• No results found

De NSB en de Groot-Nederlandse imperiale droom

In document Zwarte Kameraden in de kolonie (pagina 24-33)

'Groot-Nederlanders zijn zij, die het Nederlandsche imperium dragen; niet de huidskleur is beslissend, maar de geest. De Indo die bewust Groot-Nederlander is, is dit mede door zijn raszuiverheid; hij maakt zonder eenig voorbehoud als volwaardig medelid deel uit van de Nederlandse Volksgemeenschap. (...)Het doet mij leed dat ondermijnende krachten binnen en buiten de Beweging twijfel hieraan konden doen

opkomen, nadat wij nu reeds vijf jaren strijdend zijn voor de handhaving van het Nederlandsche imperium, dat onze innige verbondenheid in deze zorgelijke tijden zoo

nodig heeft.'- A. A. Mussert, in briefwisseling met Gewestelijk Leider A. van der

Laaken, 1937.61

De visie van de NSB op het Nederlandse koloniale imperium

'Wij zijn een natie van 70 miljoen mensen!', zo stond het geschreven op de NSB-propagandaposters voor de Provinciale verkiezingen van 1935. Volgens de NSB was Nederlands-Indië als kolonie onafscheidelijk van Nederland. Het hebben en behouden van de kolonie stond voor de NSB symbool voor het grootse verleden van de Nederlandse natie. Het representeerde de hoogtijdagen van de Nederlandse Republiek van de zeventiende eeuw, het geliefde imperium, een memorabele tijd waar men veel waarde aan kon hechten. De algemene consensus onder veel Nederlanders was dat Nederland, als handelsland, niet zonder zijn kolonie in het oosten kon voortbestaan. Zij had Indië nodig voor haar grondstoffen en afzetmarkt voor de eigen Nederlandse producten. De NSB geloofde ook dat Nederland in een grote economische misère zou vallen, mocht het land zijn kolonie in het oosten verliezen. In

Volk en Vaderland, de wekelijks uitgegeven partijkrant, stonden vanaf de oprichting van de

Beweging in 1931 regelmatig artikelen en ingezonden stukken over dit mogelijke “drama”. De anti-imperialistische houding van onder andere de sociaaldemocraten en communisten werd sterk veroordeeld door de NSB. Deze "Indië-Los-van-Nederland-gedachte" werd in de

Volk en Vaderland van 26 mei 1934 omschreven als ‘het grootste verraad dat ooit aan de

Nederlandse natie en het Volk gepleegd is.’62

61 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,” 181.

62 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 2 (1934) nr. 21, 26 mei 1934.

24 Dat de NSB grote waarde hechtte aan de Nederlandse koloniën blijkt ook uit het eerste programmapunt van het Leidend Beginsel: 'De delen van het Rijk in Europa, Azië en Amerika steunen elkander onder alle omstandigheden zo krachtig mogelijk en vormen naar buiten toe één geheel.'63 Alleen eendracht tussen de verschillende delen van het Nederlandse imperium zou voorspoed kunnen brengen. Om deze eendracht in het koninkrijk te kunnen garanderen, en de kolonie te behouden, was een sterke staat nodig. En om deze vorm van overheid te realiseren had Nederland, althans volgens Mussert in een van zijn artikelen in de Volk en

Vaderland van januari 1938, het nationaalsocialisme nodig: ‘Nederland, de van God gegeven

eenheid (…) het nationaalsocialisme is een noodzaak voor het behoud van het (Nederlandse) imperium.’64 Volgens Mussert was "Rijkseenheid" binnen het Nederlandse imperium van het allerhoogste belang om de Nederlandse natie de plaats te kunnen geven die het verdiende. Deze Rijkseenheid die de NSB propageerde, ging verder dan alleen de bestuurlijke, politieke en economische band tussen de Nederland en de Indische kolonie. Zonder de Nederlanders zou de Indonesische archipel slechts een verzameling losse eilanden zijn. Onder het koloniale bestuur van de Nederlanders, maakte Indië deel uit van een machtig wereldrijk, aldus Mussert.65 Niet alleen de NSB propageerde het concept van rijkseenheid, ook minister-president Hendrik Colijn probeerde nadruk te leggen op de bijzondere en noodzakelijke band tussen Nederland en Indië. Op deze manier vond de koloniale afhankelijkheidsgedachte ook haar weg richting het algemene publiek in Nederland.66

Al sinds de oprichting van de NSB in 1931, predikte Mussert de formatie van een “Groot-Nederland”. Het achterliggende idee was om alle afstammelingen van de "Nederlandse stam" samen te voegen in één rijk. Deze verbintenis tussen de deze zogenaamde Nederlandse afstammelingen, kon zich op vele vlakken uitten: historisch, linguïstisch, cultureel of raciaal. Tot de ideologische radicalisering van de Beweging in het midden van de jaren dertig, was het raciale aspect ondergeschikt. Alle inwoners van Indië konden dus deel uitmaken van deze Nederlandse stam, mits zij zich zo voelden en gedroegen. Het Groot-Nederlandse gedachtengoed beperkte zich niet alleen tot de gebieden die zich al binnen het koninkrijk bevonden. Ook Vlaanderen en Zuid-Afrika vielen binnen dit kader, vanwege hun culturele en linguïstische banden met Nederland.67 De NSB zou deze Groot-Nederlandse

63 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 313.

64 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,” 171.

65 Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931- 1942," 31. 66 Ibid., 30-31.

25 droom van eenheid tussen alle nazaten van de zogenaamde Nederlandse stam ideologisch blijven nastreven tot op het moment van ontbinding, vlak na de Tweede Wereldoorlog.

De visie van de NSB op etnische groepen binnen het Koninkrijk

'Wij Groot-Nederlanders van diverse rassen en afstamming, of wij blijvers of trekkers zijn doet niet ter zake. Een Amsterdammer, die naar Groningen verhuist blijft Nederlander, evenzeer als wanneer hij zich voor goed in Nieuw- Guinea zou vestigen.

Wij Nationaalsocialisten kennen geen onderscheid tussen totoks en Indo's. Wij zijn nationaalsocialisten, bewoners en eigenaars van Groot-Nederland.' – Toespraak

NSB-kringleider H.A. Kruijtbosch te Soerabaja, 1935.68

In het bovenstaande citaat trachtte kringleider H.A Kruijtbosch aan de aanwezige NSB’ers uit te leggen wat het standpunt was van de NSB betreffende het lidmaatschap van niet-Europeanen. Het was voor de NSB van belang om de Indo-Europeanen als bevolkingsgroep niet voor het hoofd te stoten, gezien zij het grootste deel van het Indische ledenbestand vormden. Mussert was in 1935 nog van mening dat de NSB sterk van de Duitse NSDAP verschilde in termen van een nazistische of een fascistische ideologie. De Nederlandse nationaalsocialisten wezen volgens Mussert niet alleen geweld en revolutie af, maar ook ‘de volledige Duitse rassenleer’.69 Mussert probeerde aan zijn achterban duidelijk te maken dat er, vanwege het gematigde Nederlandse karakter van de NSB, geen plaats was voor het rassenbeginsel waarop de Duitse nationaalsocialisten zich baseerden.70

De algemene consensus in de bestaande hedendaagse literatuur over de NSB, is dat van virulent antisemitisme en racisme in de begindagen van de NSB, in zowel Nederland als Indië, geen of nauwelijks sprake zou zijn geweest.71 De historica Tessel Pollmann weerspreekt dit echter in haar artikel over de NSB in de Nederlands-Indië. Zij stelt dat de houding van Mussert ten opzichte van de “inlander” neerbuigend was en dat voor hem iedere vorm van Indonesisch nationalisme of onafhankelijkheid van de kolonie totaal onacceptabel

68 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2147, Tekst van een rede van H.A. Kruijtbosch, Kringleider Soerabaja, gehouden te Semarang, 1935.

69 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 2 (1934) nr. 21, 16 juni 1934.

70 Ibid.

26 was.72 Om deze reden alleen al, zou de mening van Anton Mussert met betrekking tot koloniale politiek een racistisch programma hebben doen ontstaan. De publicaties van Anton Mussert zelf en andere NSB’ers in Volk en Vaderland en andere geschriften geven een wat genuanceerder beeld. De Nederlandse nationaalsocialisten probeerden hun raciale denken van begin af aan continu aan te passen en te nuanceren. Mussert schreef bijvoorbeeld in een persoonlijke brief aan de in Indië woonachtige Nederlandse NSB’er G.H Brouwer: ‘Niet ik maak uit wie Nederlander is, maar ieder doet dat voor zich!’73 De boodschap was duidelijk: iedereen die zich Nederlander voelde, was ook een Nederlander. Ook schreef Mussert dat er voor “Nederlands-voelenden" altijd plaats was, ongeacht de huidskleur van een individu: ‘Het staat vast dat er in Groot-Nederland nog plaats is voor miljoenen Nederlanders, blank én bruin, én geel.’74

Ook de radicalere nationaalsocialisten binnen de NSB, die zich vanaf het midden van de jaren dertig steeds meer op het Duitse nationaalsocialisme gingen oriënteren, probeerden de historische en culturele band tussen het Indische en Nederlandse volk te bevestigen of, in hun eigen ogen, zelfs te rechtvaardigen. De nationaalsocialist E.J. Roskam schreef bijvoorbeeld in zijn brochure De stem van ons bloed, een propagandaboekje met als uitgangspunt de Duitse Blut und Boden-theorie, het volgende: 'Dit is de nood van ons Volk: onze bloedreserves raken uitgeput, want het grootste gevaar voor ons Volk is niet die enkele procenten Oostras of Westras of zelf Indisch bloed dat onder ons leeft. Ons volk is sterk genoeg om dat te verwerken.'75 Het doel dat Roskam voor ogen had met deze brochure, was het “zuiver” houden van het Nederlandse volk: de zogeheten ‘nood van het Volk’.76 Hij trachtte de band Nederland-Indië te rechtvaardigen door te stellen dat het opnemen van Indiërs in de “Nederlandse stam”, geen gevaar zou vormen voor de zuiverheid van het Nederlandse volk. Het echte gevaar schuilde volgens hem in de ‘lichamelijke en geestelijke degeneratie’ in de vorm van ‘niet-Germaanse’ religies: christendom en judaïsme.77

Pollmann heeft gelijk in haar stelling dat de NSB de Indische kolonie voornamelijk zag als economisch wingewest voor Nederland. De NSB was van mening dat de kolonie

72 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe," 171.

73 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2146. Brieven aan de Algemeen Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. Brief G.H. Brouwer aan A.A. Mussert, 12 juni, 1935.

74 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2137. Principiële uitspraak betreffende het standpunt der N.S.B ten opzichte van de emigratie, Juli 1938. in Stukken betreffende activiteiten van de National Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.

75 E.J. Roskam, De stem van ons bloed - Brochure der NSB (Leiden: NENASU, 1940) 22. 76 Ibid.

27 nodig was om ook in de toekomst economische voorspoed te kunnen verzekeren. Wat zij niet vermeldt is dat de NSB een cultureel-economische wisselwerking voor ogen had. Zo dacht de Beweging met de kolonisatie van de archipel iets te kunnen betekenen voor de inheemse volkeren. Deze gedachte toonde gelijkenis met de Ethische Politiek. Dit is frappant, gezien de NSB en andere rechts-autoritaire groepen zoals de VC, fel gekant waren tegen deze vorm van koloniale politiek. De secretaris en plaatsvervangend leider van de NSB, Cees van Geelkerken, schreef in het NSB-jubileumboek uit 1941 uitvoerig over de keerzijden van de rol als kolonisator:

'Wat brengen wij den Indischen volkeren? In de eerste plaats [brengen wij]orde en rust; de mogelijkheid om zich vreedzaam onder goed bestuur te ontwikkelen. Maar daarnaast, het beste wat de westersche techniek hun kan brengen. (...) West-Indië is en wordt door Nederland zwaar verwaarloosd. West-Indië moet tot ontwikkeling gebracht worden door Nederlandse geest- en arbeidskracht en Nederlands kapitaal. Het vraagt offers van ons; zij zullen gebracht moeten worden op zodanige wijze, dat zij rijke vruchten zullen afwerpen, zowel voor Indië als voor Nederland.'78

Er zaten volgens de NSB wel grenzen aan de materiële en culturele verheffing van de Indische inheemse bevolking. Zo zouden de Europese volkeren niet bereid zijn om hun maatschappelijke voorsprong op te geven ten behoeve van de 'overweldigende massa Aziatische werkkrachten', doelende op de inheemse volkeren van de archipel.79 Gedurende de propagandacampagne voor de verkiezingen van 1935 probeerde de NSB zich echter van haar ruimdenkende kant te laten zien betreffende de identiteit van de inheemse volkeren. In de propagandabrochure Leidraad voor huisbezoekers uit 1935 trachtte de Beweging zich weinig radicaal te doen overkomen richting het algemene Nederlandse publiek: 'De Beweging zal de eigen talen en instellingen zo veel mogelijk proberen te eerbiedigen, zolang het niet in strijd is met het algemeen belang of de goede zeden.'80 Al deze “ruimdenkende” voorstellen met betrekking tot de rol van de NSB als kolonisator zijn enigszins dubieus te noemen, gezien de Beweging nog geen twee jaar eerder, met het Nieuw-Guinea project voorstelde om alle Papoea’s aldaar naar reservaten te verbannen.

78 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 327.

79 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 677. 80 Ibid.

28 Mussert was in de beginjaren van de NSB erg lovend over de Indo-Europeanen: 'Welk een grootsche taak is daar volbracht door de Nederlanders en niet minder door hen, die door sommigen Indo's worden genoemd en door de bouwers worden beschouwd als Indische Nederlanders, die mede het imperium dragen.'81 In het propagandaboekje Leidraad voor

Huisbezoekers werd eveneens lovend gesproken over de Indo-Europaan: 'De N.S.B staat

tegenover den Groot-Nederlands-voelende Indo-Europeanen precies als tegenover den gelijk voelende volbloed Hollander.'82 Zolang een individu in politieke zin achter de Beweging stond, was er geen aanleiding om het lidmaatschap van de NSB af te wijzen in verband met hun etniciteit. Dit was aanvankelijk ook geldig voor joden die lid wilden worden van de Beweging.83 Mussert was er van overtuigd dat de Europeanen en de Indo-Europeanen gezamenlijk het cement vormden voor de bestuurslaag van de kolonie. Dit idee werd regelmatig naar voren gebracht in NSB-publicaties, zo ook in Indië Hou Zee van 1 mei 1936: 'Wij vormen samen een groote ridderorde in Indië, zoals wij de Duitsche orde, de Maltezer orde en dergelijke instituten gekend hebben.'84 Om te benadrukken dat er een raciaal verbond was tussen de Indo-Europeaan en de Nederlander, werden in de NSB-publicaties de termen Indo-Europaan en Indo, vaak vervangen door “Indische Nederlander”.85

De raciale diversiteit binnen het Nederlandse imperium was volgens de vroege NSB-ideologie geen probleem. De algemene consensus, dat de raciale superioriteitsgedachte centraal staat in het nationaalsocialistische gedachtengoed, lijkt daarom niet aan te sluiten bij de politieke uitgangspunten van de NSB aan het begin van de jaren dertig. Het is daarom accurater om de vroege ideologie van NSB met betrekking tot rassenkwestie, racialiteit en etniciteit, in ideologische termen eerder als autoritair en fascistisch te duiden dan als nationaalsocialistisch. De laatstgenoemde ideologie wekte namelijk een sterke Duitse connotatie op waarin racisme en antisemitisme centraal stonden. Mussert probeerde deze gematigde nationaalsocialistische visie uit de doeken te doen aan ene heer Becking van de afdeling Indische Zaken, gezien de afdeling deels verantwoordelijk was voor de propaganda die in Indië terecht kwam: ‘Wij zien Indië als een belangrijk deel van het Imperium waarin tientallen Oostersche volkeren leven. Als goede nationaal-socialisten willen wij hen ook brengen het herstel van eigen volksaard. Javanen zullen anders zijn dan Menadonezen, deze anders dan de bewoners van de Padangsche bovenlanden enz. Deze volkeren zullen ieder hun

81 Anton Mussert, Neerlands Toekomst - Brochure der NSB (Leiden: NENASU, 1941) 23. 82 Leidraad voor Huisbezoekers (Leiden: NENASU, 1935) 43-44.

83 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 457. 84 Indië Hou Zee (Gewest Java), 1 mei 1936. 1.

29 eigen gebied krijgen met de mogelijkheid tot uitbreiding. Zij zullen zooveel mogelijk door eigen hoofden worden geregeerd.’86 Dat de Beweging voor zelfbeschikkingsrecht van Indische volkeren opkwam, lijkt vooralsnog erg progressief voor een nationaalsocialistische partij.

Uit de praktijk bleek echter dat de NSB niet het beste voorhad met de inheemse volkeren. Het Nieuw-Guinea project illustreert dit. De vroege politieke uitgangspunten van de NSB waren dan misschien niet gebaseerd op het raciale denken van de Duitse nationaalsocialisten, gedurende het decennium veranderde de Beweging echter van koers. Aan het einde van de jaren dertig was de NSB uitsluitend nationaalsocialistisch en werd raciaal denken zoals in Duitsland een centraal thema.

De NSB en het koloniale gezag van Nederlands-Indië

Als overtuigd nationalist prees Mussert de Nederlandse voorvaderen, die de kolonie in de voorgaande eeuwen gevormd en grootgemaakt hadden. Ook de koloniale gezagsdragers in de jaren dertig waren in zijn ogen bewonderenswaardig en dienden gerespecteerd te worden. Toch was er vanuit de NSB enige kritiek te horen over de militaire toestand waarin de kolonie zich bevond. De NSB speelde tevens in op het algemeen heersende gevoel van angst dat de inheemse bevolking zou kunnen zwichten voor het communisme. Ook werd geageerd tegen de communisten en sociaaldemocraten in Nederland die de Indië-Los-van-Nederland gedachte propageerden. Het algemeen heersende gevoel was, dat als de socialisten in Nederland aan de macht kwamen, het gedaan was met de Nederlandse hegemonie over de archipel.87 Om deze reden, bleven de nationaalsocialisten continu hameren op het mogelijke onheil dat de kolonie in gevaar kon brengen. In de NSB-partijkrant Indië Hou Zee, was het veronderstelde rode gevaar van de communisten en socialisten een veelvuldig terugkerend thema.88

Hoewel de NSB gezagsgetrouw was aan het koloniale bestuur, was de Beweging niet te spreken over de manier waarop de Nederlandse staat het defensieapparaat van de kolonie geregeld had. In de Volk en Vaderland stonden regelmatig artikelen waarin opgeroepen werd tot actie om de kolonie alsnog te bewapenen. Zo ook in de editie van 25 februari 1938. Mussert schreef in zijn vaste artikel op de voorpagina: 'Verdedig Indië vóór het te laat is! Maar de heeren doen dit niet. Een nationaal-socialistisch voorstel om twee zware kruisers te

86 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. Nr. 2146. Brieven aan de Algemeen Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. Brief Indische zaken aan Kmd Becking, 7 juli, 1938.

87 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe," 176.

30 bouwen, is in de Tweede Kamers zelfs niet in behandeling genomen. (...) Het is verraad aan de hoogste Nederlandse belangen. Met Indië staat Nederland; zonder Indië ligt het plat.'89

Door de opkomende dreiging van het expansionistische en sterk imperialistische Japan, kwam bij alle Europeanen in de Indische kolonie de verbetering van de defensie hoog in het vaandel te staan. Dit gold voornamelijk voor de NSB’ers. Het was voor de Beweging een enorme frustratie dat de regering in Nederland en het koloniale gezag in Batavia in hun ogen te weinig deden om de militaire situatie in de archipel te verbeteren. In Indië Hou Zee werd de onvrede rondom deze kwestie krachtig omschreven: 'Het bloed stijgt ons naar het hoofd van schaamte, als wij ons er rekenschap van geven, welke grote zedelijke en materiele waarden aan de beheerschers van het Nederlandsch imperium zijn toevertrouwd en hoe weinig waarde daaraan gehecht werd en wordt. (...) Rond de groote Oost stapelen donderwolken zich op [doelende op de Japanse dreiging] en de belangrijkste punten zijn praktisch onverdedigd.'90 Volgens de NSB'ers waren het de Nederlandse politici in Den Haag, die de militaire situatie al zo lang uit de hand hadden laten lopen. Al in de Volk en Vaderland van 12 maart 1932 waarschuwde Mussert voor het verval van de militaire situatie in de kolonie: 'Deze heeren hebben met elkander Indië weerloos gemaakt, en zo mogelijk nog erger: weerloos gelaten, tot op den huidigen dag. Er is niemand van hen die weet, dat het gevaar voor het Nederlandse

In document Zwarte Kameraden in de kolonie (pagina 24-33)