Magazine voor de internist
NUMMER 4 JAARGANG 7 DECEMBER 2016
Sophia de Rooij en Evert-Jan de Kruijf
Dubbelinterview met de vertrekkende en de nieuwe voorzitter van de NIV
Geboeid door hormonen Interview met Robin Peeters Technologie en geneeskunde Het optimaliseren van de hydratiestatus bij hemodialysepatiënten
Opleiders aan het woord Interview met Hans de Fijter Historie
Prof. dr. Johan Vreeken
INTERNE
GENEESKUNDE
Technologie en geneeskunde 13 Het optimaliseren van de hydratiestatus bij hemodialysepatiënten
E-mail uit het buitenland 22 Standplaats Londen
Historie 26 Prof. dr. Johan Vreeken
INTERVIEW 6
Robin Peeters
Prof. Robin Peeters van het Erasmus MC is onlangs benoemd tot hoogleraar Interne Geneeskunde, met als aandachtsgebied
schildklierziekten. Het Rotterdamse onderzoek heeft de afgelopen jaren geleid tot nieuwe inzichten over schildklierziekten en de behandeling daarvan.
De internist- endoscopist; de toekomst?
18Vacaturebank
19Smeerolie voor
de poli 2016
20Voedselinnovatie in de zorg
24“Elke vorm van initiatief nemen is 16 in feite het begin van leiderschap”
Interview met opleider Hans de Fijter
“Belangrijk dat internisten 11 hun positie versterken”
Dubbelinterview met de vertrekkende en de nieuwe voorzitter van de NIV
RUBRIEKEN
Revolade geeft je vrijheid. Revolade.
De enige orale TPO-R agonist.
Revolade. Meer dan alleen effectiviteit.
ITP kan een last zijn voor uw patiënt.
Zo ook de behandelopties.
De comfortabele toediening van Revolade kan het verschil maken voor uw patiënt.
Revolade
®is geïndiceerd voor patiënten met chronische immuun (idiopathische) trombocytopenische purpura (ITP) van 1 jaar en ouder die refractair zijn voor andere behandelingen (bijvoorbeeld corticosteroïden, immunoglobulinen) en volwassen patiënten met verworven ernstige aplastische anemie die refractair zijn voor eerdere immunosuppressieve therapie of intensief voorbehandeld zijn en die niet in aanmerking komen voor hemopoëtische stamceltransplantatie. Revolade
®is de enige orale TPO-R agonist.
0816REV599610 Voor verkorte productinformatie zie elders in deze uitgave
RevoladeConcepten09082016.indd 1 22-08-16 09:37
Knuppel in het internistenhok 29 Humor, een schittering door
afwezigheid in de (interne) geneeskunde
Column Yvo Smulders 30
Incidentie-inconsequentie
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
Van de voorzitter
Toen ik als arts-assistent in het Bronovo Ziekenhuis begon met mijn opleiding, was het leven nog overzichtelijk. Je werkte hard (heel hard), had veel verantwoordelijkheden (heel veel) en als iets niet goed was gegaan keek de opleider, Rob Bieger, je over zijn dikke brillenglazen aan en meldde dat dit geen vetlederen medaille verdiende. Zijn ideaal was om na zijn pensioen “ergens onder een klapperboom” te gaan zitten en patiënten zonder veel hulpmiddelen te diagnosticeren en behandelen. In die geest werden wij ook opgeleid. Een hoop commissies, richtlijnen, opleidingseisen, kwaliteitsindicatoren en inspectiebezoeken later vergeten we weleens dat het vak daarom draait.
In het fascinerende verleden van de interne geneeskunde vinden we meer van dat soort voorbeelden. Prof. dr. Johan Vreeken was zo’n scherpzinnige clinicus die met enkele goedgerichte vragen doordrong tot de kern van de zaak. Opgeleid in de Amsterdamse school van Borst stelde hij oprecht “de patiënt centraal”, zoals Jos van der Meer in een mooi artikel over zijn leven beschrijft (pagina 26).
Ook in de opleiding is het de hoogste tijd om de weg terug te vinden naar het dokter-zijn:
aan de poort, naast het bed en in de spreekkamer. Dat is althans de mening van prof.
Hans de Fijter die als derde in een serie interviews met hoofdopleiders zijn mening geeft (pagina 16). Bij zijn ideaal van de jonge internist met een brede opleiding inclusief ouderen- en acute geneeskunde, gevolgd door een enkele of meervoudige differentiatie kan ik me alleen maar aansluiten.
Heraclitus had waarschijnlijk de NIV niet voor ogen toen hij observeerde dat “alles stroomt”.
Veel verandert, maar veel blijft ook hetzelfde. Op de afgelopen Strategiedag hebben enkele bestuursleden het stokje overgedragen. In het bijzonder noem ik Sophia de Rooij, die de afgelopen drie jaar enthousiast, kundig en gedreven de vereniging heeft geleid. Een terugblik op haar voorzitterschap (en een vooruitblik van haar opvolger) is terug te vinden op pagina 11. Onveranderd blijven de inspanningen die de NIV en het bestuur ook in het nieuwe jaar zullen blijven leveren om de kwaliteit van de interne geneeskundige zorg te bevorderen, zoals het zo mooi in de Statuten staat. En dan graag iets meer dokter en iets minder gedoe.
Evert-Jan de Kruijf Voorzitter NIV
Interne Geneeskunde, magazine voor de internist 7e jaargang, nummer 4, december 2016 Redactie
Hans Ablij (hoofdredacteur), Karin de Beer, Gysèle Bleumink, Charlotte Krol, Bas Oude Elberink, Hein Visser,
Wendy van der Wekken Redactie-adres
Van Zuiden Communications B.V.
E-mail: debeer@ vanzuidencommunications.nl
Vormgeving en DTP
HGPDESiGN, Alphen aan den Rijn Uitgever
Van Zuiden Communications B.V.
Postbus 2122, 2400 CC Alphen aan den Rijn ISSN 2211-100X
© NIV, 2016
Website NIV: www.internisten.nl
Panta rhei
COLOFON
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016 5
Search less, and...
medidact.com/Infectieziekten
Medidact Infectieziekten houdt u op de hoogte van belangrijk vak- en congresnieuws
Registreer nu en Medidact doneert
€ 5,- aan een fonds naar keuze
Het laatste congresnieuws direct op uw smartphone of tablet met de Medidact Infectieziekten app.
Download de app nu uit de IOS App Store of Google Play Store
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
6
Interview
Prof. Robin Peeters:
geboeid door hormonen
Prof. Robin Peeters van het Erasmus MC is onlangs benoemd tot hoog
leraar Interne Geneeskunde, met als aandachtsgebied schildklier
ziekten. Het Rotterdamse onder
zoek heeft de afgelopen jaren geleid tot nieuwe inzichten over schildklierziekten en de behande
ling daarvan.
In zijn oratie op 12 februari wees Peeters op de gevaren van onvol
doende jodiuminname. Eet meer brood, was zijn boodschap. Die boodschap kreeg landelijk volop aandacht in de media. “Over publi
citeit hadden we inderdaad niet te klagen”, lacht hij. “Maar mijn werk en onderzoek zijn door het hoogle
raarschap niet veranderd. Het is wel een mijlpaal, maar dat besef je pas op de dag zelf. Het bevestigt de steun van het instituut voor je werk. Het was een heel mooie dag waar ik erg van heb genoten. Het is bijzonder om je verhaal een keer te kunnen vertel
len met ouders, familie en vrienden in de zaal naast je wetenschappelijke en klinische collega’s.”
Ernstige ziektebeelden
Peeters is al vanaf zijn studie geneeskunde geboeid door de endo
crinologie, met name de regelme
chanismen van de verschillende hormonen. Het intrigeerde hem dat verstoring hiervan kan leiden tot ernstige ziektebeelden. “Wat je als arts in de spreekkamer ziet, kun je
vaak verklaren vanuit de fysiologie.
Patiënten met zeldzame ziektebeel
den kunnen ons veel leren over de werking van het menselijk lichaam.
Dat helpt bij het ontwikkelen van therapieën voor grotere groepen patiënten.”
Met name zijn mentor prof. Theo Visser, voormalig hoofd van het Schild
klier laboratorium van het Erasmus MC, maakte Peeters enthousiast voor de schildklier. “Hij is biochemicus en basaal onderzoeker, maar heeft ook veel klinische kennis. We werken nog steeds veel samen.”
Schildklierhormoon heeft invloed op veel facetten van het leven. Het is essentieel voor een goede ontwik
keling van de hersenen. Al tijdens de zwangerschap kan een tekort aan schildklierhormoon bij de moeder leiden tot verstoorde hersenontwik
keling bij de foetus. Het is bovendien belangrijk voor het functioneren in het dagelijks leven en het speelt een rol in het verouderingsproces.
Peeters’ onderzoek richt zich op al die aspecten van de werking van het hormoon.
Een belangrijke vraag is waarom veel patiënten met een schildklieraan
doening een verminderde kwaliteit van leven hebben. Met behandeling kan de bloedspiegel van het hormoon weer normaal worden, maar toch komt 15% van de patiënten nooit meer op hun oude niveau van func
tioneren. Op het aantal van ruim 600.000 patiënten in Nederland, zijn dat bijna 100.000 mensen met restklachten die hen belemmeren in hun dagelijks leven. Het is niet goed bekend hoe dat komt. “Misschien maakt de schildklier ook een ander hormoon, dat we nog niet kennen”, speculeert Peeters. “Of misschien leidt behandeling weliswaar tot een normalisatie van de hormooncon
centraties in het bloed, maar niet op het niveau van de weefsels. Of wellicht spelen heel andere mecha
nismen een rol. Dit zijn belangrijke vragen voor de komende tijd.”
Transport
Het Rotterdamse onderzoeksteam timmert internationaal al jaren aan de weg. Zo werd hier achterhaald
Patiënten met zeldzame
ziektebeelden kunnen ons
veel leren over de werking
van het menselijk lichaam
hoe schildklierhormoon de cellen in komt. Lange tijd werd gedacht dat dat passief gebeurde via diffusie, maar dat idee is inmiddels achter haald.
Peeters: “Er was hier ooit een patiënt bij wie het klinisch beeld alleen kon worden verklaard door een gestoorde opname van schildklierhormoon in de cellen. Op basis daarvan is het idee ontstaan dat schildklierhor
moon actief de cel in wordt getrans
porteerd. Mijn afstudeeronderzoek ging over de regulatie van dat trans
port. Op mijn eerste internatio
nale congres kwam ik erachter dat er buiten Rotterdam maar weinig mensen geloofden in dit actieve transport. Maar onze onderzoeks
groep heeft onder leiding van Theo Visser als eerste een belangrijke transporter voor schildklierhor
moon ontdekt. Vervolgens is aan
getoond dat patiënten met een defect in deze transporter ernstige mentale retardatie hebben door een gestoorde werking van schildklier
hormoon in de hersenen. De afge
lopen jaren hebben we een andere stof geïdentificeerd die via een andere route nog wél de cel inkomt en de werking van schildklierhor
moon overneemt. Dat wordt nu getest in een klinische trial. We zijn dus aan de hand van een patiënt de
fysio logie gaan begrijpen, wat zich heeft vertaald in nieuwe inzich
ten en vervolgens een nieuwe the
rapie. Dat is een mooi voorbeeld van de wisselwerking tussen lab en kliniek.”
Veel lichamelijke effecten
Schildklierziekten komen veel voor, ook bij jonge mensen. Omdat het hormoon verantwoordelijk is voor het metabolisme in alle weefsels, zijn er veel lichamelijke effecten.
Een te snel werkende schildklier leidt tot bijvoorbeeld hartritme
problemen, gejaagdheid, stress en gewichtsverlies. Een tekort aan hormoon geeft onder meer depres
sieve klachten, vermoeidheid, traag
heid en gewichtstoename. Een schildklierstoornis kan via TSH
bepaling meestal goed worden vast
gesteld. Een normale TSHwaarde sluit een schildklierafwijking vrijwel altijd uit.
Een deel van het onderzoek van Peeters is gericht op patiënten met uiterst zeldzame aandoeningen die een defect hebben in de werking van schildklierhormoon op weefsel
niveau. Zijn onderzoeksgroep heeft vier jaar geleden een nieuw kli
nisch syndroom beschreven, waarbij patiënten een mutatie hebben in een eiwit dat belangrijk is voor de werking van schildklier hormoon in onder andere de hersenen en de botten.
Deze patiënten hebben mentale achter stand en groeivertraging, zonder afwijkende bloedwaarden van het TSH of schildklier hormoon. “Zij hebben hypothyreoïdie in bepaalde weefsels, maar niet in allemaal”, legt Peeters uit. “Dit soort ziektebeelden worden nog weinig onderkend, mede door de normale bloeduitslagen.
We behandelen een aantal van deze patiënten nu met hoge doses schild
klierhormoon. Een van die patiënten, de jongste patiënt die ooit is beschre
Naam: Robin Peeters Leeftijd: 41 jaar Opleidingen:
- 1993-2000 Opleiding Geneeskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam, oktober 2000:
Artsexamen (Cum Laude)
- 2001-2009 AGIKO Inwendige Geneeskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam/
Maasstad Ziekenhuis
- 2009: Registratie als internist-endocrinoloog Promotie: Rotterdam, 2005
Proefschrift: Regulation of thyroid hormone bioactivity in health and disease (Cum Laude)
Loopbaan:
- 2009-2010: Postdoctoraal Research Fellowship, National Institutes of Health, NIDDK, Division of Clinical Endocrinology, Bethesda, MD, Verenigde Staten - 2010-heden: Staflid Sectie Endocrinologie, Afdeling Inwendige Geneeskunde,
Erasmus MC, Rotterdam
- 2011-2016: Medisch Coördinator, Klinische Endocrinologie
- 2011-heden: Hoofd en oprichter van het Schildkliercentrum Rotterdam, een expertisecentrum voor complexe schildklieraandoeningen
- 2012: Associate Professor
- 2014-heden: Hoofd Schildklierlaboratorium (2 postdocs, 12 promovendi en 2 analisten)
Huidige functie: hoogleraar Inwendige Geneeskunde, leerstoel Schildklierziekten, Erasmus MC, Rotterdam
CURRICULUM VITAE
“Misschien maakt de schildklier ook een ander hormoon, dat we nog niet kennen”
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
8
ven en die wij samen met Paul van Trotsenburg in het AMC behandelen, heeft na het starten van de therapie een enorme ontwikkeling doorge
maakt en een deel van de achterstand ingehaald. Er zijn dus grote stappen mogelijk. En behandeling is niet duur: schildklierhormoon kost slechts ongeveer 30 euro per jaar”
Jodium
Een essentieel onderdeel van schild
klierhormoon is jodium. Tekort aan jodium leidt tot minder hormoon en is wereldwijd nog steeds verreweg de belangrijkste oorzaak van mentale retardatie die voorkomen kan worden.
Het idee bestaat dat mensen in Nederland via brood en zout voldoende jodium binnen krijgen. “Maar”, brengt Peeters daar tegenin, “dat is gebaseerd op de gemiddelde jodiumuitschei
ding in een populatie. Op individueel niveau kunnen we de jodiumstatus niet goed meten. En in de kliniek zien we steeds meer mensen die bewust geen brood eten omdat ze denken dat dat gezonder is. Vaak gebruiken zij ook minder zout. Vooral voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd kan dit heel schadelijk zijn. Ik wil ervoor waarschu
wen dat zij en hun ongeboren kinde
ren risico lopen. Uit Engels onderzoek is gebleken dat moeders met de laagste jodiumuitscheiding kinderen krijgen met een significant lager IQ. Het is heel waarschijnlijk dat dat in Nederland ook zo is.”
De EU heeft daarom twee jaar geleden een grote subsidie gegeven om met 28 landen de jodiumstatus van de bevolking in kaart te brengen. Doel is om het resterend jodiumtekort in Europa te elimineren. Het probleem valt in Nederland over het algemeen mee, weet Peeters. “Maar over die
specifieke risicogroepen maak ik mij zorgen. Jodium zit vooral in brood en zout, daarnaast in witte vis, zeewier en een beetje in eieren en kaas. Wie brood en zout laat staan, loopt kans om te weinig binnen te krijgen.
De richtlijnen adviseren daarom vrouwen met een zwangerschaps
wens om bij twijfel jodiumtabletten te nemen. Vrouwen kunnen daar al voor de zwangerschap mee starten, tegelijk met foliumzuur.”
Zwangerschap
Er zijn nog veel uitdagingen voor onderzoek. Wat is bijvoorbeeld de optimale waarde van het schildklier
hormoon tijdens de zwangerschap?
Het is al langer bekend dat een tekort aan hormoon schadelijk is voor de foetus. Daarom worden aanstaande moeders vaak laagdrempelig behan
deld met extra hormoon. “Maar we hebben de afgelopen jaren laten zien dat te veel schildklierhormoon net zo schadelijk is voor de foetus als te weinig”, zegt Peeters. “Het is dus belangrijk om beter vast te stellen wanneer de moeder behandeld moet worden en naar welke waarde we dan moeten streven.”
Ook bij veroudering speelt schild
klierhormoon een belangrijke rol, maar ook daarbij is de optimale hor
moonconcentratie niet goed bekend.
Die waarde is op jonge leeftijd waar
schijnlijk anders dan op oudere leef
tijd. Peeters: “We zijn volop bezig om de functie in het verouderingsproces te onderzoeken. We zien dat licht verhoogde bloedwaarden bij ouderen al een hoger risico geven op onder meer hartritmeproblemen of plotse hartdood.”
Op dit moment is er één referentie
waarde voor alle leeftijden, maar
Peeters, verwacht dat dit in de toe
komst gaat veranderen. “Wellicht moeten we bij ouderen de behande
ling veel meer starten op basis van het risico op ziekte en niet meer op basis van een gemiddelde waarde voor iedereen. Ik denk dat veel ouderen met schildklierziekten nu worden overbehandeld.”
Vele kanten op
Peeters onderzoek heeft de afge
lopen jaren veel inzicht en kennis opgeleverd. Het is een spannende zoektocht, en het kan de komende jaren nog vele kanten op. “Ik weet niet waar ik over vijf jaar aan zal werken. We laten ons leiden door de antwoorden die we vinden. Door goede klinische observaties en door de juiste vragen te stellen, kunnen we het basale en klinische onderzoek verbinden en sturen. En daarmee de patiëntenzorg verbeteren. Dat is mijns inziens een van de belangrijk
ste rollen die je kunt hebben als aca
demisch specialist. En het is dan ook mijn belangrijkste drijfveer.”
Kwaliteit van zorg wordt tegenwoordig vooral gede- finieerd door eisen van buitenaf. Behandelaars zouden daarin veel meer een voortrekkers- rol moeten nemen, vindt Robin Peeters. Als voorbeeld noemt hij de ontwikkeling van het Schildkliernetwerk (www.schildkliernetwerk.nl).
“Binnen het Schildkliercentrum van het Erasmus MC werkten we al met zeven specialismen samen voor optimale zorg aan de patiënt. De afgelopen twee jaar is de samenwerking uitgebreid naar de regio. We werken rondom schildklierkanker nu intensief samen met zeven ziekenhuizen in Zuid-West Nederland. We willen de beste zorg op de beste plek geven: hoogcomplexe zorg in het Erasmus MC en tweedelijnszorg in een partner ziekenhuis. We werken met uniforme zorgpaden, dus de patiënt krijgt overal dezelfde zorg en keuzes. We kunnen hierdoor heel goed outcome-research doen en onze kwaliteit meten.
We hebben een gezamenlijk MDO met alle zieken- huizen in de regio en in die discussies stemmen wij met elkaar de optimale zorg voor de individuele patiënt af. Zo brengen we de zorg samen een stapje verder en kunnen we blijven innoveren.
Door zelf kwaliteitscriteria te definiëren en ons toetsbaar en transparant op te stellen, bepalen we veel meer zelf de definitie van kwaliteit.
Zorgprofessionals kunnen zo een leidende rol nemen in het definiëren van kwaliteit van zorg.”
VOORTREKKERSROL
"Uit Engels onderzoek
blijkt dat moeders met de
laagste jodiumuitscheiding
kinderen krijgen met een
significant lager IQ"
Kom naar congres ‘Medisch Specialist 2025’
Ga naar www.demedischspecialist.nl/congres2025 voor het programma, registratie en meer informatie.
Voor medisch specialisten, aios en andere professionals in de zorg organiseert de Federatie Medisch Specialisten op dinsdag 14 maart 2017 het eerste grote Federatiecongres: ‘Medisch Specialist 2025’. Het congres staat in het teken van
de toekomstvisie die samen met de wetenschappelijke verenigingen wordt vastgesteld. We willen tijdens het congres met u in gesprek over deze visie, en
vooral laten zien wat (toekomstig) medisch specialisten met elkaar verbindt.
KOSTEN
Het congres vindt plaats in 1931 in Den Bosch en duurt van 15.00 uur tot en met 21.00 uur, inclusief uitgebreid diner en netwerkmogelijkheid. We vinden het belangrijk dat het congres laagdrempelig is daarom bedragen de kosten slechts € 95,- excl. btw. Aios betalen € 50,- excl.
btw. Accreditatie wordt aangevraagd bij ABAN, NVKF en NVZA. Ook bieden we diverse activiteiten aan om ’s ochtends te ondernemen.
PROGRAMMA
Tijdens het congres reageren diverse vooraanstaande sprekers op deze visie, en geven we antwoord op de praktische vragen zoals: Hoe geef je als medisch specialist in de praktijk invulling aan deze visie? En wat heb je daarvoor nodig? Wat doen we in 2025 anders, wat blijven we doen, en wat doen we niet meer? Onder andere Machteld Huber, Kiki Lombarts, Jan Kimpen, Jaap Hamming, Frank de Grave, Harma Stenveld en Richard van Hooijdonk leveren een bijdrage.
Heeft u vragen over het congres of de toekomstvisie?
Neem dan contact met ons op via visie@demedischspecialist.nl
1931
Congrescentrum Brabanthallen
‘s-Hertogenbosch
wij presenterenonze visie op:
14 maart
15 - 21 uur 2017
TEKST: KEES VERMEER – BEELD: MARLOU PULLES
“Belangrijk dat internisten hun positie versterken ”
Tijdens de Strategiedag op 12 december droeg prof. Sophia de Rooij de NIVvoorzittershamer over aan EvertJan de Kruijf. Een dubbe
linterview met de vertrekkende en de nieuwe voorzitter van de NIV.
Sophia de Rooij (internist ouderen
geneeskunde en klinisch geriater, UMCG/AMC) was 3 jaar penning
meester en 3 jaar voorzitter van de NIV. Haar voorganger Frank Bosch heeft veel ambities van de NIV gere
aliseerd en veel zaken op de rails gezet. “Voor mij betekende dat vooral de lijn vasthouden en verder uitbouwen. Maar toen werd de Federatie van Medisch Specialisten opgericht. Dat was niet bepaald een rustige periode. Frank Bosch zat ten tijde van zijn voorzitterschap in het presidium en ik nam daarom zijn plaats alvast in het Bestuurlijk Overleg Orgaan in. Dat is de voor
loper van de Algemene Vergadering van de FMS met alle voorzitters van de wetenschappelijke verenigingen.
Dus achter de schermen had ik al veel meegekregen over de oprichting van de Federatie.”
Wisselingen
Volgend jaar wordt de Federatie geëvalueerd en zal moeten blijken wat de meerwaarde is voor de wetenschap
pelijke verenigingen. De Rooij heeft wel ervaren dat het het bestuur en de AV van de Federatie tamelijk veel tijd kost om elkaar te informeren. “En ik zie veel wisselingen bij de voorzitters.
Dat vind ik weleens jammer. Daarom is het jaarlijkse voorzittersweekend zo belangrijk. Dan kunnen de voorzitters samen actief nadenken en werken aan nieuw beleid.”
De Rooij is over het algemeen posi
tief over de FMS. Zij ziet zeker ook de voordelen van de samenwerking
tussen zo’n grote groep medisch specialisten. “Er zijn veel overstij
gende zaken die ons binden. Denk aan beroepsbelangen of opleiding.
Binnen de Federatie is de NIV een van de grootste verenigingen, en we moeten ons steeds afvragen hoe en wat wij kunnen bijdragen. Binnen de NIV zelf bespreken we meer de inhoud van het vak. Maar ook de internisten zijn een heel pluriforme groep, dus ook daar moeten we de binding in het oog houden.”
Ook de samenwerking met patiën ten verenigingen wordt steeds belang
rijker, voegt De Rooij eraan toe. Zij vindt het essentieel om het complexe zorglandschap samen met de patiënt in te richten. Maar ook samen met andere verenigingen. Zo was de her
ziening van de ICrichtlijn, samen met de NVIC en de anesthesiologen,
een intensief proces. “Want het raakt veel belangen van veel verschillende mensen. Er ligt nu een kwaliteits
standaard die de veldpartijen in de loop van 2017 moeten gaan imple
menteren. Dat is nog wel een uitda
ging. Ook de NIV is er nu mee bezig.”
Met elkaar
De Rooij constateert dat steeds meer samenwerking plaatsvindt in de regio. Aan de andere kant worden ziekenhuizen ook geacht om met elkaar te concurreren. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? De Rooij: “Dat kan wringen, maar ik hoor steeds meer mensen, ook in de politiek, zeggen dat de marktwerking niet thuishoort in de zorg en dat samen
werking voorrang moet krijgen om echt kwaliteit van zorg te bieden.
Daar ben ik blij om, want ziekenhui
“Goede zorg moet samen met partners worden georganiseerd”
Interview
zen zijn geen ‘eilandjes’. Goede zorg moet samen met partners worden georganiseerd.”
Het voorzitterschap was intensief, maar De Rooij kijkt er met plezier op terug. Het heeft haar vooral veel vol
doening gegeven dat de betrokken partijen bij de ICrichtlijn de samen
werking hebben behouden. “Ondanks de vele tegenstrijdige belangen hebben we het doel voor ogen gehou
den. Zo moet het ook, anders kom je er niet uit.”
Voor de komende tijd heeft De Rooij alweer een nieuwe uitdaging: het Zorginstituut heeft haar gevraagd voor de Kwaliteitsraad, de opvolger van de Adviescommissie Kwaliteit. De Kwaliteitsraad is in september dit jaar van start gegaan en is een adviesraad voor de minister. De Kwaliteitsraad buigt zich niet alleen over de medisch specialistische zorg, maar ook over de ouderenzorg. “Zo kan ik mijn kennis van de ouderengeneeskunde en mijn bestuurlijke ervaring combineren. En uiteraard ga ik door met wetenschap
pelijk onderzoek.”
Profileren
EvertJan de Kruijf (internisthemato loog in Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede) kijkt ernaar uit om het stokje over te nemen. Hij was de afgelo
pen vijf jaar voorzitter van de medi
sche staf in Ziekenhuis Gelderse Vallei, sinds april dit jaar secreta
ris van het NIVbestuur en hij was redactielid van het magazine Interne Geneeskunde. Als een van de belang
rijkste aandachtspunten voor de komende jaren noemt hij het behou
den en versterken van de positie van internisten in ziekenhuizen. “In de zorg gaat het steeds meer om oudere patiënten, complexe zorg, polyfar
macie en transmurale afstemming.
Internisten zijn bij uitstek de specia
listen om dat soort zaken te organise
ren, maar veel aspecten ervan worden gedaan door anderen, zoals een SEH
arts, een ziekenhuisarts of een physi
cian assistant. Dat heeft als risico dat de internist als het ware terrein ver
liest in het ziekenhuis. Het is daarom belangrijk dat internisten zich meer profileren. Dat kan door je als inter
nist niet te veel terug te trekken op je eigen deelterrein, maar ook oog te
houden voor andere zaken die bij de interne geneeskunde horen.”
Het versterken van de positie begint volgens De Kruijf bij de basis: laat zien en leg uit wat je doet, naar de Federatie, naar de overheid, naar het publiek… Het animatiefilmpje op de NIVwebsite is daarvan een mooi voorbeeld. “Het gaat er vooral om dat we duidelijk maken dat we breed georiënteerd zijn. In het zieken huis waar ik ben opgeleid, was een kleine interne maatschap met ieder een eigen aandachts gebied. Ieder was daar excellent in en had daarnaast brede kennis. Dat heb ik nog steeds als ideaalbeeld. In mijn huidige zieken huis doe ik met twee andere hematologen alle hemato logische zorg, maar gezamenlijk zijn we ook verantwoordelijk voor zaken als acute zorg, consulten, de opleiding en de managementkant. We zijn dus bezig met ons vakgebied, maar ook met de algemene interne geneeskunde.”
Blauwdruk
Ook in het NIVbestuur zal dit vorm krijgen: de voorzitters van de deel
specialistische verenigingen zullen ook zitting krijgen in het algemene bestuur. “Zo hopen we de onderlinge samenwerking en uitwisseling van informatie verder te verbeteren”,
zegt De Kruijf. “Pluspunt hiervan is dat de deelspecialistische verenigin
gen toegang krijgen tot de Federatie.
Dat is nu niet zo, want de deelspeci
alisten zijn geen lid van de Federatie.
Wat zij kwijt willen moet nu via het bestuur. De blauwdruk voor de nieuwe opzet ligt er, en we gaan dit de komende tijd verder vormgeven.”
Als andere uitdaging noemt De Kruijf de werkgelegenheid: er komt een overschot aan jonge klaren en er komt een taskforce om oplossingen daarvoor te bedenken. “We hebben bijvoorbeeld recent een beroep gedaan op oudere collega’s om bij de pensioendatum ook echt te stoppen.
Dat zijn pijnpunten, maar we moeten out of the box denken om alle jonge mensen een goede plek te kunnen geven. We gaan niemand vertel
len wat hij of zij moet doen, maar we kunnen over deze zaken wel met elkaar in gesprek gaan.”
Daarnaast zijn er meer algemene ont
wikkelingen in de zorg die de komende jaren volop aandacht vragen, zoals dure geneesmiddelen en ehealth.
Internisten zien van veel aspecten als eerste wat haalbaar is. “Daar moeten we niet alleen reactief, maar vooral ook proactief in staan”, besluit De Kruijf. “Daarom zijn en blijven inter
nisten hard nodig in de zorg.”
“Het is belangrijk dat internisten zich meer profileren”
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
12
TEKST: JANTINE SCHOTMAN EN SANNE CLAESSENS – BEELD: JANTINE SCHOTMAN
Momenteel worden in Nederland ongeveer 6500 patiënten behan
deld met hemodialyse. Een accurate beoordeling van de hydratiestatus is essentieel voor het bereiken van een optimale vochtbalans en voor het bepalen van de hoeveelheid vocht die tijdens de dialysebehandeling aan het lichaam moet worden ont
trokken. Schotman: “Patiënten bij wie na de dialysebehandeling te veel of te weinig water in het lichaam ach
terblijft kunnen kortademig worden, hypertensie krijgen of flauwvallen door hypotensie. Een suboptimale hydratie verhoogt ook de cardiovas
culaire risico’s. Uit ons onderzoek blijkt dat in 40% van de gevallen de
hydratiestatus na de dialyse niet in orde is.”
Droog gewicht
Op dit moment wordt de hoeveel
heid vocht in het lichaam geschat op basis van het actuele gewicht van de patiënt. Dit gewicht wordt ver
geleken met het streefgewicht van de patiënt: het gewicht waarbij er geen klinische aanwijzingen zijn voor over of ondervulling. Deze schatting heeft een beperkte nauw
keurigheid omdat het gewicht van een persoon varieert over de tijd.
Schotman: “Die variatie wordt niet alleen veroorzaakt door het vast
houden van vocht, maar ook door
voeding, opslag van vet en verande
ring van spiermassa. Dat maakt het erg moeilijk het streefgewicht van de patiënt nauwkeurig te bepalen. Ook is het een subjectieve maat, die van dokter tot dokter verschilt.”
Bio-elektrische impedantie- analyse
In de jaren 70 van de vorige eeuw werd bioelektrische impedantie
analyse (BIA) ontwikkeld als een
Technologie en geneeskunde
Het optimaliseren van de
hydratiestatus bij hemodialysepatiënten
Technisch Geneeskundige Jantine Schotman ontwikkelde tijdens haar afstudeeronderzoek in het Ziekenhuis Rijnstate te Arnhem een nieuwe methode om bioelektrische impedantieanalyse in te zetten voor het vaststellen van de hydratiestatus bij hemodialysepatiënten. Schotman:
“Met deze techniek kunnen we de dialysebehandeling beter afstemmen op de individuele behoeften van de patiënt. Hiermee wordt voorkomen dat er te veel of te weinig vocht aan het lichaam wordt onttrokken.” De komende jaren zal ze de voordelen van deze methode verder onderzoeken tijdens een promotietraject, een samenwerking tussen het Ziekenhuis Rijnstate en het Radboud UMC.
Figuur 1. Bioelektrische impedantieanalyse
snelle en eenvoudige methode om de hydratiestatus te beoordelen.
Het is gebaseerd op het principe dat de elektrische weerstand van een persoon, gemeten met behulp van twee elektrodes op de hand en twee op de voet, omgekeerd is gere
lateerd aan de vullingstoestand. De techniek is in het verleden al succes
vol toegepast bij gezonde controles, maar is nooit succesvol gebleken bij dialysepatiënten. Schotman: “Dat komt doordat bij de conventionele BIAmethodes lichaamswatervolu
mes worden berekend op basis van formules waarin bepaalde aannames worden gedaan die niet juist zijn bij dialysepatiënten, onder meer met betrekking tot de waterdistributie.
Zo wordt bijvoorbeeld aangenomen dat de verhouding tussen intracel
lulair water (ICW) en extracellulair water (ECW) altijd gelijk is. Omdat bij ultrafiltratie altijd als eerste water wordt onttrokken uit het ECW
compartiment is deze aanname niet valide bij dialysepatiënten.”
Nieuwe methode
Schotman heeft samen met Hans de Boer (Rijnstate) een methode ont
wikkeld waarbij de hydratiestatus van de patiënt toch vrij nauwkeurig kan worden vastgesteld. Schotman:
“We maken hierbij geen gebruik van de conventionele BIAformules met onzekere aannames, maar alleen van de ruwe data. De hydratie
status wordt dan ook niet langer uit
gedrukt in volumes (liters), maar in
Ohms. Door de gemeten weerstand van een dialysepatiënt te vergelijken met de weerstand van gezonde con
troles kunnen we de hydratiestatus van de patiënt vaststellen en ver
volgens vrij exact bepalen hoeveel vocht je tijdens hemodialyse moet ultrafiltreren.” Deze methode wordt nog nauwkeuriger door de gemeten weerstand te corrigeren voor indivi
duele verschillen in lichaams samen
stelling. Schotman: “De elektri
sche stroom die we gebruiken wordt voornamelijk geleid door spiermassa in de extremiteiten. De lengte en de diameter van de spierbundel is bij iedereen verschillend en heeft invloed op de weerstandswaarde die wordt gemeten. Daarom corrigeren we de gemeten weerstand voor de lengte van de persoon en de hoeveel
heid spiermassa in de bovenarm.”
Observationeel onderzoek
In een observationeel onderzoek, uit
gevoerd in samenwerking met nefro
loog Kees Doorenbos in het Deventer Ziekenhuis, werd de elektrische weer
stand gemeten bij 144 gezonde con
troles en bij 74 hemodialyse patiënten voor en na de dialyse (waarbij de hoe
veelheid vocht die werd afgevoerd werd bepaald op basis van het streef
gewicht). Uit deze BIAmetingen bleek dat de hydratiestatus bij 31%
van de hemodialysepatiënten vóór en bij 40% van de patiënten na de dialyse niet in orde was. Daarnaast onderzocht Schotman of op basis van de weerstandsmetingen een exact ultrafiltratievolume (UF-volume) kan worden berekend. Daarvoor werd bij 19 patiënten tijdens een enkele dialysesessie elk kwartier de weer
stand gemeten en uitgezet tegen het UFvolume. Schotman: “Hieruit bleek dat bij nagenoeg alle patiën
ten een zeer sterk lineair verband bestaat tussen beide variabelen met een R² hoog in de 90%. We kunnen dus met grote nauwkeurigheid voor
spellen hoe de weerstand gaat veran
deren tijdens de dialyse en hoeveel vocht moet worden onttrokken om de gewenste weerstandsverandering te krijgen.”
Optimaliseren
Naast deze veelbelovende resul
taten heeft Schotman ook enkele mogelijke verstorende factoren in kaart gebracht. Zo werd bij 12 patiënten tijdens 9 achtereenvol
gende dialyse sessies elk half uur de weerstand gemeten en uitgezet tegen het UFvolume. Daaruit bleek dat de snelheid waarmee de weer
stand stijgt tijdens de dialyse binnen een persoon varieert. Schotman:
“Mogelijk wordt deze variatie ver
klaard door veranderingen in de elektrolytensamenstelling, naast veranderingen in het lichaams
watervolume. Ondanks deze beper
king kan op dit moment bij 80% van de dialysepatiënten het UFvolume worden berekend met een veilig
heidsmarge die volledig valt binnen het ‘gezonde’ gebied. Dit percen
tage zou mogelijk nog verder kunnen stijgen door de verandering in de Figuur 2. Er bestaat een zeer sterk lineair verband tussen de gemeten totale
lichaamsweerstand (TBER) en het volume dat tijdens dialyse aan het lichaam wordt onttrokken (UFvolume)
120 100 80 60 40 20 0
0 0,5 1 1,5 2
UF volume (L)
∆ TBER (Ω)
“Met deze techniek kunnen we de dialysebehandeling beter afstemmen op de individuele
behoeften van de patiënt"
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
14
weerstand tijdens dialyse te cor
rigeren voor veranderingen in de elektrolytensamenstelling.”
Voordelen
Schotman verwacht dat, wanneer de hydratiestatus van de patiënt beter wordt ingesteld, de cardiovasculaire complicaties door over en onder
vulling afnemen en dat patiënten na de dialyse met minder bloed
drukproblemen worden geconfron
teerd. Mogelijk leidt het ook tot een afname van het gebruik van anti
hypertensiva en een betere kwali
teit van leven. Hoewel Schotman zich in haar onderzoek vooral richt op hemodialysepatiënten, kunnen
ook peritoneaaldialysepatiënten of patiënten met nierfalen in een beginstadium mogelijk baat hebben bij een betere bepaling van de vocht
balans. Schotman: “Door al in een vroeg stadium te starten met het monitoren van de hydratiestatus kan de medicatie tijdig en doelgericht (zoals de keuze tussen diuretica en vaatverwijders) worden aangepast en kunnen patiënten mogelijk langer van een nierfunctievervangende therapie wegblijven. Ook denken we dat patiënten met hartfalen en patiënten die worden opgenomen met een verstoorde vochtbalans met deze methode beter kunnen worden gemonitord en behandeld.”
Vervolgonderzoek
Schotman is inmiddels afgestudeerd en zal dit onderzoek voortzetten in de vorm van een promotietraject, een samenwerkingsverband tussen de afdeling interne geneeskunde van het Ziekenhuis Rijnstate en de afdeling nefrologie van het Radboud UMC. Schotman: “Eerst zal worden onderzocht of het haalbaar is de hydratiestatus van hemodialyse
patiënten te normaliseren met behulp van BIA. Daarna zullen we onderzoe
ken of dit, op de langere termijn, ook daadwerkelijk leidt tot de verwachte voordelen voor de patiënt.”
Opleiders aan het woord
Prof. dr. Hans de Fijter
“Elke vorm van initiatief nemen
is in feite het begin van leiderschap ”
Wie zijn die dokters die de toe
komstige internisten opleiden?
In dit nummer van Interne Genees
kunde spreken we met hoofd
opleider prof. dr. Hans de Fijter van het LUMC over medisch leider
schap. Wat is in zijn ogen medisch leiderschap en hoe geeft hij dit vorm?
“Een leider is iemand met een visie die wordt gevolgd”, zo vertelt De Fijter.
“Hij of zij weet mensen te enthousias
meren en streeft ernaar ook het indi
vidu verder te brengen. Leiderschap werkt op deze manier niet dwingend maar motiverend.” In de dagelijks praktijk ervaart De Fijter dat goede communicatie hiervoor essentieel is. “Door de dingen die in jouw ogen anders moeten te toetsen aan de meningen van de betrokken perso
nen kom je tot een meer gefinetunede gedachtegang. Dit leidt tot een groter draagvlak en daarmee uiteindelijk tot de gewenste verandering.”
Veranderingen
Een van de veranderingen waarmee De Fijter op dit moment in de regio bezig is, is de integratie van acute geneeskunde en ouderengenees
kunde in de algemene opleiding.
Door het opzetten van een lijnpro
gramma dat een artsassistent vanaf het eerste tot en met het zesde oplei
dingsjaar doorloopt, wil De Fijter deze vakgebieden verder (re)integreren in de interne geneeskunde. “Aangevuld met een enkel of meervoudige dif
ferentiatie ontstaat zo de breed geschoolde internist met veel kennis van datgene dat het meest voorkomt in de internistische praktijk, namelijk acute problemen bij oudere patiën
ten.” Visie en beleid worden op deze
manier door De Fijter afgestemd op maatschappelijke ontwikkelingen.
Bezuinigingen
Naast zelfgekozen koerswijzigin
gen heeft De Fijter ook te maken met besluitvorming van buitenaf. Een
besluit dat direct effect heeft op de inrichting van de huidige opleiding is de bezuiniging op het opleidings
budget. Hierdoor dient de opleiding in 2022 gemiddeld met 7,7 maanden verkort te zijn. “Het maatschappe
lijke belang lijkt op deze manier te
“Een leider is iemand met een visie die wordt gevolgd”
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
16
worden gediend; nieuwe internis
ten worden immers met een kleiner budget gevormd. Bedrijfsmatig is het echter misschien wel veel verstandi
ger om assistenten juist langer op te leiden, zodat ze een uitgebreid pakket aan competenties kunnen ontwik
kelen. Dit zal onder de streep leiden tot goedkopere gezondheidszorg.
Mensen worden niet per definitie beter door ze korter op te leiden.”
Om invulling te geven aan deze bezui
nigingseis wordt nu per aios gekeken hoe zijn of haar opleidingstraject kan worden geïndividualiseerd.
“Individualisering van de opleiding betekent niet altijd verkorting van de opleiding. Voor een aantal assistenten betekent dit verlenging van de oplei
ding, bijvoorbeeld om een bepaalde competentie beter onder de knie te krijgen,” stelt de Fijter voorop. “In de versnipperde tijd waarin wij op dit moment leven, waarbij aiossen 80%
werken, een gezin ernaast hebben en vaak verscheidene ambities hebben die moeten worden ingevuld, zullen slechts enkelen baat hebben bij opleidingsduurverkorting.”
Leiderschapskwaliteiten
De ontwikkeling van zijn eigen leider schapskwaliteiten heeft De Fijter te danken aan een aantal rol
modellen, zowel binnen als buiten de medische wereld. Zijn eerste en daarmee misschien wel belangrijk
ste bron van inspiratie was dr. Rob Valentijn. De Fijter deed als student onderzoek bij Valentijn, die op dat moment als hoofd van de dialyse
afdeling van het LUMC werkte. “Hij heeft bij mij niet alleen het enthou
siasme voor de patiëntzorg aange
wakkerd, maar me ook de relevan
tie van kennis en wetenschap in de relatief saaie eerste studie jaren laten inzien.”
Toch is medisch leiderschap volgens De Fijter niet voor iedereen weg
gelegd. “Het gaat uiteraard om een combinatie van karaktereigenschap
pen en vaardigheden. Leiderschap is niet iets dat je met een cursus kunt bijbrengen. Je zult zelf het initiatief moeten nemen en dit doortrekken om ergens te komen. Leiderschap zit in het individu en komt er pas uit als hij of zij ook ‘de buitenboordmo
tor’ aanzet.” Als opleider is De Fijter er groot voorstander van om arts
assistenten steeds eerder in hun car
rière te betrekken in situaties waar medisch leiderschap zichtbaar wordt.
“Denk bijvoorbeeld aan het voorzit
ten van vergaderingen of deelnemen in verschillende commissies.”
Het moeilijkste aan zijn werk als opleider vindt De Fijter de fragmen
tatie van de opleiding. “De huidige opleiding bevat meer structuur en scholing dan voorheen. Maar we moeten niet doorschieten met de veelheid aan competenties die moeten worden getoetst.” De intro
ductie van de EPA’s (entrustable pro
fessional activities) ziet De Fijter dan ook als een goede ontwikkeling.
“Daarnaast leiden verdere opsplit
sing en differentiatie tot een ver
minderde blootstelling aan patiënt
casuïstiek. Dit is echter juist waar je het écht leert: zelf beslissingen nemen in moeilijke situaties.” Ook de balans tussen theorie en prak
tijk moet volgens De Fijter worden hersteld. “Het is tijd dat we de weg
terugvinden naar het dokter zijn:
aan de poort, naast het bed en in de spreekkamer.”
Tweede identiteit
Afgelopen juli sprak De Fijter alle aios uit de regio Leiden toe. Tijdens zijn toespraak drukte hij de aios op het hart zich te onderscheiden. “Zorg ervoor dat je als individu opvalt in een situatie waar competitie is.
Wij streven ernaar om iedere assis
tent in deze regio zo op te leiden dat hij of zij een goede internist wordt en daarnaast een heel duidelijke tweede identiteit ontwikkelt. Denk daarbij aan mensen die sterke com
municatieve vaardigheden hebben, waarmee zij de menselijke maat uit
stralen en daarmee de bestuurlijke stroefheid kunnen doorbreken. Of aan mensen met een enorme drive op het gebied van onderwijs om bij
voorbeeld het niveau van de coassis
tenten verder omhoog te brengen.
Of aan mensen met een financiële achtergrond, die daarmee van toe
gevoegde waarde kunnen zijn in een MSB.”
Over vijf jaar hoopt De Fijter nog steeds als internist in de academie te werken. “Ik hoop dan net als nu nog steeds met volle tevredenheid dit mooie vak uit te oefenen met alle toevoegende waarden die een aca
demisch ziekenhuis te bieden heeft.
Het blijft een mooie combinatie om nog steeds onderzoek te kunnen doen naast of vanuit de kliniek, en ook jonge mensen te zien groeien en uitvliegen. En het zou zomaar kunnen dat ik zelf nog heel actief in de opleiding ben.”
“Het is tijd dat we de weg terugvinden naar het dokter zijn”
"Verdere opsplitsing
en differentiatie leiden tot
een verminderde blootstelling
aan patiëntcasuïstiek"
TEKST: RUUD LOFFELD – BEELD: 123RF
JNIV
Vaak is er een nauwe samenwer
king van internisten en MDLartsen, soms in maatschapsverband. Al met al is er een landelijk tekort aan endo
scopisten. Mede door de invoering van het bevolkingsonderzoek (BVO) neemt de druk op de MDLartsen toe. De wachttijd voor normale diag
nostische endoscopie (die al vaak lang was), bij patiënten met buik
pijn, anemie of aanverwante klach
ten neemt alleen maar verder toe.
Patiënten uit het BVO worden met een zekere voorrang geholpen. De reguliere patiëntenzorg komt daar
door in het gedrang. Daarnaast zou het toch ook handig zijn als de eigen internist ook de endoscopie kan doen. Het zorgt in ieder geval voor minder versnippering van zorg.
Enkelvoudig profiel
Er zijn op dit moment veel internis
ten met een enkelvoudig profiel. In veel ziekenhuizen is geen behoefte aan nog een extra nefroloog of onco
loog. Werkeloosheid voor jonge klaren dreigt. Vooral in het oosten en noordoosten van het land bestaat echter een grote behoefte aan endo
scopisten, maar men kan geen MDL
artsen of internistendoscopisten vinden. Al eerder heeft in dit tijd
schrift een stuk gestaan over deze zorgwekkende situatie. De huidige
De internist-endoscopist; de toekomst?
MDLaios die klaar is met de oplei
ding gaat bij voorkeur naar een groep als negende, tiende, of zelfs twaalfde MDLarts. Men is blijkbaar bang om in een kleine groep met internisten te gaan werken. De ‘internisten zijn eigenlijk wel vriendelijke mensen en ze bijten niet’, was een beetje de wer
vende boodschap in het ingezonden stukje uit het oosten van het land.
Meervoudig profiel
Bij de jonge garde van aanstor
mend talent zijn vele aios interne die zouden willen kiezen voor een meer
voudig profiel. Is daar behoefte aan?
Het antwoord kan zijn: ja. Men wil weer breder georiënteerd zijn. Een toekomstige collega die naast erva
ring in bijvoorbeeld endocrinologie of nefrologie ook een certificaat heeft voor endoscopie, kan zeer nuttig zijn in een kleiner ziekenhuis. Deze collega is hiermee namelijk breder inzetbaar. Bij specifieke aandachts
gebieden is het niet altijd mogelijk om de expliciete kennis steeds (24/7) aanwezig te hebben (bijvoorbeeld door vakanties of afwezigheid door congresbezoek). Een collega met een meervoudig profiel kan dan insprin
gen. Aios werken graag in verschil
lende subdisciplines en willen niet de gehele werkweek bezig zijn in een enkel probleemgebied.
Deze ontwikkelingen zijn een belangrijk argument om inter
nisten met een aantekening voor gastro enterologie op te leiden. Op een recent gehouden bijeenkomst met internistendoscopisten en aios interne geneeskunde was men zeer enthousiast over het eventueel volgen van een specifieke stage.
Samenwerking
De internistendoscopist zal geen concurrent worden van de MDLarts, maar zal samenwerken met de MDL
arts. Hij/zij zal op de hoogte zijn van de beperkingen van de eigen oplei
ding en weten wanneer meer speci
fieke expertise nodig is. Er is gevraagd of internistendoscopisten bereid zijn aios op te leiden voor het certificaat.
Deze bereidheid is duidelijk aanwezig.
Uiteraard moet een gedegen oplei
dingsplan worden ontworpen. Samen
werking met MDLartsen is daarbij vanzelfsprekend nodig. Inmiddels is er door ondergetekende al een oplei
dingsplan ingediend bij de NIV. Dit plan ligt nu bij de commissie die verder gaat met de ontwikkeling daarvan.
Ik ben benieuwd naar de reacties van de lezers.
Ten tijde van de introductie van de flexibele endoscopie, werd deze techniek opgepakt door de internist. Internisten stelden de indicatie en voerden de scopie uit bij hun eigen patiënten. In de loop van de tijd zijn er, met de toenemende differentiatie, steeds minder internisten gaan scopiëren. De techniek is met name gaan behoren tot het terrein van de MDLarts. In het begin van deze eeuw stond een commissie van de NIV aan de wieg van de eisen tot opleiding voor gastroscopie, sigmoïdoscopie en coloscopie. Deze opleidingseisen zijn feitelijk onverkort door het MDLgenootschap overgenomen. De internistendoscopist heeft een certificaat voor gastro scopie en coloscopie inclusief poliepectomie.
Bij de kwaliteitsvisitaties moeten ze aan specifieke eisen voldoen die terug te vinden zijn in de eisen voor behouden van het certificaat voor endoscopie. De complexe endoscopie, echoendo, ERCP, plaatsing van stents en dilataties enzovoort blijft het terrein van de MDLarts.
Wilt u reageren op het artikel van Ruud Loffeld? Dat kan door een e-mail te sturen aan de redactie van Interne Geneeskunde via secr@niv.knmg.nl.
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
18
JNIV
JNIV
In september is de vernieuwde vaca
turebank op de NIV en JNIVwebsite online gegaan. Deze vacaturebank geeft een beter overzicht van alle vacatures binnen de interne genees
kunde. In een oogopslag is zichtbaar per wanneer de functie beschikbaar is, in welk ziekenhuis, voor welke dif
ferentiatie en wanneer de vacature
online is gezet. Daarnaast biedt de nieuwe vacaturebank de optie om te zoeken op differentiatie en op functie.
Het kaartje van Nederland geeft direct een overzicht van de plaatsen in Nederland waar vacatures zijn.
Op de vacaturebank willen we een zo volledig mogelijk overzicht bereiken van alle vacatures binnen
de interne geneeskunde. Daarom roepen we iedereen op om gratis zijn/haar vacature te plaatsen. Via de optie ‘Vacature toevoegen’ in het submenu aan de rechterzijde van de webpagina kan elk ingelogd NIVlid een vacature plaatsen.
Vacaturebank
TEKST: SUZANNE WEVER – BEELD: LISELORE KNAPEN
JNIV
Inmiddels is het een jaarlijks terug
kerend fenomeen: ‘Smeerolie voor de poli’. Dit is een cursusdag voor alle aios die goed voorbereid aan de slag willen gaan met hun polikliniekstage. Op deze dag pas
seren de meest belangrijke poli
klinische onderwerpen de revue waarbij de basis nog eens wordt doorgenomen. Daarnaast krijg je praktische tips en tricks van ervaringsdeskundigen om zo je poli soepeltjes te kunnen laten verlopen.
Ook dit jaar waren de recensies zeer positief. Zo blijkt uit het eva
luatieformulier dat elke deelnemer de cursus aanbeveelt aan andere aios. Dit is voor ons als organisa
tiecomité natuurlijk geweldig om te horen, maar alle lof gaat uit naar de sprekers die deze dag tot een succes hebben weten te maken.
Gevarieerd programma
Karin Kaasjager (UMC Utrecht) mocht de dag starten en heeft ons getoetst over hoeveel wij afweten van diagnostiek bij levertestafwij
kingen en over de nieuwe richtlijn antitrombotisch beleid.
Onderwerpen die tijdens de work
shops werden besproken waren onder anderen nierinsufficiëntie, hyper
tensie, schildklierfunctiestoor nissen en bloedbeeldafwijkingen. In de workshop ‘Dislipidemie’ legde Frank Visseren (UMC Utrecht) uit hoe het ook al weer zit met ApoA en ApoB
en waarom het belangrijk is om een diagnose te stellen. En Alex Muller (Diakonessenhuis Utrecht) gaf een presentatie over wat er in diabetes
land naast metformine en insuline verder aan behandelmogelijkheden zijn.
Ook de workshop SOLK (somatisch onverklaarbare lichamelijke klach
ten) mocht dit jaar niet ontbreken.
Hierbij leerde je dat je middels de predicted risc of functional somatic symptoms (PROFSS)scorelijst op basis van informatie uit de verwijs
brief vrij goed kunt voorspellen of het om SOLK gaat.
Bijnierpathologie
Een nieuw onderwerp dit jaar was bij
nierpathologie. Nike Stikkelbroeck
Smeerolie voor de poli
editie 2016
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
20
(Radboudumc) wist in een bestek van 50 minuten een helder en bruik
baar overzicht te geven van wat te doen bij vermoeden op hypo en hypercortisolisme en bij bijnierin
cidentalomen. Alle presentaties zijn terug te vinden op www.jniv.nl zodat je altijd dat handige overzichtje er nog even bij kunt pakken.
'Grand Rounds'
De dag werd afgesloten met de
‘Grand Rounds’. Gabor Linthorst (AMC) schotelde ons wat bijzon
dere casuïstiek voor waarvan iedere internist smult en hoopt deze op zijn poli tegen te komen.
Al met al was het wederom een zeer geslaagde dag die voor herha
ling vatbaar is. Bij deze nodigen wij jullie dan ook uit voor een nieuwe editie van ‘Smeerolie voor de poli’ in oktober 2017.
Liselore Knape
Marieke de Laat Michelle Gompelman
Thomas van Sloten
ORGANISEREND COMITÉ SMEEROLIE VOOR DE POLI
De Dr. C. J. Roosstichting reikt in samenwerking met de Nederlandse Internisten Vereniging de Dr. C.J. Roosprijs uit voor het beste klinische proefschrift op het gebied van de Interne Geneeskunde in de breedste zin. De stichting heeft onder meer als doel met deze prijs klinisch wetenschappelijk, patiëntgebonden onderzoek in Nederland te bevorderen.
De hoofdprijs van 2000 euro wordt sinds 2005 jaarlijks uitgereikt tijdens de Internistendagen in Maastricht. Ook in 2017 zal dit het geval zijn, waarbij de auteurs van de drie beste proefschriften ook nu de gelegenheid krijgen hun werk te presenteren tijden de speciaal hieraan gewijde sessie Topproefschriften. De drie laureaten ontvangen een gekalligrafeerde oorkonde en voor de op de tweede en derde plaats eindigende laureaten heeft de Stichting een bedrag van 500 euro ter beschikking gesteld.
Om in aanmerking te komen voor de prijs dient het proefschrift een klinisch, patiëntgebonden onderzoek te zijn dat het inzicht in de pathogenese, diagnostiek en/of de behandeling van ziektes vergroot, waarbij cellulair, moleculair, genetisch, zuiver epidemiologisch of ander basaal wetenschappelijk onderzoek additioneel kan zijn, maar niet de hoofdzaak vormt. Niet in aanmerking komen proefschriften met een zuiver basaal wetenschappelijk karakter, of proefschriften waarvan de aard en opzet van het onderzoek is geïnitieerd door de farmaceutische industrie.
Meedingen
Om in aanmerking te komen voor de Dr. C.J. Roosprijs wordt het volgende gevraagd:
• een afgerond proefschrift handelend over een klinisch, patiënt- gebonden onderwerp verschenen in 2016, of begin 2017;
• de auteur is internist, assistent in opleiding of heeft in de nabije toekomst uitzicht op een opleidingsplaats.
Om mee te dingen dient u:
• één digitale versie van het proefschrift te sturen aan info@congress company.com onder vermelding van:
Dr. C. J. Roosprijs 2017;
• één gedrukt exemplaar van het proefschrift te sturen aan de jury voorzitter dr. J. C. Roos, J. W. Brouwersstraat 22, 1071 LK Amsterdam;
• als bijlage bij de digitale versie zowel als bij het gedrukte exemplaar een curriculum vitae mee te zenden en een korte motivatie waarom u meent voor de prijs in aanmerking te komen, benevens een kort overzicht van de aard van de financiële steun waarmee het onderzoek tot stand is gekomen;
Jury
In de jury hebben zitting: prof. dr. H. A. H. Kaasjager,
prof. dr. M. M. Levi, prof. dr. A. E. Meinders, prof. dr. M. Nieuwdorp, dr. J. C. Roos (voorzitter) prof. dr. J. W. A. Smit en dr. P. M. Stassen.
De uiterste inzendingsdatum is 1 februari 2017
Dr. C.J. Roosprijs 2017
Londen
Van: Suthesh Sivapalaratnam Standplaats: Londen
Periode: februari 2016-heden
E-mail uit het buitenland
In februari 2016 startte Suthesh met zijn opleiding tot hematoloog in het Royal Londen and Barts. Hij is nu ‘academic clinical fellow and specialist registrar’
bij het Royal London Hospital. Dankzij dit fellowship heeft hij tijdens zijn opleiding ook tijd ingeroosterd voor de wetenschap. Hij had er net een jaar onderzoek als postdoc opzitten in Cambridge, na zijn opleiding tot internist in het AMC in Amsterdam. In dit interview vertelt hij over zijn werk in het Verenigd Koninkrijk.
Hematologie
“Mijn vrouw werkt in de financiële sector, in Londen.
Ze heeft geprobeerd om in Nederland aan de slag te gaan, maar dit lukte helaas niet.” Vandaar dat Suthesh, met hulp vanuit het AMC en de NIV, een opleidings
plek tot hematoloog in het Verenigd Koninkrijk heeft bemachtigd. “Daar kwam veel papierwerk bij kijken”.
Het was zoeken op welk niveau hij zou kunnen instro
men. “Doordat we in Nederland een portfolio bijhouden, een jaarlijkse kennis toets doen en een opleidingsplan maken, had ik iets in handen om het juiste niveau in te schatten”.
De opleiding tot hematoloog staat in het Verenigd Koninkrijk los van de interne geneeskunde. “Er is veel meer overlap met de pathologie. Je houdt je onder andere bezig met hematooncologie, vasculaire geneeskunde, transfusiegeneeskunde enzovoort. Daarnaast werk je veel nauwer samen met analisten dan in Nederland”.
Cultuur
Van hiërarchie is in het Londense ziekenhuis weinig te merken. “Iedereen is ontzettend vriendelijk en aardig.
Iemand aan de tand voelen tijdens de grote visite is hier not done. Ik heb weleens commentaar gekregen over mijn directheid.”. De sfeer is vrij formeel. “Werk en privé blijven hier strikt gescheiden. Collega’s gaan zelden na het werk samen nog iets eten of drinken. Er worden geen ski
vakanties of borrels georganiseerd. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door de forse afstand die men elke dag moet afleggen tussen huis naar werk.”. Daarnaast is de gemiddelde kledingstijl erg netjes. Men draagt geen witte jas; wel nette broeken en schoenen. “Sneakers worden niet getolereerd. Ik droeg eens een chino, dit vond men eigenlijk al te casual.”.
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
22
Zorg
“Men heeft hier geen idee wat zorg kost. Men ziet de zorg als gratis via de National Health service (NHS).”
Dit leidt tot lange wachttijden. “Wanneer je spreekuur draait, pak je steeds de bovenste status van de stapel.
Men is hier gewend te moeten wachten. Een derde van de nieuwe patiënten komt niet eens opdagen, er wordt toch geen rekening gestuurd.” Hier valt dus nog veel winst te behalen.
Als oudJNIVvoorzitter mist Suthesh het besturen. Er is nu echter te weinig tijd voor, mede door zijn onder
zoek naar de genetische grondslag van onbegrepen stol
lingsstoornissen vanuit de Universiteit van Cambridge.
“Hierbij hebben we een groot cohort van mensen en grote families (n = ± 1300) met zeldzame plaatjes- en stol
lingsziekten, die allemaal ‘gewholegenomesequenced’
zijn. Ook hebben we diagnostisch platform gerealiseerd (www.thrombogenomics.org). “Er zijn wel leiderschaps
programma’s, wie weet sluit ik mij daar later bij aan”.
De drukte is een langer bestaand probleem. “Assistenten hebben het chronisch te druk. We lunchen nooit samen, daar is simpelweg geen tijd voor. We lunchen achter de computer”. Tijdens een 48urige weekenddienst loopt hij visite bij 4050 hematooncologiepatiënten. “Dat is een hele verantwoordelijkheid, maar doordat er minder overdrachtsmomenten zijn, is de continuïteit van de zorg beter. Daarnaast zijn er veel gespecialiseerde verpleeg
kundigen.” Al met al is het goed te combineren met de zorg voor zijn 7 maanden oude zoontje.
Brexit
In het Verenigd Koninkrijk zijn veel Europese artsen en verpleegkundigen werkzaam. Zij maken zich zorgen over de toekomst. Deze artsen en verpleegkundigen zijn hard nodig. Een van de valse beloften van het Brexitkamp was dat na een Brexit meer geld naar de NHS zou gaan.
Dit bleek achteraf niet te kloppen. Suthesh zou veel col
lega’s aanraden om een stage of deel van de opleiding in het Verenigd Koninkrijk te doen. “Er zijn veel overeen
komsten in de manier waarop we werken en het geeft ook een frisse blik op de Nederlandse situatie; we hebben het nog niet zo slecht geregeld”. Als je interesse hebt in een baan in het Verenigd Koninkrijk stuur hem dan gerust een email (ss2314@medschl.cam.ac.uk).
"Een derde van de
nieuwe patiënten komt niet eens opdagen,
er wordt toch geen
rekening gestuurd"
TEKST: HELEN FAASSE EN MANON VAN DEN BERG – BEELD: FOODFORCARE
Voedselinnovatie in de zorg
“Let food be thy medicine and medicine be thy food.”- Hippocrates
In 2013 gaven jongeren met kanker op de afdeling Medische Oncologie van het Radboudumc aan dat het ziekenhuiseten hen niet smaakte, vooral niet tijdens chemokuren. Een signaal dat de afdeling graag oppakte.
Patiënten, de afdeling Diëtetiek en de afdeling Logistiek & Services van het Radboudumc richtten een Food dreamteam op. Hier werden gezamenlijke ervaringen, wensen en ideeën gedeeld. Onder meer ten aanzien van smaak, beleving, presentatie, behoud van de voedingstoestand, dieetcriteria, orga
nisatie, logistiek, maar ook qua informatievoorziening rondom voeding.
Artikel
Er bleek behoefte aan kleine, aan
trekkelijke eiwit en energierijke gerechten, die meerdere keren per dag actief worden uitgeserveerd.
Hierna is contact gezocht met cate
raar Maison van de Boer, waarbij samen met een food designer deze ideeën verder zijn uitgewerkt tot het maaltijdconcept van FoodforCare.
Integraal voedingsconcept
Op dit moment wordt het voedings
concept op alle 21 afdelingen van het Radboudumc aangeboden. De gerechten zijn speciaal ontwikkeld met verse, gezonde ingrediënten en bevatten belangrijke voedings
waarden, die voor de individuele patiënt en zijn/haar herstel belang
rijk zijn. Patiënten krijgen gedu
rende de dag op 6 of 7 eetmomen
ten kleine, smaakvolle gerechten geserveerd. De patiënt heeft per ronde de keuze uit minimaal 3 ver
schillende gerechten, die op gast
vrije wijze worden aangeboden. De smaak, geur, voedingswaarden en portiegrootte zijn afgestemd op de verschillende patiënt groepen. Per patiëntgroep wordt ook rekening gehouden met persoonlijke voor
keur, specifieke diëten, consistentie en voedselallergieën. In totaal zijn er meer dan 700 gerechten ontwik
keld. Het assortiment bestaat uit een zeer breed aanbod verse gerechten:
shakes, smoothies, salades, soep
shots, snacks, warme maaltijden en ‘snoeptrommeltjes’. De voeding
wordt ’s ochtends bij het zieken- huis aangeleverd en de afwas van de vorige dag gaat direct weer retour.
Patiënt is partner
Het patiëntenbelang staat cen
traal. Om de specifieke behoefte per patiëntgroep te achterhalen is het noodzakelijk om in gesprek te gaan met de patiënt zelf. Hierdoor is de patiënt onderdeel van de ontwikke
ling van de formule. Parallel hieraan wordt ook de diëtist, de specialist en het servicebedrijf betrokken bij de ontwikkeling. Allen onderkennen het belang van goede voeding en het tegengaan van ondervoeding.
Zij maken dan ook onderdeel uit van het ontwikkelteam. Samen wordt er een inschatting gemaakt van de specifieke wensen en behoeften van de verschillende patiëntgroepen en wordt maatwerk geleverd.
Ondervoeding groot probleem
Ondervoeding blijft een enorm pro
bleem in ziekenhuizen getuige het feit dat 238% van de patiënten hiermee te maken heeft, zowel door de onderliggende ziekte als door de behandeling hiervan.1 Dit brengt een groter risico op complicaties met zich mee zoals een langere ligduur, meer antibioticagebruik, langzamere (wond)genezing, grotere kans op doorligplekken en hogere mortali
teit. Een optimale eiwit en energie
inname kan een stabilisatie of ver
betering van de voedingstoestand teweegbrengen. FoodforCare streeft hiernaar door de patiënt actief te sti
muleren en te ‘verleiden’ tot het eten van gerechten welke deze belang
rijke voedingswaarden bevatten.
Pilotresultaten
In 2013 is er een eerste pilot op de afdeling Medische Oncologie van het Radboudumc geweest om te evalueren hoe het nieuwe voe
dingsconcept werd beoordeeld door patiënten. Hierin stonden welbevin
den en conditie van de patiënt cen
traal. Patiënten gaven aan dat het maaltijdconcept een positieve bij
drage leverde aan hun welbevinden.
Patiënten ervoeren het als zeer ple
zierig en comfortabel om gedurende de dag actief gestimuleerd te worden tot het eten van kleine beetjes.
Patiënten gaven tevens aan dat zij zich tijdens de pilotfase minder mis
selijk voelden. In deze fase was er ook 85% minder verspilling van voeding.
“Na deze eerste positieve resul
taten is begin 2015 ook op andere afdelingen een pilotstudie uitge
voerd (Cardio thoracale Chirurgie, Hematologie, Medische Oncologie, Longziekten en Cardiologie) waarbij eerst een nulmeting werd uitgevoerd (reguliere zieken huismaaltijd) ten opzichte van het nieuwe concept.
Hier werd een significant verschil gevonden ten gunste van het nieuwe concept ten aanzien van smaak, uiterlijk, eetlust en welbevinden.
Daarnaast gaven patiënten die Food
forCare kregen aan dat zij meer aten dan in de thuissituatie. Deze resul
taten golden zowel voor oncologi
sche als nietoncologische patiën
ten. De ‘oudere’ patiënt (≥ 65 jaar) beoordeelde de nieuwe maaltijdser
vice iets minder goed. Zij hadden meer behoefte aan de ‘Hollandse
INTERNE GENEESKUNDE 4 · 2016
24