Wetenschappelijke ondersteuning
bij de nieuwe beheervisie voor everzwijnen
Naar aanleiding van de nieuwe beheervisie voor everzwijnen in Vlaanderen startte
het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) in november 2011 een overleg op met de
verschillende maatschappelijke sectoren (jacht, natuur, landbouw, landeigenaars, …)
over het aanduiden van die zones in Vlaanderen waar een nultolerantie ten opzichte
van everzwijnen zal gelden in de toekomst, en de zones waar de everzwijnen – al
dan niet tot op een bepaald niveau – getolereerd zullen worden.
Als vertrekbasis voor dit overleg voerde het INBO een GIS-analyse uit om Vlaanderen in beheerzones op te delen. Hiervoor vertrokken we van de aanwezigheid van lijnvormige land-schapselementen die een hindernis vormen voor de vlotte migratie van everzwijnen. Zo deelden we Vlaanderen op vertrekkend van de ligging van autosnelwegen, prioritaire verkeersassen, kanalen en ingerasterde spoorwegen. Aan de hand van een interne workshop en een workshop met de verschillende provinciale diensten van ANB verfijnden we die GIS-oefening nog verder in functie van de ligging van faunarasters en van bestaande of geplande ecoducten. Dit alles resulteerde in 54 beheerzones in Vlaanderen. Per beheerzone berekenende we een aantal kenmer-ken die belangrijke achtergrondkenmer-kennis vormen voor de maatschappelijke discussie. Deze ken-merken zijn de totale oppervlakte van de beheer-zone, de oppervlakte bos, de oppervlakte natuur, het aantal everzwijnen die zouden kunnen leven in de bos- en natuurgebieden in de beheerzone, de dichtheid aan wegen binnen de beheerzone (in functie van de verkeersveiligheid), de verde-ling van de landbouwgewassen in de beheerzone en een opdeling in grote landgebruikklassen (bos, bebouwing, akkerland, grasland, militair gebied, water, andere).
Al deze informatie kan je vinden in het rapport ‘Afbakening van beheerzones voor everzwijn in Vlaanderen’(INBO.R.2011.24).
Op vraag van het ANB begon het INBO daarnaast aan het uitwerken van een model ter ondersteu-ning van de beslissingen rond het afschot van everzwijn ( ‘Aanzet tot een beslissingsmodel in het kader van toekenning van everzwij-nenafschot’ (INBO.R.2011.39)).
Vertrekkend van literatuurgegevens en verzamel-de biologische parameters (vb. aantal jongen per zeug) kwamen we tot een eerste aanzetvoor een populatiemodel voor everzwijnen in Vlaanderen. Het spreekt voor zich dat dit slechts een begin is, gezien de beperkte dataset die momenteel voor Vlaanderen bestaat. Het model zal verder verfijnd moeten worden op basis van gegevens van geschoten dieren die in de loop van de volgende jaren verzameld worden. Daarom is het belangrijk dat de jagers per geschoten dier een aantal gegevens nauwgezet noteren op een meldingsformulier. Het bijhouden van de onder-kaak laat toe om aan de hand van de tandwissel de juiste leeftijd van de geschoten dieren te bepalen. Het inzamelen van de baarmoeders van geschoten dieren zou een nauwkeuriger beeld kunnen opleveren van het percentage drachtige dieren en de worpgroottes. In combinatie met de informatie verzameld via het meldingsformulier vormt dit de basis voor het verder verfijnen van het populatiemodel.
Handboek voor beheerders
Europese natuurdoelstellingen op het terrein
Binnenkort verschijnt het “Handboek voor Beheerders. Europese natuurdoelstellingen op het terrein”. Dit boek is het eerste handboek over natuurbeheer op de Vlaamse markt dat zich voornamelijk richt op niet-professionele natuurbeheerders zoals waterbeheerders, jagers, landbouwers, land- of boseigenaars… Het boek is een uitgave van INBO en Lannoo Campus.
Jim Casaer, jim.casaer@inbo.be
Thomas Scheppers, thomas.scheppers@inbo.be
foto: Y
. Adams/VILDA