• No results found

Zwarte Kameraden in de kolonie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zwarte Kameraden in de kolonie"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zwarte Kameraden in de kolonie

De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië

(2)

1 2015, Jelmer Roukema

(3)

2

Zwarte Kameraden in de kolonie

De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië

Masterscriptie

Jelmer Roukema S2249669

Email: j.roukema.2@student.rug.nl

Eerste beoordelaar/Scriptiebegeleiders: Dr. Erwin H. Karel Dr. Barbara Henkes

Tweede beoordelaar: Dr. S.I. Aasman

(4)

3 Inhoudsopgave

Voorwoord ……….. 4.

1. Inleiding ... 5.

2. Het koloniale beleid en de Indische samenleving ... 9.

- De Indische archipel ……… 12.

- Etniciteiten en bevolkingsgroepen in Nederland-Indië ………...…… 15.

- Het vroege fascisme in de Nederlandse kolonie ………... 16.

- Oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië ……….. 18.

- De partijstructuur van de Beweging in Nederlands-Indië ………. 16.

- Beweegredenen voor het NSB-lidmaatschap ………...……… 19.

- Tegenwerking door andere politieke partijen in Indië ……… 21.

3. De NSB en de Groot-Nederlandse imperiale droom ………..…....……..….… 23.

- De visie van de NSB op het Nederlandse koloniale imperium ………...……. 23.

- De visie van de NSB op etnische groepen binnen het Koninkrijk ……… 25.

- De NSB en het koloniale gezag van Nederlands-Indië ………...………. 29.

4. De Nationaal- Socialistische Beweging in Nederlands-Indië: perceptie en interactie 32. - Interactie en communicatie tussen de Beweging in Indië en Nederland ………….……… 32.

- De koloniale regering en de Indische NSB ………...………..…. 34.

- Musserts reis 'door de gordel van smaragd' ……… 38.

5. Verscherpte politieke verhoudingen en ideologische tegenstellingen ………..… 40.

- Ideologische Tegenstellingen tussen de NSB-fracties in Indië en Nederland ……….…… 50.

- Verandering en radicalisering van de ideologische koers binnen de Beweging ……...… 40.

6. De ondergang van het nationaalsocialisme in Indië ………...…47.

- De oorlog met Japan en NSB’ers in gevangenschap ………...… 50.

- Vermeende collaboratie onder de Indische nationaalsocialisten ……… 53.

7. Conclusie ………...……… 55.

Bronnen ……….…… 57.

Geraadpleegde literatuur …..……….. 59.

(5)

4

Voorwoord

In deze thesis staat de Nationaal-Socialistische Beweging in de Nederlandse kolonie centraal. Een uitgebreid archief-en literatuuronderzoek is aan dit uiteindelijke resultaat voorafgegaan. Het onderwerp van deze scriptie komt voort uit persoonlijke interesse en een opgelaaide nieuwsgierigheid na het zien van de onderstaande

afbeelding. De foto toont een vrijwilliger voor de

Waffen-SS, gedurende de Tweede Wereldoorlog. De

insignes op het uniform van de soldaat wijzen erop dat hij onderdeel uitmaakte van de Landstorm Nederland divisie. Dit legeronderdeel nam aan het einde van de oorlog deel aan diverse gevechten in Midden-Nederland. Het gelaat van de man geeft zijn Indische achtergrond prijs, een verschijnsel dat bij mij en anderen vragen oproept.

Op diverse fora op internet wordt druk gespeculeerd over de identiteit en achtergrond van de

persoon op de foto. Enig betrouwbaar bewijs over de onbekende Indische soldaat bestaat echter niet. Naar het schijnt is de man op de foto gesneuveld in de omgeving van Arnhem gedurende Operation Market Garden.1 De foto en de discussie daaromtrent riepen bij mij nog veel meer vragen op: hoe manifesteerde het nationaalsocialisme zich in de kolonie? waren er ook NSB’ers in Nederlands-Indië? Na enig onderzoek bleek dat er inderdaad Nederlandse nationaalsocialisten actief waren in Indië. Het gebrek aan uitgebreide informatie betreffende de Indische NSB, deed mij doen besluiten om dit onderwerp aan te grijpen voor de thesis die voor u ligt.

(6)

5

1. Inleiding

'Voor het zedelijk en lichamelijk welzijn van een volk is nodig een krachtig staatsbestuur, zelfrespect van de natie, tucht, orde, solidariteit van alle bevolkingsklassen en het

voorgaan van het algemeen nationaal belang boven het groepsbelang en van het groepsbelang boven het persoonlijk belang.' - Leidend Beginsel der NSB.2

Nederlands-Indië verkeerde in 1933, net als de rest van de wereld, in een economische crisis. Door de crisis ontstonden grote problemen: hoge werkloosheid, een daling van export en industriële capaciteit. Tevens zorgde het voor onvrede onder de diverse volkeren binnen de Indische archipel. Deze groeiende ontevredenheid deed de angst voor inheems nationalisme groeien onder de Europese machthebbers van de kolonie.3 De economische crisis zorgde voor

grote armoede onder de sociale onderlaag van de kolonie. De misère deed de opstandigheid onder de inheemse bevolking groeien, omdat zij het zwaarst onder de crisis te lijden hadden. Het ongenoegen van de inheemse bevolking uitte zich, met name in de rurale gebieden, in een steeds luider hoorbare Merdeka Sekarang! (Vrijheid Nu!).4 Onder zowel de Europeaanse bevolking als de Indo-Europeaanse bevolking, zat de angst voor het groeiende Indonesisch nationalisme er goed in. De Indonesische nationalisten eisten politieke en bestuurlijke onafhankelijkheid van Nederland. Een groei van deze beweging zou het koloniale gouvernement kunnen ondermijnen en daarmee de bevoorrechte positie van de Europeanen en Indo-Europeanen aantasten. Vanaf 1933 vonden daarom duizenden individuen binnen deze twee bevolkingsgroepen hun heil bij de NSB in Indië. Deze Beweging was, evenals de meeste andere politieke partijen in Nederland, sterk gekant tegen alles wat zou kunnen leiden tot autonomie van Indische bevolking. Ook een mogelijke zelfstandigheid van de kolonie en het inherente verlies van de Nederlandse machtspositie in de archipel was voor de NSB totaal onacceptabel.5 Deze stellingname ten opzichte van de Indische onafhankelijkheidsbeweging, evenals hun roep voor een sterk (koloniaal) gezag en bestuur, zorgde in de eerste instantie voor sympathie onder de Europese en Indo-Europese bevolking in Nederlands-Indië. Deze starre houding van de Europeanen in de kolonie, gevoed door de crisis en de opkomst van de

2 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 1 (1933) nr. 1, 7 januari 1933. 1.

3 Tessel Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het

nieuwe Indië, 1890-1950, ed. Marieke Bloembergen en Remco Raben (Leiden: KITLV Uitgeverij Leiden, 2009)

172.

(7)

6 partijen zoals de NSB, zorgde er tevens voor dat de politieke verhoudingen op scherp kwamen te staan. Enerzijds de meerderheid van de inheemse bevolking, met een groeiend verlangen naar politieke en bestuurlijke vrijheid. Anderzijds de meerderheid van de Europeanen en Indo-Europeanen die krampachtig het oude koloniale systeem wilden behouden.

Onder de Nederlanders en Indo-Europeanen in de kolonie heerste een ongenoegen betreffende het verzwakte militaire apparaat, de economische crisis en de politiek bewust en actief wordende inheemse bevolking. De onvrede zorgde er voor dat velen zich wel konden vinden in de krachtige taal van de NSB. In 1937 bereikte de beweging een hoogtepunt in de kolonie met vijfduizend leden. Daarnaast had de NSB in Nederlands-Indië ook vele 'stille sympathisanten', dit waren personen die niet lid waren van de beweging, maar zich wel konden vinden in de krachtige retoriek van Mussert en de zijnen.6 Opmerkelijk is dat circa 7 procent van de leden Indo-Europeaan was. De overige 30 procent waren voornamelijk blanke Nederlanders die zich verwant voelden met Nederland en ontevreden waren over het koloniale bestuur.7 De etnische diversiteit van de Indische partijleden van de NSB is opmerkelijk te noemen, gezien de racistische aard van de nationaalsocialistische ideologie, zoals deze zich veelal manifesteerde in Europese nationaalsocialistische kringen.

Formeel gezien stonden alle fracties en kringen van de NSB onder centraal bestuur van het NSB-hoofdkwartier in Utrecht. Het Leidend Beginsel, de ideologische fundering van de Beweging, zou in theorie ook voor de afdeling in Nederlands-Indië geldig zijn geweest. De etnische samenstelling van de leden, de behoeften, de frustraties, de interesses en de doelgroep van de Indische NSB, waren echter van andere aard dan die van de NSB in Nederland. Dit zorgde voor botsingen en een ideologisch conflict tussen de beide afdelingen. Uit deze tegenstelling vloeit dan ook mijn hoofdvraag voor deze thesis voort: op welke punten verschilde de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië in politiek opzicht van de moederpartij in Nederland en hoe zijn deze verschillen te verklaren?

Er is de afgelopen decennia veel geschreven over de NSB in Nederland, echter niet over de Indische fractie van de Beweging. Het gebrek aan literatuur zorgde ervoor dat de etnische diversiteit van de NSB in Indië, na de Tweede Wereldoorlog geen onderdeel werd van het algemeen heersende beeld van de Beweging. Met deze scriptie wordt een bescheiden bijdrage geleverd aan dit relatief onderbelichte thema.

6 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 28.

7 Jennifer Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931- 1942,"

(8)

7 Op historiografisch vlak is niet veel verschenen over de Indische NSB. Eén verdiepende monografie over louter de Indische NSB bestaat niet. Een vaak geciteerd artikel over dit onderwerp is het werk van Tessel Pollmann: “Men is fascist of men is het niet: De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe”.8 In dit artikel stelt de historica dat de Indische fractie slechts de functie van “Zahlen und Maul halten” had voor het centrale partijbestuur in Nederland, de zogeheten “koloniale melkkoe”.9 De NSB’ers in Indië waren volgens Pollmann louter een portemonnee, die geleegd kon worden als de NSB in Nederland in geldnood zat. In recente literatuur over de NSB wordt Pollmann vaak aangehaald wanneer de Indische afdeling van de NSB ter sprake komt.10 Een divers beeld bestaat derhalve niet. Hoewel het artikel van Pollmann als autoriteit te boek staat betreffende de Indische NSB, lijkt haar artikel tevens vanuit een eigen politiek perspectief geschreven te zijn: ‘(…) de uitspraak geeft goed weer hoe in NSB-kringen over de inheemsen werd gedacht: als mensen die tot last waren. Overigens is het alsof we de Nederlanders van nu horen die het alsmaar hebben over doodgeknuffelde allochtonen.’11

Om het nationaalsocialistische gedachtengoed aan de man te brengen werd er veel geschreven en gepubliceerd door de NSB. Het Leidend Beginsel van de Beweging geeft een goed beeld van de prille nationaalsocialistische ideologie aan het begin van de jaren dertig. Er zijn veel memoires en geschriften van prominente leden voorhanden: Van Geelkerken, Mussert, Van der Laaken, Van Tonningen. Deze vooraanstaande NSB’ers schreven, net als Mussert, voor een breed publiek en zijn dus een autoriteit als het op de ideologie van de NSB aankomt, in zowel Nederland als in Nederlands-Indië. Het archief van de NSB in het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) in Amsterdam is openbaar voor bezoekers. Hier zijn diverse stukken bewaard gebleven van de NSB-afdeling Indische Zaken. Financiële rapporten en notulen zijn volop aanwezig. Ook zijn er een tientallen brieven bewaard gebleven die communicatie tussen NSB’ers in Nederland en Indië weergeven. Met name deze persoonlijke brieven, die soms behoorlijk gepeperd waren, geven veel informatie over de onderlinge contacten tussen de NSB-fracties in de kolonie en Nederland. Deze

8 Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het nieuwe

Indië, 1890-1950, ed. Marieke Bloembergen en Remco Raben (Leiden: KITLV Uitgeverij Leiden, 2009)

9 Tessel Pollmann, “Either one is a Fascist, or one is not: The Indies’ National Socialist Movement, the Imperial dream and Mussert’s Colonial Milch Cow,” Indonesia, nr. 92 (Oktober 2011) 58.

10 Zie: Jennifer Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party," European

History Quarterly 43, nr. 27. (Januari, 2013) 27-51; J.M. Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist collaborators (Amsterdam: UvA Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, 2013) 68-73; en

Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging,

1931-1935 (Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2009) 667-680.

(9)
(10)

9

2. Het koloniale beleid en de Indische samenleving

De Indische archipel

Om de politiek, het ledenbestand en houding tot de inheemse bevolking van de Indische NSB te begrijpen, moeten eerst de koloniale verhoudingen in de periode van november 1933 tot mei 1940 uiteengezet worden. Nederlands-Indië werd aan het begin van de twintigste eeuw al driehonderd jaren door de Nederlanders bestuurd.12 De Indische archipel, met meer dan drieduizend eilanden, van oost naar west uitstrekkend over vijfduizend kilometer en van noord naar zuid uitstrekkend over tweeduizend kilometer, is de grootste eilandengroep ter wereld. De meeste inwoners – hun aantal wordt in 1930 geschat op zestig miljoen - woonden op de grootste en dichtstbevolkte eilanden: Java, Sumatra, Borneo (huidige Kalimantan), Celebes (huidige Sulawesi) en Nieuw-Guinea (het huidige Irian Jaya).13

Tot het begin van de twintigste eeuw had de Nederlandse Gouverneur-Generaal op een autoritaire manier kunnen regeren in Nederlands-Indië. Hij kon vrijwel alle beslissingen nemen zonder enige bemoeienis uit Nederland.14 Sinds 1918 moest het dagelijkse bestuur van de kolonie echter in overleg gebeuren met de Volksraad. Dit was ten dele een gekozen parlement en was een uitvloeisel van politiek-bestuurlijke hervormingen die er op gericht waren om de inheemse bevolking meer bij het bestuurlijke proces te betrekken. De bedoeling van de Volksraad als democratisch parlement was om alle etnische groeperingen in de archipel een politiek platform te bieden. Het ontstaan van de Volksraad was tevens een noodzakelijke politiek-bestuurlijke hervorming vanuit Nederland om een vriendelijk en welwillend gebaar te maken naar de opkomende Indonesische onafhankelijkheidsbeweging. De samenstelling van dit “pseudo-parlement” telde 38 permanente leden die op basis van gelijkheid participeerden (20 Europeanen en 18 inheemsen).15 In de praktijk kwam het er echter op neer dat de Volksraad meer een adviesorgaan bleef en dat de werkelijke bestuurlijke macht bij het Nederlandse parlement in Den Haag kwam te liggen. De Volksraad werd in de volksmond spottend 'het klachtenbureau' genoemd.16

12 L. de Jong, "Nederlands-Indië bedreigd," De bezetting 2 (Amsterdam: Querido's Uitgeverij, 1961) 112. 13 P.J. Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 1ste druk (Amsterdam: Bataafsche Leeuw, 1994) 10.

14 Ibid., 10-11.

(11)

10 De Volksraad was niet voor iedereen een acceptabele vorm van politiek bedrijven. Zo waren de nationalisten onder de Europese bevolking niet te spreken over het adviesorgaan. Deze ontevreden Europeanen concentreerden en verenigden zich gedurende de daaropvolgende twee decennia veelal in partijen als de NSB, de Vaderlandsche club en diverse andere kleinere rechts-georiënteerde bewegingen. Zij waren alle van mening dat het dulden van een politiek orgaan als de Volksraad, wat (indirect) kon leiden naar meer autonomie van de inheemse bevolking en derhalve kon escaleren in een uiteindelijke Indië-los-van-Nederland situatie, hetzelfde was als politiek landverraad.17 Hoewel de Volksraad ingesteld was om iedere groep een politieke stem te bieden, bleef de algehele politieke organisatie en participatie van de verschillende bevolkingsgroepen in de kolonie gering. Ook bleef de aanhang van de bestaande politieke partijen beperkt tot enkele duizenden leden. Vanaf het begin van de jaren dertig begonnen de politieke partijen van de kolonie echter te groeien in ledenaantallen. De Europeanen in de kolonie voelden zich in hun bevoorrechte positie bedreigd vanwege de economische crisis en het expansionistische buitenlandse beleid van Japan. Ook de groeiende politieke ambities van onafhankelijkheid onder de inheemse populatie, droeg bij aan het bedreigende gevoel onder de sociale bovenlaag in de kolonie. De inheemse bevolking werd namelijk steeds mondiger in hun eis naar politieke en bestuurlijke onafhankelijkheid, wat zich uitte in burgerlijke ongehoorzaamheid en politieke organisatie.18

Deze veranderingen op politiek vlak, zorgden ervoor dat de verhoudingen tussen de koloniale bovenlaag en inheemse bevolking op scherp kwamen te staan, waardoor een voedingsbodem werd gecreëerd voor politieke partijen van een extreme ideologische signatuur, zoals de NSB. De globale economische crisis kwam hard aan in de Indische kolonie: de vraag naar ruwe grondstoffen daalde sterk en de waarde van de Indische exportproducten daalde daarom in 1933 tot slechts een magere 30 procent van de marktwaarde van dezelfde producten in 1928.19 De economische crisis zorgde in de gehele Indische archipel voor algemene onvrede op maatschappelijk en politiek vlak. Veel Europeanen in de kolonie waren van mening dat de economische misère onder de inheemse bevolking zou kunnen leiden tot algemene opstandigheid en een groeiende sympathie voor communisme. De kolonie was in de voorgaande eeuw ook al het strijdtoneel geweest van oorlogen, rebellies en opstanden. Naast de grote conflicten zoals de Atjeh-oorlog en de Java-oorlog, zag het Koninklijk

17 Tessel Pollmann, Mussert & Co, De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen (Amsterdam: Boom, 2012) 235. 18 E. Locher-Scholten "Het moreel van de Europese burgerbevolking in Nederlands-Indië, 1936 – 1941,"

Nederlands- Indië 1942: Illusie en ontgoocheling, ed. Groen, Petra en Elly Touwen-Bouwsma, (Den Haag: Sdu

(12)

11 Indisch Leger (KNIL) altijd wel een reden om in een gewapend conflict te raken met de plaatselijke bevolking. In 1926 en 1927 vonden op Java en Sumatra grote communistische opstanden plaats. Deze gebeurtenissen deden het gevestigde koloniale bestuur schudden tot op zijn grondvesten omdat de inheemse onvrede ernstig onderschat werd. Hoewel de (gewelddadige) repressie van de opstanden succesvol was geweest, zat de angst voor zowel het communisme als het inheems nationalisme er goed in onder de koloniale machthebbers. Voortaan werd alles dat op maatschappelijke onvrede onder de inheemse bevolking leek scherp in de gaten gehouden en onderdrukt door de lokale koloniale autoriteiten.20

Vanaf het begin van de twintigste eeuw werd de koloniale politiek van Nederland gekenmerkt door de zogeheten Ethische Politiek. De gedachte was, dat de inheemse volkeren opgevoed moesten worden tot een zekere mate van zelfstandigheid. Deze “emancipatie” van de inheemse bevolking moest leiden tot een vreedzaam bestaan en een goede samenwerking tussen alle verschillende bevolkingsgroepen in de kolonie. Rond 1930 werd deze “emancipatie”, vanuit de inheemse zijde door Indonesische nationalisten steeds meer afgewezen. Het Indonesische nationalisme en de gedachte dat Indonesië beter af zou zijn zonder de Nederlanders vond vanaf de jaren dertig een groter draagvlak onder de inheemse bevolking.21 Ook de gematigde Indische intellectuele elite, die veelal in Europa opgeleid was, eiste een verregaandere vorm van autonomie die politiek onafhankelijk was van Nederland. De harde kern van de Indonesische nationalisten, tevens opgeleid in Europa, eiste echter volledige politieke en bestuurlijk onafhankelijkheid: Merkdeka Sekarnang!22 De Europeanen

en de Indo-Europeanen voelden zich hierdoor steeds meer bedreigd in hun bevoorrechte positie in de kolonie. Zij waren met 240.000 mensen immers veruit in de minderheid ten opzichte van de zestig miljoen inheemse Indiërs.23 De Indo-Europeanen hadden zich om deze

reden weten te organiseren in een politiek platform, om alsnog een vuist te kunnen maken tegen de politieke aspiraties voor onafhankelijkheid van de Indiërs. In 1919 werd het Indo-Europees Verbond (IEV) opgericht, een Indo-Europese belangenorganisatie. De aanhangers en begunstigers van deze partij waren voornamelijk Indo-Europeanen, evenals enkele blanke Europeanen.24 Het IEV was vertegenwoordigd in de Volksraad, waar het de politieke ambities voor onafhankelijkheid van de inheemse bevolking probeerde te dwarsbomen en de eigen belangen probeerde te behartigen. Het Verbond vormde verder echter geen machtige lobby

20 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 32. 21 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 27.

22 Ibid., 27-28.

23 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 34.

(13)

12 voor de Indo-Europeanen: veel politieke invloed op het dagelijkse bestuur van de kolonie had het niet. Het ledenaantal groeide echter gestaag en al snel werd het IEV de grootste politieke partij van Nederlands-Indië, met meer dan tienduizend leden.25

Etniciteiten en bevolkingsgroepen in Nederland-Indië

De kwestie van de diverse etniciteiten in de Nederlandse kolonie, is er een die duiding nodig heeft, om dit gehele eerste hoofdstuk beter in de algemene context van de Nederlandse koloniale tijd te kunnen plaatsen. De Indische archipel telde onder het bestuur van de Nederlanders vele verschillende volkeren met een eigen cultuur en etniciteit. De vraag of deze gevormd zijn door sociale positionering, culturele eigenschappen of historische factoren is er een die enige duiding nodig heeft. Ras en cultuur waren tot na de Tweede Wereldoorlog sterk aan elkaar verbonden. Er werd sterk onderscheid gemaakt tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Of iemand de Indo-Europese of de inheemse Indonesische etniciteit had, werd voornamelijk biologisch gedefinieerd. Dit wil zeggen dat huidkleur, uiterlijk en genetische achtergrond, bepalend waren voor de positie van een individu in de sociaal-maatschappelijke stratificatie. Door deze ideeën over ras en etniciteit in de context van de koloniale tijd van het begin van de twintigste eeuw te plaatsen, is het mogelijk om de ideologie van de (Indische) NSB met betrekking tot niet-blanke bevolkingsgroepen te analyseren en te verklaren.

Nederlands-Indië werd gedurende de koloniale tijd bewoond door een conglomeraat van verschillende volkeren. Het immense gebied telde honderd tot driehonderd verschillende bevolkingsgroepen. Sommige volkeren leefden in stamverband, maakten geen gebruik van moderne (westerse) middelen en leefden veelal in uithoeken van de archipel. Voorbeelden hiervan waren de stammen van de Dajaks op Borneo en de Papoea's op Nieuw-Guinea. Op de grotere eilanden zoals Java en Sumatra leefde de inheemse bevolking door de historische interactie met de aldaar woonachtige Europeanen, wel met moderne (westerse) middelen. In de dorpen en steden bestond een duidelijke koloniale hiërarchie door de demografische aanwezigheid en invloed van Europeanen. In rurale gebieden bestond deze hiërarchie minder. Wel bestond er een duidelijke sociale stratificatie waarbij de inheemse elite bovenaan stond. Het eiland Java was veruit het meest technologische en economisch ontwikkelde eiland

(14)

13 binnen de archipel. De Javanen vormden tevens de grootste etnische groep binnen de kolonie; met circa 50 procent (circa dertig miljoen mensen) waren zij het meest talrijk.26 Java was

tevens het dichtstbevolkte eiland, het bezat uiterst vruchtbare grond en was qua omvang vier maal zo groot als Nederland.27 Het centrale gezag van de koloniale machthebber strekte zich niet uit tot in alle uithoeken van de Indië. Het koloniale bestuur had zich sterk gevestigd op Java, waar vanuit Batavia de gehele kolonie bestuurd werd. Het is niet vreemd dat door de aanwezigheid van de Europeanen, Java als eerste moderniseerde van alle eilanden. De eerste moderne infrastructuur, waaronder spoorwegen, havens en fabrieken, werden hier aangelegd. Mede hierdoor kon het Nederlandse koloniale gezag steeds verder uitgebreid worden naar de andere eilanden in de archipel. De Europeaanse aanwezigheid was het meest omvangrijk op Java, wat uiteindelijk ook gevolgen zou hebben voor de samenstelling en de concentratie van de NSB op het eiland gedurende de jaren dertig.

Veruit het overgrote deel (circa 90 procent) van de Indische bevolkingsgroepen was islamitisch.28 Binnen deze meerderheid van Moslims viel ook weer onderscheid te maken tussen de orthodoxe moslims en de gelovigen die een vrijere interpretatie van de geloofsleer bepleitten. Onder de overige 10 procent vielen vooral christenen. In gebieden waar de Europeanen vroeg aanwezig waren en waar de Islam nog weinig voet aan de grond kreeg, was het christendom het sterkst vertegenwoordigd. De inheemse groepen die van oudsher veel met de Europeanen omgingen, waren veelal christelijk. Dit gold ook voor de Indo-Europeanen.29 De grootste koloniale steden op Sumatra en Java, waar de meeste Nederlanders woonden, waren in etnisch opzicht zeer gemengd. Naast blanken uit allerlei Europese landen, vond men er bijvoorbeeld ook Chinezen die zich veel in de handels- en ambachtssector bevonden. Ook waren er inheemse Indische bevolkingsgroepen in de grote steden. De blanke bevolking werd door de inheemse bevolking ook wel totoks genoemd. Deze totok-Europeanen vielen grofweg uiteen in twee groepen, de zogeheten 'trekkers' en 'blijvers'. De trekkers waren degenen die tijdelijk naar de kolonie kwamen om geld te verdienen en uiteindelijk naar Europa terug zouden keren. De blijvers hadden hun wortels in Indië. Zij waren er geboren en hadden zich samen met hun familie permanent gevestigd in de kolonie.30

Naast de inheemse bevolkingsgroepen en totok-bevolking waren er nog de zogenaamde “mestiezen”. Dit waren personen van gemengde Europees-Aziatische afkomst.

26 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 10. 27 De Jong, "Nederlands-Indië bedreigd," 112.

28 Ibid., 110-111.

29 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 12.

(15)

14 Sinds het einde van de negentiende eeuw werd deze bevolkingsgroep geclassificeerd als Indo-Europeaan of Indo. Aangezien er in veel van de geraadpleegde bronnen en literatuur gebruik wordt gemaakt van deze begrippen, vragen deze termen om enige toelichting. Hoewel beide termen gebruikt werden voor personen van gemengde afkomst, werd met de term Indo-Europeaan meer nadruk gelegd op de Europese culturele oriëntatie van een individu. Het was dan ook de sociale bovenlaag van de mestiezen die zichzelf zo noemde. De term Indo ging uit van een sterkere verwantschap met de Indonesische cultuur. De term Indo had daarom betrekking op de lagere sociale klasse binnen die van de zogenaamde mestiezen, omdat de Europese cultuur als superieur beschouwd werd door de koloniale elite. Zowel de totok-Europeanen als de Indo-totok-Europeanen en Indo's vormden binnen de maatschappelijke stratificatie de sociale bovenlaag. Dankzij deze bevoorrechte positie voelden zij zich veelal superieur aan de inheemse Indiërs.31 De economische en sociaal-maatschappelijke voordelen van een oriëntatie op de Europese cultuur, zorgde onder de Indo-Europeanen voor een drang tot assimilatie in de Nederlandse en Europese cultuur. De historicus Hans Meijer stelt in zijn boek In Indië geworteld, de twintigste eeuw, dat dit fenomeen veel Indo-Europeanen “Nederlandser” maakte, dan de meeste Nederlanders in Indië zelf: 'Geen der mensen in Indië legt zo zeer de nadruk op zijn Europaanschap als juist de mensen die Europa nooit gezien hebben en het in vele gevallen ook nooit te zien krijgen. En ter meerdere onderstreping van dit pseudo-Europeaanschap nemen zulke mensen een hooghartige houding aan tegen den inlander.'32

De Indo-Europeanen vormden, evenals de blanke Europanen, een demografische minderheid in de Indonesische archipel. Hoewel zij tot de sociale bovenlaag behoorden, waren zij geen onderdeel van de koloniale elite. Toch voelden veel Indo-Europeanen zich door hun culturele verwantschap met de Europeanen in morele en culturele zin verheven boven de inlander. Een belangrijk aspect om de koloniale wereld van de eerste helft van de twintigste eeuw te begrijpen, is het gevoel van superioriteit van de Indo-Europeanen en de totoks ten opzichte van de inheemse volkeren. De aantrekkingskracht van de NSB op deze twee bevolkingsgroepen valt daarom ook goed te verklaren. Verderop in dit onderzoek komen wij daar op terug.

In de koloniale samenleving bestond een sterke hiërarchische sociale structuur. Dat wil zeggen dat er veel nadruk stond op rang en stand. De belangrijke factoren die dit bepaalden waren respectievelijk huidskleur, geloof en financiële welstand. De sociale rangorde speelde

(16)

15 een belangrijke rol bij bijvoorbeeld het in aanmerking komen voor ambtelijke functies of maatschappelijke posities. Bovenaan in de piramide bewogen zich de blanke Europeanen, met daaronder de Indo-Europeanen en Indo’s, waarbij huidskleur en culturele oriëntatie de belangrijkste factoren waren. Onder de Indo-Europeanen stonden de inheemse volkeren, met de christelijke inheemsen boven de islamitische en hindoestaanse Indiërs. Dat er een duidelijke stratificatie bestond, betekende niet dat de verschillende bevolkingsgroepen gesegregeerd van elkaar leefden.33 Met de snelle modernisering van de Indische archipel, die veelal plaatsvond gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw, werd de verbinding met Nederland steeds efficiënter. Het resultaat was een toename in het aantal Europeanen in de kolonie. Door de gegroeide toevoer van Europeanen en Europese culturele invloeden, zouden de Indo-Europeanen en aldaar wonende Nederlanders zich vanaf 1900 meer op Nederland gaan oriënteren dan voorheen. De Europees-Aziatische “mengcultuur” die voorheen was ontstaan, veranderde steeds meer in een koloniale cultuur waar de Europese cultuur dominanter werd. Hierdoor werden culturele tegenstellingen verscherpt.

Het vroege fascisme in de Nederlandse kolonie

Na de Eerste Wereldoorlog werden in tal van Europese landen fascistische partijen en organisaties opgericht. Het karakter van deze bewegingen bestond voornamelijk uit een 'anti-karakter'. Dat wil zeggen, dat zij zich afkeerden van het bestaande democratische systeem en andere bestaande politieke ideologieën, waaronder het socialisme, communisme en liberalisme. Het beoogde alternatief was eendracht van de natie door middel van een fascistisch model. Hierbinnen zou autocratisch leiderschap, orde, vaderlandsliefde en tucht centraal komen te staan. De fascistische ideologie verspreidde zich vanuit het Europese vasteland naar de Europese koloniën, waar al spoedig zustergroeperingen opkwamen.34

Voordat de NSB voet aan de grond kreeg in de kolonie, bestonden er in Nederlands-Indië al enkele kleine fascistische organisaties. Nadat Mussolini in 1922 de macht greep in Italië, werden over de gehele wereld partijen en bewegingen opgericht die het Italiaanse fascisme als uitgangspunt namen. De Indo-Europeaan T.A. Ronkes richtte in 1923 de eerste fascistische organisatie in de Indische archipel op: het Verbond Nederland en Indië (VNI). Ronkes was tevens lid van het Indo-Europees Verbond (IEV). In 1929 werd de Vaderlandsche

33 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 17.

(17)

16 Club (VC) opgericht. Dit was geen fascistische partij met een ideologische basis. Toch kan deze tamelijk invloedrijke groep bestempeld worden als een extreemrechtse en autoritaire beweging. De oprichting van de VC kwam voornamelijk voort uit ongenoegen onder de blanke bevolking. Deze ontevredenheid was met name gebaseerd op het slappe koloniale beleid van de toenmalige Gouverneur-Generaal, De Graeff, aldus de VC'ers.35 Ook vond de Vaderlandsche Club dat de Ethische Politiek van de Nederlandse regering, ten opzichte van de inheemse bevolking veel te ver ging. Het opvoeden en zelfredzaam maken van de Indiërs behoorden volgens de VC niet tot de taken van het koloniale bestuur. De Vaderlandsche Club zou uitgroeien tot een eliteclub van blanken en zou tevens een stevige concurrent worden voor de NSB in Indië. In de Volksraad zou de VC openlijk strijd voeren tegen het zwakke imago van de koloniale regering.36

In december 1931 werd door de Nederlander J.A. Couwenberg, de Nederlandsch Indische Fascisten Organisatie (NIFO) opgericht. Deze partij zou zich vanaf het begin af aan inzetten voor grondrechten voor alle Indo-Europeanen. Om deze reden bestond het ledenbestand niet uit louter blanke Europeanen, zoals dit bij de VC het geval was. In 1933 vond een scheuring plaats binnen de partij. Er was grote onvrede over de politieke koers van de partij, die niet fascistisch genoeg zou zijn geweest.37 Derhalve besloot een aantal prominente leden, waaronder A.J. Schoof en J.A.A. de Bree, eigen partijen op te richten. Zo werden de Fascistische Unie (FU) en de Fascistische Organisatie in Nederlands Indië (FOINI) opgericht. Deze kleine rechts-autoritaire partijen waren geduchte concurrenten van elkaar en verkeerden continu met elkaar in conflict. Alleen de Vaderlandsche Club en de NIFO werkten nauw met elkaar samen.38 Wat de fascisten in de kolonie nodig hadden, was een solide en eendrachtige fascistische partij die alle kleinere partijen kon verbinden. Dat werd de NSB.

Oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië

In november 1933 gaf Anton Mussert aan W.E Scheurer, een oud-Indisch bestuursambtenaar, de opdracht af te reizen naar de kolonie om daar een afdeling van de NSB op te zetten en te besturen. De NSB ambieerde een groot Nederlands mondiaal imperium. Een NSB-afdeling oprichten in de Nederlandse kolonie was daarom een prestigieuze onderneming en van groot

35 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 679. 36 Ibid., 679-680.

(18)

17 belang.39 Eenmaal aangekomen in Nederlands-Indië begon Scheurer met de ledenwerving op

Java en Sumatra. Door de andere kleine fascistische organisaties te benaderen, waaronder de NIFO en het VNI, konden de ideologisch gelijkgestemde partijen probleemloos opgaan in de NSB, mits zij met de fusie instemden. De Beweging begon met 49 leden, waarvan er zich twintig op Sumatra bevonden en de rest op Java. In januari 1934 besloot Couwenberg, de leider van de NIFO, dat ook zijn partij volledig op zou gaan in de nieuw gevormde NSB. Het overgrote deel van de eerste leden was afkomstig uit de kleinere fascistische partijen die de fusie met de NSB aangingen.40 Met de aansluiting van de voormalige NIFO-leden, werden dan ook de eerste Indo-Europeanen lid van de NSB.

Binnen een tijdsbestek van enkele maanden kwamen over de gehele Indische archipel NSB-kringen van de grond. De secretaris en plaatsvervangend leider van de NSB in Nederland, Cees van Geelkerken, beschreef dit proces in het NSB-Jubileumboek op enthousiaste wijze: 'Men telde na enige tijd NSB'ers, verspreid onder de Nederlandse bevolking van den gehele archipel, van de uiterste Noordkust van Sumatra, tot in den verste uithoek van Nieuw-Guinea, waar de beschaving nog nauwelijks is doorgedrongen. Ja, zelfs tot in Japan!'41 Opmerkelijk is dat van Geelkerken hierbij de Indo-Europese NSB’ers buiten beschouwing laat, terwijl zij statistisch gezien het merendeel van de Indische NSB-leden uitmaakten.

Op 10 juni 1933 werd door de Indische NSB'er P.R. Winkler een nieuwe, aan de NSB gerelateerde vereniging opgericht: de Nationale Nieuw-Guinea Vereniging. Het doel van deze vereniging was het koloniseren van Guinea als blanke kolonie. De Papoea’s die reeds op het eiland leefden, zouden in reservaten moeten worden geplaatst. Het plan was een alternatief om overbevolking in Nederland en op Java en Sumatra tegen te gaan. Ook moest het een blank Europees bolwerk vormen tegen het expansionistische Japan.42 Het plan zou uiteindelijk niet tot uitvoering gebracht worden, mede door het gebrek aan financiële middelen, politiek-bestuurlijke slagkracht en steun onder rest van de blanke bevolking in de kolonie. Toch geeft het initiatief de gedachtenpatronen van de nationaalsocialisten in de kolonie goed weer: sterk anti-Japans en een hoge mate van superioriteitsgevoel ten opzichte van de inheemse bevolking.

39 Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," 171.

40 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 683.

41 Cees van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941 (NENASU, 1941) 157.

(19)

18

De partijstructuur van de Beweging in Nederlands-Indië

De structuur van de Beweging in de Indische archipel was –net als in Nederland- sterk hiërarchisch en gestructureerd opgebouwd. De gehele kolonie was verdeeld in twee

Gewestelijke Commissariaten. Het eerste omvatte het eiland Java en de Grote Oost, bestaande

uit de eilanden Borneo, Celebes en de Molukken. Het hoofdkwartier was gelegen in Bandoeng, op Java. Het tweede Commissariaat omvatte het gehele eiland Sumatra, met het hoofdkwartier gelegen in Medan.43 De commissarissen stonden direct in contact met de afdeling Indische Zaken, die huisde in het NSB-hoofdkwartier te Utrecht.

Het Commissariaat Java en de Grote Oost had zeven NSB-kringen en zes groepen, onderverdeeld in lokale blokken. De benaming berustte op het ledenaantal van de desbetreffende blokken. De kringen in de twee Gewesten zagen er als volgt uit:

Tabel 1 NSB-kringen in de Indische archipel

Java en de Grote Oost Sumatra

Kring 401: Batavia 402: Bandoeng 403: Semarang 404: Djocjacarta 405: Soerabaja 406: Malang 407: Djemer Kring 408: Medan 409: Padang 410: Palembang

Bron: Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD), Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel, afkomstig van de Algemeen Organisatie Leider van de NSB in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de organisatie van de NSB aldaar, 1934- 1935. (grondslag NSB op Java en Sumatra).

Het Commisariaat Java en de Grote Oost behelsde een reusachtig gebied en werd centraal bestuurd vanuit Bandoeng door kringleider S. Tesser (NSB-Stamkaarthouder no. 47318).44 De Grote Oost was lastig te besturen omdat de functionarissen en partijleden louter met geschreven brieven bereikbaar waren. Telegraaf- en telefoonverbindingen waren er niet of nauwelijks in deze verre uithoek van het Nederlandse imperium. Het Commissariaat dat het

43 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 158.

(20)

19 eiland Sumatra bestreek, was onderverdeeld in drie kringen.45 Een kring werd aangestuurd

door een zogeheten kringleider (K.L.) en werd geadviseerd door de Kringraad. Een NSB-kring had een bepaalde territoriale omvang, afhankelijk van de bevolkingsdichtheid en omvatte een minimum van driehonderd NSB’ers. De kringen waren onderverdeeld in groepen die meerdere steden en dorpen konden omvatten, wederom afhankelijk van de bevolkingsdichtheid. De groepen waren weer onderverdeeld in blokken. De blokken waren ingedeeld op wijkniveau en hadden een maximum van vijftien leden.46 De blokken waren daarmee de kleinste entiteit binnen de partijstructuur van de NSB. De Indische fractie was, net als de Nederlandse, sterk hiërarchisch opgebouwd. De kring-, groeps- en blokleiders hadden allen de volmacht om leden te schorsen en aan te nemen. De Gewestelijke Commissariaten coördineerden de belangrijkste alledaagse zaken van de Beweging, waaronder de ledenadministratie, de propagandamachine en de geldmiddelen. Tevens voorzagen de Commissariaten alle groepen en kringen van instructies en middelen voor propagandadoeleinden en nationaalsocialistische vorming voor partijleden.

Tekenend voor de sterke hiërarchie binnen de NSB was de uit Utrecht afkomstige mededeling dat het voor de Indische NSB’ers verplicht was om tijdens 'officiële' taken het zwarte hemd met partijinsigne te dragen. Donateurs mochten alleen het insigne op hun kleding dragen.47

Beweegredenen voor het NSB-lidmaatschap

Waar het IEV voor de Indo-Europeaan een weinig daadkrachtig politiek platform bleek te zijn, spraken de daadkracht en het krachtige leidersprincipe van de NSB tot de verbeelding van duizenden ontevreden Indo-Europeanen.48 De behoefte onder veel Indo’s om zich in culturele zin te oriënteren op de Nederlandse cultuur, zorgde er voor dat Indo-Europeanen uit alle sociale lagen vertegenwoordigd waren binnen de NSB. Historicus Hans Meijer is van mening dat het lidmaatschap van de NSB statusverhogend werkte voor de Indo-Europeaanse leden van de Beweging, omdat zij zich hier, althans in theoretische zin, op gelijke voet met blanke Europeanen bewogen. Het lidmaatschap van de NSB impliceerde een culturele en politieke superioriteit over de inheemse Indiër, een gevoel dat sterk heerste onder de

45 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel, afkomstig van de Algemeen Organisatie Leider van de NSB in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de organisatie van de NSB aldaar, 1934- 1935. (grondslag NSB op Sumatra)

46 Ibid. 47 Ibid.

(21)

20 Europeanen.49 Het IEV was van mening dat de politieke band tussen Nederland en de

Indische archipel wel wat losser kon worden in bestuurlijke en administratieve zin.50 De

Indo-Europeanen, die sterk tegen de politieke afscheiding van Nederland gekant waren en vonden dat de Volksraad als democratisch politiek platform voor alle bevolkingsgroepen afgeschaft diende te worden, liepen halverwege de jaren dertig over van het IEV naar de NSB. Indo-Europeanen die voor een forse versteviging van het militaire apparaat waren, evenals voor het behouden van de sterke band met Nederland, hadden destijds meer redenen om zich bij de nationaalsocialisten aan te sluiten, dan bij het Verbond.

De economische crisis van de jaren dertig kwam bij veel Indo's hard aan. Zij vormden de middenklasse in de kolonie en waren tevens vaak afhankelijk van lagere administratieve functies binnen de ambtenarenklasse. Dankzij de Ethische Politiek, gevoerd vanaf het begin van de eeuw, zorgden de inheemsen voor enige concurrentie op de arbeidsmarkt. De economische crisis resulteerde veelal in lagere lonen, zo ook voor de Indo-Europeanen. Om de concurrentie van de inheemse bevolking het hoofd te bieden, werd door een groot deel van de Indo's stevig de nadruk gelegd op hun trouw aan het Nederlandse koloniale gezag.51 Zij hoopten hierdoor een betere sociale en economische positie te kunnen verwerven ten opzichte van de inheemse bevolking. Het benadrukken van hun trouw aan het Nederlandse koloniale gezag zorgde er voor dat duizenden Indo-Europeanen gingen sympathiseren met NSB. Voor de Beweging in Indië stond trouw zijn aan het gezag in Batavia ten slotte centraal.

Aan het einde van 1934 begon de Beweging te groeien in ledenaantal. Dit gebeurde in het bijzonder in het oosten van het eiland Sumatra. Ook op Java groeide het ledenaantal gestaag. Zo werd op de eerste landdag -de benaming voor een NSB-partijbijeenkomst- in Bandoeng door circa driehonderdvijftig partijleden een eed van trouw afgezworen aan de koningin.52 In mei 1935 waren er in de gehele Indische archipel circa tweeduizend personen lid geworden van de Beweging.53 Nadat NSB-leider Anton Mussert in juli en augustus van dat jaar de verschillende kringen in de archipel kwam bezoeken, steeg het ledenaantal pas echt explosief. In 1937 kwam de Beweging in de kolonie op haar hoogtepunt: vijfduizend leden. Circa zevenhondervijftig leden woonden op het eiland Sumatra. Het overgrote deel van de

49 Ibid., 148.

50 Pollman, "Men is fascist of men is het niet," 175. 51 Sluyter,"Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 29.

52 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 3 (1935) nr. 2, 12 januari 1935. 1.

(22)

21 leden was afkomstig van het dichtbevolkte Java.54 De NSB was, na het IEV en de

Vaderlandsche Club, wat ledenaantal betreft derde politieke organisatie van Nederlands-Indië.55 Dit betekende dat de mensen die politiek actief waren, veelal Europeanen en Indo’s,

zich met name concentreerden in bewegingen die zich tegen communisme als de politieke emancipatie van de inheemse bevolking keerden. Dit impliceerde wel degelijk dat de koloniale bovenlaag zich bedreigd voelde door inheemse bevolking.

Dat het gedachtengoed en de retoriek van de NSB gedurende de jaren dertig aan populariteit won onder de Indo-Europeanen, was te zien aan het feit dat de Beweging voor circa 70 procent uit Indo-Europese leden bestond. Dit was vanzelfsprekend een doorn in het oog van het IEV, die aan leden moest inleveren ten gunste van de NSB. Het feit dat de politieke bijeenkomsten van de NSB vaak druk bezocht werden en die van het IEV niet, versterkte de indruk dat de NSB een sterke tegenstander op het politieke toneel in Nederland-Indië begon te worden.56

Tegenwerking door andere politieke partijen in Indië

Naarmate de NSB aan populariteit begon te winnen, groeide ook de tegenwerking jegens de politieke nieuwkomer. Net als in Nederland, bestond ook in de kolonie onder de andere politieke partijen een afkeer van de NSB. Met name de Indische Katholieke Partij, de koloniale tak van de Rooms Katholieke Staatspartij in Nederland, was van begin af aan een geduchte tegenstander.57 Het werd katholieken al in 1936 door de Kerk verboden om lid te

worden van een fascistische groepering, dit gold dus ook voor het lidmaatschap van de NSB.58

In veel gevallen kon de in 1933 in Indië gevormde NSB echter op veel sympathie rekenen onder de Europese bevolking van de kolonie, aangezien de nationaalsocialisten qua ledenaantal de derde politieke partij van Indië vormden. Deze waardering kwam in de periode 1937-1938 echter ten einde. De voornaamste reden hiervoor was dat de Nederlandse NSB-partijtop nieuwe ideologische richtlijnen uiteen ging zetten voor de Beweging. Ook het IEV, in 1933 nog een sympathiserende politieke groep, nam in januari 1935 in ideologisch en

54 Jacob Zwaan, “De NSB in Indië,” in De zwarte kameraden: een geïllustreerde geschiedenis van de NSB (Weesp: van Holkema en Warendorf, 1984) 164.

55 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 149. 56 Ibid., 149-150.

57 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 160.

(23)

22 politiek opzicht duidelijk afstand van de NSB. Er werd door het Verbond betoogd dat de NSB een buitenlandse partij was, geleid vanuit Nederland en dat het de Indische belangen totaal niet behartigde. Het Verbond kon zich tevens niet vinden in de nieuwe racistische retoriek van de NSB, waaronder ook de huwelijkspolitiek voor de Indische NSB'ers viel. Ook had de partijleiding van het Verbond grote problemen met de gegroeide populariteit van de NSB onder de Indo-Europeanen. Vanaf 1936 verbood het Verbond de IEV-leden een dubbel lidmaatschap te hebben met de NSB. Wie zich daar niet aan hield, werd zonder meer geroyeerd. Als reactie hierop verbood de NSB ook haar leden het lidmaatschap van het IEV.59 Door de veroordeling van rassenvermenging in de Beweging, verloor zij de aantrekkingskracht op de Indo-Europeaanse bevolking, hetgeen weer resulteerde in een groei van het Verbond.

Dankzij de politieke ontwikkelingen binnen de Nederlandse NSB -die zich steeds meer oriënteren op nationaalsocialistisch Duitsland-, begon de Indische NSB het vertrouwen en sympathie van de andere politieke spelers in de archipel te verliezen. Naast het IEV begon ook de Vaderlandsche Club zich te verzetten tegen de NSB, wegens 'fascistische beginselen' en sympathiserende houding richting Hitler-Duitsland. Dit is enigszins dubieus omdat de VC zelf een elitaire club van extreemrechtse nationalisten was.60 De nationaalsocialisten kwamen nu, net als in Nederland, ook in het koloniale politieke debat in zwaar weer terecht.

(24)

23

3. De NSB en de Groot-Nederlandse imperiale droom

'Groot-Nederlanders zijn zij, die het Nederlandsche imperium dragen; niet de huidskleur is beslissend, maar de geest. De Indo die bewust Groot-Nederlander is, is dit mede door zijn raszuiverheid; hij maakt zonder eenig voorbehoud als volwaardig medelid deel uit van de Nederlandse Volksgemeenschap. (...)Het doet mij leed dat ondermijnende krachten binnen en buiten de Beweging twijfel hieraan konden doen

opkomen, nadat wij nu reeds vijf jaren strijdend zijn voor de handhaving van het Nederlandsche imperium, dat onze innige verbondenheid in deze zorgelijke tijden zoo

nodig heeft.'- A. A. Mussert, in briefwisseling met Gewestelijk Leider A. van der

Laaken, 1937.61

De visie van de NSB op het Nederlandse koloniale imperium

'Wij zijn een natie van 70 miljoen mensen!', zo stond het geschreven op de NSB-propagandaposters voor de Provinciale verkiezingen van 1935. Volgens de NSB was Nederlands-Indië als kolonie onafscheidelijk van Nederland. Het hebben en behouden van de kolonie stond voor de NSB symbool voor het grootse verleden van de Nederlandse natie. Het representeerde de hoogtijdagen van de Nederlandse Republiek van de zeventiende eeuw, het geliefde imperium, een memorabele tijd waar men veel waarde aan kon hechten. De algemene consensus onder veel Nederlanders was dat Nederland, als handelsland, niet zonder zijn kolonie in het oosten kon voortbestaan. Zij had Indië nodig voor haar grondstoffen en afzetmarkt voor de eigen Nederlandse producten. De NSB geloofde ook dat Nederland in een grote economische misère zou vallen, mocht het land zijn kolonie in het oosten verliezen. In

Volk en Vaderland, de wekelijks uitgegeven partijkrant, stonden vanaf de oprichting van de

Beweging in 1931 regelmatig artikelen en ingezonden stukken over dit mogelijke “drama”. De anti-imperialistische houding van onder andere de sociaaldemocraten en communisten werd sterk veroordeeld door de NSB. Deze "Indië-Los-van-Nederland-gedachte" werd in de

Volk en Vaderland van 26 mei 1934 omschreven als ‘het grootste verraad dat ooit aan de

Nederlandse natie en het Volk gepleegd is.’62

61 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,” 181.

(25)

24 Dat de NSB grote waarde hechtte aan de Nederlandse koloniën blijkt ook uit het eerste programmapunt van het Leidend Beginsel: 'De delen van het Rijk in Europa, Azië en Amerika steunen elkander onder alle omstandigheden zo krachtig mogelijk en vormen naar buiten toe één geheel.'63 Alleen eendracht tussen de verschillende delen van het Nederlandse imperium zou voorspoed kunnen brengen. Om deze eendracht in het koninkrijk te kunnen garanderen, en de kolonie te behouden, was een sterke staat nodig. En om deze vorm van overheid te realiseren had Nederland, althans volgens Mussert in een van zijn artikelen in de Volk en

Vaderland van januari 1938, het nationaalsocialisme nodig: ‘Nederland, de van God gegeven

eenheid (…) het nationaalsocialisme is een noodzaak voor het behoud van het (Nederlandse) imperium.’64 Volgens Mussert was "Rijkseenheid" binnen het Nederlandse imperium van het

allerhoogste belang om de Nederlandse natie de plaats te kunnen geven die het verdiende. Deze Rijkseenheid die de NSB propageerde, ging verder dan alleen de bestuurlijke, politieke en economische band tussen de Nederland en de Indische kolonie. Zonder de Nederlanders zou de Indonesische archipel slechts een verzameling losse eilanden zijn. Onder het koloniale bestuur van de Nederlanders, maakte Indië deel uit van een machtig wereldrijk, aldus Mussert.65 Niet alleen de NSB propageerde het concept van rijkseenheid, ook minister-president Hendrik Colijn probeerde nadruk te leggen op de bijzondere en noodzakelijke band tussen Nederland en Indië. Op deze manier vond de koloniale afhankelijkheidsgedachte ook haar weg richting het algemene publiek in Nederland.66

Al sinds de oprichting van de NSB in 1931, predikte Mussert de formatie van een “Groot-Nederland”. Het achterliggende idee was om alle afstammelingen van de "Nederlandse stam" samen te voegen in één rijk. Deze verbintenis tussen de deze zogenaamde Nederlandse afstammelingen, kon zich op vele vlakken uitten: historisch, linguïstisch, cultureel of raciaal. Tot de ideologische radicalisering van de Beweging in het midden van de jaren dertig, was het raciale aspect ondergeschikt. Alle inwoners van Indië konden dus deel uitmaken van deze Nederlandse stam, mits zij zich zo voelden en gedroegen. Het Groot-Nederlandse gedachtengoed beperkte zich niet alleen tot de gebieden die zich al binnen het koninkrijk bevonden. Ook Vlaanderen en Zuid-Afrika vielen binnen dit kader, vanwege hun culturele en linguïstische banden met Nederland.67 De NSB zou deze Groot-Nederlandse

63 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 313.

64 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,” 171.

65 Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931- 1942," 31. 66 Ibid., 30-31.

(26)

25 droom van eenheid tussen alle nazaten van de zogenaamde Nederlandse stam ideologisch blijven nastreven tot op het moment van ontbinding, vlak na de Tweede Wereldoorlog.

De visie van de NSB op etnische groepen binnen het Koninkrijk

'Wij Groot-Nederlanders van diverse rassen en afstamming, of wij blijvers of trekkers zijn doet niet ter zake. Een Amsterdammer, die naar Groningen verhuist blijft Nederlander, evenzeer als wanneer hij zich voor goed in Nieuw- Guinea zou vestigen.

Wij Nationaalsocialisten kennen geen onderscheid tussen totoks en Indo's. Wij zijn nationaalsocialisten, bewoners en eigenaars van Groot-Nederland.' – Toespraak

NSB-kringleider H.A. Kruijtbosch te Soerabaja, 1935.68

In het bovenstaande citaat trachtte kringleider H.A Kruijtbosch aan de aanwezige NSB’ers uit te leggen wat het standpunt was van de NSB betreffende het lidmaatschap van niet-Europeanen. Het was voor de NSB van belang om de Indo-Europeanen als bevolkingsgroep niet voor het hoofd te stoten, gezien zij het grootste deel van het Indische ledenbestand vormden. Mussert was in 1935 nog van mening dat de NSB sterk van de Duitse NSDAP verschilde in termen van een nazistische of een fascistische ideologie. De Nederlandse nationaalsocialisten wezen volgens Mussert niet alleen geweld en revolutie af, maar ook ‘de volledige Duitse rassenleer’.69 Mussert probeerde aan zijn achterban duidelijk te maken dat er,

vanwege het gematigde Nederlandse karakter van de NSB, geen plaats was voor het rassenbeginsel waarop de Duitse nationaalsocialisten zich baseerden.70

De algemene consensus in de bestaande hedendaagse literatuur over de NSB, is dat van virulent antisemitisme en racisme in de begindagen van de NSB, in zowel Nederland als Indië, geen of nauwelijks sprake zou zijn geweest.71 De historica Tessel Pollmann weerspreekt dit echter in haar artikel over de NSB in de Nederlands-Indië. Zij stelt dat de houding van Mussert ten opzichte van de “inlander” neerbuigend was en dat voor hem iedere vorm van Indonesisch nationalisme of onafhankelijkheid van de kolonie totaal onacceptabel

68 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2147, Tekst van een rede van H.A. Kruijtbosch, Kringleider Soerabaja, gehouden te Semarang, 1935.

69 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 2 (1934) nr. 21, 16 juni 1934.

70 Ibid.

(27)

26 was.72 Om deze reden alleen al, zou de mening van Anton Mussert met betrekking tot

koloniale politiek een racistisch programma hebben doen ontstaan. De publicaties van Anton Mussert zelf en andere NSB’ers in Volk en Vaderland en andere geschriften geven een wat genuanceerder beeld. De Nederlandse nationaalsocialisten probeerden hun raciale denken van begin af aan continu aan te passen en te nuanceren. Mussert schreef bijvoorbeeld in een persoonlijke brief aan de in Indië woonachtige Nederlandse NSB’er G.H Brouwer: ‘Niet ik maak uit wie Nederlander is, maar ieder doet dat voor zich!’73 De boodschap was duidelijk:

iedereen die zich Nederlander voelde, was ook een Nederlander. Ook schreef Mussert dat er voor “Nederlands-voelenden" altijd plaats was, ongeacht de huidskleur van een individu: ‘Het staat vast dat er in Groot-Nederland nog plaats is voor miljoenen Nederlanders, blank én bruin, én geel.’74

Ook de radicalere nationaalsocialisten binnen de NSB, die zich vanaf het midden van de jaren dertig steeds meer op het Duitse nationaalsocialisme gingen oriënteren, probeerden de historische en culturele band tussen het Indische en Nederlandse volk te bevestigen of, in hun eigen ogen, zelfs te rechtvaardigen. De nationaalsocialist E.J. Roskam schreef bijvoorbeeld in zijn brochure De stem van ons bloed, een propagandaboekje met als uitgangspunt de Duitse Blut und Boden-theorie, het volgende: 'Dit is de nood van ons Volk: onze bloedreserves raken uitgeput, want het grootste gevaar voor ons Volk is niet die enkele procenten Oostras of Westras of zelf Indisch bloed dat onder ons leeft. Ons volk is sterk genoeg om dat te verwerken.'75 Het doel dat Roskam voor ogen had met deze brochure, was

het “zuiver” houden van het Nederlandse volk: de zogeheten ‘nood van het Volk’.76 Hij

trachtte de band Nederland-Indië te rechtvaardigen door te stellen dat het opnemen van Indiërs in de “Nederlandse stam”, geen gevaar zou vormen voor de zuiverheid van het Nederlandse volk. Het echte gevaar schuilde volgens hem in de ‘lichamelijke en geestelijke degeneratie’ in de vorm van ‘niet-Germaanse’ religies: christendom en judaïsme.77

Pollmann heeft gelijk in haar stelling dat de NSB de Indische kolonie voornamelijk zag als economisch wingewest voor Nederland. De NSB was van mening dat de kolonie

72 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe," 171.

73 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2146. Brieven aan de Algemeen Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. Brief G.H. Brouwer aan A.A. Mussert, 12 juni, 1935.

74 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2137. Principiële uitspraak betreffende het standpunt der N.S.B ten opzichte van de emigratie, Juli 1938. in Stukken betreffende activiteiten van de National Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.

75 E.J. Roskam, De stem van ons bloed - Brochure der NSB (Leiden: NENASU, 1940) 22. 76 Ibid.

(28)

27 nodig was om ook in de toekomst economische voorspoed te kunnen verzekeren. Wat zij niet vermeldt is dat de NSB een cultureel-economische wisselwerking voor ogen had. Zo dacht de Beweging met de kolonisatie van de archipel iets te kunnen betekenen voor de inheemse volkeren. Deze gedachte toonde gelijkenis met de Ethische Politiek. Dit is frappant, gezien de NSB en andere rechts-autoritaire groepen zoals de VC, fel gekant waren tegen deze vorm van koloniale politiek. De secretaris en plaatsvervangend leider van de NSB, Cees van Geelkerken, schreef in het NSB-jubileumboek uit 1941 uitvoerig over de keerzijden van de rol als kolonisator:

'Wat brengen wij den Indischen volkeren? In de eerste plaats [brengen wij]orde en rust; de mogelijkheid om zich vreedzaam onder goed bestuur te ontwikkelen. Maar daarnaast, het beste wat de westersche techniek hun kan brengen. (...) West-Indië is en wordt door Nederland zwaar verwaarloosd. West-Indië moet tot ontwikkeling gebracht worden door Nederlandse geest- en arbeidskracht en Nederlands kapitaal. Het vraagt offers van ons; zij zullen gebracht moeten worden op zodanige wijze, dat zij rijke vruchten zullen afwerpen, zowel voor Indië als voor Nederland.'78

Er zaten volgens de NSB wel grenzen aan de materiële en culturele verheffing van de Indische inheemse bevolking. Zo zouden de Europese volkeren niet bereid zijn om hun maatschappelijke voorsprong op te geven ten behoeve van de 'overweldigende massa Aziatische werkkrachten', doelende op de inheemse volkeren van de archipel.79 Gedurende de propagandacampagne voor de verkiezingen van 1935 probeerde de NSB zich echter van haar ruimdenkende kant te laten zien betreffende de identiteit van de inheemse volkeren. In de propagandabrochure Leidraad voor huisbezoekers uit 1935 trachtte de Beweging zich weinig radicaal te doen overkomen richting het algemene Nederlandse publiek: 'De Beweging zal de eigen talen en instellingen zo veel mogelijk proberen te eerbiedigen, zolang het niet in strijd is met het algemeen belang of de goede zeden.'80 Al deze “ruimdenkende” voorstellen met betrekking tot de rol van de NSB als kolonisator zijn enigszins dubieus te noemen, gezien de Beweging nog geen twee jaar eerder, met het Nieuw-Guinea project voorstelde om alle Papoea’s aldaar naar reservaten te verbannen.

78 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 327.

(29)

28 Mussert was in de beginjaren van de NSB erg lovend over de Indo-Europeanen: 'Welk een grootsche taak is daar volbracht door de Nederlanders en niet minder door hen, die door sommigen Indo's worden genoemd en door de bouwers worden beschouwd als Indische Nederlanders, die mede het imperium dragen.'81 In het propagandaboekje Leidraad voor

Huisbezoekers werd eveneens lovend gesproken over de Indo-Europaan: 'De N.S.B staat

tegenover den Groot-Nederlands-voelende Indo-Europeanen precies als tegenover den gelijk voelende volbloed Hollander.'82 Zolang een individu in politieke zin achter de Beweging stond, was er geen aanleiding om het lidmaatschap van de NSB af te wijzen in verband met hun etniciteit. Dit was aanvankelijk ook geldig voor joden die lid wilden worden van de Beweging.83 Mussert was er van overtuigd dat de Europeanen en de Indo-Europeanen gezamenlijk het cement vormden voor de bestuurslaag van de kolonie. Dit idee werd regelmatig naar voren gebracht in NSB-publicaties, zo ook in Indië Hou Zee van 1 mei 1936: 'Wij vormen samen een groote ridderorde in Indië, zoals wij de Duitsche orde, de Maltezer orde en dergelijke instituten gekend hebben.'84 Om te benadrukken dat er een raciaal verbond was tussen de Indo-Europeaan en de Nederlander, werden in de NSB-publicaties de termen Indo-Europaan en Indo, vaak vervangen door “Indische Nederlander”.85

De raciale diversiteit binnen het Nederlandse imperium was volgens de vroege NSB-ideologie geen probleem. De algemene consensus, dat de raciale superioriteitsgedachte centraal staat in het nationaalsocialistische gedachtengoed, lijkt daarom niet aan te sluiten bij de politieke uitgangspunten van de NSB aan het begin van de jaren dertig. Het is daarom accurater om de vroege ideologie van NSB met betrekking tot rassenkwestie, racialiteit en etniciteit, in ideologische termen eerder als autoritair en fascistisch te duiden dan als nationaalsocialistisch. De laatstgenoemde ideologie wekte namelijk een sterke Duitse connotatie op waarin racisme en antisemitisme centraal stonden. Mussert probeerde deze gematigde nationaalsocialistische visie uit de doeken te doen aan ene heer Becking van de afdeling Indische Zaken, gezien de afdeling deels verantwoordelijk was voor de propaganda die in Indië terecht kwam: ‘Wij zien Indië als een belangrijk deel van het Imperium waarin tientallen Oostersche volkeren leven. Als goede nationaal-socialisten willen wij hen ook brengen het herstel van eigen volksaard. Javanen zullen anders zijn dan Menadonezen, deze anders dan de bewoners van de Padangsche bovenlanden enz. Deze volkeren zullen ieder hun

81 Anton Mussert, Neerlands Toekomst - Brochure der NSB (Leiden: NENASU, 1941) 23. 82 Leidraad voor Huisbezoekers (Leiden: NENASU, 1935) 43-44.

83 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 457. 84 Indië Hou Zee (Gewest Java), 1 mei 1936. 1.

(30)

29 eigen gebied krijgen met de mogelijkheid tot uitbreiding. Zij zullen zooveel mogelijk door eigen hoofden worden geregeerd.’86 Dat de Beweging voor zelfbeschikkingsrecht van

Indische volkeren opkwam, lijkt vooralsnog erg progressief voor een nationaalsocialistische partij.

Uit de praktijk bleek echter dat de NSB niet het beste voorhad met de inheemse volkeren. Het Nieuw-Guinea project illustreert dit. De vroege politieke uitgangspunten van de NSB waren dan misschien niet gebaseerd op het raciale denken van de Duitse nationaalsocialisten, gedurende het decennium veranderde de Beweging echter van koers. Aan het einde van de jaren dertig was de NSB uitsluitend nationaalsocialistisch en werd raciaal denken zoals in Duitsland een centraal thema.

De NSB en het koloniale gezag van Nederlands-Indië

Als overtuigd nationalist prees Mussert de Nederlandse voorvaderen, die de kolonie in de voorgaande eeuwen gevormd en grootgemaakt hadden. Ook de koloniale gezagsdragers in de jaren dertig waren in zijn ogen bewonderenswaardig en dienden gerespecteerd te worden. Toch was er vanuit de NSB enige kritiek te horen over de militaire toestand waarin de kolonie zich bevond. De NSB speelde tevens in op het algemeen heersende gevoel van angst dat de inheemse bevolking zou kunnen zwichten voor het communisme. Ook werd geageerd tegen de communisten en sociaaldemocraten in Nederland die de Indië-Los-van-Nederland gedachte propageerden. Het algemeen heersende gevoel was, dat als de socialisten in Nederland aan de macht kwamen, het gedaan was met de Nederlandse hegemonie over de archipel.87 Om deze

reden, bleven de nationaalsocialisten continu hameren op het mogelijke onheil dat de kolonie in gevaar kon brengen. In de NSB-partijkrant Indië Hou Zee, was het veronderstelde rode gevaar van de communisten en socialisten een veelvuldig terugkerend thema.88

Hoewel de NSB gezagsgetrouw was aan het koloniale bestuur, was de Beweging niet te spreken over de manier waarop de Nederlandse staat het defensieapparaat van de kolonie geregeld had. In de Volk en Vaderland stonden regelmatig artikelen waarin opgeroepen werd tot actie om de kolonie alsnog te bewapenen. Zo ook in de editie van 25 februari 1938. Mussert schreef in zijn vaste artikel op de voorpagina: 'Verdedig Indië vóór het te laat is! Maar de heeren doen dit niet. Een nationaal-socialistisch voorstel om twee zware kruisers te

86 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. Nr. 2146. Brieven aan de Algemeen Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. Brief Indische zaken aan Kmd Becking, 7 juli, 1938.

87 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe," 176.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2p 32 Geef twee redenen waarom juist dit deel van ‘De Mars’ zo geschikt is voor de nieuwe functie. De opzet van het nieuwe woongedeelte van ‘De Mars’ past in het huidige

Als wij den toestand van land en volk nagaan, dan gevoelen wij het, op zulk een land, op zulk een vulk, dat den God zijner vaderen zoo schandelijk vergeet, door te doen wat kwaad

En este apartado se ha realizado un análisis del porcentaje de ESEs que desarrollan proyectos en cada uno de los sectores y, tal y como se puede ver en la figura 72, un 52% de

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt,

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

De eigen bijdrage is niet bedoeld als een extra straf, maar de betrokkene zal het wel zo ervaren 'De vervuiler betaalt.' Dat is het motto van twee wetsvoorstellen die beogen

Wanneer men probeert om bij kleine fluctuaties in te grijpen, (door bijvoorbeeld bij een iets te lage waarde te proberen de waarde van het proces te verhogen) dan zal het middel