• No results found

Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013"

Copied!
124
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INBO.R.2013.1007144

W etenschappelijke instelling van de V laamse ov erheid

Wetenschappelijke ondersteuning

herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling

en kwabaal in 2013

Tom Van den Neucker, Emilie Gelaude, Raf Baeyens, Karen Robberechts,

Nico De Maerteleire, Yves Jacobs, Maarten Stevens, Ans Mouton, David

Buysse, Johan Auwerx, Inne Vught, Daniel De Charleroy & Johan Coeck

Instituut voor

(2)

Auteurs:

Tom Van den Neucker, Emilie Gelaude, Raf Baeyens, Karen Robberechts, Nico De Maerteleire, Yves Jacobs, Maarten Stevens, Ans Mouton, David Buysse, Johan Auwerx, Inne Vught, Daniel De Charleroy & Johan Coeck

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.

Vestiging: INBO Brussel Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be e-mail: tom.vandenneucker@inbo.be Wijze van citeren:

Van den Neucker T., Gelaude E., Baeyens R., Robberechts K., De Maerteleire N., Jacobs Y., Stevens M., Mouton A., Buysse D., Auwerx J., Vught I., De Charleroy D. & Coeck J. (2013). Wetenschappelijke ondersteuning herstelpro-gramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2013 (1007144). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

D/2013/3241/384 INBO.R.2013.1007144 ISSN: 1782-9054 Verantwoordelijke uitgever: Jurgen Tack Druk:

Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid Foto cover:

Grote Nete (Y. Adams/Vildaphoto)

Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van: het Visserijfonds en het Agentschap voor Natuur en Bos.

(3)

Wetenschappelijke ondersteuning

herstelprogramma’s

kopvoorn,

serpeling en kwabaal in 2013.

Tom Van den Neucker, Emilie Gelaude, Raf Baeyens, Karen

Robberechts, Nico De Maerteleire, Yves Jacobs, Maarten

Stevens, Ans Mouton, David Buysse, Johan Auwerx, Inne

Vught, Daniel De Charleroy & Johan Coeck

INBO.R.2013.1007144

(4)

2 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

(5)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

3

Samenvatting

De lopende herstelprogramma’s voor kopvoorn, serpeling en kwabaal werden opgevolgd en geëvalueerd. Het onderzoek omvatte:

- Evaluatie van de reeds uitgevoerde herintroducties van kwabaal, kopvoorn en serpeling in 23 waterlooptrajecten.

- Onderzoek naar het voortplantingssucces van kwabaal in het stroomgebied van de Grote Nete, de IJse en de Bosbeek.

- Beoordeling van de geschiktheid als paai- en opgroeihabitat voor kwabaal van vier zijbeken in het stroomgebied van de Bosbeek.

- Evaluatie van vijf kunstmatige riffles en drie locaties waar kunstmatige grindbedden worden aangelegd.

Ter evaluatie van de uitgevoerde herintroducties werden 23 waterlooptrajecten, waar één of meerdere van de doelsoorten werden geherintroduceerd, elektrisch bevist. In alle onderzochte waterlopen werden doelsoorten gevangen. Het aantal kopvoorns ging er ten opzichte van 2012 enkel in de Bosbeek op achteruit. Het aantal serpelingen nam ten opzichte van 2012 af in de Grote Nete en de IJse. Het aantal kwabalen nam af in de Abeek en IJse. In de Kleine Hoofdgracht, waarin voor het eerst een 500 m traject bevist werd, werden geen kopvoorns en serpelingen gevangen, maar wel twee kwabalen. De gevangen aantallen werden telkens vergeleken met de verwachte aantallen, die in voorgaande studies bepaald werden aan de hand van habitatgeschiktheidsmodellen. De streefcijfers voor kopvoorn werden bereikt in de Grote Nete en de Vleterbeek. Ook in de Maarkebeek werden veel kopvoorns gevangen. De streefcijfers voor serpeling werden gehaald in de Abeek en de Bosbeek. De streefcijfers voor kwabaal enkel gehaald in de Grote Nete. In vrijwel alle waterlopen waren wel meerdere leeftijdsklassen aanwezig van de verschillende doelsoorten. De vangst van een juveniele kopvoorn in de Grote Nete was de enige aanwijzing voor natuurlijke rekrutering. Mogelijk heeft de lang aanhoudende winter de voortplanting van kopvoorn en serpeling uitgesteld, wat werd bevestigd door de aanwezigheid van kopvoorns met eieren en hom tijdens bevissingen in de zomer, maar het beperkte aantal geschikte paairiffles blijft in de meeste waterlopen vermoedelijk de voornaamste oorzaak van het uitblijven van rekrutering. De vangsten in de hoofdlopen en bevissingen van de zijbeken in de stroomgebieden van de Grote Nete, de Bosbeek en de IJse leverden ook geen aanwijzingen dat kwabalen zich succesvol hebben voortgeplant in de winter van 2012-2013. In vier onderzochte zijbeken van de Bosbeek bleek geen geschikt paai- en opgroeihabitat aanwezig voor kwabaal. Omdat de streefcijfers niet in alle afzonderlijke evaluatietrajecten gehaald worden en natuurlijke rekrutering meestal uitblijft of beperkt is, is er in principe nog ruimte voor bijkomende uitzettingen in de meeste waterlopen. Het valt echter aan te bevelen om vooral te investeren in onderzoek dat zich toespitst op de voortplanting, want alleen zichzelf in stand houdende populaties kunnen als duurzaam beschouwd worden.

(6)

4 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

Aanbevelingen voor beheer en/of beleid

Uit de reeks jaarlijkse evaluatiebevissingen blijkt dat de aantallen van de doelsoorten sterk fluctueren. Vermoedelijk zijn deze fluctuaties te verklaren door variaties in herintroductie-inspanning en overleving, de grote mobiliteit van vissen, de vangstefficiëntie en veranderingen in de habitatgeschiktheid door de dynamiek van de rivier of door gewijzigd beheer. Om een volledig beeld te krijgen van de aanwezige lengte- en leeftijdsklassen van de doelsoorten, is het bijgevolg van belang dat de vangstinspanning per waterloop voldoende groot is. Er kan dus overwogen worden om in de toekomst evaluatiebevissingen uit te voeren in minder waterlopen, maar tegelijk het aantal trajecten per waterloop te vergroten. Eventueel kan ook de lengte van de evaluatietrajecten toenemen. In waterlopen of waterlooptrajecten waar de vangstefficiëntie beperkt is, moet gezocht worden naar nieuwe methoden om de herintroducties te evalueren.

Omdat de streefcijfers niet in alle afzonderlijke evaluatietrajecten gehaald worden en natuurlijke reproductie nog afwezig of te beperkt is, is er in principe nog ruimte voor bijkomende uitzettingen in de meeste waterlopen. Het uiteindelijke doel van de soortherstelprogramma’s is echter het bekomen van zichzelf in stand houdende populaties, zodat de streefcijfers niet door uitzettingen, maar door natuurlijke reproductie en maximale overleving van embryo tot adult worden bekomen. Dit kan enkel als het habitat optimaal is voor elke doelsoort. Er moet dus vooral ingezet worden op grootschalig habitatherstel (stroomgebiedniveau). Om de structuur van waterlopen te verbeteren moet in de eerste plaats gedacht worden aan herstelmaatregelen, zoals hermeandering, herstel van overstromingsgebieden door het contact tussen de rivier en haar vallei te herstellen en wegnemen van oeververdediging. Daarnaast kan ook door het aanbrengen van dood hout en door de ontwikkeling van water- en oeverplanten toe te laten, gezorgd worden voor het ontstaan van stroomversnellingen en stroomkommen. De waterkwaliteit kan verbeterd worden door te beletten dat ongezuiverd afvalwater in de waterlopen wordt geloosd en door erosie van omliggende akkers te bestrijden, zodat geen nutriëntenrijk slib in de waterlopen terecht komt. Migratieknelpunten moeten worden weggenomen. Visdoorgangen moeten zorgen voor permanente migratiemogelijkheden, omdat niet alleen verplaatsingen worden gemaakt tijdens de voortplantingsperiode, maar ook om voedsel te zoeken, om te ontsnappen aan predatoren of calamiteiten, om nieuw leefgebied in te nemen of omdat het optimale habitat verschilt tussen seizoenen of tussen dag en nacht.

Het valt aan te bevelen om de herintroductie-inspanning wat kwabaal betreft vooral te richten op het stroomgebied van de Grote Nete. Als motivatie hiervoor geldt (1) het meestal beperkte aanbod juveniele kwabaal vanuit de kwekerijen, (2) het ontbreken of de schaarste van geschikt paai- en opgroeihabitat in de zijbeken van de IJse en de Bosbeek en (3) de geplande habitatherstelwerken in het kader van het Sigma-plan, het LIFE+ project Grote NeteWoud en reeds uitgevoerd habitatherstel in de Kleine Hoofdgracht. Tijdens de stuurgroepvergadering van 25 september 2013 werd al beslist om de herintroductie van kwabaal vanaf 2013 enkel te richten op de Grote Nete en de Abeek. Ook in het stroomgebied van de Abeek zijn habitatherstelwerken gepland.

Er wordt aanbevolen om vooral te investeren in onderzoek dat zich toespitst op de voortplanting van de doelsoorten, omdat voldoende geschikt paaihabitat meer dan waarschijnlijk de voornaamste flessenhals is. Er kan immers pas sprake zijn van een duurzame populatie als ze kan standhouden zonder verdere tussenkomst.

(7)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

5

van de paaigebieden en nagaan welke factoren het voortplantingssucces beïnvloeden moeten deel uitmaken van dergelijk onderzoek.

Wat de lithofiele doelsoorten kopvoorn en serpeling betreft, moeten de kunstmatige riffles waarop een nieuwe grindlaag wordt aangebracht verder opgevolgd worden. De bodemprofielen, pebble counts en Schälchli-klassen moeten hiervoor als basis dienen. Van de vijf kunstmatige riffles die in deze studie onderzocht werden, lenen die in de IJse zich het best om te experimenteren met het aanbrengen van een nieuwe grindlaag met optimale afmetingen voor de voortplanting van kopvoorn en serpeling.

Naast het verder opvolgen van aangepaste riffles en kunstmatige grindbedden, kan in waterlopen waar stenig substraat schaars is geworden door menselijk ingrijpen gezocht worden naar nieuwe locaties voor de aanleg van kunstmatige paairiffles voor kopvoorn en serpeling. Twee stroomgebieden die hiervoor in aanmerking komen, zijn die van de Mark en de Molenbeek-Bollaak. In deze stroomgebieden hoort minstens één van de doelsoorten met zekerheid van nature thuis, zodat het tot stand brengen van reproducerende populaties niet in strijd is met de IUCN-richtlijnen. In de Zwalm kan gezocht worden naar een geschikte locatie om een bijkomende paairiffle aan te leggen, gezien de beperkte afmetingen van de paairiffle stroomafwaarts van de Zwalmmolen.

De riffles in de Grote Nete, de Zwalm en de taplopen van het Kanaal naar Beverlo, waarvan bekend is dat ze geschikt zijn voor de voortplanting van kopvoorn, moeten beschermd worden.

Het is van belang om watervervuiling tegen te gaan om de kwaliteit van paairiffles te verbeteren. Lozing van afvalwater werkt de groei van perilithon (algen en bacteriën) in de hand, waardoor de kleefkracht van eieren van kopvoorn en serpeling afneemt en de kans op mortaliteit vergroot.

(8)

6 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

English abstract

The monitoring results concerning the recovery programs for chub, dace and burbot were reported and evaluated. The study included:

- Evaluation of the reintroductions of chub, dace and burbot in 23 river sections.

- Assessment of the reproductive success of burbot in the Grote Nete, Bosbeek and IJse catchments.

- Evaluation of potential spawning and nursery habitat for burbot in four tributaries to the river Bosbeek.

- Evaluation of five artificial riffles and three construction sites for artificial gravel beds. To evaluate reintroductions of chub, dace and burbot, 23 river sections were electrofished. Target species were caught in all investigated rivers. Compared to 2012, total numbers of chub only declined in the Bosbeek. The number of dace declined in the rivers Grote Nete and IJse. Burbot declined in the rivers Abeek and IJse. The numbers of chub, dace and burbot were compared with expected numbers, which were determined in previous studies using habitat suitability models. Expected numbers for chub were achieved in the Grote Nete and Vleterbeek. High numbers of chub were also caught in the river Maarkebeek. For dace, expected numbers were achieved in the Abeek and Bosbeek. The expected numbers for burbot were only achieved in the Grote Nete. Multiple age classes of the target species were found in most rivers. However, age 0+ fish were scarce. A single age 0+ chub constitutes the only evidence of natural reproduction in 2013. Although cold spring temperatures may have delayed spawning of chub and dace, limited recruitment is probably caused by a lack of suitable spawning riffles in most rivers. Electrofishing in the main rivers and the tributaries to the Grote Nete, Bosbeek and IJse yielded no evidence that burbot successfully reproduced in the winter of 2011-2013. Availability of suitable spawning areas in the Grote Nete and IJse catchments are limited and none of the four studied tributaries to the Bosbeek contained suitable spawning or nursery habitat for burbot. Because the expected numbers have not been achieved in all sections of the studied rivers and natural recruitment is limited or absent, there is still room for additional stocking campaigns in most rivers. However, it is recommended to rather invest in research that focuses on reproduction, because the occurrence of natural recruitment is a prerequisite for a successful reintroduction.

(9)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

7

Inhoudstafel

Samenvatting ... 3

Aanbevelingen voor beheer en/of beleid ... 4

English abstract ... 6

1 Inleiding ... 11

1.1 Motivatie ... 11

1.2 Doelstellingen ... 11

2 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties van kopvoorn, serpeling en kwabaal ... 13

2.1 Doelstellingen ... 13

2.2 Materiaal en methode ... 13

2.3 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Abeek ... 21

2.3.1 Vangstaantallen ... 21

2.3.2 Leeftijdsverdeling ... 21

2.3.3 Bespreking ... 21

2.4 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Bosbeek... 23

2.4.1 Vangstaantallen ... 23

2.4.2 Leeftijdsverdeling ... 23

2.4.3 Bespreking ... 23

2.5 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Grote Nete ... 25

2.5.1 Vangstaantallen ... 25

2.5.2 Leeftijdsverdeling ... 25

2.5.3 Bespreking ... 25

2.6 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Kleine Hoofdgracht ... 27

2.6.1 Vangstaantallen ... 27

2.6.2 Leeftijdsverdeling ... 27

2.6.3 Bespreking ... 27

2.7 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Molenbeek-Bollaak ... 28

2.7.1 Vangstaantallen ... 28

2.7.2 Leeftijdsverdeling ... 28

2.7.3 Bespreking ... 28

2.8 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Laan ... 29

2.8.1 Vangstaantallen ... 29

2.8.2 Leeftijdsverdeling ... 29

2.8.3 Bespreking ... 29

2.9 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de IJse ... 31

2.9.1 Vangstaantallen ... 31

2.9.2 Leeftijdsverdeling ... 31

2.9.3 Bespreking ... 31

2.10 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Maarkebeek ... 34

2.10.1 Vangstaantallen ... 34

2.10.2 Leeftijdsverdeling ... 34

2.10.3 Bespreking ... 34

2.11 Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Vleterbeek ... 36

2.11.1 Vangstaantallen ... 36

2.11.2 Leeftijdsverdeling ... 36

2.11.3 Bespreking ... 36

(10)

8 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

3 Bevissing en inspectie van de taplopen van het Kanaal naar Beverlo .. 41

3.1 Doelstelling ... 41

3.2 Methode ... 41

3.3 Resultaten ... 42

3.4 Bespreking ... 43

4 Onderzoek naar het voortplantingssucces van kwabaal (2013) ... 44

4.1 Doelstelling ... 44

4.2 Methode ... 44

4.3 Resultaten ... 45

4.4 Bespreking ... 47

5 Geschiktheid van paai- en opgroeihabitat voor kwabaal in het stroomgebied van de Bosbeek ... 48

5.1 Doel... 48

5.2 Methode ... 48

5.3 Resultaten ... 49

5.4 Bespreking ... 49

6 Opvolging stabiliteit kunstmatige paairiffles ... 51

6.1.1 Oorzaken verdwijnen of kwaliteitsverlies riffles ... 51

6.1.2 Kunstmatige paairiffles als mitigerende maatregel ... 51

6.1.3 Constructie en opvolging van kunstmatige riffles ... 52

6.1.4 Doelstelling ... 52

6.1.5 Onderzoeksvragen ... 52

6.2 Methode ... 53

6.3 Resultaten ... 58

6.3.1 Kunstmatige riffle in de IJse t.h.v. de Beekstraat (Neerijse) ... 58

6.3.1.1 Afmetingen riffle ... 58

6.3.1.2 Waterdiepte, stroomsnelheid en debiet ... 59

6.3.1.3 Korrelgrootteverdeling ... 59 6.3.1.4 Perilithon ... 59 6.3.1.5 Ingebedheid ... 61 6.3.1.6 Waterplantenbedekking en beschaduwing ... 63 6.3.1.7 Bodemprofiel ... 63 6.3.1.8 Bespreking ... 64

6.3.2 Kunstmatige riffle in de IJse stroomafwaarts van de Elsenstraat (Neerijse) ... 65

6.3.2.1 Afmetingen riffle ... 65

6.3.2.2 Waterdiepte, stroomsnelheid en debiet ... 66

6.3.2.3 Korrelgrootteverdeling ... 66 6.3.2.4 Perilithon ... 66 6.3.2.5 Ingebedheid ... 67 6.3.2.6 Waterplantenbedekking en beschaduwing ... 69 6.3.2.7 Bodemprofiel ... 69 6.3.2.8 Bespreking ... 69

6.3.3 Kunstmatige riffle in de Laan stroomafwaarts van de Molenstraat (Terlanen) .. 71

6.3.3.1 Afmetingen riffle ... 71

6.3.3.2 Waterdiepte, stroomsnelheid en debiet ... 72

6.3.3.3 Korrelgrootteverdeling ... 72

6.3.3.4 Perilithon ... 72

6.3.3.5 Ingebedheid ... 73

6.3.3.6 Waterplantenbedekking en beschaduwing ... 74

(11)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

9

6.3.3.8 Bespreking ... 75

6.3.4 Kunstmatige riffle in de Zwalm stroomafwaarts van het Molenpad (Munkzwalm) ... 76

6.3.4.1 Afmetingen riffle ... 76

6.3.4.2 Waterdiepte, stroomsnelheid en debiet ... 76

6.3.4.3 Korrelgrootteverdeling ... 76 6.3.4.4 Perilithon ... 77 6.3.4.5 Ingebedheid ... 79 6.3.4.6 Waterplantenbedekking en beschaduwing ... 79 6.3.4.7 Bodemprofiel ... 79 6.3.4.8 Bespreking ... 80

6.3.5 Kunstmatige riffle in de Vleterbeek stroomafwaarts van de Boescheepseweg (Poperinge) ... 81

6.3.5.1 Afmetingen riffle ... 81

6.3.5.2 Waterdiepte, stroomsnelheid en debiet ... 81

6.3.5.3 Korrelgrootteverdeling ... 81 6.3.5.4 Perilithon ... 81 6.3.5.5 Ingebedheid ... 82 6.3.5.6 Bodemprofiel ... 83 6.3.5.7 Waterplantenbedekking en beschaduwing ... 83 6.3.5.8 Bespreking ... 84

6.3.6 Nulmetingen kunstmatige grindbedden in de Daelemansloop (Tenaard, Geel) . 86 6.3.6.1 Afmetingen toekomstige grindbedden ... 86

6.3.6.2 Waterdiepte, stroomsnelheid en debiet ... 88

6.3.6.3 Korrelgrootteverdeling ... 88 6.3.6.4 Perilithon ... 89 6.3.6.5 Ingebedheid ... 89 6.3.6.6 Bodemprofiel ... 89 6.3.6.7 Waterplantenbedekking en beschaduwing ... 91 6.3.6.8 Bespreking ... 91 6.4 Algemene bespreking ... 91 7 Conclusies en aanbevelingen ... 94 Literatuurlijst ... 97

Bijlage 1: Aantal en gewicht (g) aan geherintroduceerde kopvoorns per waterloop. ... 101

Bijlage 2: Aantal en gewicht (g) aan geherintroduceerde serpelingen per waterloop. ... 107

Bijlage 3: Aantal en gewicht (g) aan geherintroduceerde kwabalen per waterloop. ... 112

Bijlage 4: Aantal en gewicht (g) aan geherintroduceerde beekforellen per waterloop. ... 113

Bijlage 5: Gevangen aantal en verwacht aantal kopvoorns op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005b) per deeltraject. ... 114

Bijlage 6: Gevangen aantal en verwacht aantal serpelingen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2006) per deeltraject. ... 117

(12)

10 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

(13)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

11

1

Inleiding

1.1

Motivatie

Een aantal zeldzame vissoorten is reeds geruime tijd plaatselijk of volledig verdwenen uit de waterlopen van het Vlaamse Gewest. Aan de basis hiervan ligt meestal het onbereikbaar worden van typische paaigronden en een verslechterde water- en habitatkwaliteit. In het kader van natuurontwikkeling en integraal waterbeheer, werd door verschillende overheden werk gemaakt van structureel herstel van een aantal prioritaire waterlopen. Daarnaast is door de uitbouw van de waterzuiveringsinfrastructuur ook de waterkwaliteit van tal van waterlopen verbeterd.

Voor kopvoorn, kwabaal en serpeling werden door het INBO, in opdracht van ANB, gedurende de voorbije jaren soortherstelprojecten uitgewerkt die via habitatmodellering de haalbaarheid van het herstel van populaties van deze soorten in een aantal Vlaamse waterlopen nagaan (Dillen et al., 2005a,b; 2006; Van den Neucker et al., 2009; 2010a,b; 2012; 2013). Op basis van de resultaten en aanbevelingen van het onderzoek, werden in verschillende waterlopen in het Vlaamse Gewest herintroducties met deze soorten uitgevoerd.

Om de gevolgde herintroductiestrategie te evalueren en eventueel bij te sturen is een opvolging van de overleving van de uitgezette dieren noodzakelijk. Daarnaast dienen nieuwe waterlopen geëvalueerd te worden met betrekking tot hun geschiktheid voor het herstel van populaties van deze doelsoorten.

1.2

Doelstellingen

Het doel van de voorliggende studie is de wetenschappelijke opvolging van de soortherstelprogramma’s voor kopvoorn, serpeling en kwabaal. De studie-resultaten worden weergegeven in verschillende luiken:

a) Evaluatie van de reeds uitgevoerde herintroducties van kwabaal, kopvoorn en serpeling in 23 waterlooptrajecten.

• Kan overleving van de uitgezette doelsoorten worden vastgesteld in de geselecteerde waterlooptrajecten?

• Zijn er gezonde populaties aanwezig waarin verschillende leeftijdsklassen vertegenwoordigd zijn?

• Zijn er aanwijzingen dat er natuurlijke reproductie plaatsvindt in de onderzochte waterlopen?

b) Onderzoek naar het voortplantingssucces van kwabaal in het stroomgebied van de Grote Nete, de IJse en de Bosbeek.

• Hebben kwabalen zich voortgeplant in het stroomgebied van de geselecteerde waterlopen?

c) Beoordeling van de geschiktheid als paai- en opgroeihabitat voor kwabaal van vier zijbeken in het stroomgebied van de Bosbeek.

(14)

12 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

d) Evaluatie van vijf kunstmatige riffles en drie locaties waar kunstmatige grindbedden worden aangelegd.

• Zijn de riffles en aanleglocaties optimaal wat betreft waterdiepte, stroomsnelheid, korrelgrootte en perilithonbedekking voor de voortplanting van kopvoorn en serpeling?

(15)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

13

2

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties van

kopvoorn, serpeling en kwabaal

2.1

Doelstellingen

In dit onderzoeksluik worden de uitgevoerde herintroducties van kopvoorn, serpeling, en kwabaal geëvalueerd in 23 waterlooptrajecten. Telkens is er aandacht voor de overleving en voortplantingssucces.

2.2

Materiaal en methode

Beviste waterlopen

In negen verschillende waterlopen werden in totaal 23 trajecten (Tabel 1) elektrisch bevist volgens de methode besproken door Coeck (1996). De trajecten waren 500 m lang, behalve die in de Molenbeek-Bollaak en de Maarkebeek (250 m). In Figuren 1 tot 9 wordt de ligging van de beviste trajecten weergegeven.

Tabel 1. Overzicht per provincie van de beviste waterlopen en trajecten ter evaluatie van uitgevoerde herintroducties.

Provincie Bekken Waterloop Traject

Limburg Maas Abeek 1) Reppelmolen Limburg Maas Abeek 2) Hoogmolen Limburg Maas Abeek 3) autoweg N73 Limburg Maas Bosbeek 1) Neermolen Limburg Maas Bosbeek 2) Schanskasteel Limburg Maas Bosbeek 3) Wilhelm Tell Limburg Maas Bosbeek 4) Volmolen Antwerpen Nete Grote Nete 1) Meerhout Antwerpen Nete Grote Nete 2) Straalmolen Antwerpen Nete Grote Nete 3) Hoolstmolen

Antwerpen Nete Grote Nete 4) monding Hanskenselsloop Antwerpen Nete Kleine Hoofdgracht 1) Peer Luytendijk

Antwerpen Nete Molenbeek-Bollaak 1) Galgevoortse brug Antwerpen Nete Molenbeek-Bollaak 2) Pulsebaan RWZI Vlaams-Brabant Dijle Laan 1) molen Terlanen Vlaams-Brabant Dijle IJse 1) Margijsbos Vlaams-Brabant Dijle IJse 2) Beekstraat

Vlaams-Brabant Dijle IJse 3) stroomafwaarts E411 Oost-Vlaanderen Schelde Maarkebeek 1) Groenstraat

Oost-Vlaanderen Schelde Maarkebeek 2) Tiegstraat West-Vlaanderen IJzer Vleterbeek 1) Abele West-Vlaanderen IJzer Vleterbeek 2) Rood Kruis

(16)

14 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be Figuur 1. Ligging van de beviste trajecten in de Abeek (rood).

(17)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

15 Figuur 3. Ligging van de beviste trajecten in de Grote Nete (rood).

(18)

16 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be Figuur 5. Ligging van de beviste trajecten in de Molenbeek-Bollaak (rood).

(19)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

17 Figuur 7. Ligging van de beviste trajecten in de IJse (rood).

(20)

18 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

(21)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

19

Fuikvangsten

Net als in 2012 (Van den Neucker et al., 2013), werd de meest stroomafwaarts gelegen 200 m in het traject Hoolstmolen (Grote Nete) bevist met fuiken, omdat dit deeltraject al meermaals te diep bleek om efficiënt elektrisch te bevissen. De fuiken waren dezelfde als gebruikt voor het onderzoek naar de paaimigratie (Van den Neucker et al., 2009; 2010a). Er werden zes fuiken ingezet, die voorzien werden van aas, een voorwaarde om kwabalen met fuiken te kunnen vangen buiten het voortplantingsseizoen (Bernard et al., 1991). Het aas bestond in elke fuik uit een mengsel van 100 g dode baars, blankvoorn, riviergrondel en/of bruine Amerikaanse dwergmeerval. De locatie van elke fuik en de zin van de fuikopening worden weergegeven in Figuur 10. De fuiken werden geplaatst op 14 mei 2013 en verwijderd op 17 mei 2013.

Figuur 10. Locaties van fuiken in het traject Hoolstmolen (Grote Nete). Drie fuiken werden opgesteld met de opening in stroomopwaartse zin (SO) en drie met de opening in stroomafwaartse zin (SA).

Aantallen

(22)

20 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

Lengtefrequentieverdeling

(23)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

21

2.3

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Abeek

2.3.1

Vangstaantallen

In totaal werden 78 kopvoorns, 133 serpelingen en 6 kwabalen gevangen in de Abeek. Ter hoogte van de Hoogmolen werden veel meer 1+ en oudere kopvoorns aangetroffen dan kon verwacht worden op basis van het habitatgeschiktheidsmodel. De streefcijfers voor kopvoorn werden niet gehaald stroomafwaarts van de N73 en stroomafwaarts van de Reppelmolen, waar de soort zelfs helemaal ontbrak in de vangst. De streefcijfers voor 1+ en oudere serpelingen werden ruim overtroffen in het traject Hoogmolen en ook in het traject Reppelmolen werden de verwachte aantallen gehaald. Stroomafwaarts van de autoweg N73 werden echter minder serpelingen gevangen dan verwacht op basis van de habitatgeschiktheidsmodellen. Het aantal gevangen kwabalen benaderde nergens de streefcijfers gebaseerd op het habitatgeschiktheidsmodel (Figuren 11, 13 en 15).

2.3.2

Leeftijdsverdeling

Op basis van de lengtefrequentieverdeling kunnen minstens vier leeftijdsklassen van kopvoorn en serpeling onderscheiden worden en minstens twee leeftijdsklassen van kwabaal. Van geen enkele doelsoort werden individuen behorende tot de leeftijdsklasse 0+ aangetroffen (Figuren 12, 14 en 16).

2.3.3

Bespreking

(24)

22 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be Figuur 11. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kopvoorns op

basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005b) per deeltraject in de Abeek.

Figuur 12. Lengtefrequentieverdeling van kopvoorns gevangen ter hoogte van de Hoogmolen, autoweg N73 en de Reppelmolen.

Figuur 13. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere serpelingen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2006) per deeltraject in de Abeek.

Figuur 14. Lengtefrequentieverdeling van serpelingen gevangen ter hoogte van de Hoogmolen, autoweg N73 en de Reppelmolen.

Figuur 15. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kwabalen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005a) per deeltraject in de Abeek.

Figuur 16. Lengtefrequentieverdeling van kwabalen gevangen ter hoogte van de Hoogmolen, autoweg N73 en de Reppelmolen.

0 10 20 30 40 50

Hoogmolen autoweg N73 Reppelmolen

A a n ta l k o p v o o rn s Traject gevangen verwacht 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 2 5 4 5 6 5 8 5 1 0 5 1 2 5 1 4 5 1 6 5 1 8 5 2 0 5 2 2 5 2 4 5 2 6 5 2 8 5 3 0 5 3 2 5 3 4 5 3 6 5 3 8 5 4 0 5 4 2 5 4 4 5 4 6 5 4 8 5 5 0 5 5 2 5 5 4 5 A a n ta l k o p v o o rn s Lengte (mm)

Hoogmolen autoweg N73 Reppelmolen

0 20 40 60 80 100 120

Hoogmolen autoweg N73 Reppelmolen

A a n ta l se rp e li n g e n Traject gevangen verwacht 0 5 10 15 20 25 30 35 40 5 1 5 2 5 3 5 4 5 5 5 6 5 7 5 8 5 9 5 1 0 5 1 1 5 1 2 5 1 3 5 1 4 5 1 5 5 1 6 5 1 7 5 1 8 5 1 9 5 2 0 5 2 1 5 2 2 5 2 3 5 2 4 5 A a n ta l se rp e li n g e n Lengte (mm)

Hoogmolen autoweg N73 Reppelmolen

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Hoogmolen autoweg N73 Reppelmolen

A a n ta l k w a b a le n Traject gevangen verwacht 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 25 45 65 85 1 0 5 1 2 5 1 4 5 1 6 5 1 8 5 2 0 5 2 2 5 2 4 5 2 6 5 2 8 5 3 0 5 3 2 5 3 4 5 3 6 5 3 8 5 4 0 5 4 2 5 4 4 5 4 6 5 4 8 5 5 0 5 5 2 5 5 4 5 A a n ta l k w a b a le n Lengte (mm)

(25)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

23

2.4

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de

Bosbeek

2.4.1

Vangstaantallen

Er werden in totaal 8 kopvoorns, 197 serpelingen en 49 kwabalen gevangen in de Bosbeek. Nergens werden de streefcijfers op basis van het habitatgeschiktheidsmodel gehaald voor kopvoorn. Wat serpeling betreft, werden verwachte aantallen bereikt stroomafwaarts van de Volmolen en ter hoogte van camping Wilhelm Tell. Ter hoogte van de Volmolen werden ze zelfs ruim overtroffen. De streefcijfers voor kwabaal werden gehaald en overtroffen ter hoogte van de Volmolen en de Neermolen (Figuren 17, 19 en 21).

2.4.2

Leeftijdsverdeling

Er werden minstens drie leeftijdsklassen van kopvoorn en minstens vier leeftijdsklassen van serpeling gevangen in de Bosbeek. Ook kwabalen werden vertegenwoordigd door verschillende leeftijdsklassen. Op basis van de lengtefrequentieverdelingen waren er geen aanwijzingen voor natuurlijke reproductie (Figuren 18, 20 en 22).

2.4.3

Bespreking

(26)

24 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be Figuur 17. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kopvoorns op

basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005b) per deeltraject in de Bosbeek.

Figuur 18. Lengtefrequentieverdeling van kopvoorns gevangen ter hoogte van de Neermolen, het Schanskasteel, Wilhelm Tell en de Volmolen.

Figuur 19. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere serpelingen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2006) per deeltraject in de Bosbeek.

Figuur 20. Lengtefrequentieverdeling van serpelingen gevangen ter hoogte van de Neermolen, Schanskasteel, Wilhelm Tell en de Volmolen.

Figuur 21. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kwabalen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005a) per deeltraject in de Bosbeek.

Figuur 22. Lengtefrequentieverdeling van kwabalen gevangen ter hoogte van de Neermolen, Schanskasteel, Wilhelm Tell en de Volmolen.

0 10 20 30 40 50 60 70 80

Volmolen Wilhelm Tell Schanskasteel Neermolen

A a n ta l k o p v o o rn s Traject gevangen verwacht 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 2 5 4 5 6 5 8 5 1 0 5 1 2 5 1 4 5 1 6 5 1 8 5 2 0 5 2 2 5 2 4 5 2 6 5 2 8 5 3 0 5 3 2 5 3 4 5 3 6 5 3 8 5 4 0 5 4 2 5 4 4 5 4 6 5 4 8 5 5 0 5 5 2 5 5 4 5 A a n ta l k o p v o o rn s Lengte (mm)

Neermolen Schanskasteel Wilhelm Tell Volmolen

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200

Volmolen Wilhelm Tell Schanskasteel Neermolen

A a n ta l se rp e li n g e n Traject gevangen verwacht 0 10 20 30 40 50 60 5 1 5 2 5 3 5 4 5 5 5 6 5 7 5 8 5 9 5 1 0 5 1 1 5 1 2 5 1 3 5 1 4 5 1 5 5 1 6 5 1 7 5 1 8 5 1 9 5 2 0 5 2 1 5 2 2 5 2 3 5 2 4 5 A a n ta l se rp e li n g e n Lengte (mm)

Neermolen Schanskasteel Wilhelm Tell Volmolen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

Volmolen Wilhelm Tell Schanskasteel Neermolen

A a n ta l k w a b a le n Traject gevangen verwacht 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 2 5 4 5 6 5 8 5 1 0 5 1 2 5 1 4 5 1 6 5 1 8 5 2 0 5 2 2 5 2 4 5 2 6 5 2 8 5 3 0 5 3 2 5 3 4 5 3 6 5 3 8 5 4 0 5 4 2 5 4 4 5 4 6 5 4 8 5 5 0 5 5 2 5 5 4 5 A a n ta l k w a b a le n Lengte (mm)

(27)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

25

2.5

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Grote

Nete

2.5.1

Vangstaantallen

In totaal werden 29 kopvoorns, 6 serpelingen en 33 kwabalen gevangen in de Grote Nete. Ter hoogte van de Hoolstmolen en Meerhout werden de streefcijfers voor kopvoorn gehaald en zelfs overtroffen. Ter hoogte van de monding van de Hanskenselsloop werden helemaal geen kopvoorns gevangen. Serpelingen waren talrijker aanwezig dan verwacht op basis van het habitatgeschiktheidsmodel in het traject Hoolstmolen. Stroomafwaarts van de Straalmolen en ter hoogte van de monding van de Hanskenselsloop werden geen serpelingen aangetroffen. Kwabaal werd in elk traject gevangen, ook in de trajecten Hoolstmolen en Meerhout, waar er helemaal geen verwacht werden op basis van het habitatgeschiktheidsmodel. Enkel in het traject ter hoogte van de monding van de Hanskenselsloop werden de streefcijfers niet gehaald (Figuren 23, 25 en 27).

De fuikvangsten in het meest stroomafwaartse deeltraject stroomafwaarts van de Hoolstmolen leverden geen enkele doelsoort op.

2.5.2

Leeftijdsverdeling

Er werd een een groot aantal leeftijdsklassen van kopvoorn aangetroffen in de Grote Nete, maar slechts één juveniel behorende tot de leeftijdsklasse 0+. Serpelingen werden slechts vertegenwoordigd door twee leeftijdsklassen en er was geen aanwijzing voor natuurlijke reproductie. Er waren minstens twee leeftijdsklassen van kwabaal aanwezig (Figuren 24, 26 en 28).

2.5.3

Bespreking

(28)

26 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be Figuur 23. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kopvoorns op

basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005b) per deeltraject in de Grote Nete.

Figuur 24. Lengtefrequentieverdeling van kopvoorns gevangen ter hoogte van de monding van de Hanskenselsloop, de Hoolstmolen, de Straalmolen en Meerhout.

Figuur 25. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere serpelingen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2006) per deeltraject in de Grote Nete.

Figuur 26. Lengtefrequentieverdeling van serpelingen gevangen ter hoogte van de monding van de Hanskenselsloop, de Hoolstmolen, de Straalmolen en Meerhout.

Figuur 27. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kwabalen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005a) per deeltraject in de Grote Nete.

Figuur 28. Lengtefrequentieverdeling van kwabalen gevangen ter hoogte van de monding van de Hanskenselsloop, de Hoolstmolen, de Straalmolen en Meerhout. 0 5 10 15 20 25 30

Hanskenselsloop Hoolstmolen Straalmolen Meerhout

A a n ta l k o p v o o rn s Traject gevangen verwacht 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 2 5 4 5 6 5 8 5 1 0 5 1 2 5 1 4 5 1 6 5 1 8 5 2 0 5 2 2 5 2 4 5 2 6 5 2 8 5 3 0 5 3 2 5 3 4 5 3 6 5 3 8 5 4 0 5 4 2 5 4 4 5 4 6 5 4 8 5 5 0 5 5 2 5 5 4 5 A a n ta l k o p v o o rn s Lengte (mm)

Hanskenselsloop Hoolstmolen Straalmolen Meerhout

0 5 10 15 20 25 30

Hanskenselsloop Hoolstmolen Straalmolen Meerhout

A a n ta l se rp e li n g e n Traject gevangen verwacht 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 15 25 35 45 55 65 75 85 95 1 0 5 1 1 5 1 2 5 1 3 5 1 4 5 1 5 5 1 6 5 1 7 5 1 8 5 1 9 5 2 0 5 2 1 5 2 2 5 2 3 5 2 4 5 A a n ta l se rp e li n g e n Lengte (mm)

Hanskenselsloop Hoolstmolen Straalmolen Meerhout

0 5 10 15 20 25 30

Hanskenselsloop Hoolstmolen Straalmolen Meerhout

A a n ta l k w a b a le n Traject gevangen verwacht 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 2 5 4 5 6 5 8 5 1 0 5 1 2 5 1 4 5 1 6 5 1 8 5 2 0 5 2 2 5 2 4 5 2 6 5 2 8 5 3 0 5 3 2 5 3 4 5 3 6 5 3 8 5 4 0 5 4 2 5 4 4 5 4 6 5 4 8 5 5 0 5 5 2 5 5 4 5 A a n ta l k w a b a le n Lengte (mm)

(29)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

27

2.6

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Kleine

Hoofdgracht

2.6.1

Vangstaantallen

Er werden twee kwabalen gevangen in de Kleine Hoofdgracht (Figuur 29). Kopvoorn en serpeling werden niet aangetroffen. In het traject in de Kleine Hoofdgracht werden nog geen habitatopmetingen uitgevoerd, zodat het habitatgeschiktheidsmodel nog niet kon worden toegepast en dus nog geen verwachte aantallen konden berekend worden.

2.6.2

Leeftijdsverdeling

Beide kwabalen behoorden wellicht tot de leeftijdsklasse 1+ (Figuur 30).

2.6.3

Bespreking

Er werd voor het eerst een 500 m traject bevist in de Kleine Hoofdgracht. In het traject werden kleinschalige habitatherstelwerkzaamheden uitgevoerd (Baeyens et al., 2010), die voor extra geschikt habitat voor de verschillende doelsoorten moeten zorgen. Uit de vangstresultaten bleek kwabaal voorlopig de enige aanwezige doelsoort in het herstelde traject. Gezien hun leeftijd, behoorden beide kwabalen wellicht tot de groep individuen die in 2012 werden uitgezet in de Kleine Hoofdgracht. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen of ook kopvoorn en serpeling gebruik zullen maken van het herstelde traject.

Figuur 29. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kwabalen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005a) per deeltraject in de Kleine Hoofdgracht.

Figuur 30. Lengtefrequentieverdeling van kwabalen gevangen stroomafwaarts van Peer Luytendijk.

(30)

28 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

2.7

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de

Molenbeek-Bollaak

2.7.1

Vangstaantallen

Er werd slechts één kopvoorn gevangen in de Molenbeek-Bollaak, in het traject Galgevoortste brug (Figuur 31).

2.7.2

Leeftijdsverdeling

Het gevangen exemplaar was meerdere jaren oud, vermoedelijk 3 jaar (Figuur 32).

2.7.3

Bespreking

Het is moeilijk om een mogelijke verklaring te geven voor de kleine aantallen of het ontbreken van kopvoorns in de beviste trajecten, want de habitatgeschiktheid is er zeer goed (Van den Neucker et al., 2009). In 2011 werden nog 19 kopvoorns behorende tot vier leeftijdsklassen gevangen in het traject stroomafwaarts van de Pulsebaan (Van den Neucker et al., 2012).

Figuur 31. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kopvoorns op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005b) per deeltraject in de Molenbeek-Bollaak.

Figuur 32. Lengtefrequentieverdeling van kopvoorns gevangen stroomafwaarts van de Pulsebaan ter hoogte van de RWZI en de Galgevoortse brug.

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Pulsebaan RWZI Galgevoortse brug

(31)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

29

2.8

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de Laan

2.8.1

Vangstaantallen

Er werden in totaal 15 kopvoorns en 12 serpelingen gevangen in de Laan. Daarmee bleven de gevangen aantallen ver beneden de streefcijfers (Figuren 33 en 35).

2.8.2

Leeftijdsverdeling

De kopvoorns behoorden tot twee, mogelijk drie, leeftijdsklassen. Van serpeling werden slechts twee leeftijdsklassen aangetroffen. Er waren geen aanwijzingen voor natuurlijke reproductie (Figuren 34 en 36).

2.8.3

Bespreking

(32)

30 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be Figuur 33. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kopvoorns op

basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005b) per deeltraject in de Laan.

Figuur 34. Lengtefrequentieverdeling van kopvoorns gevangen ter hoogte van de molen van Terlanen.

Figuur 35. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere serpelingen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2006) per deeltraject in de Laan.

Figuur 36. Lengtefrequentieverdeling van serpelingen gevangen ter hoogte van de molen van Terlanen.

(33)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

31

2.9

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de IJse

2.9.1

Vangstaantallen

In totaal werden 94 kopvoorns, 2 serpelingen en 19 kwabalen gevangen in de IJse. Enkel kopvoorn werd in elk traject gevangen. In het traject Margijsbos werden de streefcijfers voor kopvoorn overtroffen. Voor serpeling en kwabaal werden de aantallen die verwacht werden op basis van het habitatgeschiktheidsmodel nergens gehaald. Voor het traject stroomafwaarts van de E411 zijn geen streefcijfers beschikbaar, omdat het habitat er nooit werd geëvalueerd (Figuren 37, 39 en 41).

2.9.2

Leeftijdsverdeling

De kopvoorns behoorden vermoedelijk tot vier leeftijdsklassen en ook van kwabaal waren verschillende leeftijdsklassen aanwezig. Tot de vangst behoorde de grootste kwabaal die tot nu toe werd gevangen, met een lengte van 50,5 cm. Er waren geen aanwijzingen dat de doelsoorten zich hebben voortgeplant in 2013 (Figuren 38, 40 en 42).

2.9.3

Bespreking

(34)

32 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

(35)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

33 Figuur 37. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kopvoorns op

basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005b) per deeltraject in de IJse.

Figuur 38. Lengtefrequentieverdeling van kopvoorns gevangen ter hoogte van de Beekstraat, Margijsbos en stroomafwaarts van de E411.

Figuur 39. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere serpelingen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2006) per deeltraject in de IJse.

Figuur 40. Lengtefrequentieverdeling van serpelingen gevangen ter hoogte van de Beekstraat, Margijsbos en stroomafwaarts van de E411.

Figuur 41. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kwabalen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005a) per deeltraject in de IJse.

Figuur 42. Lengtefrequentieverdeling van kwabalen gevangen ter hoogte van de Beekstraat, Margijsbos en stroomafwaarts van de E411.

0 10 20 30 40 50 60 70 80

Beekstraat Margijsbos stroomafwaarts E411

A a n ta l k o p v o o rn s Traject gevangen verwacht ? 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 2 5 4 5 6 5 8 5 1 0 5 1 2 5 1 4 5 1 6 5 1 8 5 2 0 5 2 2 5 2 4 5 2 6 5 2 8 5 3 0 5 3 2 5 3 4 5 3 6 5 3 8 5 4 0 5 4 2 5 4 4 5 4 6 5 4 8 5 5 0 5 5 2 5 5 4 5 A a n ta l k o p v o o rn s Lengte (mm)

Beekstraat Margijsbos stroomafwaarts E411

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Beekstraat Margijsbos stroomafwaarts E411

A a n ta l se rp e li n g e n Traject gevangen verwacht ? 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 1 5 2 5 3 5 4 5 5 5 6 5 7 5 8 5 9 5 1 0 5 1 1 5 1 2 5 1 3 5 1 4 5 1 5 5 1 6 5 1 7 5 1 8 5 1 9 5 2 0 5 2 1 5 2 2 5 2 3 5 2 4 5 A a n ta l se rp e li n g e n Lengte (mm)

Beekstraat Margijsbos stroomafwaarts E411

0 5 10 15 20 25

Beekstraat Margijsbos stroomafwaarts E411

A a n ta l k w a b a le n Traject gevangen verwacht ? 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 2 5 4 5 6 5 8 5 1 0 5 1 2 5 1 4 5 1 6 5 1 8 5 2 0 5 2 2 5 2 4 5 2 6 5 2 8 5 3 0 5 3 2 5 3 4 5 3 6 5 3 8 5 4 0 5 4 2 5 4 4 5 4 6 5 4 8 5 5 0 5 5 2 5 5 4 5 A a n ta l k w a b a le n Lengte (mm)

(36)

34 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

2.10

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de

Maarkebeek

2.10.1

Vangstaantallen

In totaal werden 156 kopvoorns en 18 serpelingen gevangen in de Maarkebeek (Figuren 43 en 45). In de beviste trajecten werden nooit habitatopmetingen uitgevoerd, zodat de gevangen aantallen niet konden vergeleken worden met verwachte aantallen berekend op basis van de habitatgeschiktheidsmodellen.

2.10.2

Leeftijdsverdeling

De vangst bestond wellicht uit een drietal leeftijdsklassen van kopvoorn en minstens twee leeftijdsklassen van serpeling. Er werden geen kopvoorns of serpelingen behorende tot de leeftijdsklasse 0+ gevangen (Figuren 44 en 46).

2.10.3

Bespreking

(37)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

35 Figuur 43. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kopvoorns op

basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005b) per deeltraject in de Maarkebeek.

Figuur 44. Lengtefrequentieverdeling van kopvoorns gevangen ter hoogte van de Groenstraat en de Tiegstraat.

Figuur 45. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere serpelingen op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2006) per deeltraject in de Maarkebeek.

Figuur 46. Lengtefrequentieverdeling van serpelingen gevangen ter hoogte van de Groenstraat en de Tiegstraat.

(38)

36 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

2.11

Evaluatie van de uitgevoerde herintroducties in de

Vleterbeek

2.11.1

Vangstaantallen

In totaal werden 37 kopvoorns gevangen in de Vleterbeek, waarvan drie in het nieuwe traject stroomopwaarts van de monding van de Winterbeek. De verwachte aantallen werden gehaald in Abele. In het traject Rood Kruis werden 26 kopvoorns gevangen, terwijl het habitat er volgens het habitatgeschiktheidsmodel geheel ongeschikt is voor deze soort. In het traject monding Winterbeek werd het habitat nooit opgemeten, zodat geen verwachte aantallen konden berekend worden (Figuur 47).

2.11.2

Leeftijdsverdeling

Er waren wellicht vier leeftijdsklassen aanwezig (Figuur 48).

2.11.3

Bespreking

Er werden veel meer kopvoorns gevangen dan vorig jaar in de Vleterbeek (37 tegenover 13 in 2012). Bij voorgaande rapportages werden de sterke fluctuaties van de vangstaantallen al uitvoerig besproken (Van den Neucker et al., 2012; 2013). In 2013 werd een extra traject bevist ter hoogte van de monding van de Winterbeek, tussen de trajecten Abele en Rood Kruis, om de kans te verkleinen dat kopvoorns gemist werden door een te beperkte vangstinspanning. Net als in 2012, werden de grootste aantallen in het traject Rood Kruis gevangen, waar het habitat echter niet geschikt is. Het habitatgeschiktheidsmodel (Dillen et al., 2005b) voorspelt er geen enkele kopvoorn. Mogelijk verhindert de drempel ter hoogte van de monding van de Winterbeek dat de kopvoorns die afspoelen zich terug stroomopwaarts kunnen verplaatsen. Het is dus van belang om de drempel te verwijderen. Vermits er nog geen aanwijzingen zijn dat de kopvoorns zich voortplanten, moet worden nagegaan of het zinvol is om te investeren in de aanleg van kunstmatige paairiffles. Daarnaast moet ook het leefhabitat voor juveniele en adulte kopvoorns verbeterd worden, want de draagkracht is erg beperkt volgens het habitatgeschiktheidsmodel (Figuur 47).

Figuur 47. Gevangen aantal en verwacht aantal 1+ en oudere kopvoorns op basis van het HGI-model (Dillen et al., 2005b) per deeltraject in de Vleterbeek.

Figuur 48. Lengtefrequentieverdeling van kopvoorns gevangen ter hoogte van Abele, rood Kruis en de monding van de Winterbeek.

0 5 10 15 20 25 30

Abele Rood Kruis monding Winterbeek

A a n ta l k o p v o o rn s Traject gevangen verwacht ? 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 5 2 5 4 5 6 5 8 5 1 0 5 1 2 5 1 4 5 1 6 5 1 8 5 2 0 5 2 2 5 2 4 5 2 6 5 2 8 5 3 0 5 3 2 5 3 4 5 3 6 5 3 8 5 4 0 5 4 2 5 4 4 5 4 6 5 4 8 5 5 0 5 5 2 5 5 4 5 A a n ta l k o p v o o rn s Lengte (mm)

(39)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

37

2.12

Algemene bespreking evaluatiebevissingen

Het aantal gevangen kopvoorns ging er ten opzichte van 2012 enkel in de Bosbeek op achteruit. In zeven van de negen beviste waterlopen waarin de soort werd uitgezet namen de gevangen aantallen toe: de Abeek, Grote Nete, Molenbeek-Bollaak, Laan, IJse, Maarkebeek en Vleterbeek. In de Molenbeek-Bollaak was de toename echter zeer bescheiden (van nul naar één) en in de Kleine Hoofdgracht, een zijbeek van de Grote Nete waarin voor de eerste keer een 500 m traject bevist werd, werden geen kopvoorns gevangen. Serpeling werd uitgezet in vijf beviste waterlopen: Abeek, Bosbeek, Laan, IJse en Maarkebeek. Daarnaast is een geheel natuurlijke serpelingpopulatie aanwezig in de Grote Nete, die ook de Kleine Hoofdgracht kan bereiken. In de Abeek werd een natuurlijke serpelingpopulatie aangevuld met gekweekte exemplaren. Ten opzichte van 2012 nam het aantal serpelingen af in de Grote Nete en de IJse. In de Abeek, bosbeek, Laan en Maarkebeek werd een toename vastgesteld. In de Kleine Hoofdgracht werden geen serpelingen gevangen. Het aantal kwabalen nam af in twee van de zes beviste waterlopen waar de soort werd uitgezet: de Abeek en IJse. In de Bosbeek en de Grote Nete namen de aantallen toe. In de Kleine Hoofdgracht werden twee kwabalen gevangen, maar konden de aantallen niet vergeleken worden met voorgaande jaren, omdat er voor het eerst een 500 m traject bevist werd. In de IJse werden voorlopig voor het laatst kwabalen uitgezet in 2011 (afgezien van 15 stuks in 2012). De herintroductiepoging in de Maarkebeek werd eerder al als mislukt beschouwd (Samsoen & Dillen, 2012).

(40)

38 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

alleen verklaard worden door een grotere vangstefficiëntie, want daarvoor is het verschil te groot. Gezien de verschillende leeftijdsklassen, kunnen de kwabalen ook niet allemaal afkomstig zijn van de kwabaaluitzettingen in 2012. Een gewijzigde habitatgeschiktheid kan wel een mogelijke verklaring zijn. Uit een habitatevaluatie in 2009 bleek in ieder geval dat de habitatgeschiktheid in het traject Meerhout was afgenomen in vergelijking met de resultaten van een eerdere habitatevaluatie (Van den Neucker et al., 2010). Mogelijk is de habitatgeschiktheid inmiddels terug verbeterd. Dit blijft echter een hypothese, want er zijn geen recente habitatgegevens beschikbaar.

Door een wisselende vangstefficiëntie en vangstinspanning, zijn de vangstaantallen op zich niet de beste manier om het succes van de herintroducties te beoordelen. Ze kunnen dus altijd best in combinatie met de lengtefrequentieverdeling worden bekeken. In de Abeek, Bosbeek, Grote Nete, Laan, IJse, Maarkebeek en Vleterbeek werden meerdere leeftijdsklassen van kopvoorn aangetroffen. In de Molenbeek-Bollaak werd slechts één en in de Kleine Hoofdgracht werd geen enkele kopvoorn gevangen. Meerdere leeftijdsklassen van serpeling werden aangetroffen in de Abeek, Bosbeek, Grote Nete, Laan en Maarkebeek. In de IJse werd in 2013 slechts één leeftijdsklasse gevangen, terwijl er in 2012 nog meerdere werden aangetroffen. De vangstaantallen van serpeling waren in 2013 klein in de IJse. In de Abeek, Bosbeek, Grote Nete en IJse werden meerdere leeftijdsklassen van kwabaal aangetroffen. De twee kwabalen die in de Kleine Hoofdgracht gevangen werden behoorden tot dezelfde leeftijdsklasse. Ondanks de aanwezigheid van verschillende leeftijdsklassen, kan op basis van de vangstgegevens bijna nergens sprake zijn van gezonde populaties van de geherintroduceerde soorten, omdat natuurlijke reproductie uitblijft of te beperkt is. De oorzaak van de beperkte natuurlijke reproductie of het volledig uitblijven ervan moet wellicht hoofdzakelijk gezocht worden bij de habitatgeschiktheid. Voldoende geschikte paaihabitat is meer dan waarschijnlijk de voornaamste flessenhals. De lang aanhoudende winter van 2013 heeft wellicht ook bijgedragen tot het ontbreken van juvenielen in de vangsten. De reproductieperiode van kopvoorn was duidelijk uitgesteld, want tijdens de bevissingen in de zomer werden nog verschillende kopvoorns met eieren en hom aangetroffen. De Grote Nete was de enige waterloop waarin in 2013 natuurlijke reproductie van een doelsoort kon worden aangetoond. Er werd één juveniele kopvoorn behorende tot de leeftijdsklasse 0+ gevangen. Hiermee blijft de Grote Nete voorlopig de enige waterloop waarin elk jaar consequent natuurlijke reproductie van een doelsoort werd waargenomen (Van den Neucker et al., 2009; 2010a,b; 2012; 2013).

Om een volledig beeld te krijgen van de aanwezige lengte- en leeftijdsklassen van de doelsoorten, is het van belang dat de vangstinspanning per waterloop voldoende groot is. Er kan dus overwogen worden om in de toekomst evaluatiebevissingen uit te voeren in minder waterlopen, maar tegelijk het aantal trajecten per waterloop te vergroten. Eventueel kan ook de lengte van de evaluatietrajecten toenemen. Net als in 2012, speelde een afgenomen vangsteffiëntie in de Grote Nete wellicht een belangrijke rol. Weerom waren verschillende (deel)trajecten nauwelijks of niet meer doorwaadbaar, door een toegenomen diepte. Mogelijke verklaringen hiervoor werden opgenomen in het vorig rapport (Van den Neucker et al., 2013). Het voorstel om te zoeken naar nieuwe methoden of nieuwe waterlooptrajecten om de herintroducties in de Grote Nete te evalueren kan daarom worden hernomen.

(41)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

39

juvenielen steeds erg klein en kon er niet elk jaar natuurlijke rekrutering worden aangetoond op basis van de vangstgegevens (Samsoen & Dillen, 2012; Van den Neucker et al., 2010a,b; 2012; 2013). In die waterlopen blijft het dus onduidelijk of de uitgezette populaties zullen standhouden. Wat kwabaal betreft, werd voorlopig nog geen succes geboekt, afgezien van een eenmalige vangst van een juveniel exemplaar in 2010 (Van den Neucker et al., 2010b). Het uiteindelijke doel van de soortherstelprogramma’s is het bekomen van zichzelf in stand houdende populaties, zodat de streefcijfers niet door uitzettingen, maar door natuurlijke reproductie en maximale overleving van embryo tot adult worden bekomen. Dit kan enkel als het habitat optimaal is voor elke doelsoort. Uit de habitatevaluaties (Dillen et al., 2005a,b; 2006; Van den Neucker et al., 2009; 2010a,b; 2012; 2013), blijkt dat niet overal geschikt habitat aanwezig is en dat vooral geschikt paaihabitat schaars is voor de verschillende doelsoorten. Om (paai)habitat te verbeteren kunnen de aanbevelingen uit de voorgaande rapporten hernomen worden. Om de structuur van waterlopen te verbeteren moet in de eerste plaats gedacht worden aan herstelmaatregelen, zoals hermeandering, herstel van overstromingsgebieden door het contact tussen de rivier en haar vallei te herstellen en wegnemen van oeververdediging. Daarnaast kan ook door het aanbrengen van dood hout en door de ontwikkeling van water- en oeverplanten toe te laten, gezorgd worden voor het ontstaan van stroomversnellingen en stroomkommen. Aangezien geen natuurlijke aanvoer van stenig substraat meer mogelijk is in de Vlaamse laaglandrivieren door de aanwezigheid van stuwen, kan het zinvol zijn om kunstmatige paairiffles aan te leggen voor kopvoorn en serpeling (zie hoofdstuk 6). De waterkwaliteit kan verbeterd worden door te beletten dat ongezuiverd afvalwater in de waterlopen wordt geloosd en door erosie van omliggende akkers te bestrijden, zodat geen nutriëntenrijk slib in de waterlopen terecht komt. Migratieknelpunten moeten worden weggenomen. Visdoorgangen moeten zorgen voor permanente migratiemogelijkheden, omdat niet alleen verplaatsingen worden gemaakt tijdens de voortplantingsperiode, maar ook om voedsel te zoeken, om te ontsnappen aan predatoren of calamiteiten, om nieuw leefgebied in te nemen of omdat het optimale habitat verschilt tussen seizoenen of tussen dag en nacht.

Tijdens de stuurgroepvergadering van 25 september 2013 werd beslist om de herintroductie van kwabaal al vanaf 2013 enkel te richten op de Grote Nete en de Abeek. Deze beslissing werd gebaseerd op:

- Het meestal beperkte aanbod juveniele kwabaal vanuit de kwekerijen, in combinatie met de steeds betere inzichten betreffende de overleving en de maximale leeftijd.

- Het ontbreken of de schaarste van geschikt paai- en opgroeihabitat in de zijbeken van de IJse en de Bosbeek.

- Geplande habitatherstelwerken in de stroomgebieden van de Grote Nete en de Abeek, met een concrete datum van oplevering wat de Grote Nete betreft.

(42)

40 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

(43)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

41

3

Bevissing en inspectie van de taplopen van het

Kanaal naar Beverlo

3.1

Doelstelling

De Voght et al. (2013) meldden de aanwezigheid van een kopvoornpopulatie in de taplopen van het Kanaal naar Beverlo in Mol (Rauw). Kopvoorn heeft de taplopen vermoedelijk gekoloniseerd vanuit de Maas, via het Kanaal naar Beverlo. In dit onderzoeksluik werd nagegaan of er een gezonde kopvoornpopulatie aanwezig is in de taplopen en of er aanwijzingen zijn dat de kopvoorns zich succesvol hebben voortgeplant in 2013. Daarnaast werd onderzocht of er geschikte paailocaties voor kopvoorn aanwezig zijn in de taplopen.

3.2

Methode

De taplopen van het Kanaal naar Beverlo in Mol (Rauw) werden elektrisch bevist met de methode besproken door Coeck (1996). Het beviste traject had een totale lengte van 200 m (Figuur 49). Wegens het glasheldere water en de beperkte waterdiepte en breedte, werd gebruik gemaakt van bloknetten aan beide uiteinden van het traject, om te beletten dat de aanwezige vissen het traject zouden verlaten tijdens de bevissing. De taplopen in de omgeving van het beviste traject werden visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van riffles met stenig substraat. In de rand van het onderzoek werd ook nog fin clips verzameld voor genetische analyse.

(44)

42 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

3.3

Resultaten

In totaal werden 86 kopvoorns gevangen in het 200 m lange traject. Hun afmetingen varieerden van 36 tot 313 mm. Afgaande op de tabellen in Van Emmerik & de Nie (2006), waarin leeftijden en de bijhorende lengte worden weergegeven, werden minstens vijf leeftijdsklassen gevangen. Vier kopvoorns behoorden tot de leeftijdsklasse 0+ (Figuur 50). Behalve kopvoorns werden nog negen andere vissoorten gevangen: alver, baars, bermpje, blankvoorn, marmergrondel, paling, rietvoorn, riviergrondel en snoekbaars. De enige snoekbaars had een lengte van 90 cm.

Figuur 50. Lengtefrequentieverdeling van de kopvoorns gevangen in de taplopen van het Kanaal naar Beverlo (Mol, Rauw).

De visuele inspectie leverde drie potentieel geschikte paaiplaatsen voor kopvoorn op (Figuur 51). Het substraat bestaat er uit kleine stenen.

(45)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

43 Figuur 51. Potentieel geschikte paailocaties voor kopvoorn (rode sterren) in de taplopen van het Kanaal naar Beverlo (Mol, Rauw).

3.4

Bespreking

(46)

44 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

4

Onderzoek naar het voortplantingssucces van

kwabaal (2013)

4.1

Doelstelling

In dit onderzoeksluik wordt nagegaan of kwabaal zich in de winter van 2012–2013 succesvol heeft kunnen voortplanten in de stroomgebieden van de Grote Nete (Antwerpen), de IJse (Vlaams-Brabant) en de Bosbeek (Limburg).

4.2

Methode

In het stroomgebied van de Grote Nete werden zes zijbeken elektrisch bevist: Scherpenbergloop, Zeeploop, Heiloop, Asbeek, Hanskenselsloop en Balengracht. Ook in de hoofdloop werd een traject elektrisch bevist (Figuur 52). Elk traject was 300 m lang, behalve in de Hanskenselsloop, waar slechts 150 m kon bevist worden, door een te grote waterdiepte of ondoordringbare begroeiing. Er werd gekozen voor trajecten nabij de monding van elke zijbeek, omdat eerder uitgevoerd onderzoek (Van den Neucker et al., 2012) heeft uitgewezen dat zich daar het best geschikte opgroeihabitat voor kwabaaljuvenielen bevindt.

Figuur 52. Ligging van de zeven beviste trajecten (rood) in het stroomgebied van de Grote Nete.

(47)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

45

startpunt van het beviste traject in de Leigracht bevond zich ter hoogte van de aantakking. Het traject eindigde waar een beverdam de doorgang blokkeerde.

Figuur 53. Ligging van de het beviste traject (rood) in het stroomgebied van de IJse.

In het stroomgebied van de Bosbeek werden vier trajecten van 300 m onderzocht, telkens stroomopwaarts vanaf de monding van de Busselziep, Bergeinderzijp, Kreeftenbeek en Kleine beek. De elektrische bevissingen vonden plaats op 5 juni 2013.

4.3

Resultaten

In het stroomgebied van de Grote Nete werden 22 vissoorten gevangen (de twee kweekvarianten van winde, namelijk blauwwinde en goudwinde werden niet als afzonderlijke soorten beschouwd). De Asbeek was met 15 soorten het soortenrijkst. In het stroomgebied werden twee soorten gevangen die bescherming genieten onder Bijlage II van de Habitatrichtlijn en Bijlage III van de Conventie van Bern, namelijk beekprik en kleine modderkruiper. Beekprik werd gevangen in de hoofdloop van de Grote Nete, de Asbeek, de Balengracht en de Hanskenselsloop. Kleine modderkruiper werd enkel in de Scherpenbergloop gevonden. Drie doelsoorten van dit onderzoeksproject werden meermaals aangetroffen: kopvoorn, serpeling en (adulte) kwabaal (Tabel 2). Nergens werden kwabalen behorende tot de 0+ leeftijdsklasse gevangen.

In de recent aan de IJse aangetakte gracht werden drie vissoorten aangetroffen. Er werden geen juveniele kwabalen gevangen (Tabel 3).

(48)

46 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

wegens een duidelijk slechte waterkwaliteit (rioolgeur). In de Busselziep werden geen juveniele kwabalen aangetroffen.

Tabel 2. Vissoorten gevangen bij het onderzoek naar de aanwezigheid van juveniele kwabaal in het stroomgebied van de Grote Nete.

Vissoort (of kweekvariant)

A

sb

e

e

k

B

a

le

n

g

ra

ch

t

G

ro

te

N

e

te

H

a

n

sk

e

n

se

ls

lo

o

p

H

e

il

o

o

p

S

ch

e

rp

e

n

b

e

rg

lo

o

p

Z

e

e

p

lo

o

p

Amerikaanse hondsvis

x

x

x

x

baars

x

x

x

x

beekprik

x

x

x

x

bermpje

x

x

x

x

blankvoorn

x

x

x

x

x

x

x

blauwbandgrondel

x

x

x

x

x

blauwwinde

x

bruine Amerikaanse dwergmeerval

x

x

x

driedoornige stekelbaars

x

x

goudwinde

x

x

karper

x

x

kleine modderkruiper

x

kopvoorn

x

x

x

kwabaal

x

x

x

x

paling

x

x

x

x

x

x

x

rietvoorn

x

riviergrondel

x

x

x

x

x

x

serpeling

x

x

snoek

x

x

x

x

x

x

tiendoornige stekelbaars

x

vetje

x

x

winde

x

zeelt

x

x

zonnebaars

x

x

x

x

x

x

Tabel 3. Vissoorten gevangen bij het onderzoek naar de aanwezigheid van juveniele kwabaal in het stroomgebied van de IJse.

Vissoort

Naamloze gracht

bermpje

x

driedoornige stekelbaars

x

(49)

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

47 Tabel 4. Vissoorten gevangen bij het onderzoek naar de aanwezigheid van juveniele kwabaal in het stroomgebied van de Bosbeek.

Vissoort

Busselziep Bergeinderzijp Kreeftenbeek Kleine beek

beekforel x beekprik x driedoornige stekelbaars x

4.4

Bespreking

(50)

48 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling en kwabaal in 2013.

www.inbo.be

5

Geschiktheid van paai- en opgroeihabitat voor

kwabaal in het stroomgebied van de Bosbeek

5.1

Doel

In vier zijbeken van de Bosbeek (Busselziep, Bergeinderzijp, Kreeftenbeek en Kleine beek) werden metingen uitgevoerd ter evaluatie van de habitatgeschiktheid voor juveniele kwabaal (tevens het paaihabitat).

5.2

Methode

De onderzochte trajecten worden weergegeven in Figuur 54. Er werd gekozen voor aaneengesloten trajecten van 300 meter vanaf de monding. De metingen en beoordeling gebeurden volgens het protocol van Dillen et al. (2005a). Volgende variabelen zijn hiervoor van belang:

- waterdiepte (tot op 1 cm nauwkeurig) - stroomsnelheid (tot op 1 cm/s nauwkeurig) - overhangende vegetatie (% oppervlakte) - moerasvegetatie (% oppervlakte)

- ondergedoken waterplanten (% oppervlakte)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ondanks de genetische verwantschap, volgens de structuuranalyse, van de stalen uit Groep 1b met de stalen uit Groep 1a, worden deze toch niet toegewezen aan de Poolse

Aangezien de herintroductie succesvol is en het gevangen aantal 1+ en oudere kopvoorns groter is dan verwacht, wordt bevestigd dat er voldoende geschikt habitat aanwezig is, dat

Er worden ook acties ondernomen voor soorten waar geen soortbeschermingsplannen voor werden opge- steld. Met betrekking tot de herstelprogramma’s voor kwabaal, serpeling en

Van de sectoren landbouw, industrie, huisvesting, diensten en verkeer en vervoer is vervolgens voor de referentiejaren 1967 en 1989 de 'ruimtelijke efficiëntie' berekend: de output

laten weten of hij na kennisneming van deze infoffilaties het verzoek door de commissie gehoord te worden handhaaft. Ook anderszins vraagt de commissie wel eens

Zo krijgt een soortenarm grasland dat omzoomd wordt door een bomenrij van bijvoorbeeld knotwilgen een waardering van ‘complex van biologisch minder waardevolle (het grasland)

In het Meer van Rotselaar en de Maarkebeek werd geen overleving vastgesteld (Van den Neucker et al., 2009). In vier van deze waterlopen werd kwabaal gevangen. In de Pauwelsbeek

Ter evaluatie van de uitgevoerde herintroducties werden de gevangen aantallen kopvoorns, serpelingen, kwabalen en beekforellen per traject vergeleken met de aantallen die verwacht