• No results found

Een vergeten familie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een vergeten familie"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sinja Aardema

Rijksuniversiteit Groningen

Een vergeten familie

(2)

2

Een vergeten familie

Het kunstmecenaat van de familie Soderini 1530-1600

S. Aardema S2285118

Master Kunst- en Cultuurwetenschappen Rijksuniversiteit Groningen

Masterscriptie

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4

De Soderini in Rome ... 9

Onroerend goed in Rome voor 1530 ... 11

Het bezit van Monsignor Francesco Soderini ... 12

Paolantonio’s collectie in het Palazzo del Mausoleo ... 14

Een botanicus in Florence ... 19

De bezittingen ... 21

Marmer en waardevolle stenen ... 28

Eigen ontwerpen ... 29

De verbanning en de traktaten ... 31

Een zakenman in Florence en Krakau ... 36

De beginjaren: Krakau ... 37

De hoogtijdagen ... 38

Het woonhuis in de stad ... 42

Buste van Cosimo I de’ Medici ... 45

De laatste jaren ... 49

Conclusie ... 50

Suggesties voor vervolgonderzoek ... 51

Literatuurlijst ... 53

(4)

4

Inleiding

Dit onderzoek is gedaan als onderdeel van het Patrician Patronage Project: Commissioning

Art and Architecture in Florence during Medici Rule 1530-1670 (PPP). Het PPP reconstrueert

het Florentijns patricisch kunstmecenaat in de genoemde periode, dat lang in de schaduw heeft gestaan van het mecenaat van het (groot)hertogelijk Medici-hof. Uit dit onderzoek blijkt dat het Florentijnse patricische mecenaat belangrijker is geweest dan werd gedacht, waardoor ook het Medici mecenaat in een nieuw perspectief komt te staan. Na breder onderzoek richt het PPP zich sinds 2015 op het mecenaat van vijftien in cultureel opzicht belangrijke

Florentijnse patricische families, waar de familie Soderini er een van is. Door middel van een stage aan het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut heb ik drie maanden in Florence onderzoek kunnen doen naar de Soderini’s, hun kunstmecenaat en hun relatie tot de Medici. Deze scriptie komt voort uit dat onderzoek.

De Soderini’s leefden in de dertiende eeuw tot en met de eerste helft van de negentiende eeuw. Vooral de tak van Guccio Soderini (overl. 1365) is bekend in de hedendaagse literatuur, met name om de meerdere gonfalonieri, priori en zelfs een kardinaal en een gonfaloniere a

vita die deze tak heeft voortgebracht (zie figuur 1).1 De leden van de familie Soderini

verspreidden zich in de loop der tijd van Florence naar Rome, waar ze in 1812 uitstierven, en naar Venetië, waar ze uitstierven in de achttiende eeuw, maar ze bleven altijd georiënteerd op Florence, waar ze uitstierven in 1840.2 Al sinds de dertiende eeuw was de familie gevestigd in de wijk San Frediano en waren ze belangrijke opdrachtgevers van de kerken in die wijk: de Santa Maria del Carmine en de San Frediano.

Tommaso di Guccio (overl. 1402) is het eerste in het oog springende lid van de familie. Hij was een belangrijke politicus in Avignon in de jaren zestig van de veertiende eeuw. In de jaren zeventig keerde hij terug in Florence als een rijk man.3 Hij werd een

belangrijke geldschieter van de Santa Maria del Carmine in Florence en liet daar de koorkapel bouwen en rijk decoreren. De kinderen van Tommaso’s onwettige maar erkende zoon

Lorenzo, Tommaso en Niccolò, waren allebei succesvolle politici en in het begin van hun politieke carrière aanhanger van de Medici. Niccolò ontwikkelde echter al snel andere

1 Twee andere takken van de familie starten met Guccio’s broers Albizio en Geri. De tak van Albizio stierf uit in de zestiende eeuw en Geri’s in de zeventiende eeuw. Voor dit deel van de stamboom zie Litta 1851, famiglia Soderini, tav. II, tav. III; Ammirato 1969, pp.120-137

2 Wegens een brand in de archieven in Venetië is er maar weinig informatie over de Venetiaanse tak van de familie.

(5)

5 politieke idealen en kwam daarmee tegenover de Medici en ook tegenover zijn broer te staan.4

Hierdoor vervreemdden deze twee takken van de familie van elkaar. Tommaso kreeg vijf keer de belangrijke positie van gonfaloniere di giustizia en had een zeer goede band met de

Medici, wat hem naast een carrière ook het huwelijk met Dianora Tornabuoni opleverde. Dit was een zeer belangrijk huwelijk, want Dianora’s zus Lucrezia trouwde rond dezelfde tijd met Piero de’ Medici. Tegen 1469 was Tommaso de op een na meest invloedrijke persoon van Florence, na Piero de’ Medici.5

De bekendste zonen van Tommaso zijn Francesco en Piero. Francesco werd in 1478 bisschop van Volterra, voornamelijk dankzij de steun van Lorenzo de’ Medici.6 Piero werd in

1502 benoemd tot gonfaloniere a vita, nadat de Medici verbannen waren in 1494. Vanaf dat moment waren de Soderini niet meer een gemiddelde politieke familie, maar de heersende familie en de grootste tegenstanders van de Medici. In 1503 werd Francesco kardinaal onder paus Alexander VI, waardoor de Soderini’s nog sterker stonden.7

Met de val van de republiek in 1512 kwamen de Medici terug en werden de Soderini verbannen uit Florence. Piero, als hoofd van de Republiek, moest vluchten, maar Francesco wist een deal te sluiten met de Medici, waardoor de Soderini’s konden terugkeren naar Florence. Toch verplaatste de focus van de familie zich naar Rome en hadden ze weinig van doen met de Florentijnse politiek. In 1517 moest Francesco vluchten uit Rome, nadat hij beschuldigd was van een samenzwering tegen kardinaal Giulio de’ Medici, de latere paus Clemens VII. De Soderini zouden betrokken zijn bij een poging tot moord op de kardinaal. Dit was echter voornamelijk een samenzwering tussen Luigi Alamanni, Zanobi Buondelmonti en Iacopo da Diaccetto.8 Vanaf dat moment was ook Francesco een vijand van de Medici en in april 1523 werd hij gevangengenomen vanwege gecodeerde brieven naar het koninklijk hof van Frankrijk. Toen in september de paus stierf werd Francesco nog steeds niet vrijgelaten, dit gebeurde pas toen Giulio de’ Medici tot paus Clement VII was gekozen. Francesco stemde in de laatste dagen voor zijn dood tijdens het conclaaf op Giulio de’ Medici, in ruil voor het

4 Voor meer over de carriers van Tommaso en Niccolò di Lorenzo en hun relatie met de Medici, zie P.C. Clarke 1991.

5 Clarke 1992, p.67. Dit is wat de ambassadeur van Milaan, Sacramoro de’ Mengozzi schreef aan de hertog van Milaan, op 1 mei 1469.

6 Lowe 1995, p.14

7 Lowe 1995, p.39. Francesco stelde zich echter niet op als rivaal van de Medici kardinaal Giulio. Hij had niet de financiële middelen om zich met hem te meten.

(6)

6 opheffen van de verbanning van 1522 en de teruggave van de bezittingen van de Soderini.9

Kardinaal Francesco stierf in 1524, twee jaar na de dood van zijn broer Piero.

Aan het begin van de door het PPP onderzochte periode (1530-1670) zijn bij de Soderini de belangrijkste mannen net overleden: de gonfaloniere a vita Piero Soderini in 1522 en diens broer kardinaal Francesco Soderini in 1524. Intussen kregen de Medici steeds meer macht. In deze tijd leefden de Soderini die in deze scriptie naar voren komen. Om een representatief beeld te kunnen krijgen, zal er uit elke grote tak van de familie een persoon besproken worden. Op basis van kunstopdrachten die genoemd worden in de secundaire literatuur is er gekozen voor de volgende vier mannen: Francesco di Tommaso (gestorven ca. 1552) en zijn broer Paolantonio (1495-ca. 1573), hun neef Giovanvettorio di Tommaso (1527-1597) en hun verre neef Bernardo di Niccolò (1524-1584). Aan de hand van deze vier mannen zal

onderzocht worden hoe het kunstmecenaat van de Soderini eruitziet tussen 1530, het begin van Medici hertogdom, en ca. 1600. De scriptie bestaat uit drie hoofdstukken: het mecenaat van Francesco en Paolantonio vormt het eerst hoofdstuk, dat van Giovanvettorio het tweede hoofdstuk en dat van Bernardo het derde hoofdstuk.

Tijdens mijn verblijf in Florence heb ik literatuuronderzoek kunnen doen in de bibliotheek van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut, de bibliotheek van het

Kunsthistorisches Institut Florenz en de bibliotheek van Villa I Tatti, The Harvard University Center for Italian Renaissance Studies. Bovendien gaf mijn verblijf van drie maanden in

Florence mij de mogelijkheid om archiefonderzoek te doen in het Archivio di Stato di Firenze en om relevante kunstwerken en locaties in Florence en omstreken te bezoeken.

De ongepubliceerde primaire bronnen die ik geraadpleegd heb in het Archivio di Stato di

Firenze waren met name inventarissen. De inventarissen van Giovanvettorio zijn te vinden in

het Magistrato dei Pupilli (MPDP), 2656, fols. 27r-48r, en in het Notarile Moderno, 1984, fols. 9v-11v. Ook de inventaris van Bernardo is te vinden in het Archivio di Stato di Firenze,

Magistrato dei Pupilli, onder het nummer 1984, fols. 9v-11v. Van Francesco is geen

inventaris bekend, maar de inventaris van Paolantonio is in het Archivio Soderini in Rome (ASR, 7, 163r-169v). Deze heb ik kunnen raadplegen in de ongepubliceerde dissertatie van Antonia Boström uit 1995, Aspects of the collecting and display of sculpture in Florence and

Rome c.1540-c.1595 op de pagina’s 351-354. Hoewel in de inventarissen de bezittingen

(7)

7 slechts heel kort en zonder beschrijving worden genoemd zijn ze zeer nuttig voor dit

onderzoek, omdat de inventarissen een beeld geven van de bezittingen van de Soderini. Belangrijke gepubliceerde primaire bronnen voor het onderzoek naar Florentijnse families zijn de boeken Delle Famiglie Nobili Fiorentine van Scipione Ammirato uit 1615 en Le

Famiglie Celebri Italiane van Pompeo Litta uit 1819-1883. Wat betreft kunst en

opdrachtgeving de boeken Il Riposo, van Raffaello Borghini uit 1584 en Notizie dei professori

del disegno da Cimabue in qua, van de zeventiende-eeuwse Filippo Baldinucci, de nodige

informatie. Een belangrijke bron over de kunst in Rome is het boek Delle statue antiche, che

per tutta Roma, in diversi luoghi, e case si veggono van Aldrovandi. Hij besteedt twee

pagina’s aan de collectie van Francesco en noemt kort het huis van Paolantonio. Borghini maakt terloops een belangrijke opmerking over Bernardo, die overgenomen wordt door Baldinucci in boek III. Ook beschrijft Baldinucci in boek II een opdracht van Giovanvettorio. Zowel Borghini als Baldinucci is dus geen uitgebreide informatiebron, maar zij zijn

desondanks essentieel voor dit onderzoek. De overzichtswerken van Ammirato en Litta bevatten wel veel informatie. Deze boeken met biografische informatie van Florentijnse families zijn zeer nuttig voor het in kaart brengen van de familie en haar bezigheden.

In de secundaire literatuur hebben de boeken The Soderini and the Medici (1991), van Paula C. Clarke, en Church and Politics in Renaissance Italy: the life and career of cardinal

Francesco Soderini (1452-1524), van Kate J.P. Lowe uit 1995, de familie Soderini als

onderwerp. Bernardo Soderini wordt besproken in het boek Itinera Mercatorum: Circolazione

di uomini e beni nell’Europa centro-orientale 1550-1650 van Rita Mazzei uit 1999. Er zijn

geen bronnen die zich specifiek richten op het kunstmecenaat van de Soderini in de vijftiende eeuw, maar het kunstmecenaat van de Soderini in de zestiende eeuw wordt behandeld in de ongepubliceerde dissertatie van Antonia Boström uit 1995, Aspects of the collecting and

display of sculpture in Florence and Rome c.1540-c.1595, haar artikel Kinship and Art: The Patronage of the Soderini and Ridolfi families in Florence and Rome uit 2012 en het artikel

van Anna Maria Riccomini uit 1997, Marmi antichi della collezione Soderini nei Musei

Vaticani. Het boek van Paula Clarke lijkt door de titel zeer belangrijk voor dit onderzoek; zij

(8)

8 erin wordt beschreven waar Francesco’s bezittingen na zijn dood terecht zijn gekomen. Ritta Mazzei is de enige auteur die onderzoek heeft gedaan naar Bernardo Soderini. In haar boek wordt Bernardo regelmatig genoemd en daarbij wordt gefocust op de rol van zijn bank en handelsonderneming in Polen. Hoewel Mazzei niet veel informatie geeft over Bernardo’s activiteiten als opdrachtgever, zal dit boek wel de belangrijkste bron voor het derde hoofdstuk zijn. Antonia Boström houdt zich wel bezig met de kunst van de Soderini in de zestiende eeuw. Ze richt zicht vooral op Giovanvettorio, maar heeft het ook over Francesco en Paolantonio. Bernardo wordt door Boström buiten beschouwing gelaten. Haar

ongepubliceerde dissertatie zal een belangrijke bron zijn voor het eerste, maar met name het tweede hoofdstuk van deze scriptie. Ze richt zich in deze dissertatie vooral op sculptuur en de manier waarop die tentoongesteld wordt. Het artikel van Anna Maria Riccomini is belangrijk voor de kennis over de Soderini in Rome in de zestiende eeuw. Zij heeft op basis van

Aldrovandi’s beschrijving van Francesco’s collectie geprobeerd om Francesco’s bezittingen te lokaliseren en te koppelen aan werken in huidige musea. Riccomini’s werk is een belangrijke bron voor het eerste hoofdstuk van deze scriptie.

Secundaire overzichtswerken voor mogelijke opdrachten in kerken zijn Notizie Istoriche delle

Chiese Fiorentine divise ne’ suoi Quartieri, van Giuseppe Richa uit de achttiende eeuw, en Kirchen von Florenz, van Walter en Elizabeth Paatz uit 1952. Voor palazzi en villa’s zijn de

boeken I Palazzi di Firenze, van Leonardo Ginori Lisci uit 1972, en Ville della Provincia di

Firenze, van Luigi Zangheri uit 1989, belangrijk. Deze boeken geven echter weinig informatie

over de Soderini in de zestiende eeuw. Richa noemt met name Soderini uit eerdere eeuwen en dat geldt ook voor Paatz. Ook de palazzi die Lisci koppelt aan de Soderini waren al voor de zestiende eeuw verkocht. Alleen Zangheri beschrijft een villa die in Giovanvettorio’s bezit was.

(9)

9

De Soderini in Rome

Francesco fu Cherico di Camera. Pagol’Antonio visse in Roma con ricchezza & riputazione…10

Twee in het oog springende mannen van de Paolantonio-tak van de familie Soderini zijn de broers Francesco en Paolantonio di Tommaso. Deze tak van de familie begon bij Paolantonio (1448-1499), broer van Piero, de gonfaloniere a vita, en kardinaal Francesco (zie figuur 2). Paolantonio zelf was een actieve politicus in Florence, waar hij twee keer priore werd, een keer gonfaloniere di compagnia en een keer gonfaloniere di giustizia. Ook was hij

ambassadeur in Venetië en Livorno en hij zat een keer in de Dieci della libertà e pace.11

Paolantonio was geliefd aan het Medicihof en is vooral belangrijk geweest voor Piero de’ Medici. Toen Savonarola in 1498 werd verbrand kreeg Paolantonio het echter moeilijk, omdat hij bekend stond als een fanatieke bewonderaar van Savonarola. Hoewel hij daardoor

meerdere keren in levensgevaar is geweest, stierf hij in 1499 aan een ziekte.12 Paolantonio kreeg vijf kinderen met Lisabetta di Tommaso Spinelli. Na haar dood kreeg hij nog twee kinderen met Margherita Strozzi. Uit het eerste huwelijk werd Tommaso geboren (1470-1531). Zijn banden met de Medici waren aanzienlijk slechter dan die van zijn vader. Hij werd ambassadeur van Florence tijdens de republiek van Piero Soderini, maar toen de Medici weer aan de macht kwamen in 1512 werd hij met de rest van zijn familie verbannen. Na de

verbanning verhuisde hij naar Pisa, waar hij tussen 1518 en 1527 doctor in de rechten was aan de universiteit aldaar.13 Tussendoor werd hij in 1522 opnieuw verbannen, toen de Medici de Soderini ervan verdachten betrokken te zijn bij de poging tot moord op kardinaal Giulio de’ Medici. In 1523 mocht hij weer terugkeren en kreeg hij ook zijn geconfisqueerde goederen weer terug. In 1527, toen de Medici tijdelijk waren verdreven, nam hij ontslag bij de universiteit van Pisa en profileerde hij zich als een van de leiders van de kortstondige Republiek van Florence. Meerdere malen werd hij gonfaloniere, hij zat in de Consiglio

Generale en bij de Dieci della Libertà.14 Kort daarna zat hij bij de vier oratori die de Signoria

benoemden.15 Toen de Medici weer aan de macht kwamen werd hij wederom verbannen,

waarna hij stierf in 1531. Hij was getrouwd met Fiammetta di Filippo Strozzi (overleden 1497), daarna trouwde hij met Francesca di Jacopo Pandolfini. Hij kreeg drie zoons en negen dochters, le quali tutte fuor d’una, la quale si rese monaca nel monastero degli Angeli, con

10 Ammirato 1969, p.133 11 Idem, pp.131-132

12 Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VI 13 Idem

14 Ammirato 1969, p.132

(10)

10

ricchi, nobili, & principali cittadini congiunse, & di tutte nacquero figliuoli di molto valore & per varie cagioni in stima grande & chiarezza della lor patria.16 Met name Fiammetta en

Maria gingen belangrijke huwelijken aan: Fiammetta was geboren in 1497 en trouwde met Bindo Altoviti, een machtige man onder de Florentijnse fuoriusciti in Rome. Maria trouwde met Pierfrancesco il Giovane de’ Medici. Hun zoon Lorenzino (1514-1548) vermoordde groothertog Alessandro de’ Medici in 1537.

Twee zoons van Tommaso zijn de reeds genoemde Paolantonio (1495-1573) en Francesco (overleden ca.1552)17. Met name Paolantonio zette de anti-Medicihouding van zijn vader voort, maar zowel Paolantonio als Francesco woonde niet in Florence maar in Rome, waar hij klerk van de Apostolische Kamer was. Verder is er zeer weinig bekend over het leven van Francesco, maar een onsympathiek beeld van zijn persoon wordt geschetst door tijdgenoten Busini en Cellini die hem beiden een scioccone, een grote idioot, noemen.18 Cellini schrijft het volgende:

…, e mi veniva a vedere ogni giorno una volta almanco un certo iscioccone chiamato messer Francesco Soderini; e veduto quel che io facevo, piú volte mi disse: - Oimè, crudelaccio, tu ci vuoi pure immortalare questo

arrabbiato tiranno.19

Cellini beschrijft hier hoe Francesco regelmatig langs kwam en zich meerdere malen negatief uitsprak over de medaille waarop Cellini een portret maakte van de arrabbiato tiranno hertog Alessandro de’ Medici, die door zijn beleid een grote vijand van de Florentijnse bannelingen was.Francesco’s broer Paolantonio was een zeer belangrijk man onder de die Florentijnse bannelingen in Rome. Hij maakte onder andere deel uit van de afvaardiging van 1537 naar Karel V in Barcelona en in hetzelfde jaar vocht hij in de slag bij Montemurlo. Hij had goede banden met de Strozzi dankzij zijn vaders eerste vrouw Fiammetta di Filippo Strozzi, maar ook dankzij zijn eigen huwelijk met Fiammetta di Alfonso Strozzi.

16 Ammirato 1969, p.132

17 Francesco is waarschijnlijk gestorven tussen 1551 en 1553 (Boström 2012, p.85). Pompeo Litta schreef dat Francesco was gestorven in 1534 (Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VI). Litta moet hierbij een fout hebben gemaakt: Francesco heeft aankopen gedaan in de jaren ’40 van de zestiende eeuw. Hier wordt later in dit hoofdstuk verder op in gegaan.

18 Milanesi 1860, p.233, brief XXII, 27 april 1551; Busini schrijft aan Benedetto Varchi: quello scoccione … che

mai fece la migliore opera che lasciare mille scudi d’entrata a messer Tommaso.

(11)

11 Onroerend goed in Rome voor 1530

De Soderini familie bezat al huizen in Rome dankzij de aankopen van kardinaal Francesco Soderini (1453-1524).20 In zijn testamenten van februari 1511 en februari 1524 had hij vast laten leggen dat zijn bezittingen over gingen op zijn neven en zijn nog levende broer Giovan Vettorio.21 De erfenis van kardinaal Francesco bevatte geen schilderijen of sculpturen, want hij was nooit geïnteresseerd geweest in decoratieve objecten.22 Hij had meerdere huizen in de Borgo aan de Borgo San’Angelo en de Via Saligata, de latere Via Alessandrina en weer later Borgo Nuovo genoemd. Deze huizen gaf Francesco aan de Ridolfi als bruidsschat voor de dochter van zijn broer Giovan Vettorio. Vanaf 1518 waren de huizen in het bezit van kardinaal Ridolfi.23 Daarnaast had Francesco een palazzo naast de basiliek van de SS.

Apostoli, zijn titelkerk vanaf 1508, en naast de Torre Sanguigna, waarvan vaak wordt aangenomen dat dit ook Palazzo Altemps is (zie figuur 3).24 Het paleis naast de SS. Apostoli werd bewoond door kardinaal Francesco zelf, maar ook door Tommaso Soderini, met wie ofwel Tommaso di Giovan Vettorio (1493- ca.1563) ofwel Tommaso di Paolantonio (1470-1531) bedoeld wordt.25 Het is waarschijnlijk dat het gaat om de zoon van Paolantonio. Van deze man is bekend dat hij in 1502 naar Rome was gereisd en daar tenminste gebleven is tot paus Julius II werd gekozen in 1503, maar wellicht is hij voor langere tijd in Rome gebleven. Over Tommaso di Giovan Vettorio is weinig bekend, maar dat wat bekend is speelde zich af in Florence. In 1517 werd het paleis naast de SS. Apostoli verkocht aan de Colonna.26

Kardinaal Francesco kocht het derde paleis, Palazzo Torre Sanguigna, op 12 juli 1511.27 Ook hier woonde Francesco niet zelf, maar hij verhuurde het aan zijn broer Giovan Vettorio en aan Tommaso di Paolantonio, dus twee familieleden uit beide takken van zijn familie. Deze informatie ondersteunt de bewering dat het Tommaso di Paolantonio was die in het palazzo bij de SS. Apostoli woonde: hij was al in Rome en kon daarom zijn tak van de familie vertegenwoordigen door Palazzo Torre Sanguigna te huren. Het is niet duidelijk in welk palazzo hij woonde na 1511, ook van Francesco is dit niet bekend. Wel is bekend dat de architecturale bezittingen van de broers Piero en Francesco verdeeld werden over de twee

20 Voor het leven kardinaal Francesco Soderini, zie K.J.P. Lowe, Church and Politics in Renaissance Italy: The

life and career of cardinal Francesco Soderini (1453-1524), Cambridge/New York/ Melbourne 1995. Zijn

onroerend goed had Lowe vier jaar eerder uitgezocht in Lowe 1991. 21 Lowe 1991, p.260

22 Lowe 1995, pp.234-235 23 Lowe 1991, pp.268-269

24 Voor beide kanten van de discussie, zie Lowe 1991, pp.275-276 25 Lowe 1991, p.272

(12)

12 takken van de familie, in twee gelijke delen: een achtste ging naar Giuliano, Tommaso,

Giovanbattista en Piero di Paolantonio, een kwart ging naar Giovan Vettorio en een kwart naar zijn enige zoon Tommaso.28 De Soderini woonden niet zelf in Palazzo Torre

Tanguigna/Palazzo Altemps, maar verhuurden het tot 2 april 1568, daarna werd het verkocht aan Marco Sittico Altemps. Volgens Lowe zijn er documenten die aangeven dat het verkocht werd door óf Piero di Paolantonio en zijn achterneefje Alfonso di Paolantonio di Tommaso di Paolantonio, óf Paolantonio en zijn zoon Alfonso en de broers Giovanvettorio en Alessandro di Tommaso.29 Het is waarschijnlijk dat Piero di Paolantonio bij de verkoop betrokken was, omdat er in een lijst uit 1553 van zijn landgoederen melding maakt van Palazzo Torre Sanguigna.30

Kardinaal Francesco liet ook een kasteel bij Florence, in de gemeente Scandicci, na aan de Paolantonio-tak van de familie. Hij koopt Castel Pulci op 18 augustus 1511 en hij verbouwde het tussen 1516 en 1522 tot een nieuw palagio.31 Na zijn dood in 1524 laat hij Castel Pulci na aan zijn achterneef Paolantonio, maar uit de daaropvolgende periode zijn er geen documenten overgeleverd waarin het kasteel wordt genoemd. In 1557 komt het in het bezit van Chiappino Vitelli, commandant van de troepen van de Medici. 32

Het bezit van Monsignor Francesco Soderini

Francesco erfde, samen met zijn broers Paolantonio en Alessandro, in 1544 Palazzo

Montecitorio van zijn oom Giuliano Soderini.33 De Soderini deelden dit paleis vanaf 1531 met kardinaal Niccolò Gaddi, Uit een document van 1536 blijkt dat de Soderini slechts een vijfde van het palazzo bezaten.34 Bij deze erfenis van Giuliano behoorde ook het patronaat van de kerk van San Frediano in Florence en de familiekapel van San Francesco in de kathedraal van Volterra, opgericht door kardinaal Francesco Soderini. Paolantonio en Alessandro zouden hun deel van de erfenis niet hebben opgeëist ten gunste van Francesco.35 Wat hij vervolgens met

28 Lowe 1991, p. 277 29 Idem, p.278

30 Idem, p.277. Volgens Pompeo Litta is Piero di Paolantonio echter al gestorven in 1438, maar dit lijkt dus niet juist te zijn (Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VI).

31 Ruschi 1999, p.32 32 Idem, p.17, p.19

33 Giuliano is tegenwoordig vooral bekend als bisschop van Santes. Hij begon een kerkelijke carrière toen hij als kind het prioraat van de San Frediano in Florence verkreeg. Op zijn achttiende werd hij bisschop van Volterra, vijf jaar later was hij bisschop in Vicenza, in 1522 werd hij bisschop van Santes in Frankrijk. Hij was sterk anti-Medici, woonde vanaf 1527 aan het hof van koning Francesco I (1494-1547) en sloot zich na 1534 aan bij de Florentijnse fuoriusciti in Rome. Hij kreeg een zoon, Giulio. (Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VI; Ammirato 1969, p.132).

(13)

13 het patronaat en Palazzo Montecitorio heeft gedaan is niet bekend. Er zou wel een collectie zijn geweest van klassieke beelden, bustes en marmeren zuilen en een kamer met munten, terracotta, vazen en naturalia, maar het is niet bekend in wiens bezit dit was.36

Korte tijd later woonde Francesco in de wijk Campo Marzio aan de Tiber, waar ook Paolantonio zich vestigde (zie figuur 4). In 1546 kocht Francesco het Mausoleum van Augustus om hierin te wonen, maar bovenal om er antieke beelden op te graven en er een beeldentuin van te maken.37 Ook diende het Mausoleum als ontmoetingsplek voor de

Florentijnse fuoriusciti in Rome.38 In 1549 kreeg Francesco toestemming om opgravingen te doen in het Mausoleum en het uit te breiden. Binnen de ronde muren van het Mausoleum legde Francesco een tuin aan van acht bedden in een buitenste ring en daarbinnen een ring van vier bedden.39 De beplanting van de bedden is helaas onbekend. De tuin staat in een directe lijn met de vijftiende-eeuwse Romeinse tuinen die vaak klein en ommuurd waren, met bloembedden gerangschikt rond een fontein of put in het midden. In de vijftiende eeuw was het in Rome, in tegenstelling tot in Florence, niet gangbaar om belangrijke sculpturen te plaatsen in een tuin, maar in de late vijftiende eeuw ontstond een aantal tuinen, zoals die van kardinaal Giuliano della Rovere bij de SS. Apostoli, met een collectie antieke sculptuur.40 Vervolgens werd dit steeds gebruikelijker:

Late fifteenth- and early sixteenth-century Rome had a wealth of sculpture courts and sculpture gardens, for many of the cardinals or the wealthy bankers and merchants wished to partake of the notoriety and splendour of antique collecting, but the life of most of these collections was rather brief as more wealthy or powerful collectors bought them during the middle to late sixteenth century.41

Francesco Soderini kan waarschijnlijk tot deze ‘rijke of machtige verzamelaars’ van

halverwege de zestiende eeuw gerekend worden. In het begin van de zestiende eeuw waren deze beeldentuinen nog voornamelijk bedoeld voor privégebruik. Na de opening rond 1514 van de Cortile del Belvedere, aangelegd in opdracht van paus Julius II, werden er meer openbare tuinen aangelegd, waaronder ongeveer veertig jaar later de tuin van de Soderini.

(14)

14 Wat betreft de sculpturen in de tuin van het Mausoleum is Delle statue antiche, che per tutta

Roma, in diversi luoghi, e case si veggono van Aldrovandi de belangrijkste bron. Aldrovandi

was in 1550 in Rome en hij wijdde iets meer dan twee pagina’s van zijn boek aan de ‘casa di

Mons. Francesco Soderini, ò al Mausoleo d’Augusto istesso’.42 Francesco moet dus binnen

een jaar de opgravingen hebben gedaan en de beeldentuin hebben aangelegd. Aldrovandi beschreef meerdere antieke vrijstaande beelden, torso’s, sarcofagen, fragmenten van reliëfs en een groot masker boven de ingang.43 Waarschijnlijk was er nog veel meer te zien in de tuin: het is bekend dat Aldrovandi vaak alleen de meest opvallende dingen beschreef en veel inscripties, urnen en altaren achterwege liet. Ondanks dat kunnen we dankzij Aldrovandi’s beschrijving uit 1550 en een ets van Du Perac uit 1575 een goed beeld krijgen van

Francesco’s beeldentuin (zie figuur 5). Er waren twee bijgebouwen geplaatst naast de ingang van het Mausoleum. Voor de ingang stonden een sarcofaag en twee Vestaalse Maagden. Boven de ingang hing een kolossaal masker en in het Mausoleum, tegenover de ingang, was een nis met een groot, vrijstaand beeld. De muren waren bedekt met ranken en reliëfs en langs de muren stonden beelden en sarcofagen. Bovendien was er minstens een kamer bij de tuin betrokken, waar een beeld van een godin stond. Francesco zou ook een obelisk hebben opgegraven in het Mausoleum, maar deze weer vrij snel weer hebben begraven. Mogelijk omdat de kosten te hoog waren om de obelisk te restaureren of omdat Francesco het niet in zijn tuin vond passen.44

Paolantonio’s collectie in het Palazzo del Mausoleo

Na Francesco’s dood, ergens tussen 1551 en 1553, gingen het Mausoleum en de collectie over op zijn broer Paolantonio. Niet lang daarna, na de oorlog tussen Florence en Siena, werd hij rebel verklaard voor zijn hulp bij het verdedigen van Siena. Zijn bezittingen werden

geconfisqueerd door Cosimo I en hij werd verbannen naar het hof van Caterina de’ Medici in Frankrijk. Dit is ook het moment waarop Castel Pulci uit zijn bezit raakte en niet meer terugkomt: Cosimo I gaf het kasteel aan Chiappino Vitelli.45 Nadat Paolantonio pardon kreeg van Cosimo, keerde hij in 1560 terug naar Italië en kreeg hij zijn bezittingen terug.

Paolantonio raakte in financiële problemen en verkocht geleidelijk de beelden uit de tuin van

42 Aldrovandi 1975, pp.199-201

43 A.M. Riccomini heeft meerdere beelden proberen te koppelen aan nog bestaande beelden in haar artikelen ‘A Garden of Statues and Marbles: The Soderini Collection in the Mausoleum of Augustus’ (1995) en ‘Marmi antichi della collezione Soderini nei musei Vaticani’ (1997) en het boek ‘La ruina di sì bella cosa: vicende e

trasformazioni del Mausoleo di Augusto’ (1996).

(15)

15 het Mausoleum en wellicht een deel van zijn eigen collectie in zijn palazzo aan de Via dei Pontefice, dichtbij het Mausoleum van Augustus. Er is weinig bekend over het Palazzo del Mausoleo, we weten niet wanneer Paolantonio het had aangekocht, hoe het eruit zag of hoe groot zijn collectie precies was. Wel schrijft Ammirato in 1615 dat Paolantonio leefde met rijkdom en reputatie.46 Het enige wat Aldrovandi in 1550 over het palazzo noemt in zijn Delle

statue antiche, che per tutta Roma, in diversi luoghi, e case si veggono is een antiek hoofd

van Faustina op een moderne buste.47 Wel is er een inventaris van Paolantonio, maar doordat de werken slechts kort genoemd worden is het lastig om ze te identificeren, bovendien is de inventaris zeven jaar na Paolantonio’s dood opgemaakt. 48 Paolantonio had al veel werken zelf

verkocht, maar wellicht is de collectie in die zeven jaar nog verder uitgedund. De meest waardevolle werken in de inventaris zijn een marmeren sater, een torso zonder hoofd, armen of voeten en een Venus die vanaf haar taille naar beneden gekleed is.49 Paolantonio bezat verder een schilderij op paneel van de Visitatie van de Madonna, acht schilderijen op doek boven de deuren, een portret van zijn broer Monsignor Francesco Soderini en een portret van zijn oudoom kardinaal Francesco Soderini, twee kleine ongeïdentificeerde portretjes, tien schilderijtjes van landen en steden, vier marmeren hoofden zonder buste en een marmeren hoofd van Medusa. Zijn collectie lijkt dus gevarieerder te zijn geweest dan de collectie van antieken van zijn broer Francesco.

Paolantonio moet ook in bezit zijn geweest van de Pasquino (zie figuur 6 en 7), een van de weinige beelden die daadwerkelijk in het Mausoleum zou zijn opgegraven en die Paolantonio dus van zijn broer Francesco moet hebben geërfd. Rond 1594 schreef Flaminio Vacca dat Cosimo I in 1570 een versie van de Pasquino van Paolantonio Soderini had gekocht, die in het Mausoleum was gevonden. Het beeld is te vinden in de inventaris van 1574, opgemaakt na de dood van Cosimo I. 50 Het moet dus eerst in bezit van Francesco Soderini zijn geweest en waarschijnlijk na zijn dood in het bezit van Paolantonio die het heeft verkocht aan Cosimo I.51 Het beeld toont Menelaus met het dode lichaam van Patroclus. De figuren kunnen als zodanig geïdentificeerd worden door de verwondingen van Patroclus onder zijn linkerborst en tussen zijn schouderbladen, zoals beschreven wordt in de Iliad. Menelaus draagt een rijk gedecoreerde helm, een openvallende tuniek en een schouderriem. Zijn blik is

46 Ammirato 1969, p.133

47 Aldrovandi 1975, p.198; Boström 2012, p.85

48 De inventaris is opgenomen in de ongepubliceerde dissertatie van Antonia Boström (1995, pp.351-354). Voor het origineel, zie ASR, filza 7, fols. 163r-169v.

49 Boström 1995, pp.351-352; Boström 2012, p.85 50 Riccomini 1995, p.270

(16)

16 gericht op de horizon. Patroclus is naakt en hangt slap in de armen en over de knie van

Menelaus. Het beeld uit het Mausoleum staat tegenwoordig in een binnenplaats van Palazzo Pitti in Florence, een andere versie staat in de Loggia dei Lanzi in Florence (zie figuur 8) en een derde versie staat in Rome op de Piazza del Pasquino (figuur 9).

Naast de Pasquino had Paolantonio waarschijnlijk ook de Arrotino geërfd van zijn broer Francesco (zie figuur 10). Dit beeld is echter niet opgegraven in het Mausoleum, want Maarten van Heemskerck had er al een tekening van gemaakt tussen 1532 en 1536.52 De Arrotino werd door Aldrovandi in 1556 nog gezien in het huis van ‘Niccolò Guisa’, wat waarschijnlijk de Chigi collectie moet zijn geweest, waar het beeld genoemd wordt in de inventaris van 1520.53 Paolantonio had het beeld in ieder geval in bezit in 1561, toen hij een brief schreef aan Ruberto Strozzi waarin hij vertelde dat zijn Villano andò via.54 Een aantal jaren is er geen documentatie van het beeld, waarna het in 1578 werd gekocht door kardinaal Ferdinando de’ Medici van de Romeinse Mignanelli familie.55 Tegenwoordig staat de

Arrotino in de Tribuna van het Uffizi. Naast Villano en Arrotino, oftewel messenslijper, zijn er nog veel andere interpretaties van het beeld. Het is onder andere opgevat als een naakte gladiator, als een Romeinse of luisterende slaaf en als een spion.56 Er zijn veel kopieën van de Arrotino en nog veel meer verschillende interpretaties van het onderwerp, maar er wordt weinig geschreven over de datering van het beeld. Algemeen geaccepteerd is dat het een kopie van een Pergamon-origineel is, gemaakt tussen 240 en 230 voor Christus, hoewel er een enkele keer werd geopperd dat het misschien een werk van Michelangelo is.57

In dezelfde brief als die waarin het verlies van de Arrotino werd genoemd, schreef Paolantonio dat hij een erg mooie en waardevolle tafel van alabaster had laten maken en die aan Ruberto Strozzi wilde geven voor zijn hulp.58 Uit de inventaris van 1580 blijkt dat

Paolantonio wel acht van zulke tafels in bezit had, ingelegd met verschillende soorten antiek marmer.59 Het marmer was extra waardevol omdat het daadwerkelijk van Romeinse ruïnes kwam. Ook had hij zestien palle fra grandi e piccole van marmer en vier van verschillende kleuren marmer, meerdere tondi van zwart en wit marmer en andere fragmenten van

52 Haskell 1982, p.155 53 Boström 1995, p.230

54 ASF, Carte Strozziane, quinta serie, 1214, ins.5 55 Boström 2012, p.86

56 Haskell 1982, p.154

57 Zie J. von Sandrart, Sculpturae Veteris Admiranda, Nuremberg 1680, p.41; J. Burckhardt, Der Cicerone: Eine

Anleitung zum Genuss der Kunstwerke Italiens, Bazel 1855, pp.491-2

(17)

17 edelstenen, alabaster en marmer.60 Paolantonio was een actieve handelaar en onder andere

Caterina de’ Medici was geïnteresseerd in zijn zeldzame marmer.61

Paolantonio was getrouwd met Fiammetta Strozzi en ze hadden negen kinderen gekregen, waaronder Fiammetta Soderini, die trouwde met haar verre neef Alessandro di Tommaso di Giovan Vettorio Soderini. Nadat Alessandro in 1573 werd vermoord, omdat hij de zoon van Cosimo I, Giovanni, confronteerde met het feit dat hij vals speelde, hertrouwde Fiammetta in 1578 met Marchese Giambattista di Corrado Malaspina.62 In haar tijd was ze beroemd om haar dichtkunsten, maar er is slechts één gedicht van haar bewaard gebleven. Ze zou ook een commedia van Terentius hebben vertaald en ze was een van de sprekers op Silvano Razzi’s Dell’economia Cristiana e Civile in 1568.63 Een van Fiammetta’s broers,

Alfonso di Paolantonio Soderini (gestorven in 1623) rebelleerde zijn hele leven tegen de Medici. Hij hielp net als zijn vader bij het verdedigen van Siena tegen Cosimo I, waarna hij naar Rome moest vluchten.64 Hier kocht hij in 1568 de middeleeuwse Baronie van Collalto voor 16,300 scudi van Maddalena Strozzi, weduwe van Ruberto Strozzi en op dat moment voogd van hun minderjarige zoon Leone.65 In de tweede helft van de zestiende eeuw bouwde

Alfonso het kasteel om tot een vesting. In 1641 verkocht Alfonso’s zoon, Nicola, Collalto Sabino aan kardinaal Francesco Barberini.66 Bij deze Nicola di Alfonso stierf de Paolantonio-tak van de familie aan het eind van de zeventiende eeuw uit.

De Paolantonio-tak van de familie Soderini bestond dus vooral uit tegenstanders van de Medici, hoewel hun voorvader Paolantonio nauw met de Medici had samengewerkt. Diens zoon Tommaso ging hier tegenin en sloot zich aan bij zijn oom Piero Soderini, de

gonfaloniere a vita van de kortstondige Republiek van Florence. Zijn zoons Francesco en

Paolantonio woonden beiden in Rome en met name Paolantonio was actief in de groep van Florentijnse bannelingen in Rome, maar ook Francesco was ze welgezind en liet zijn

beeldentuin in het Mausoleum van Augustus gebruiken als ontmoetingsplek. Hun relatie met de Medici was dus niet positief, wat ook blijkt uit het feit dat Paolantonio na Francesco’s dood nog verbannen is geweest. Gezien Francesco’s baan, hoog in de kerkelijke hiërarchie, stonden ze waarschijnlijk wel op goede voet met de paus.

60 Boström 2012, pp.351-352; ASR, filza 7, fols.163r-166r

61 Boström 1995, p.321; Dit is bekend uit een brief van Paolantonio aan de Strozzi op 4 mei 1560. Helaas is er geen documentatie bekend over de daadwerkelijke verkoop.

62 Ammirato 1969, p.133; Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VI 63 Cox 2013, p.399

64 Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VI 65 Boström 1995, p.215 n.52

(18)

18 Francesco hoopte met de aankoop van het Mausoleum van Augustus vele antieke sculpturen in de ruïnes te vinden en deze tentoon te stellen in de beeldentuin. Er is slechts van een aantal sculpturen bekend dat ze daadwerkelijk in het Mausoleum zijn opgegraven, maar wellicht zijn dit er meer geweest. Vele andere sculpturen zal hij hebben aangekocht, om zijn collectie indrukwekkender en vollediger te maken. Francesco verzamelde alleen antieken, hij gaf voor zover bekend geen opdrachten tot nieuwe werken en stelde geen eigentijdse

sculpturen tentoon. Paolantonio had een veel uitgebreidere collectie met sculpturen en schilderijen en hij handelde daarbij in marmer en met marmer ingelegde tafels.

(19)

19

Een botanicus in Florence

‘Fu uno dei più culti gentiluomini dei suoi tempi ed amatore zelante della libertà.’67

Giovanvettorio68 Soderini (1526-1597) was een man die zich manifesteerde op vele gebieden, maar vooral bekend is geworden als botanicus. Hij leefde in dezelfde generatie als

Paolantonio en Francesco, maar kwam uit een andere tak van de familie. Deze Florentijnse tak van de Soderini ontstond vanuit Giovan Vettorio di Tommaso Soderini (1460-1527), broer van Piero de gonfaloniere a vita en kardinaal Francesco (zie figuur 11). De familie was al sinds de 13e eeuw gevestigd in de wijk San Frediano en bezat door de eeuwen heen huizen

aan onder andere de lungarno Guicciardini, de lungarno Soderini, de Borgo San Frediano, Via Santo Spirito en Via Maffia.69 Giovan Vettorio was doctor in de rechten en had een zeer goede reputatie. Hij was vanaf 1497 professor aan de universiteit in Pisa en werd later overgeplaatst naar de universiteit in Florence. Hij was tot twee keer toe priore, in 1490 en in 1496. In 1503, het jaar dat zijn broer Piero werd gekozen als de leider van de Florentijnse Republiek, kocht Giovan Vettorio een villa buiten de Porta della Croce, in San Salvi. Tijdens de Republiek was hij, in 1507, een van de negen conservatori en, in 1508, gonfaloniere di

campagna. In 1512 moest hij door de verbanning van Piero Soderini voor drie jaar naar

Perugia, maar na de verkiezing van paus Leo X in 1513 mocht hij terugkeren. In 1522 werd hij echter opnieuw verbannen in verband met het vermoeden dat de Soderini samenzweerden met de Alamanni tegen kardinaal Giulio de’ Medici. Toen Giulio tot paus Clemens VII was gekozen in 1523 liet hij de Soderini weer terugkeren. Giovan Vettorio Soderini was getrouwd met Dianora di Tanay dei Nerli en ze kregen een zoon en drie dochters. De zoon Tommaso (1493-1562) werd in 1522 ook verbannen, keerde terug in 1523, maar hield zich verre van de politiek tot eind 1527, toen de Medici waren verdreven. Hij werd gekozen tot capitano e

comissario van Cortona, maar toen de Medici in 1531 terugkeerden werd hij weer verbannen.

In 1535 kreeg hij toestemming om terug te keren en kreeg hij zijn bezittingen terug, waaronder de villa buiten de Porta della Croce die hij had geërfd van zijn vader en die hij vervolgens met meerdere stukken land uitbreidde.70 Na zijn terugkeer in Florence deed hij

zijn uiterste best om in de gunst van de Medici hertogen te raken en te blijven, wat erin

67 Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VII

68 Zijn naam wordt door auteurs op verschillende manieren geschreven. Hier wordt de schrijfwijze ‘Giovanvettorio’ aangehouden, omdat hij op die wijze manier zijn eigen brieven signeerde

(zie bijvoorbeeld ASF, Mediceo del Principato, 663, f. 274r). Voor de naam van zijn grootvader wordt de schrijfwijze ‘Giovan Vettorio’ aangehouden.

(20)

20 resulteerde dat hij verschillende posities in de politiek bemachtigde en uiteindelijk in 1561 zelfs senator werd.71 Tommaso was getrouwd met Caterina di Lorenzo Malaspina en ze

kregen vier kinderen: Argentina, Teodosia, Giovanvettorio en Alessandro. Door Tommaso’s goede banden met de Medici bevonden zijn zoons zich als kind vaak aan het Medicihof, maar, zoals in het vorige hoofdstuk al even genoemd, ging het verhaal dat Alessandro Soderini in 1573 werd vermoord, omdat hij Giovanni, zoon van Cosimo I, verweet dat deze vals

speelde.72 Alessandro was getrouwd met zijn verre nicht Fiammetta, dochter van Paolantonio. Hun nageslacht leefde in Rome en stierf uit in 1817, met Tiberio Soderini. De weduwe van Tiberio kreeg in haar tweede huwelijk wel een zoon: Lorenzo Roberti. Lorenzo nam de titels en de achternaam van de familie Soderini aan, waardoor de naam wel bleef voortbestaan.73

De andere zoon van Tommaso was Giovanvettorio Soderini (1526-1597), die in dit hoofdstuk uitgelicht zal worden. Hij werd vooral bekend door zijn botanische studies en traktaten. Giovanvettorio was volgens Pompeo Litta uno dei più culti gentiluomini dei suoi

tempi ed amatore zelante della libertà.74 Hij werd echter ook gekarakteriseerd als un poco inquieto, e bizzarro et come cittadino nato libero.75 Zijn eigenaardigheden veroorzaakten in 1588 een blijvende verbanning uit Florence.

Als kind was hij dus, dankzij zijn vader, vaak te vinden aan het Medicihof, waardoor hij opgroeide met een positieve houding jegens de heersende familie. Op zijn zestiende ging hij naar Bologna om Filosofie en Rechten te studeren. Het is mogelijk dat hij hier de

beroemde naturalist en antiquair Ulisse Aldrovandi (1522-1505) leerde kennen, die ook rechten studeerde in Bologna.76 Bij zijn terugkomst in Florence in 1544 werd hij toegelaten in

de Accademia Fiorentina, die onder controle stond van Cosimo I de’ Medici. Volgens Antonia Boström wist hij dit wellicht te bereiken dankzij zijn neef Ugolino di Luigi Martelli (1519-1590) die al bij de Accademia Fiorentina zat.77 De Accademia Fiorentina promootte de

Florentijnse taal onder andere door het vertalen van Latijnse en Griekse klassieke teksten naar het Florentijns Italiaans.78 Giovanvettorio schreef later zijn traktaten ook in het Florentijns en niet in het Latijn. Giovanvettorio was getrouwd met Maria del senatore Leone de’ Nerli. Hierdoor had hij belangrijke familiebanden met de Medici, want Maria was familie van

71 Beluzzi 2011, p.114

72 Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VII 73 Amayden 1967, p.195

74 Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VII 75 Gargani 1878, p.64

(21)

21 Cosimo I: de moeder van haar vader was een Salviati en de zus van de moeder van Cosimo.79

Behalve met de Medici en de Salviati, had hij ook familiebanden met de grote Ridolfi familie, doordat zijn tante Anna getrouwd was met Luigi di Piero Ridolfi, broer van kardinaal Niccolò Ridolfi.Maria en Giovanvettorio kregen drie kinderen: Giovanvettorio, die als kind stierf, Piertommaso, gestorven in 1611, en Anna, gestorven in 1578.

De bezittingen

Giovanvettorio had meerdere villa’s en palazzi in zijn bezit. Zijn palazzo in de stad bestond uit twee delen en stond zowel aan de Via del Palagio als aan de Vigna Vecchia.80 Daarbij had

hij nog een palazzo aan de Ponte alla Carraia (zie figuur 12), dat net als het palazzo aan de Via Del Palagio een behoorlijke tuin had.81 Hij was voor een onbekende periode eigenaar van

de villa Castel Pulci in Scandicci, maar zijn belangrijkste villa lag buiten de Porta della Croce, in San Salvi.82

De exacte locatie van het palazzo bij de Ponte alla Carraia is onbekend. De Soderini hebben in die buurt palazzi gehad aan de Lungarno Guicciardini 5 en 13, de Lungarno Soderini, de Borgo San Frediano 4 en de Via Santo Spirito 39 (41).83 In de tijd van Piero Soderini, eind vijftiende eeuw/begin zestiende eeuw, lag het palazzo principale aan de Lungarno Guicciardini. Hier hoorde ook een tuin bij, maar deze werd geconfisqueerd na de verbanning van Piero, waarna de Medici het bezit ervan hielden.84 Ook het palazzo aan de Via Santo Spirito werd geconfisqueerd na de val van de Republiek in 1512. Het kwam in handen van de Rinuccini en kan dus niet van Giovanvettorio zijn geweest.85 Een mogelijkheid is het palazzo aan de Borgo San Frediano, want over dit gebouw zijn dergelijke gegevens niet bekend. De galerie van Luigi Bellini, Lungarno Soderini 5, zou gebouwd zijn in de tuin van Palazzo Soderini.86 Wellicht is dit de tuin van het palazzo aan de Borgo San Frediano en lag deze op die manier aan de Ponte alla Carraia. Het blijft dus onzeker waar dit palazzo precies lag, maar ook in welke periode Giovanvettorio het in bezit had. Het wordt in ieder geval niet

79 Litta 1851, famiglia Soderini, tav. VII

80 Belluzzi 2011, p.118. Via del Palagio heet tegenwoordig Via Ghibellina. Het huis op nummer 121 was in bezit van de Soderini (Cesati 2003, p.277, p.311).

(22)

22 genoemd in de inventarissen die zijn opgemaakt in februari 1588 (1589) en februari 1590 (1591).87

Giovanvettorio’s belangrijkste palazzo stond aan de Via del Palagio: in de inventaris van dit palazzo, opgemaakt na Giovanvettorio’s verbanning door zijn zoon Piertommaso op 7 februari 1588 (1589), werd het la casa grande di Firenze genoemd.88 Dit betekent dat Giovanvettorio niet in de wijk San Frediano woonde, zoals de Soderini al eeuwen deden. In 1496 kwam het palazzo aan de Via del Palagio in het bezit van de Soderini. Wellicht was het aangekocht door Giovan Vettorio senior, in het jaar dat hij voor de tweede maal priore werd. Vervolgens zou het dan van vader op zoon rond 1560, na de dood van Tommaso di Giovan Vettorio, terecht zijn gekomen bij Giovanvettorio junior. Het lag direct tegenover het palazzo van de Salviati, waar ze, zoals eerdergenoemd, een familieband mee hadden, maar wat volgens Giovanvettorio de slechtste plek in Florence was.89

In de inventaris van 1588/89 worden dertien schilderijen genoemd zonder verdere indicatie van hetgeen is afgebeeld, in de grote kamer op de begane grond hingen bijvoorbeeld

6 quadri, 1 grande 5 picoli. Slechts twee schilderijen worden gespecificeerd als di nostra donna. In het aangrenzende huis aan de Vigna Vecchia woonde Giovanvettorio vermoedelijk

niet zelf, want hier liet hij verschillende horlogemakers wonen, waaronder de Franse Francesco Palamono.90 Giovanvettorio was namelijk zeer geïnteresseerd in mechanische instrumenten en in rariteiten. Hij was in bezit van vele horloges, waaronder een horloge in een struisvogel ei.91 In een kamer van de horlogemaker Giovanbattista Convenevoli stonden

meerdere klassieke of classicistische sculpturen: een torso en een hoofd van Brutus, een hoofd van Lucio Silla, een torso van Nerva Traiana, een buste van re Priamo di Troia, een hoofd van Oratio, een hoofd van de gigante moro, een beeldje van Jupiter en Ganimedes en een groep van drie putti.92 Dit is een groot contrast met de kamer van horlogemaker Francesco Palamono waar geen sculpturen te vinden waren, maar wel zeven verschillende uurwerken: een met gewichten, een ovale, een ronde, een kleine ronde, een vierkante, een die de uren en

87 ASF, MPDP, 2656, fols. 37r-48r; ASF, Notarile Moderno, nr. 1984, fols. 9v-11v 88 ASF, MPDP, 2656, f. 44v-45r

89 Hij klaagde: Diceva di stare nel peggiore luogo di Firenza, perchè stave in mezzo delle Stinche e Bargello e

dirimpetto a’ Salviati; e soggiungeva perchè l’amicizia dei birri non serve ad altro che a esser preso mezza ora prima. (Gargani 1878, pp.73-74)

90 ASF, MPDP, 2656, f. 48v; voor de inventaris van het paleis aan de Vigna Vecchia, zie ASF, MPDP, 2656, f.41r-44v.

91 Boström 2012, p.96

(23)

23 minuten aansloeg en een a mandorrla.93 In een kamer op de eerste etage van het palazzo hing

een schilderij van Christus, een portret van Giovanvettorio, een klein schilderijtje van een groep, een groot portret van Maria en er stonden een klein beeldje van Bacchus en twee altaren met palle d’ottone.94

Na de dood van zijn vader in 1561 erfde Giovanvettorio de villa buiten de Porta della Croce in San Salvi, later ook wel Villa Il Giardino en nog later Villa Arrivabene genoemd. Zoals al eerder aangegeven werd deze villa gekocht door zijn grootvader Giovan Vettorio in 1503, het jaar waarin de Soderini dankzij Piero de machtigste familie in Florence werden.95 Na Giovan Vettorio’s dood in 1527 erfde zijn zoon Tommaso de villa en tussen 1543 en 1551 breidde deze het landgoed uit met verschillende stukken land met boerderijen rondom de villa. Na 1561 legde Giovanvettorio hier zijn beroemde botanische tuinen aan.

Deze botanische tuinen, een wetenschappelijker en meer antiquarische vorm van de traditionele kruidentuinen, vaak verfraaid met beelden, waren op dat moment nog een nieuw fenomeen.96 De eerste botanische tuin in Europa was de Orto dei Semplici in Pisa, opgericht in 1543 door Cosimo I de’ Medici, vervolgens werden er in de loop van de eeuw meer van dergelijke tuinen aangelegd.97 Rond de tijd dat Giovanvettorio in bezit kwam van de villa in

San Salvi, ontstonden er botanische tuinen in Florence en Pisa onder leiding van Niccolò Tribolo en Luca Ghini.98 Giovanvettorio was hier waarschijnlijk van op de hoogte en speelde er onmiddellijk op in door zelf een botanische tuin aan te leggen en zo een van de eerste botanische verzamelaars te worden.

Ook de villa op het landgoed werd verbouwd, want Giovanvettorio was van mening dat een tuin niet los kon worden gezien van het bijbehorende gebouw en er een harmonieus geheel mee moet vormen.99 Hij wilde er een ideaal landhuis van maken, een plek voor studie,

experimenten en contact met de natuur.100 Rond het jaar dat Giovanvettorio in bezit kwam van de villa, nam hij de architect en beeldhouwer Giovanni Antonio Dosio (1533-1610) in dienst

93 ASF, MPDP, 2656, f. 42: ‘oriuolo con contrapesi, suona l’ore e minutj’, ‘oriuolo con mostra e svelglia grande ne una custodia di quoio’, ‘oriuolo aovato, suona e mostra’, ‘oriuolo tondo, mostra en suona’, ‘un altro simile piu picolo’, ‘oriuolo a mandorlla che mostra’, ‘oriuolo qua[d]ro che mostra’.

94 ASF, MPDP, 2656, f. 42r-42v: ‘quadro di n.ro signiore’, ‘ritrotto di messer Giovanvettorio’, ‘quadretto picolo d’un gruppo’, ‘paio di alarj con palle d’ottone’ (42r), ‘statua picola d’uno bacco’, ‘ritratto grande della Santa Maria’ (42v).

95 Lucchesi 1984, p.19 96 Boström 1995, p.55

97 Tongiorgi Tomasi 1983, p.1; Bijvoorbeeld Villa d’Este in Tivoli, Villa Lante in Bagnaia, Caprarola, Pratolino en Boboli.

(24)

24 als esperto-disegnatore.101 Waarschijnlijk om te helpen met de ontwerpen voor de villa en de

tuin. Het is moeilijk te achterhalen hoe het gebouw eruit moet hebben gezien in de zestiende eeuw, maar in 1878 werd het enthousiast beschreven door Gargano Gargani.102 Het gebouw

had een sobere architectuur en drie verdiepingen. Het had een zuilengalerij met prachtig metselwerk en daarboven een terras. Er waren afzonderlijke gebouwen voor de werknemers, voor de stallen en er was een meraviglioso stanzone voor de citrusvruchten en andere planten. Ook het interieur van de villa was volgens Gargani indrukwekkend:

Eppoi se ci è data la fortuna di vederne la disposizione interna delle stanze, e d’affacciarsi dalla parte di mezzogiorno o da tramontana, oh! allora in quale incanto non se ne resta!!103

Gargani maakte echter niet duidelijk hoe hij aan zijn informatie kwam. Wellicht had hij documenten gezien of verhalen gehoord. Hij noemt het interieur betoverend, maar dit zal niet door de vele kunstwerken zijn geweest; in de inventaris van 1588/89 worden slechts enkele werken genoemd. Er hingen drie schilderijen en een portret in de camera sotto la loggia, een schilderij van Maria Magdalena in de camera della corte, een stenen hoofd op een piramide in de sala terrena en een marmeren beeld van Jupiter in de cortile.104 In de latere inventaris worden nog een hoofd van gesso, een hoofd van steen, tondo di Nostra Donna nel muro en een

Christo di terra alto un braccia genoemd.105

De genoemde werken zijn moeilijk te identificeren met nog bestaande werken, maar het beeld van Jupiter op de binnenplaats is door Elizabeth Dhanens gekoppeld aan de buste van Jupiter die tegenwoordig in de Boboli tuinen in Florence staat (zie figuur 13). Het is rond 1560 in opdracht van Giovanvettorio gemaakt door Giambologna, wiens werkplaats vlakbij Villa il Giardino lag, tegelijk met schaakstukken di straordinaria grandezza.106 Deze schaakstukken lijken niet genoemd te worden in de inventaris van 1588/89, maar wel in een latere inventaris van 1590/91 waarin in een kamer op de benedenverdieping melding wordt gemaakt van un

paio di scacchi di terra grandi.107 Van Baldinucci weten we dat de schaakstukken in een grote

zaal stonden, waarvan de vloer ingelegd was als schaakbord. De spelers konden met een

101 Morrogh 1985, p.69 102 Gargani 1878, p.10 103 Gargani 1878, p.10

104 ASF, MPDP, 2656, f. 39r-41r

105 ASF, Notarile Moderno, nr. 1984, f. 9v 106 Baldinucci 1846, vol. II, p.574

(25)

25 stokje de knechten instrueren welk schaakstuk verplaatst moest worden.108 Een dergelijke

vertoning moet enorm hebben bijgedragen aan de grandeur en de uitstraling van Giovanvettorio’s rijkdom. De schaakstukken worden maar heel zelden genoemd in de literatuur, maar ook wat er over de buste van Jupiter wordt geschreven is zeer beperkt. Doorgaans worden er maar enkele zinnen aan het beeld gewijd.109

De marmeren buste van Jupiter is 207 centimeter hoog en staat op een stenen sokkel. De buste heeft een krullende bos haar, een krullende baard en het hoofd is een fractie naar rechts gedraaid. Over de gespierde borst loopt een smalle riem, waaraan op de

rechterschouder de punt van een mantel vast zit. Het is een vroeg werk van Giambologna, toen hij nog directe inspiratie haalde uit de klassieke sculpturen die hij had gezien tijdens zijn verblijf in Rome. 110 Dhanens dateert het beeld als volgt:

Aangezien Cosimo ter gelegenheid van de wedstrijd in 1560 zegt, dat hij nog geen marmeren werk van J. Boulogne heeft gezien, is er een zekere reden om dit beeld na 1560 te dateren. Het kan niet veel later ontstaan zijn, want spoedig wordt hij volledig in beslag genomen door het werk dat hij voor de Medici uit te voeren heeft, evenals door de fontein van Bologna.111

In 1561 kreeg Giambologna inderdaad al een maandelijks salaris van de Medici.112 Dit zou erop wijzen dat Giovanvettorio al voor de dood van zijn vader plannen had voor de villa en Giambologna de opdracht tot deze buste van Jupiter had gegeven.

Op 31 mei 1570 kocht Giovanvettorio een bronzen Pluto en Proserpina (zie figuur 14), nu in bezit van Cliveden House in Buckinghamshire en als langdurig bruikleen in het Victoria & Albert Museum in Londen. Het beeld is aan Giambologna toegeschreven geweest, maar Antonia Boström schreef het in 1990 toe aan Vincenzo dei’ Rossi. De toeschrijving aan Giambologna was volgens haar niet terecht om stilistische redenen.113 Het beeld toont Pluto

108 Baldinucci 1846, vol. II, p.574

109 Bijvoorbeeld: A. Desjardins, La vie et l’oeuvre de Jean Bologne, Parijs 1883, p.95; P. Patrizi, Il

Giambologna, Milaan 1905, pp.171-172; Belluzi 2011, p.117. In andere boeken wordt het beeld alleen even genoemd (bijv. Boström 2012, p.94; D.Zikos, ‘Die edlen Formen der Maniera: Praxis und Ideal im

bildhouerischen Schaffen Giambolognas’, in: W.Seipel (ed.), Giambologna: Triumph des Körpers, Milaan/Wenen 2006, p.44). In boeken over Giambologna wordt het beeld vaak helemaal niet genoemd, waarschijnlijk omdat het een vroeg werk is en niet typerend voor zijn uiteindelijke stijl.

110 Dhanens 1956, p.98; De wedstrijd in 1560 waarnaar verwezen wordt is voor een ontwerp voor de fontein op Piazza della Signoria in Florence. Giambologna werd verslagen door Ammannati. Korte tijd later maakte Giambologna alsnog een Neptunusfontein, maar voor de stad Bologna.

111 Idem, p.98 112 Avery 1978, p.12

(26)

26 met Proserpina, zijn armen om haar middel geslagen. Proserpina draait zich weg met haar rechterarm uitgestrekt, terwijl ze over haar schouder in de richting van Pluto kijkt. Beide figuren zijn naakt, maar een doek bedekt Proserpina’s onderlichaam en hangt over Pluto’s schouder. Proserpina draagt een diadeem, Pluto heeft een baard en er zijn aanwijzingen dat hij een kroon op zou hebben gehad.

Op grond van een document van 16 december 1594 werd aangenomen dat

Giovanvettorio ook de daadwerkelijke opdracht tot de bronzen sculptuur had gegeven. In dit document gaf het Magistero dei Pupilli et Adulti Niccolò Calidoni de bevoegdheid om te handelen in de naam van Piertommaso Soderini, de zoon van Giovanvettorio, in de verkoop van het beeld van Pluto en Proserpina aan de Salviati.114 De kunstenaar wordt niet genoemd en Giovanvettorio Soderini lijkt de eerste eigenaar van het beeld te zijn geweest. In 1998 publiceerde Boström echter een document uit 1570 waaruit blijkt dat Giovanvettorio het beeld in dat jaar had aangekocht en dus niet had laten maken. Het gaat om een document met een overeenkomst tussen Giovanvettorio Soderini en een ‘Maestro Giovan Battista di Lombardo Ciabattino’. Deze laatste handelde in naam van een zekere Raffaello Peri, die met de verkoop had ingestemd. Peri wordt geïdentificeerd als Florentijnse beeldhouwer en de maker van het beeld.115 Dit zou kunnen betekenen dat Vincenzo de' Rossi dus niet beeldhouwer is geweest. Boström verdedigde haar eerdere toeschrijving aan Vincenzo de’ Rossi als volgt:

These seem to be the only known references to Peri, and as both occur strictly in the context of a collaboration with de' Rossi, it needs to be asked how far he is likely to have been responsible for the group as an

autonomous artist. The document refers to him both as a sculptor ('Maestro Raffaello Peri Fiorentino scultore') which suggests artistic responsibility, but also as 'Maestro Raffaello fabbricatore di esse statue', possibly hinting at a humbler rôle.116

Volgens haar zou Peri dus onder de’ Rossi hebben gewerkt en daarom kan haar toeschrijving nog steeds gelden. Het Victoria and Albert Museum ziet het beeld ook nog steeds als een werk van Vincenzo de’Rossi.117 Het is hoe dan ook geen opdracht van Giovanvettorio

geweest, maar een aankoop in 1570. Wellicht wilde Giovanvettorio de bronzen sculptuur in

(27)

27 het midden van een grote visvijver plaatsen, want hij schrijft in zijn Trattato degli Alberi dat het water in een tuin moet uitkomen in een grote visvijver met een groot beeld in het midden. Dit lijkt bovendien op de manier waarop de Salviati het beeld plaatsten in de zeventiende eeuw (zie figuur 15).118

Uit een document uit 1581 blijkt Giovanvettorio in het bezit te zijn van Castel Pulci in

Scandicci. Deze villa is al naar voren gekomen in het vorige hoofdstuk: het was vanaf 1511 in bezit van kardinaal Francesco Soderini, na zijn dood in 1524 erfde Paolantonio Soderini de villa, waarna deze in 1554 geconfisqueerd werd door de Medici. In 1557 gaf Cosimo de villa aan Chiappino Vitelli, die het commando van de troepen van de Medici had gevoerd in de oorlog tegen Siena. Daarna is de eerstvolgende documentatie van de villa pas te vinden in een document van 19 oktober 1581, waarin het Giudici delle Seconde Appellazioni del Tribunale

delle Rota di Firenze besluit dat Giovanvettorio de villa en de bezittingen moet teruggeven

aan Giovan Vincenzo Vitelli.119 Giovanvettorio en zijn tak van de familie waren tot dan toe nooit in verband gebracht met de villa en het is onduidelijk hoe zij in zijn bezit was gekomen.

Op 25 oktober 1581 waren de rechters tot een compromis gekomen: Giovanvettorio moest Castel Pulci en de bezittingen teruggeven aan Vitelli, minus de kosten die hij had gemaakt om het te ‘verbeteren’. Uiteindelijk wist Giovanvettorio de villa in 1586 weer terug te kopen voor 2600 fiorini.120 Al dan niet toevallig waren de buren van het landgoed de Nerli, de familie van Giovanvettorio’s vrouw.121 Castel Pulci is opgenomen in Giovanvettorio’s

inventaris van 1588/89.122 Op dat moment was de villa niet rijk gedecoreerd, alleen in de

camera grande op de begane grond stond een marmeren beeld van een vrouw, een marmeren

hoofd van een man en een stuk steen dat nog tot beeld gemaakt moest worden.123 Een leuke

eigenaardigheid zijn de twee Turkse bogen met twee bundels pijlen in de anticamera.124 De

villa staat niet in de inventaris van 1590/91, want in 1590 verkocht Piertommaso Castel Pulci dit gebouw aan de familie Riccardi.125

118 Boström 1990, p.832 119 Ruschi 1999, p.20 120 Idem 121 Boström 1995, p.178 122 ASF, MPDP, 2656, f. 46v-48v 123 ASF, MPDP, 2656, f. 46v 124 ASF, MPDP, 2656, f. 46r

(28)

28 Marmer en waardevolle stenen

Giovanvettorio moet goede contacten hebben gehad met Florentijnse botanisten en verzamelaars van naturalia en curiosa zoals hemzelf. Zijn eerste contact was wellicht

naturalist en antiquair Ulisse Aldrovandi, die tegelijk met Giovanvettorio rechten studeerde in Bologna.126 Giovanvettorio moet ook bekend zijn geweest met de beeldentuin in het

Mausoleum van Augustus van zijn neef Francesco. Zij waren samen in bezit van Palazzo Altemps in Rome tot 1568, zoals besproken in het vorige hoofdstuk, dus ze moeten met elkaar in contact zijn geweest. Een andere inspirerende ontmoeting kan plaats hebben gevonden in Palazzo Montecitorio, waar zijn neef Francesco samen met kardinaal Gaddi eigenaar van was. Zoals in het vorige hoofdstuk al naar voren kwam, zou daar een collectie van klassieke

beelden, bustes en marmeren zuilen zijn en een kamer met munten, terracotta, vazen en

naturalia. Dit contact met de Gaddi familie heeft er misschien ook voor gezorgd dat hij

bekend was met de collectie van antieken van Giovanni Gaddi in Rome en de collectie in Gaddi’s Florentijnse onderkomen. Ook zijn nicht Fiammetta di Tommaso Soderini, getrouwd met Bindo Altoviti, kan een bijdrage hebben geleverd aan zijn brede interesse: in hun paleis bevonden zich een rijkgedecoreerde studiolo en loggia’s.127

Naast interesse in sculptuur, tuinen en botanica, had Giovanvettorio, net als zijn neef Paolantonio een grote passie voor kostbare stenen en marmer. Hij bleek een goede

ondernemer en speelde in op de grote Florentijnse vraag naar zeldzame en exotische stenen, onder andere Cosimo I en Jacopo Salviati waren zijn klanten.128 In 1578 kreeg Giovanvettorio de toestemming om een Venus, twee marmeren zuilen en vier alabaster tafels voor Cosimo I van Rome naar Florence te halen. Een jaar later voorzag Giovanvettorio Jacopo Salviati van een halve zuil van zwart marmer voor zijn gerenoveerde palazzo in de Via del Corso.129 De familie van zijn moeder, de Marchesi Malaspina, heerste in Carrara en bezat drie groeven met marmer mistio ten noorden van Carrara, waar Giovanvettorio waarschijnlijk toegang toe had.130 Zeldzame stenen liet hij importeren en hij had de intagliatore Giuliano Balsimelli in

dienst genomen, die ook werkte voor Francesco de’ Medici en andere Florentijnse

opdrachtgevers.131 Boström vermoedt dat de, door Aldrovandi beschreven, tafel met 1500

stukken van gekleurd marmer in Giovanvettorio’s villa gemaakt is door Balsimelli. De laatste

(29)

29 betaling aan Balsimelli in 1589-90 voor het geleverde werk in 1584 kan ook naar deze tafel verwijzen.132

Uit de inventaris van 1588/89 blijkt dat Giovanvettorio nog veel marmer en

waardevolle stenen in bezit had. In de cortile van Villa Il Giardino had Giovanvettorio vijf stukken bewerkt en onbewerkt marmer liggen en ook in de stalle della corte lag een aantal (onafgewerkte) stukken.133 Bovendien waren er piu pietre di valore en een antieke vaas van

mischio te vinden. In het huis aan de Vigna Vecchia was een kamertje op het terras vol met pietre fine di valore.134 In het woonhuis aan de Via del Palagio zou geen marmer en steen liggen, afgezien van twee kleine porfieren vazen en drie in marmo mistio, maar in Castel Pulci lag des temeer.135 In de anticamera stond een aantal kasten waarvan twee vol met

waardevolle stenen en een met piu pezzi grandi di pietre segate. In de grote kamer op de begane grond stonden vijf stukken verschillende soorten glas en een bewerkte steen bedoeld voor een beeld. In de sala terena stonden een zuiltje van pietra mista di valore, twee andere stukken zuil en vijf grote stukken steen uit Genua. In de loggia stond een groot stuk marmo

mistio en in de kamer onder de loggia waren twaalf grote stukken steen en een stuk marmer te

vinden. Het lijkt er dus op dat hij Castel Pulci gebruikte als opslagplek van zijn verzameling en handelswaar en misschien zelfs als werkplaats, gezien de vele stukken deels bewerkte gesteenten. Deze zakelijke insteek verklaart wellicht ook de beperkte aanwezigheid van decoratie in de vorm van kunst.

Eigen ontwerpen

Giovanvettorio was van zoveel markten thuis, dat men er eind twintigste eeuw vrij snel van overtuigd was dat hij ook zelf ontwerpen maakte. In 1985 concludeerde A. Morrogh dat Giovanvettorio zelf architecturale ontwerpen maakte. Morrogh deed de toeschrijvingen op basis van het vergelijken van het handschrift van Giovanvettorio in zijn traktaten en het handschrift van de notities op de tekeningen die tot dan toe toegeschreven waren aan Giovanvettorio’s tekenaar Giovanni Antonio Dosio.136 Het gaat om een Villa-Fortezza, een

Casino en een ander architectuur project bewaard in het Uffizi. Ook schreef Morrogh twee bij elkaar horende ontwerpen, voor de Neptunusfontein in Florence, senza dubbio toe aan Giovan

132 Idem, pp.94-95

133 ASF, MPDP, 2656, f. 38r-41v 134 ASF, MPDP, 2656, f. 41v-44r

135 ASF, MPDP, 2656, f. 46r-46v (Via del Palagio); ASF, MPDP, 2656, f. 46r-47v (Castel Pulci)

(30)

30 Vettorio Soderini.137 In een artikel van S. Morét uit 2002 wordt deze toeschrijving verder

onderbouwd.

Lange tijd werden deze tekeningen toegeschreven aan Giambologna, vandaar het latere opschrift ‘Gioanno de Boulogne/a Bologna’. Later werden de tekeningen toegeschreven aan Bartolommeo Ammanati en zijn project voor de Neptunus-fontein in Florence.138 Volgens Morét verschilt niet alleen het handschrift van Ammanati en de tekst op de tekeningen, maar ook de manier van schetsen: in tegenstelling tot professionele schetsen van Ammanati is in de schetsen in Parijs en Londen te zien dat de verschillende architectonische elementen wat onhandig samengevoegd worden.139 Bovendien is op een van de villa-schetsen, die door Morrogh toegewezen zijn aan Giovanvettorio, een schets van een Triton te zien. Deze schets is vergelijkbaar met de schets in Parijs, en op de achterkant van het blad in Parijs is een bovenaanzicht geschetst van een fontein en een plattegrond van een gebouw. Deze plattegrond is weer vergelijkbaar met een plattegrond van villa’s van een project van Soderini.140 Erg serieus hoeven de schetsen volgens Morét niet genomen te worden: het feit dat ze niet genoemd worden in teksten uit die tijd wijst erop dat het slechts om schetsen van een amateur gaat.141 Dat de tekeningen niet genoemd worden kan ook betekenen dat ze niet juist zijn toegeschreven en dus niet door Giovanvettorio gemaakt zijn. De afgelopen jaren worden de beweringen van Morrogh inderdaad weerlegd. Giannetto schreef in een noot van zijn boek Medici Gardens: From Making to Design over de tekeningen het Uffizi:

Morrogh claims that the handwriting of the annotations made on the drawings corresponds to that of Soderini’s manuscripts. However, I compared the annotations on the Uffizi drawing with the autograph manuscript housed at the BNCF, Magl. 2.4.74, and the handwriting does not appear to be the same. Bacchi, who edited I due trattati dell’ Agricoltura

e della coltivazione delle viti, says that Soderini started writing the

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens de oplevering zal de aannemer samen met u de woning opnemen en er een opleveringsstaat van maken, welke door u dient te worden ondertekend. De op deze staat

Streef naar een samenleving waar kinderen met gescheiden ouders gewoon kind kunnen zijn.. Een samenleving waar er naar ons

Tijdens de observatie hebben we gezien dat de pedagogisch medewerkers de informatie over de ontwikkeling benutten om de voorschoolse educatie af te stemmen op de behoeften

Community-based care includes disease prevention, health promotion, health care, and rehabilitation services delivered by the National Public Health System in conjunction with

Verder omvat deze verdieping een luxueuze masterbedroom met een ruime badkamer (ligbad, douche, dubbele wastafel, toilet en bidet), een tweede slaapkamer, een dressing en een

Deze prestigieuze moderne villa bevindt zich aan het meer, vlakbij het golfterrein van Keerbergen op een perceel van 3044 m².. Bij deze woning krijgt u onmiddellijk een

Of u nu een ruime villa zoekt, een fijn huis met aanleunwoning of ruimte voor een praktijk of kantoor aan huis; deze woning heeft het allemaal in zich.. U beschikt over maar

Onbeperkt koffie, thee, verse frisdranken van het seizoen en plat en bruisend water, fruit en zoetigheden.. Acht uur vergaderen