzorging onderweg en het reinigen en ontsmetten van de veewagen. Dit kunnen boeken zijn, maar ook vakbladen, folders, video’s, het internet enzovoort.

Theorie

Het theorieboek bevat de theorie die je het meest nodig hebt en die niet gauw verandert.

Om het bestuderen en verwerken van de tekst gemakkelijker te maken kun je verwerkingsvragen maken.

Veel succes bij het werken met deze uitgave.

Het auteursteam

(6)

Inleiding

Als je op reis gaat, wil je goed kunnen zitten en op tijd voorzien worden van je natje en droogje. De auto, bus of het vliegtuig moet voldoende comfortabel zijn. Je stelt dus eisen! Dat doen de te vervoeren dieren ook!

Bij het transporteren van paarden, runderen, varkens of pluimvee, is het belangrijk dat je rekening houdt met het welzijn van de te transporteren dieren. Je moet de dieren goed hanteren en behandelen zodat ze geen beschadigingen en zo min mogelijk stress oplopen. Tijdens het transport mogen ze ook niet besmet raken met ziekten.

Er moet op een juiste manier met ze worden omgegaan.

Er zijn een aantal redenen om het transport van dieren zo goed mogelijk te laten verlopen en om rekening te houden met het welzijn en de gezondheid van de dieren.

De redenen zijn:

– lichamelijke beschadigingen vermijden;

– zo min mogelijk stress (welzijn);

– geen risico’s om ziekten op te lopen;

– economische redenen, bijvoorbeeld transportschade, gewichtsverlies;

– kwalitatieve redenen, bijvoorbeeld kwaliteitsverlies van het vlees;

– praktische redenen: een goede behandeling betekent meer gemak voor de chauffeur omdat de dieren rustiger zijn;

– morele redenen: een dier is een levend wezen dat niet onnodig mag lijden.

Fig. 0.1 Laat mij maar vervoeren.

(7)

❑ INHOUD 7

Inhoud

Voorwoord 5 Inleiding 6

1 Wettelijke regels voor transport 9 1.1 Regelgeving 10

1.2 Erkenning vervoersonderneming 11 1.3 Keuring veevervoermiddel wegvervoer 16 1.4 Controlerende instanties 17

1.5 Afsluiting 19

2 De inrichting van de veewagen 21 2.1 De eisen aan de inrichting 21 2.2 Aanvullende eisen 27 2.3 Afsluiting 30

3 Maten en gewichten 32 3.1 Vloeroppervlakte per dier 32 3.2 Bijzonder transport 35

3.3 Gewicht en volume van dieren bepalen 38 3.4 De dierenvervoerplaat 46

3.5 Afsluiting 48

4 Kwaliteitsregeling Veetransport 49 4.1 Wat is kwaliteit? 49

4.2 Kwaliteitszorg in het veetransport 50 4.3 Handboek Kwaliteitsregeling Veetransport 54 4.4 Certificering 56

4.5 Afsluiting 57

5 Reisdocumenten 58

5.1 Overzicht reisdocumenten per diersoort 58 5.2 Een reis plannen 66

5.3 Reizen langer dan 8 uur 68 5.4 Het reisschema opstellen 72 5.5 Afsluiting 74

6 De behandeling van dieren bij laden, reizen en lossen 75 6.1 Belangrijke zaken rondom het laden, reizen en lossen van dieren 75 6.2 Voorbereiding van de dieren op een reis 77

6.3 Begeleiding en verzorging tijdens het transport 77 6.4 Welke dieren mag je niet vervoeren? 78

6.5 Vervoer van wrak vee 78

6.6 Voorwaarden aan het vervoer van wrak vee 79

(8)

6.7 Wrak vee in- en uitladen 80 6.8 Dichtstbijzijnde noodslachtplaats 81

6.9 Wrak vee dat je niet meer levend mag vervoeren 82 6.10 Levende afvoer voor een diergeneeskundige verzorging 83 6.11 Afsluiting 83

7 Reiniging en ontsmetting van veewagens 85

7.1 Voorschriften reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor vee 85 7.2 Het ontsmettingsboekje 86

7.3 De ‘7-dagenregeling’ 87

7.4 De ‘1-op-5-regeling’ voor vervoer van fokvarkens 87 7.5 Lege veewagens op een varkensbedrijf 88

7.6 Toegelaten desinfectiemiddelen voor transportmiddelen 88 7.7 Het Hygiëne Abonnement 90

7.8 Afsluiting 92

Bijlage 1 Samenvatting van het Kwaliteitshandboek Veetransport, versiedatum: 7 oktober 1999 93

Trefwoordenlijst 105

(9)

❑ WETTELIJKE REGELS VOOR TRANSPORT 9

1 Wettelijke regels voor transport

Oriëntatie

Net als voor het personenvervoer zijn er voor het vervoer van dieren ook allerlei wettelijke regels. In Nederland zijn alle zaken die betrekking hebben op het welzijn van dieren, vastgelegd in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. In de artikelen 58 t/m 60 van deze wet kun je de voorschriften vinden die voor het transport van dieren gelden.

De wet geeft de regels aan voor het vervoer van dieren binnen Nederland en het vervoer van dieren naar het buitenland. De wet geeft algemene regels en maakt duidelijk welke regels door AMvB (Algemene Maatregelen van Bestuur) gedetailleerd uitgewerkt moeten worden. Een AMvB bestaat uit besluiten, beschikkingen en regelingen. De AMvB ken je misschien beter onder de benaming koninklijk besluit.

Het veranderen van een wet kost jaren, dus kunnen wijzigingen sneller door middel van een AMvB worden doorgevoerd.

De ministeries stellen ministeriële regelingen vast die van toepassing zijn op zaken die onder hun departement vallen. Een ministeriële regeling kan binnen enkele maanden aangepast worden. Je kunt hiermee snel reageren op veranderingen in het

bedrijfsleven en de maatschappij in het algemeen.

In de wet en in de regels is vastgelegd dat je vee mag vervoeren, wanneer je een erkend vervoerder bent. Je ontvangt deze erkenning als je aan de wettelijke regels voldoet.

Als er geen controle op deze regels is, wordt het een chaos en zijn de dieren daarvan de dupe. De controle op de naleving van de regels gebeurt door drie belangrijke instanties: de RVV, AID en de LID.

Fig. 1.1 Ik zal u de wet even voorlezen.

(10)

1.1 Regelgeving

Je mag pas vee vervoeren als je aan een aantal voorwaarden voldoet en een verplichte werkwijze volgt. Zo moet je een vervoermiddel hebben dat geschikt is voor het vervoer van dieren. Dit betekent dat je de wagen moet laten keuren. Op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn er eisen opgesteld waaraan het vervoer van dieren moet voldoen. Als vervoerder moet je aan de volgende regels voldoen:

– Je moet erkend zijn voor het vervoer van gewervelde dieren.

– Je moet een vervoermiddel gebruiken dat voldoet aan de gestelde eisen.

– De ingeladen dieren moeten voldoende hebben gerust, en gedrenkt en gevoederd zijn.

– De geldende beladingsdichtheid moet in acht worden genomen.

– Zieke of gewonde dieren mogen niet onnodig lijden.

– Dieren die meer dan licht ziek of lichtgewond zijn, moeten aangepast vervoerd worden.

– Dieren die tijdens het vervoer ziek of gewond zijn geraakt, moeten zo spoedig mogelijk eerste hulp en een passende diergeneeskundige behandeling krijgen.

– Bij transporten over meer dan 50 kilometer moet een reisformulier aanwezig zijn.

Fig. 1.2 Oei, dat is niet niets!

Fig. 1.3 Overzicht Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Besluit Dierenvervoer Regeling Dierenvervoer Transportrichtlijn

• Certificering van de • Dieren vervoerplaat; • Maximale transporten; • Inrichtingseisen voertuigen; transportduur;

• Registratie vervoerders; • Voorschriften van het • Reisschema met

• Registratie vervoermiddelen; inladen en de belading; onder andere rust-

• Vakbekwaamheid • Voorschriften ten aanzien van tijden, stopplaatsen, dierenvervoerders; het vervoer (bijvoorbeeld) voeder- en drenk-

• Controlerende instanties; ventilatie en drinknippels bij tussenpozen.

• Vervoer van wrakke dieren. transporten langer dan een bepaald aantal uren);

• Eisen aan aanhangwagens;

• Vervoer van pluimvee en eendagskuikens;

• Vervoer door de lucht.

(11)

❑ ERKENNING VERVOERSONDERNEMING 11 – Bij veetransporten langer dan 8 uur moet een reisschema opgesteld worden.

– Indien nodig moet het vee tijdens een lange reisduur rusten, drinken en eten op halteplaatsen.

1.2 Erkenning vervoersonderneming

De wettelijk verplichte erkenning geldt voor elke vervoersonderneming die definitie van een

vervoersonderneming

gewervelde dieren vervoert. De definitie van een vervoersonderneming voor dieren is:

Een vervoersonderneming is een onderneming die zich beroepsmatig met het vervoer van dieren voor zichzelf of van anderen bezighoudt.

Deze ondernemingen kun je onderscheiden in:

– beroepsvervoerders;

– veehandelaren;

– handelaren in andere diersoorten dan vee;

– andere bedrijven.

Beroepsvervoerders

In deze groep zijn alle beroepsvervoerders vertegenwoordigd die (wel eens) dieren vervoeren. Een beroepsvervoerder hoeft dus niet alleen maar vee te vervoeren. Het kan ook een andere, in Nederland gevestigde, vervoerder zijn die onder andere dieren vervoert. Denk hierbij aan luchtvaartmaatschappijen, scheepvaartondernemingen, en de NS.

Veehandelaren

Veehandelaren zijn handelaren die in samenhang met hun bedrijf regelmatig vee vervoeren.

Handelaren in andere diersoorten dan vee

Naast veehandelaren zijn er handelaren die bijvoorbeeld handelen in pluimvee, vogels, honden en katten, dierentuindieren enzovoort.

Andere bedrijven

Ook andere bedrijven vervoeren dieren, bijvoorbeeld ondernemingen die in het kader van hun bedrijf dieren vervoeren. Dit zijn bijvoorbeeld pluimveeslachterijen, kuikenbroederijen, circussen, enzovoort.

(12)

Uitzonderingen op de erkenningsplicht

De erkenningsplicht geldt niet voor iedereen. Je hoeft geen erkend vervoerder te zijn als je je huisdier met de auto vervoert. En dit is niet de enige uitzondering. De erkenningsplicht is niet nodig in de volgende situaties:

– bij vervoer in de hobbysfeer;

– bij vervoer van gezelschapsdieren die hun baas gedurende een privé-reis vergezellen (je mag dus wel je hond, kat of parkiet meenemen in de auto, maar het is niet de bedoeling dat je een kalf in de kofferbak van je auto vervoert);

– bij vervoer van een afzonderlijk, gezond dier dat vergezeld wordt door iemand die gedurende het vervoer verantwoordelijk voor het dier is (deze één-op-één- situatie (dier-verantwoordelijk persoon) geldt ook voor bedrijfsmatige situaties;

zo is het bijvoorbeeld toegestaan dat een de hengstenhouder met één hengst rondrijdt).

Ook in de volgende vervoerssituaties heb je geen erkenning nodig:

– bij veevervoer op of in een aanhangwagen achter een landbouwtrekker (dit geldt bijvoorbeeld voor het vervoer tussen wei en stal of vervoer met het oog op verweiding; je moet natuurlijk wel aan de eisen voor dat soort vervoer voldoen);

– bij vervoer door veehouders die alleen hun eigen dieren afvoeren naar markt, slachthuis of verzamelplaats (alleen geldig bij vervoer binnen Nederland), voor eigen afvoer van wrak vee geldt overigens wel dat het voertuig moet zijn voorzien van hulpmiddelen voor het in- en uitladen van wrak vee;

– bij eigen afvoer naar het slachthuis door houders van struisvogels, konijnen en dergelijke.

Aanvraag erkenning

Degene die verantwoordelijk is voor de vervoersonderneming (de vervoerder) moet de erkenning schriftelijk aanvragen bij de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV). Als je een aanvraag hebt ingediend, ontvang je een verbintenisformulier.

Verbintenisformulier

Je vult het verbintenisformulier volledig in en stuurt het naar de RVV terug. Daarmee verklaar je dat de chauffeurs aan wie je het vervoer van dieren toevertrouwt:

– de geldende veterinaire voorschriften zullen naleven;

– de nodige maatregelen hebben getroffen om aan de bepalingen van het Besluit Dierenvervoer 1994 te voldoen, tot aan de plaats van bestemming;

– binnen het bedrijf of bij een opleidingsinstelling een specifieke opleiding hebben gevolgd of over gelijkwaardige beroepservaring beschikken om dieren te hanteren en te vervoeren, en ze zonodig op de juiste wijze te verzorgen.

(13)

❑ ERKENNING VERVOERSONDERNEMING 13

Bewijs van erkenning

Het bewijs van erkenning ontvang je van de Directeur RVV. De erkenning bestaat uit erkenningsbrief een erkenningsbrief en een aanbiedingsbrief (begeleidende brief).

aanbiedingsbrief Een vervoerder die zich voor een erkenning aanmeldt, wordt op basis van een schriftelijke (fax)opgave met de NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats) en de gegevens van de wagen, opgenomen in de database ‘vervoerders van dieren’.

De erkende vervoerders worden in het centrale register ‘vervoersondernemingen’

opgenomen.

Fig. 1.4 Het verbintenisformulier.

(14)

De aanbiedingsbrief begeleidt de erkenningsverklaring en geeft aan hoe je met deze erkenningsverklaring moet omgaan.

De erkenningsbrief geeft aan dat je als vervoerder aan een aantal eisen hebt voldaan.

De RVV geeft deze brief af. De brief is het bewijsstuk dat je je erkend vervoerder mag noemen.

Fig. 1.5 De aanbiedingsbrief (begeleidende brief) van de RVV.

Fig. 1.6 Erkenning vervoersonderneming.

(15)

❑ ERKENNING VERVOERSONDERNEMING 15 In de erkenningsbrief is het RVV-registratienummer opgenomen. Zorg dat in alle veevervoermiddelen van je bedrijf een kopie van deze brief ligt. Je hebt hem nodig bij controles in Nederland en in de EU-lidstaten.

De volgende tabel geeft een schematische weergave van de totale erkenningsprocedure.

Schorsing of intrekking van de erkenning

Een erkenning kan door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor bepaalde tijd worden geschorst of ingetrokken. Dit gebeurt in situaties waarin sprake is van (een) overtreding(en) door personen die bij de desbetreffende

vervoersonderneming werkzaam zijn. Het zijn overtredingen op:

– de artikelen 58 of 59 van de GWWD (Gezondheids- en welzijnswet dieren);

– het Besluit Dierenvervoer 1994;

– de Regeling Dierenvervoer;

– de RHLDLP (Regeling Handel Levende Dieren en Levering Producten).

De overtredingen betreffen de gezondheid en het welzijn van de dieren. Voorbeelden zijn:

– (Zieke) dieren worden op oncomfortabele wijze vervoerd, bijvoorbeeld wrak vee.

– Er is een te hoge veebezetting in de veewagen.

– De dieren zijn niet goed op- en afgeladen.

– Het vervoermiddel voldoet niet aan de eisen.

– Andere overtredingen die ernstig lijden van dieren veroorzaken.

Fig. 1.7 Als de erkenning binnen is, kun je dieren vervoeren.

Fig. 1.8 De volgorde van de erkenningsprocedure.

Wettelijke Erkenning Vervoersonderneming Aanvraag erkenning (door vervoerder)

Erkenning + begeleidende brief (verstrekt door RVV) Verbintenis formulier (ingevuld door vervoerder)

(16)

1.3 Keuring veevervoermiddel wegvervoer

Voordat je met een veewagen vol dieren de weg op mag, moet de wagen

goedgekeurd zijn. De keuring en de verlenging van de keuring worden door de RVV uitgevoerd. Dit geldt alleen voor de in Nederland geregistreerde veewagens.

In figuur 1.9 zie je een voorbeeld van een goedkeuringsformulier voor veewagens.

Een uitzondering op de verplichte keuring geldt voor het veetransport tussen stal en wei.

Fig. 1.9 Goedkeuringsformulier veewagen.

(17)

❑ CONTROLERENDE INSTANTIES 17

Vrijstelling voor landbouwwerktuigen

Voor het veetransport tussen stal en wei, of in andere situaties van verweiding, gebruik je meestal een landbouwtrekker met aanhanger. De aanhanger hoef je niet door de RVV te laten keuren, maar moet wel aan de volgende eisen voldoen:

– De wagen is zodanig ingericht dat het ingeladen vee niet buiten het voertuig kan reiken.

– De wagen heeft wielen met luchtbanden.

– De laadvloer is dicht en vlak, en bestaat uit hout met een dikte van ten minste 30 mm.

– De wagen heeft gesloten wanden aan alle kanten. De zijwanden zijn tot een hoogte van 120 cm vanaf de laadvloer gesloten.

– Een overdekte aanhanger moet voldoende geventileerd worden.

– De laadruimte is vrij van uitstekende delen. Als dit niet het geval is, zijn deze delen afgerond en zo nodig met hout op- of aangevuld.

– De ringen waarmee je de dieren vastzet, zijn in de wanden verzonken.

– Als er binnen de laadruimte wielkasten zijn, moeten deze een rechthoekige vorm hebben met afgeronde hoeken.

– De wielkasten zijn vervaardigd van hout of zijn daarmee bedekt. In de wagens die voor het vervoer van grootvee worden gebruikt, bevindt zich onder deze laag hout een ijzeren plaat van tenminste 5 mm dikte.

1.4 Controlerende instanties

Je rijdt in je auto en vergeet een auto van rechts voorrang te verlenen. Als je mazzel hebt, kan de ander tijdig stoppen. Vaak genoeg eindigt zon situatie met een behoorlijke blikschade of erger. De oorzaak is dat je je niet aan de verkeersregels hebt gehouden. Je medeweggebruiker is hiervan de dupe.

In feite geldt dit voor elke situatie: als je je niet aan de regels houdt, wordt iets of iemand gedupeerd.

Het veevervoer kent drie belangrijke instanties die gezamenlijk controleren of er in het gehele vervoerstraject geen situaties zijn waar de dieren de dupe van kunnen worden.

Fig. 1.10 Geen regels, geen zorgen.

(18)

Die instanties zijn:

– RVV;

– LID;

– AID.

RVV

De RVV staat voor Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees.

De RVV controleert of de veevervoerder de zijn verplichtingen naleeft. Als de RVV constateert dat het vervoer niet volgens de regelgeving plaatsvindt, neemt deze instantie passende maatregelen. Een officiële RVV-dierenarts is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de vervoersvoorschriften. Hij controleert de vervoerder. Wanneer je de voorschriften niet goed naleeft, volgt een intrekkingsprocedure.

De RVV houdt zich niet alleen bezig met erkenning van de vervoerder, de keuring van het transportmiddel en de controle op de naleving van de vervoersvoorschriften.

Ook is de RVV verantwoordelijk voor:

– de dagelijkse keuring van levend vee en vlees;

– de bestrijding van de veewetziekten.

LID

De LID heet voluit Landelijke Inspectie Dienst van de Nederlandse Vereniging tot bescherming van dieren.

De instantie ziet toe op het welzijn van de dieren. Het doel is het bestrijden van dierenleed en het bevorderen van dierenwelzijn. De LID controleert of de wet gehandhaafd wordt en signaleert misstanden. Bij wetsovertredingen neemt de districtsinspecteur maatregelen om de situatie te verbeteren. Zo nodig laat hij proces- verbaal opmaken of dieren in beslag nemen.

De LID onderzoekt waar de wettelijke voorschriften ontbreken of tekort schieten. De onderzoeksresultaten worden neergelegd bij de Dierenbescherming, die vervolgens bij de overheid aandringt op verbetering.

AID

In Nederland kennen we naast de politie ook bijzondere opsporingsdiensten. Vanwege hun specifieke kennis houden zij zich bezig met de handhaving van bepaalde wetten en regelingen. De AID (Algemene Inspectiedienst) is zo’n bijzondere opsporingsdienst.

Fig. 1.11 Het logo van de RVV.

(19)

❑ AFSLUITING 19 Het is de controle- en opsporingsdienst van het ministerie van Landbouw,

Natuurbeheer en Visserij.

De AID controleert alle wetten en regelingen op het gebied van landbouw, natuurbeheer en visserij. De dienst heeft dezelfde bevoegdheden als de gewone politie. Inspecteurs en controleurs kunnen aanhoudingen verrichten, proces-verbaal opmaken en dieren of goederen in beslag nemen.

De AID-controleurs bekijken of:

– de gegevens op de dierenvervoerplaat (maximum toegestane dieren en maximum gewicht) in de wagen nog kloppen;

– de veewagen tussenschotten heeft;

– de veewagen gereinigd en ontsmet is aan de hand van het ontsmettingsboekje dat in elke veewagen aanwezig moet zijn.

Intrekkingsprocedure

De RVV, AID, LID of de politie hebben vanuit hun werkterrein met veevervoer te maken. Wanneer de medewerkers van deze organisaties tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden geconfronteerd worden met veewagens die niet (meer) aan de eisen voldoen, melden zij de geconstateerde tekortkomingen schriftelijk aan de Directeur RVV.

De zaak wordt vervolgens aan de LID voorgelegd. De LID onderneemt hierop actie en trekt de vergunning in.

1.5 Afsluiting

In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is vastgelegd hoe je dieren moet vervoeren. Als vervoerder moet je aan een aantal verplichtingen voldoen voordat je een dier mag transporteren: je moet erkend vervoerder zijn. De erkenning is nationaal en internationaal verplicht voor elke vervoersonderneming die gewervelde dieren vervoert. De vervoerder vraagt de erkenning schriftelijk aan bij de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV). De erkenning wordt verstrekt door de Directeur van de RVV namens de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Een kopie van de erkenningsbrief moet aanwezig zijn in elk vervoermiddel waarmee de onderneming dieren vervoert.

De erkenning is niet nodig voor:

– niet-beroepsmatig vervoer;

– vervoer van gezelschapsdieren;

– vervoer van een afzonderlijk dier dat door iemand wordt begeleid die gedurende het vervoer voor het dier verantwoordelijk is.

De controles en het toezicht op de regelgeving zijn in handen van de controlerende instanties RVV, AID, LID en de politie.

Vragen 1.1 a Welke zaken zijn in de Gezondheids- en welzijnswet voor het dierenvervoer geregeld?

b Welke zaken worden geregeld in het Besluit Dierenvervoer?

c Wanneer geldt de vrijstelling van keuring voor landbouwvoertuigen voor veetransport?

(20)

d Welke groepen vervoerders kun je noemen?

e Wanneer geldt de erkenningsregeling niet?

f In welke situaties heb je als vervoerder geen erkenning nodig?

g Wat is de functie van het verbintenisformulier?

(21)

❑ DE INRICHTING VAN DE VEEWAGEN 21

2 De inrichting van de veewagen

Oriëntatie

Het is natuurlijk enorm vervelend als dieren hun poten beschadigen tijdens het transport, omdat ze door de bodem van de veewagen zijn gezakt terwijl de wagen tachtig kilometer per uur reed. Of als een dierenarts, nog net voor de slacht, hechtingen moet zetten bij een varken die na transport een ritssluiting van de veewagen heeft overgehouden. Deze voorbeelden laten zien dat het belangrijk is dat de veewagen aan bepaalde uitrustingseisen voldoet.

Voor enkele diersoorten zijn aanvullende regels opgesteld. Deze regels zijn afhankelijk van de wijze waarop je de dieren vervoert.

2.1 De eisen aan de inrichting

Als je de oriëntatie hebt gelezen, begrijp je dat er voldoende redenen zijn om via de Regeling Dierenvervoer eisen te stellen aan:

– laadvloeren;

– wanden;

– ventilatie, voer en water;

– deuren en schotten;

– laadkleppen of -bruggen;

– scherpe kanten en hoeken;

– mogelijkheden om vee vast te zetten;

– verlichting.

Laadvloeren

De laadvloer moet heel wat gewicht kunnen dragen, de dieren mogen niet kunnen uitglijden, en de vloer mag geen ziektekiemen overbrengen of wegrotten. Een laadvloer moet de volgende kenmerken bezitten:

– sterk;

– stroef;

– vochtwerend.

Sterkte laadvloer

In figuur 2.1 zie je een overzicht van de materialen die je voor laadvloeren kunt gebruiken. Behalve de genoemde materialen mag je ook andere goedgekeurde materialen gebruiken. Ze moeten wel even sterk of sterker zijn.

Heb je een wagen met een houten vloer waarvan de planken in de lengterichting van het voertuig liggen, zorg dan voor een ondersteuning met dwarsbalken om de 50 tot 65 centimeter.

(22)

Figuur 2.1 geeft je een beeld van de materiaalsoorten en -eisen voor laadvloeren.

Fig. 2.1 Materiaalsoorten en -eisen voor laadvloeren.

Stroefheid laadvloer

Vloeren moeten van een glad materiaal zijn, maar niet té glad. Een dier of zijn begeleider mag niet uitglijden. Niet-geprofileerde lichtmetalen vloeren voldoen niet aan die eis. Vloeren moeten een deklaag hebben van dik rubber of een ander stroef materiaal. Deze laag moet ten minste 15 millimeter dik zijn. Vervoer je uitsluitend kleinvee, dan volstaat 14 millimeter. Voor biggen geldt 10 millimeter.

Vochtwering laadvloer

vocht In de laadruimte kan veel vocht voorkomen. Dit heeft verschillende oorzaken. Om de verspreiding van ziektekiemen te voorkomen, moet een veewagen regelmatig gereinigd en ontsmet worden. Bij deze schoonmaakbeurt gebruik je vocht. Tijdens de reis moeten de dieren zelf ook hun vocht kwijt, en kan er ook nog water uit de drinktrog klotsen.

Je ziet hoeveel vocht in een laadvloer kan dringen als deze niet vochtwerend is. Je wagen zou niet alleen enorm stinken, maar ook een bron van ziektekiemen zijn.

Bovendien tast vocht een niet-vochtwerende vloer zo aan, dat de dieren of jijzelf er op een goede dag doorheen kunnen zakken.

Wanden

De wanden van een veewagen kunnen uit verschillende materialen opgetrokken zijn:

– hout;

– hout bekleed met lichtmetaal;

– lichtmetaal.

Lichtmetalen wanden moeten dubbelwandig zijn. De tussenruimte moet ten minste binnenwand 20 millimeter bedragen. Tot 1 meter boven de laadvloer moet de binnenwand ten

minste 2 millimeter dik zijn. Je mag ook wanden van ander materiaal gebruiken, maar ze moeten wel goedgekeurd zijn. De wanden moeten, op de ventilatieopeningen na, dicht zijn en goed aansluiten op de laadvloer.

Diersoort Hardhout Zachthout Hechthout Lichtmetaal

Paarden en koeien 30 mm 50 mm 24 mm 20 mm trekvastheid van ten minste 29 kg/mm

Schapen 20 mm 33 mm 16 mm 14 mm trekvastheid van ten minste 20 kg/mm

Biggen 15 mm 25 mm 12 mm 10 mm trekvastheid van ten minste 15 kg/mm

2 2 2

(23)

❑ DE EISEN AAN DE INRICHTING 23

Ventilatie, voer en water

Het is niet prettig en vooral ook ongezond om voor lange tijd met veel mensen opeengepakt in een ruimte te zitten waar geen ventilatiemogelijkheden zijn. Als je dan ook geen eten of drinken krijgt, wordt het pas echt zwaar. Hetzelfde geldt voor luchtcirculatie dieren. De luchtcirculatie in de veewagen wordt geregeld met behulp van:

– ventilatieopeningen;

– vrije ruimte boven en rond het dier.

Ventilatieopeningen

De zijwanden, voorwand of het dak moeten voorzien zijn van afsluitbare

ventilatieopeningen. Deze moeten bij elkaar ten minste 20 procent innemen van de oppervlakte van de laadvloer per laadruimte. De hoogte en grootte van de ventilatieopeningen zijn per diersoort aan regelgeving gebonden.

Per diersoort gelden specifieke en/of aanvullende eisen. In figuur 2.3 vind je een overzicht van deze eisen.

Fig. 2.2 Ventilatieopening vrachtwagens.

(24)

Fig. 2.3 Eisen aan de ventilatie.

Vrije ruimte boven en rond het dier

De lucht kan goed circuleren als er voldoende ruimte boven en tussen de dieren is.

De vrije ruimte boven de dieren wordt bepaald door de afstand tussen de kop van het dier en het dak van de veewagen. De ruimte tussen de dieren wordt gewaarborgd door vakken af te scheiden met schotten of hekken. De schotten of hekken moeten de vakken zo afsluiten dat de dieren hun vak niet kunnen verlaten.

Per diersoort gelden andere normen voor de vrije ruimte. In figuur 2.4 vind je een schematisch overzicht van de eisen.

Vrije ruimte boven en rond het dier

De lucht kan goed circuleren als er voldoende ruimte boven en tussen de dieren is.

De vrije ruimte boven de dieren wordt bepaald door de afstand tussen de kop van het dier en het dak van de veewagen. De ruimte tussen de dieren wordt gewaarborgd

Diersoort Grootte Opmerkingen

Paarden en runderen Ten minste 130 cm boven Ventilatieopeningen lager dan

elke laadvloer. 130 cm moeten gesloten zijn.

Schapen Bij vervoer van schapen langer dan

14 uur, moet per laadvloer een drink- en een voeder-trog aanwezig zijn.

Biggen Op 40 cm boven de 20 cm hoog

laadvloer. per laadvloer

Fokvarkens Ventilatieopeningen Bij vervoer van biggen dat langer

beneden de 40 cm dan 8 uur duurt moet per laadvloer

moeten gesloten zijn. een drinknippelinstallatie aanwezig zijn. Deze drinknippelinstallatie moet bestaan uit 8 drink-nippels per 3 meter laadruimte. Bij vervoer van andere varkens moeten 4

drinknippels per 3 meter laadruimte of één voeder- en één drinktrog aanwezig zijn.

Slachtvarkens Op een hoogte tussen Tussen de 10 en 13 cm Boven 25°C moeten de

20 en 35 cm boven hoog ventilatieopeningen geopend zijn.

de laadvloer.

Ook boven de 40 cm moet voldoende geventileerd worden.

Paarden Het aantal ventilatie-

openingen bedraagt ten- minste 400 cm per paard.

Bij middenasaanhang- wagens kan volstaan wor- den met ventilatieopenin- gen met een oppervlakte van 400 cm in totaal.

Kalveren, 85 cm boven elke Ventilatieopeningen onder de

kruishoogte laadvloer. 85 cm moeten gesloten worden

80-110 cm tijdens het vervoer van kalveren.

2

2

Hoogte ten opzichte van de vloer

(25)

❑ DE EISEN AAN DE INRICHTING 25 door vakken af te scheiden met schotten of hekken. De schotten of hekken moeten de vakken zo afsluiten dat de dieren hun vak niet kunnen verlaten.

Per diersoort gelden andere normen voor de vrije ruimte. In figuur 2.4 vind je een schematisch overzicht van de eisen.

Fig. 2.4 Vereiste hoogtes en schotten.

Deuren

De deuren en schotten moeten de laadruimte goed afdichten. Ze moeten voorzien zijn van een dubbele sluiting. De drempel moet ten minste 20 millimeter hoog zijn.

Laadkleppen of -bruggen

Diersoort Vrije hoogte Opmerking Schotten/hek

Runderen 155 cm Minimaal 20 cm Een tussenschot om de (romphoogte > 110 cm) vrije ruimte boven 4 dieren. Bij lange reizen

de kop > 10 uur om de 2 dieren, zodat de dieren kunnen gaan leunen

Kalveren 125 cm Om de 5 meter

(romphoogte 80-110 cm)

Kalveren 90 cm Om de 3 meter

(romphoogte < 80 cm) Varkens in geval van grensoverschrijdend vervoer

< 80 kg 90 cm Om de 3 meter

100 kg 100 cm

120 kg 110 cm

> 120 kg 120 cm

Paarden 175 cm Minimaal 20 cm

vrije ruimte boven het hoofd

Overig kleinvee Maximaal om de 5 meter

Fig. 2.5 Zo zitten we wel in de lift, maar niet in de vrachtwagen!

(26)

Sterkte

Laadkleppen of -bruggen moeten net zo sterk zijn als de laadvloer. De dieren moeten op de schuine helling voldoende grip hebben. Daarom moet de klep of brug over de volle breedte voorzien zijn van horizontaal geplaatste houten dwarslatten met een onderlinge afstand van ongeveer 25 centimeter. Op lichtmetalen laadkleppen moet over de volle breedte van het loopvlak een rubberlaag zijn aangebracht met ten minste 2 canvaslagen of een ander geschikt materiaal. Aan de zijkanten van de laadkleppen mogen geen scherpe uitsteeksels voorkomen.

Lengte

De laadklep moet zo lang zijn dat de helling niet groter is dan 30°C wanneer de klep geopend is en het voertuig horizontaal staat. De opstap mag vanaf de grond op de laadklep en van de laadklep op de laadvloer niet hoger zijn dan 12 centimeter. Let op: deze regel geldt niet voor paarden (zie later in dit hoofdstuk).

De open naad tussen een geopende klep en de laadvloer mag niet groter zijn dan 2 centimeter.

Scherpe kanten en hoeken

Alle scherpe kanten en hoeken zijn rond afgewerkt en zo nodig met hout betimmerd.

Ook in de laadruimte uitstekende wielkasten moeten afgeronde hoeken hebben.

Vervoer je ander vee dan grootvee, dan moeten de wielkasten van hout zijn of met hout afgedekt. Vervoer je grootvee, dan moeten de wielkasten van minimaal 5 millimeter dikke staalplaat gemaakt zijn en afgedekt met hout.

Vastzetten van vee

Heb je wel eens geprobeerd om je met losse handen staande te houden in een tram, bus of trein? Misschien wel, en misschien herinner je je de builen en schrammen nog.

In tegenstelling tot mensen kunnen dieren zich nergens aan vastgrijpen. Tijdens het vervoer zet je ze vast aan ringen of horizontale staven of buizen.

De ringen moeten verzonken zijn in de wand, of in klampen met afgeronde hoeken die je op de wand bevestigt. Horizontale staven of buizen bevestig je op een hoogte Fig. 2.6

‘Ik kan het beter dan mijn baas.’

(27)

❑ AANVULLENDE EISEN 27 van ongeveer 120 centimeter boven de laadvloer en maximaal 2 centimeter van de wand. De onderlinge afstand moet 20 tot 40 centimeter zijn.

Verlichting

In de laadruimte moet goede verlichtingsapparatuur zijn. De verlichting heeft meerdere functies:

– Bij het laden komen de dieren op het licht af.

– Het licht dient als werklicht voor de vervoerder.

– Bij vervoer na zonsondergang moet in de laadruimte een zwakke verlichting branden, zodat de dieren niet angstig worden.

2.2 Aanvullende eisen

Voor een aantal dieren en de wijze van hun vervoer zijn aanvullende regels opgesteld.

Je kunt je voorstellen dat je een paard anders vervoert dan een kip. En dat het vervoer door de lucht andere eisen stelt aan de directe omgeving van het dier dan bij vervoer over de weg.

Paarden

Voor de laadklep gelden de regels zoals eerder beschreven, maar er is één

uitzondering. Wanneer een veewagen niet meer dan twee paarden kan vervoeren, hoeft de laadklep niet te zijn voorzien van hekken en dwarslatten. In plaats daarvan moet de laadklep over de volle lengte bedekt zijn met een mat van stroef materiaal.

Deze mat is ten minste 150 centimeter breed.

Als het paard in de wagen is vastgezet, breng je achter het dier een extra veiligheidsvoorziening aan. Dit kan een stevige, uitneembare buis zijn, een ketting bekleed met plastic of rubber, of een andere geschikte voorziening. Je plaatst deze op ongeveer één meter boven de laadvloer in horizontale richting.

Voor veulens is het belangrijk dat ze tijdens lange reizen kunnen liggen.

Vervoer in kratten en containers

Kratten en containers moeten makkelijk te reinigen en te ontsmetten zijn. Het kan ook voorkomen dat ze bestemd zijn voor eenmalig gebruik.

De constructie van de verpakking moet:

– zo sterk zijn dat beschadiging, ook tijdens het in- en uitladen, niet mogelijk is;

– voldoende ventilatieopeningen bevatten;

– voldoende dicht zijn, zodat er geen dieren uit kunnen ontsnappen.

Voorzover je het niet duidelijk van buitenaf kunt zien, moeten de verpakkingen voorzien zijn van:

– een symbool waaruit blijkt dat de verpakking levende dieren bevat;

– een teken dat aangeeft in welke positie de dieren zich bevinden.

Kratten en containers gebruik je meestal voor het vervoer van pluimvee en vogels.

Het vervoer van deze dieren stelt extra eisen aan de wagen.

(28)

Pluimvee

Een voertuig waarmee je pluimvee vervoert, moet een gesloten laadvloer hebben en moet gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten zijn.

Je moet de dieren kunnen beschermen tegen slechte weersomstandigheden en grote klimaatverschillen. Daarom moet je in deze wagens de luchtverversing en de hoeveelheid lucht goed kunnen regelen.

De laadvloer moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de vervoerde dieren, al dan niet in kratten, te dragen.

Eendagskuikens

In de wanden, het dak of in de laadvloer zitten openingen voor luchttoevoer. Ze zijn zo geconstrueerd dat de uitlaatgassen van de wagen niet binnendringen.

In het dak of in de bovenkant van de zijwanden van het voertuig zijn afzuigventilatoren aangebracht. De ventilatie moet je vanuit de cabine van het voertuig kunnen regelen, en moet een capaciteit hebben van minimaal 25 m3/uur per 1000 kuikens. In de cabine moet je ook de temperatuur van de verpakkingen kunnen lezen.

Loopvogels

Voor loopvogels gelden dezelfde regels als voor pluimvee. Wanneer je ze niet in kratten of kisten vervoert, moet je aan de volgende aanvullende bepalingen voldoen:

– Er is voldoende vrije ruimte voor een adequate luchtverversing boven de dieren, ook als ze op natuurlijke wijze rechtop staan.

– De dieren worden op geen enkele manier in hun natuurlijke bewegingen belemmerd.

– Het voertuig is zo ingericht dat de dieren niet kunnen ontsnappen.

– Het voertuig is zo geconstrueerd dat verwondingen of onnodig lijden van de dieren wordt voorkomen, en is zo uitgerust dat hun veiligheid is gegarandeerd.

– Het voertuig is zo geconstrueerd dat de vogels niet kunnen uitglijden. Spleten of gaten in de vloer zijn zodanig afgewerkt, dat er geen scherpe uitsteeksels zijn waaraan de dieren zich kunnen verwonden.

Fig. 2.7 Kippen inladen.

(29)

❑ AANVULLENDE EISEN 29

Vervoer in vliegtuiglaadeenheden

Bij vervoer door de lucht kun je gebruik maken van zogenoemde

vliegtuiglaadeenheden vliegtuiglaadeenheden. De eisen die je aan een krat stelt, zijn ook op deze containers van toepassing. Daarnaast gelden op het gebied van de ventilatie de volgende aanvullende eisen:

– Een gesloten laadeenheid heeft een ventilatieopening van mimimaal 9 centimeter hoog over de gehele omtrek.

– De ventilatieopening is op een hoogte van minimaal 20 centimeter en maximaal 50 centimeter boven de laadvloer aangebracht.

– De oppervlakte van de ventilatieopening bedraagt minimaal 20 procent van de oppervlakte per laadvloer.

Let op: dit geldt niet voor het vervoer van eenhoevige dieren in vliegtuiglaadeenheden!

– Als de hoogte van de ventilatieopeningen groter is dan 13 centimeter, dan moet deze in het midden en eventueel om de 13 centimeter voorzien zijn van een horizontale ronde metalen stang.

Voor het in- en uitladen van vliegtuiglaadeenheden gebruik je een vrachtlift, vorkheftruck of een lopende band.

Als de dieren niet in laadeenheden (containers) worden vervoerd, moet je een laadbrug gebruiken. Een laadbrug moet in elk geval uit de volgende materialen bestaan:

– een antisliplaag;

– dwarslatten met onderlinge afstand van maximaal 25 centimeter;

– zijwanden met een hoogte van minimaal 75 centimeter.

Bovendien moet de hellingshoek met het horizontale vlak maximaal 20 graden zijn.

Fig. 2.8 Paardencontainers in vliegtuig.

(30)

Tijdens het vervoer moet boven de kop van het dier minimaal 10 centimeter vrije ruimte zijn. Uitstekende delen waarmee de dieren in contact kunnen komen, moeten ook hier rond zijn afgewerkt.

Dieren die niet in vliegtuiglaadeenheden worden vervoerd, moet je in afgesloten vakken plaatsen. Je sluit de vakken af met hekken, zodat de dieren het vak niet kunnen verlaten. Bij schapen, geiten en runderen mag de tussenruimte tussen de hekken maximaal 5 meter zijn. Bij varkens is dat maximaal 3 meter.

De temperatuur in de laadruimte van het vliegtuig mag niet langer dan één uur onder de 10°C of boven 25°C zijn. Voor varkens met een gewicht onder de 15 kilogram is de toegestane onderste temperatuurgrens 20°C.

De luchtvochtigheid mag niet langer dan één uur boven de 80% zijn.

Pluimvee wordt vervoerd in nieuwe, of onmiddellijk voorafgaand aan het vervoer gereinigde, verpakkingen. De verpakkingen zijn voorzien van ventilatieopeningen in de boven- en zijkanten. Deze verpakking voor pluimvee, anders dan eenden, met een gemiddeld gewicht van maximaal 4 kilogram, heeft een binnenwerkse hoogte van ten minste 24 centimeter. Voor eenden en pluimvee met een gemiddeld gewicht boven de 4 kilogram is de minimale hoogte 34 centimeter.

Bij transport van pluimvee mag de temperatuur niet langer dan één uur lager dan 20°C of hoger dan 30°C zijn.

De verpakking van eendagskuikens heeft een binnenwerkse hoogte van minimaal 10,5 centimeter. Rondom de verpakkingen is een vrije ruimte. De zijwanden van de verpakkingen van eendagskuikens moeten in ieder geval 5 centimeter van elkaar staan. Dat geldt ook voor de ruimte tussen de verpakking en de wand van de laadruimte. Tussen de onderste verpakking van een stapel en de laadvloer moet 5 centimeter ruimte zijn. Tussen de bovenste verpakking en het plafond moet de afstand 17 centimeter zijn. Tijdens het vervoer moet de minimale ventilatie 20 m3/ uur per 1000 eendagskuikens zijn. De temperatuur mag niet langer dan een uur lager dan 24°C of hoger dan 35°C zijn.

2.3 Afsluiting

De inrichting van een veewagen moet aan een aantal eisen voldoen. Deze eisen waarborgen het klimaat en de veiligheid voor dier en mens. De eisen zijn vastgelegd in de Regeling Dierenvervoer en geven richtlijnen voor:

– laadvloeren;

– wanden;

– ventilatie, voer en water;

– deuren en schotten;

– laadkleppen of -bruggen;

– scherpe kanten en hoeken;

– mogelijkheden tot vastzetten van vee;

– verlichting.

Per diersoort kunnen aanvullende regels zijn opgesteld. Deze aanvullingen hangen vaak samen met de wijze waarop de dieren verpakt zijn en vervoerd worden.

(31)

❑ AFSLUITING 31 Vragen 2.1 a Aan welke eisen moet een laadvloer voldoen?

b Aan welke eisen moeten de wanden van een veewagen voldoen?

c Wanneer moet je varkens en schapen drenken?

d Hoeveel procent van de laadvloeroppervlakte moet uit ventilatieopeningen bestaan?

e Wanneer moet je schotten in een veewagen plaatsen?

f Wat moet je doen met scherpe kanten?

g Waaraan zet je de verschillende diersoorten/leeftijdsgroepen in de veewagen vast?

h Noem drie redenen waarom er goede verlichting in de veewagen moet zijn.

(32)

3 Maten en gewichten

Oriëntatie

Stel, je staat met tienduizend mensen opeengepakt te wachten bij de entree van een voetbalstadion. Dat kan een paar uur duren. In die tijd zul je wel flink moe worden van het staan en van de tegen elkaar duwende mensen. Je probeert wat ruimte voor jezelf te vinden om wat te hangen of te zitten. Dieren hebben ook voldoende ruimte nodig. Ruimte om in hun natuurlijke houding rechtop te kunnen staan of om te kunnen liggen. In de Regeling Dierenvervoer is per diersoort vastgelegd wat de gemiddelde vloeroppervlakte per dier in de laadruimte moet zijn.

Voordat je dieren in de veewagen laadt, wil je ook weten hoe zwaar ze zijn. Het gewicht van dieren inschatten is niet gemakkelijk. Je moet veel naar de dieren kijken en ze regelmatig wegen om hier ervaring in te krijgen. Het gewicht van een dier kun je op een aantal manieren bepalen. In dit hoofdstuk worden drie methodes uitgelegd:

1 De lengte en de borstomvang meten en in een tabel aflezen hoe zwaar het dier is.

2 Een inschatting maken door uit te gaan van de gemiddelde dagelijkse groei.

3 Enkele dieren wegen en op basis daarvan het gewicht van de overige dieren taxeren.

Wanneer je weet welke dieren je moet vervoeren, kun je ook het juiste voertuig kiezen.

Het nuttig laadoppervlak van een veewagen wordt weergegeven op de

dierenvervoerplaat. De vervoerplaat geeft alle belangrijke gegevens van de veewagen in nummervorm weer.

3.1 Vloeroppervlakte per dier

Per diersoort is berekend wat zij aan gemiddeld vloeroppervlak per dier in een laadruimte nodig hebben. Daarbij is een onderscheid gemaakt in de leeftijd van de dieren. De maten zijn in de Regeling Dierenvervoer vastgelegd.

Eenhoevige dieren (paarden en pony’s)

Bij het vervoer van veulens is het belangrijk dat ze bij lange reizen kunnen liggen!

Fig. 3.1 Vloeroppervlakte eenhoevigen.

Diersoort

Volwassen paarden

Jonge paarden (6 - 24 mnd), Reisduur < 48 uur

Jonge paarden (6 - 24 mnd) Reisduur > 48 uur

Pony’s (< 144 cm) Veulens 0 - 6 mnd

Vloeroppervlakte

1,75 m (0,7 x 2,5 m) 1,2 m (0,6 x 2 m) 2,4 m (1,2 x 2 m)

1 m (0,6 x 1,8 m) 1,4 m (1 x 1,4 m)

2 2

2

2 2

(33)

❑ VLOEROPPERVLAKTE PER DIER 33

Kalveren en runderen

Varkens

De laadruimte moet voorzien zijn van hekken of schotten. De afstand tussen de afscheidingen mag niet meer dan 3 meter zijn.

Schapen

Geiten

Fig. 3.2

Vloeroppervlakte kalveren en runderen.

Lichaamsgewicht in kg

< 50 50 - 100 100 - 200 200 - 325 325 - 550

> 700

Vloeroppervlakte in m per rund

0,30 - 0,40 0,40 - 0,70 0,70 - 0,95 0,95 - 1,30 1,30 - 1,60

> 1,60

2

Fig. 3.3 Vloeroppervlakte varkens.

Lichaamsgewicht in kg

< 15 25 50 80

> 80

m per varken

0,11 0,15 0,28 0,37

2

Maximum in kg/m

136 167 178 216 235 Vloeroppervlakte in 2

Fig. 3.4 Vloeroppervlakte

schapen. Geschoren schapen en lammeren > 26 en < 55 Geschoren schapen en lammeren > 55 Ongeschoren schapen < 26 Ongeschoren schapen < 35 Ongeschoren schapen < 45 Ongeschoren schapen < 55 Ongeschoren schapen > 55 Hoogdrachtig schapen < 55 Hoogdrachtig schapen > 55

m per dier 0,20 - 0,30 m 0,30 m 0,20 m 0,22 m 0,25 m 0,30 - 0,40 m 0,40 m 0,40 - 0,50 m 0,50 m Lichaamsgewicht in kg 2

2

2 2 2 2

2 2

2 2

Vloeroppervlakte in

Fig. 3.5 Vloeroppervlakte geiten.

Geiten > 55 0,4 - 0,75 m

Geiten < 35 0,2 - 0,3 m

Geiten 35 - 55 0,3 - 0,4 m

Drachtige geiten < 55 0,4 - 0,5 m

Drachtige geiten > 55 0,5 m

2 2 2 2 2

Vloeroppervlakte m2 per dier Lichaamsgewicht

Diersoort

(34)

De laadruimte moet voorzien zijn van hekken of schotten. De afstand tussen de afscheidingen mag ten hoogste 5 meter zijn.

Pluimvee met inbegrip van loopvogels (eendagskuikens uitgezonderd)

Fig. 3.6 Vloeroppervlakte pluimvee met inbegrip van loopvogels (eendagskuikens uitgezonderd).

De dieren moeten voldoende ruimte hebben om in hun natuurlijke houding rechtop te blijven staan. Bovendien moet voor alle dieren plaats zijn om te liggen.

De boven-, voor-, achter- en zijwanden van het voertuig moeten afgeschermd worden als de weersomstandigheden daartoe aanleiding geven.

Eendagskuikens

natuurlijke houding Eendagskuikens moeten voldoende ruimte hebben om in hun natuurlijke houding rechtop te blijven staan. Bovendien moet voor alle dieren plaats zijn om te liggen.

De kuikens worden in kratten vervoerd. Dit stelt andere eisen aan de wijze van beladen.

De voorschriften zijn:

– de laadruimte van het voertuig is maximaal voor 50% met verpakkingen gevuld;

– de verpakkingen zijn zo ingeladen, dat de afstand tussen twee zijden van de verpakkingen en andere verpakkingen of de wand van het voertuig tenminste 5 cm bedraagt;

– tussen de onderste verpakking van de stapel en de laadvloer is een ruimte van minimaal 5 cm hoog; de ruimte tussen de hoogste verpakking van een stapel en het plafond van de laadruimte is minimaal 17 cm;

Diersoort Lichaamsgewicht Oppervlakte cm /kg Hoogte binnenwaarts

Pluimvee < 1,6 kg 180 t/m 200 cm /kg Dieren tot 4 kg

24-27 cm

Pluimvee 1,6 - 3 kg 160 cm /kg

Pluimvee 3 - 5 kg 115 cm /kg

Pluimvee > 5 kg 105 cm /kg Dieren meer dan 4 kg

34-36 cm Struisvogels 2 à 3 maanden oud 0,23 - 0,25 m per dier

Struisvogels Minder dan 115 cm lengte 1 - 1,2 m per dier Struisvogels 115 cm of meer lengte 1,5 m per dier

Volwassen 0,44 m per dier

emoes

2

2

2 2 2

2 2 2

2

Fig. 3.7 Vloeroppervlakte eendagskuikens.

Diersoort Oppervlakte Hoogte binnenwaarts

Eendagskuikens 21 - 25 cm per kuiken 10,5 cm Loopvogels 12 - 13 kuikens per 51 x 45 cm 10,5 cm

d.w.z. 175 - 190 cm per kuiken

Emoes 23 cm

2

2

(35)

❑ BIJZONDER TRANSPORT 35 – de temperatuur tussen de verpakkingen is ten hoogste 35°C;

– tijdens het laden, vervoer en het lossen, moeten de verpakkingen rechtop blijven staan en mogen zij niet worden blootgesteld aan schokken of heftige stoten.

3.2 Bijzonder transport

Binnen Nederland worden de dieren over het algemeen per veewagen vervoerd. Maar er worden natuurlijk ook veel dieren per vliegtuig, boot of trein vervoerd. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij internationale transporten. Deze manieren van vervoer stellen andere eisen aan de ruimte die de dieren nodig hebben.

Luchtvervoer

containers Tijdens het vervoer door de lucht verblijven de dieren meestal in containers. Deze containers moeten voldoen aan de meest recente voorschriften voor het vervoer van runderen van de IATA. In de container moeten de dieren:

– voldoende ruimte hebben om in hun natuurlijke houding rechtop te staan;

– voldoende ruimte hebben om te gaan liggen of staan;

– voldoende steun hebben om zich tegen bewegingen van het vliegtuig te beschermen (een container of penvak mag niet te leeg zijn).

In figuur 3.9 zie je hoe groot de beladingsdichtheid in een container mag zijn voor het vervoer van runderen. Op basis van deze berekening kun je ook uitrekenen hoe groot de ruimte in de overige gewichtsklassen moet zijn.

Fig. 3.8 Beladingssysteem voor eendagskuikens.

(36)

Vervoer over zee

Ook hier geldt als algemene regel dat de dieren over voldoende ruimte beschikken om in hun natuurlijke houding rechtop te kunnen staan of liggen.

Aan boord moeten voorzieningen zijn voor zieke of gewonde dieren. Je moet deze dieren tijdens de reis kunnen afzonderen om ze te behandelen en eventueel eerste hulp te verlenen.

Fig. 3.9 Beladingsdichtheden bij luchtvervoer.

Runderen

300 kg 0,84 m /dier, (d.w.z. 11 à 12 dieren /10 m 500 kg 1,27 m /dier, (d.w.z. 8 dieren /10 m )

2 2

2 2

)

Fig. 3.10 ‘Ik zou toch met het vliegtuig?’

Fig. 3.11 Goed verzorgd op reis.

(37)

❑ BIJZONDER TRANSPORT 37 De volgende beladingsdichtheden zijn voorgeschreven:

Vervoer per spoor

De algemene bepalingen voor vervoer per spoor zijn:

– Elke spoorwagon is gemerkt met een symbool waaruit de aanwezigheid van levende dieren blijkt (tenzij er sprake is van vervoer in containers).

– De binnenwanden van de wagons bestaan uit hout of een ander volledig glad materiaal.

– De wagons zijn op passende hoogte voorzien van ringen of staven waaraan de dieren vastgezet kunnen worden.

– De dieren moeten zo in de wagons worden geladen dat de begeleider tussen hen door kan lopen.

– De dieren moeten over voldoende ruimte beschikken om in hun natuurlijke houding rechtop te kunnen staan en liggen.

Wanneer de totale reis, inclusief het spoorvervoer, langer duurt dan 8 uur, moeten de wagons speciaal geschikt zijn voor het vervoer van levende dieren. De wagons moeten aan aanvullende voorwaarden voldoen.

Deze voorwaarden lijken veel op de voorwaarden die voor het wegvervoer gelden:

– Er is voldoende strooisel op de vloer.

– Er is voldoende voer aanwezig.

– Rechtstreeks toegang tot de dieren is mogelijk.

– Er zijn adequate ventilatievoorzieningen, aanpasbaar aan de (binnen- en buiten)temperatuur.

– De ventilatieapparatuur heeft een capaciteit van tenminste 150 m3 per m2 vloeroppervlak per uur.

– Er zijn verplaatsbare schotten om aparte afdelingen in te richten.

– De wagon beschikt over een inrichting die tijdens stops op voer en water kan worden aangesloten.

De reistijd van kalveren mag niet langer zijn dan 18 uur. Voor volwassen runderen geldt dat de reistijd niet langer is dan 28 uur.

Fig. 3.12 Beladingsdichtheden bij vervoer over zee.

Levend gewicht in kg Aantal dieren per 10 m 200 – 300 0,81 - 1,06 12,3 - 9,4

300 – 400 1,06 - 1,31 9,4 - 7,6 400 – 500 1,31 - 1,55 7,6 - 6,4 500 – 600 1,55 - 1,8 6,4 – 5,5 600 – 700 1,81 - 2,04 5,5 - 4,9

Aantal dieren 2

per m2

(38)

De volgende beladingsdichtheden zijn voorgeschreven:

3.3 Gewicht en volume van dieren bepalen

Voordat je een dier vervoert, is het belangrijk dat je zijn gewicht weet. Als vervoerder moet je schatten hoeveel levend gewicht je transporteert. Om goed te kunnen schatten, moet je veel ervaring opdoen.

Je kunt het gewicht van dieren berekenen door de borstomvang te meten, door uit te gaan van de gemiddelde dagelijkse groei, of door enkele dieren te wegen en de rest te taxeren.

Gewichtsbepaling rundvee

Door de lengte en de borstomvang van een rund te meten, kun je zijn gewicht berekenen. In de gewichtstabel voor koeien (figuur 3.15) kun je het gewicht aflezen dat bij je meetresultaat hoort.

Voordat je gaat meten, zorg je dat de koe in de juiste stand staat. Je stelt de koe eerst op haar gemak. Daarna zet je de koe recht neer, met de kop vooruit.

Je bepaalt eerst de lengte van het dier, gemeten vanaf de schouderbladen tot de overgang van romp naar staart (‘band’).

De werkwijze is als volgt:

– Ga links van de koe staan.

– Neem als beginpunt de kleine inzinking tussen de schouderbladen.

– Meet tot de band.

– Noteer de lengte.

Vervolgens meet je de borstomvang. Daarvoor breng je een meetband bij de koe aan.

Het meetpunt ligt ongeveer vier centimeter achter de elleboog. Stel de koe bij elke handeling op haar gemak.

De werkwijze is als volgt:

– Leg de meetband over de rug van de koe en haal de band voorzichtig onder de koe door.

– Neem de maat op.

– Span de maatband bij vette koeien licht, bij magere koeien strak.

– Noteer de borstomvang.

Fig. 3.13 Beladingsdichtheden bij vervoer per spoor.

Categorie Gewicht bij benadering (kg) Oppervlakte in m per dier

Fokkalveren 55 0,30 t/m 0,40

Middelgrote kalveren 110 0,40 t/m 0,70

Zware kalveren 200 0,70 t/m 0,95

Middelgrote runderen 325 0,95 t/m 1,30

Grote runderen 550 1,30 t/m 1,60

Zeer grote runderen > 700 > 1,6

2

(39)

❑ GEWICHT EN VOLUME VAN DIEREN BEPALEN 39 Je weet nu wat de lengte en de borstomvang van de koe is. In figuur 3.15 kun je aflezen wat het gewicht van het dier is.

Gewichtsbepaling kalveren en jongvee

Het gewicht van kalveren en jongvee bereken je door de borstomvang te meten. De lengte speelt in de gewichtsbepaling van deze dieren geen rol.

Fig. 3.14 Meetpunten bij rundvee.

Fig. 3.15 Gewichtstabel voor koeien.

Borstomvang in cm Gewicht Borstomvang in cm Gewicht

75 4 155 310 80 49 159 330 85 58 163 350 90 68 166 370 95 79 169 390 100 91 172 410 105 104 175 430 110 120 178 445 118 145 180 460 125 170 183 480 132 195 186 500 138 220 190 530 143 240 195 570 147 260 200 608 151 290 205 645

(40)

Gewichtsbepaling paarden en pony’s

Ook het gewicht van paarden en pony’s kun je berekenen door de lengte en de borstomvang te meten. De meetpunten zijn weergegeven in figuur 3.17.

Je kunt het gewicht van het dier schatten door je meetresultaten te vergelijken met de gegevens uit figuur 3.18.

Fig. 3.16 Relatie tussen de borstomvang en het levend gewicht van kalveren en jongvee.

Borstomvang in cm Gewicht Borstomvang in cm Gewicht

75 4 155 310 80 49 159 330 85 58 163 350 90 68 166 370 95 79 169 390 100 91 172 410 105 104 175 430 110 120 178 445 118 145 180 460 125 170 183 480 132 195 186 500 138 220 190 530 143 240 195 570 147 260 200 608 151 290 205 645

Fig. 3.17 De meetpunten bij paarden en pony’s.

(41)

❑ GEWICHT EN VOLUME VAN DIEREN BEPALEN 41 Fig. 3.18 Gewichtstabel voor paarden en pony’s.

Gewichtsbepaling varkens

Het gewicht van varkens en biggen kun je op een aantal manieren bepalen:

– meten borstomvang;

– de gemiddelde dagelijkse groei;

– wegen;

– schatten.

Meten borstomvang

Het is niet honderd procent betrouwbaar, maar je kunt het gewicht van een vleesvarken bepalen aan de hand van de borstomvang. Er is een vrij nauwkeurig verband tussen het levend gewicht en geslacht gewicht van vleesvarkens. Deel je het levend gewicht door 1,3, dan is de uitkomst het geslacht gewicht.

100 105 110 115 120 125 130 135 140 145 150 155 160

140 236 248 259 271 282 299 310 323 336 348 360 373 385

145 248 260 275 285 296 311 323 343 352 365 378 390 403

150 260 274 286 300 317 326 338 352 365 377 389 402 417

155 278 292 306 319 334 348 362 376 389 404 418 431 445

160 296 311 326 341 356 371 385 400 415 430 444 459 474

165 316 331 347 363 379 395 410 426 441 458 473 489 504

170 335 352 367 384 410 418 435 452 468 485 502 519 535

175 355 372 390 407 425 443 461 478 497 509 533 551 568

180 375 394 413 432 450 469 488 507 525 544 563 582 600

185 396 416 436 456 475 495 515 535 554 574 594 615 634

190 439 460 481 501 523 543 565 584 606 627 648 668

195 484 506 529 551 573 594 617 639 661 683 705

200 532 556 579 602 625 648 671 694 718 741

205 584 608 632 656 681 706 730 755 779

210 612 638 663 689 715 741 766 792 817

215 642 670 701 722 754 777 803 830 851

220 672 700 728 756 784 813 840 869 896

225 702 733 762 791 821 850 879 908 938

230 735 766 797 829 852 889 918 949 980

235 767 798 831 863 895 927 959 991 1023

240 800 833 867 900 933 966 1000 1034 1067

Lengte in cm

Borstomvang in cm

(42)

De gemiddelde dagelijkse groei

Voor de gewichtsbepaling aan de hand van de dagelijkse groei is er een onderscheid tussen biggen en varkens.

Biggen groeien tussen 300 en 380 gram per dag (in 10 weken komt dit neer op ongeveer 25 kilogram). De gemiddelde dagelijkse groei op een goed

vermeerderingsbedrijf ligt rond de 370 gram. Maar tussen het beste en het minste big is het groeiverschil wel groter dan 100 gram per dag.

Bijna alle vleesbiggen worden tegenwoordig verkocht op basis van het aflevergewicht.

Om bij de opleg in de vleesstal een vrij egaal gewicht van de biggen onderling te krijgen, mag je geen schattingsfouten maken. Het schatten van het gewicht is dan uit den boze; exact wegen is dan essentieel.

aflevergewicht Vleesvarkens groeien gemiddeld 700 tot 900 gram per dag. Om het aflevergewicht te berekenen moet je de volgende gegevens hebben:

– het opleggewicht;

– de normale dagelijkse groei op het betreffende bedrijf;

– de groei van het koppel ten opzichte van normaal.

Fig. 3.19 De meetpunten bij het varken.

(43)

❑ GEWICHT EN VOLUME VAN DIEREN BEPALEN 43 Je kunt het aflevergewicht per situatie berekenen. Als leidraad kun je de groeitabel uit figuur 3.20 gebruiken.

Wegen

Ook hier is een onderscheid tussen biggen en varkens.

Het wegen van biggen bij afvoer of overplaatsen kun je op verschillende manieren uitvoeren. Je kunt ze een voor een wegen in een speciale weegbak die aan een unster is bevestigd. Maar je kunt ze ook wegen in een biggenweegkar.

Fig. 3.20 Groeitabel varkens.

(Bron: Handboek varkens)

700 gr. dag 750 gr. dag 800 gr. dag 850 gr. dag Week gewicht (kg) gewicht (kg) gewicht (kg) gewicht (kg)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18

23 - 26 26 - 30 30 - 34 34 - 38 38 - 43 43 - 47 47 - 51 51 - 56 56 - 61 61 - 66 66 - 73 73 - 78 78 - 84 84 - 90 90 - 96 96 - 101 101 - 106 106 - 112

23 - 26 26 - 30 30 - 34 34 - 39 39 - 44 44 - 49 49 - 55 55 - 61 61 - 67 67 - 73 73 - 79 79 - 85 85 - 91 91 - 97 97 - 102 102 - 107 107 - 112

23 - 26 26 - 30 30 - 34 34 - 39 39 - 44 44 - 50 50 - 56 56 - 62 62 - 68 68 - 74 74 - 80 80 - 87 87 - 94 94 - 101 101 - 107 107 - 113

23 - 26 28 - 35 35 - 41 41 - 45 45 - 50 50 - 56 56 - 62 62 - 68 68 - 74 74 - 80 80 - 86 86 - 92 92 - 99 99 - 106 106 - 110 110 - 116

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als specialist in daken voor hippische projecten (stallen, rijhallen, ...) levert Eternit al decennialang golfplaten in vezelcement, een hoogwaardig en duurzaam materiaal,..

Eternit golfplaten in combinatie met isolatie onder de gording lenen zich uitstekend voor een glad oppervlak langs de binnenkant, voor een optimale ventilatie en dus voor het

Met het hele gezin met de eigen auto op avontuur naar Sardinië! Jullie reizen in een rustig tempo naar Sardinië, met een stop-over in Zwitserland en een overnachting aan boord van

U reist terug naar de haven van Ajaccio waar u opnieuw een overnachting heeft op de ferry.. Werp gauw nog een laatste blik op dit grillige en eigenzinnige

Het is duidelijk dat de vervoerkundige effecten gevolgen hebben voor alle reizigers die van het openbaar vervoer gebruik maken, maar de gevolgen zullen meer of minder ingrijpend zijn

Indien schade, kosten of verliezen zijn gedekt op een andere verzekering, al dan niet van oudere datum, is de verzekeraar slechts verplicht tot vergoeding voor zover bij de

U krijgt ook geen vergoeding voor schade of verlies van de lading tussen 20.00 uur ‘s avonds en 08.00 uur ’s ochtends als het verzekerd bedrag hoger is dan € 20.000

Indien verzekeraar aan verzekerde, niet zijnde de verzekering- nemer, schade heeft vergoed, die door het niet betalen van de premie, kosten en assurantiebelastingen