• No results found

INTERNE GENEESKUNDE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "INTERNE GENEESKUNDE"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INTERNE

GENEESKUNDE

Magazine voor de internist

NUMMER 1 JAARGANG 6 MAART 2015

Harm Haak

Internist-endocrinoloog en hoogleraar Interne Geneeskunde, in het bijzonder de Acute Geneeskunde

Federatie Medisch Specialisten Nederland Sophia de Rooij

10 verstandige keuzes interne geneeskunde

De eerste drie keuzes worden besproken

Pieter De Mulder Award Nienke de Glas

Column Yvo Smulders Mijmeren over serendipiteit

(2)

IN H OUD

E-mail uit het buitenland 18 Standplaats Sierra Leone

Hoe zit het met…? 20

Actieve ledendag NIV

Hora est 17

Stellingen uit recente proefschriften Historie 24 Portret van

prof dr. Gerrit Arie Lindeboom

Knuppel in het internistenhok 27 Veilig Incidenten Melden

Medicus in het theater 28 Falstaff van Giuseppe Verdi

Column Yvo Smulders 30

Mijmeren over serendipiteit

INTERVIEW 6

Harm Haak

De acute interne geneeskunde is een jong aandachtsgebied. De NIV heeft deze specialisatie in 2006 ingesteld en internist Harm Haak van het Máxima Medisch Centrum (MMC), van huis uit endocrinoloog, heeft de sectie acute geneeskunde bestuurlijk mede vormgegeven. Een jaar geleden werd Haak benoemd tot hoogleraar Interne Geneeskunde, in het bijzonder Acute Geneeskunde, aan het Maastricht UMC+. Hij gaat verder onderzoek doen op het terrein van de acute interne geneeskunde, met focus op de oudere patiënt.

Federatie Medisch Specialisten

Nederland

10

Verstandige keuzes:

deel 1

16

JNIV

22

Internist in dienst van de eerste lijn 14 Internist Jeroen Nijhuis werkt niet in een ziekenhuis en heeft geen eigen poli. In plaats daarvan ziet hij, vanuit zijn eigen bedrijf als zelfstandig internist, patiënten bij een aantal huisartsenpraktijken in Limburg.

Individueel Functioneren Medisch 12 Specialisten (IFMS)

Sinds 2008 werken medische staven in de Nederlandse ziekenhuizen aan het implementeren van Individueel Functioneren Medisch Specialisten (IFMS) in eigen huis.

Pieter de Mulder Award 2014 23 Ouderen hebben een verhoogd risico op overdiagnostiek en overbehandeling van borstkanker, wat kan leiden tot complicaties door de behandeling. De behandel- strategieën zijn onvoldoende onderbouwd.

RUBRIEKEN

INTERNE GENEESKUNDE 1 · 2015

Humalog® 200 eenheden/ml, een snelwerkende insuline-analoog, heeft dezelfde effectiviteit en hetzelfde verdraagbaarheidsprofiel als Humalog® 100 eenheden/ml, maar maakt het mogelijk voor mensen met

diabetes om hun insuline te injecteren met de helft aan injectievloeistof.

Humalog® 200 eenheden/ml KwikPen™.

Hetzelfde eff ect. Met de helft aan volume.

NLHMG00105a Voor meer informatie over Humalog® 200 eenheden/ml

kunt u de website www.lilly.nl bezoeken.

Humalog® 200 eenheden/ml Kwikpen™ nu

verkrijgbaar en vergoed!

(3)

Van de voorzitter

De achterliggende maanden stonden in het teken van de internist en de toekomst: zowel op de opleidersdag als op de actieve ledendag voor de leden van commissies, raden en deelspecialistische besturen van de NIV, werd uitgebreid gesproken over de toekomst en welke onderwerpen van belang zijn in het nieuwe beleidsplan.

Welke rol wil de internist in het ziekenhuis en buiten het ziekenhuis innemen? Hoe blijft de deelspecialist in de dienst ook generalist? Hoe kan de internist als generalist in het ziekenhuis optimaal samenwerken met de huisarts als generalist buiten het ziekenhuis?

Wellicht vragen van alle tijden, maar zij vragen nu toch dringend om een antwoord en kunnen niet los worden gezien van het nieuwe opleidingsplan.

De huidige tijd vraagt ook om antwoorden op vragen die we ons nog niet zo vaak hebben gesteld. Hoe werkt shared decision making in de praktijk, hoe geven we daadwerkelijk vorm aan patiëntrelevante uitkomsten? Hoe gaan we om met de zelfmetende patiënt, de vele applicaties die via smartphones en iPads nog veel meer data opleveren die niet altijd door ons eenduidig te interpreteren zijn, laat staan voor onze patiënten? Hoe gaan we om met e-health, telemedicine-spreekuren, e-mailende patiënten en sociale media? Belangrijke onderwerpen die een beleidsmatige aanpak vergen waarvoor we ons nu organiseren.

De KNMG heeft een belangrijke handreiking over passende zorg in de laatste levensfase uitgebracht die tot stand is gekomen in samenwerking met de patiëntenorganisaties, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) en met afvaardigingen van huisartsen en medisch specialisten, waaronder internisten-oncologen en internisten- ouderengeneeskundigen. Deze beschrijft de mechanismen die een rol kunnen spelen bij het ontbreken van passende zorg in de laatste levensfase . Ongeacht of het hierbij om een oncologische ziekte of eindstadium van orgaanfalen gaat. Naast deze mechanismen zijn ook oplossingen geformuleerd, die zowel een inspanning van medisch specialisten als van patiënten vragen. Tijdens de internistendagen zal hier uitgebreid aandacht aan worden besteed.

De SEH is een van de afdelingen in het ziekenhuis waar steeds vaker gesprekken over de laatste levensfase zullen plaatsvinden. Hier vindt immers vaak de opvang plaats van ouderen met een ongedifferentieerde hulpvraag tegen de achtergrond van ernstige multimorbiditeit. Het op juiste wijze beantwoorden van deze hulpvraag geschiedt door een team van artsen en verpleegkundigen waarbij de internist-acuut geneeskundige een belangrijke coördinerende rol speelt. Deze zorg wordt dag in dag uit bij de voordeur van het ziekenhuis geboden, sedert 2006 door internisten-acuut geneeskundigen. Het zal u niet verbazen dat deze hoofdrol op de SEH is beschreven in een van de ambities van het nieuwe NIV-beleidsplan dat op de ALV zal worden gepresenteerd.

Ik hoop u ook tijdens de Internistendagen te ontmoeten bij een van de vele activiteiten.

Sophia de Rooij, voorzitter NIV

Interne Geneeskunde, magazine voor de internist 6e jaargang, nummer 1, maart 2015

Redactie

Hans Ablij, Karin de Beer, Evert-Jan de Kruijf, Anne-Els van de Logt, Bas Oude Elberink, Johanneke Portielje (hoofdredacteur) Redactie-adres

Van Zuiden Communications B.V.

E-mail: debeer@ vanzuidencommunications.nl

Vormgeving en DTP

HGPDESiGN, Alphen aan den Rijn Uitgever

Van Zuiden Communications B.V.

Postbus 2122, 2400 CC Alphen aan den Rijn ISSN 2211-100X

© NIV, 2015

Website NIV: www.internisten.nl

Innovaties in de zorg, revoluties in het zorgen

COLOFON

(4)
(5)

TEKST: KEES VERMEER BEELD: BART VERSTEEG

Interview

“Acuut internist en SEH-arts

kunnen elkaar goed aanvullen”

De acute interne geneeskunde is een jong aandachtsgebied.

De NIV heeft deze specialisatie in 2006 ingesteld en internist Harm Haak van het Máxima Medisch Centrum (MMC), van huis uit endocrinoloog, heeft de sectie acute geneeskunde bestuurlijk mede vormgegeven.

Een jaar geleden werd Haak benoemd tot hoogleraar Interne Geneeskunde, in het bijzonder Acute Geneeskunde, aan het Maastricht UMC+. Hij gaat verder onderzoek doen op het terrein van de acute interne geneeskunde, met focus op de oudere patiënt.

Haak is al bijna drie decennia internist en zijn eerste speciali- satie was endocrinologie. In de jaren 80 van de vorige eeuw deed hij de internistenopleiding in het Diakonessenhuis in Hilversum en het Academisch Ziekenhuis Leiden. In 1993 promoveerde hij op onderzoek naar het zeldzame bij-

nierschorscarcinoom. Haak werd daarna vaak geraadpleegd over deze ziekte, zowel vanuit binnen- als buitenland. In 2004 initieerde hij het Bijnier Netwerk Nederland, dat hij sindsdien coördineert. “Dat netwerk richt zich op het actu- aliseren en stroomlijnen van de patiëntenzorg, het ontwikkelen van zorgpaden en op wetenschap- pelijk onderzoek, ook in Europees verband. Bijnierschorskanker is een agressieve ziekte, waar weinig kennis over bestaat. Mijn drive is om de patiëntenzorg te verbeteren en te zorgen dat patiënten terecht- komen bij een arts die hier ervaring mee heeft. Daarnaast doe ik weten- schappelijk onderzoek en begeleid ik promovendi.”

Opleiding

In 1992 ging Haak als internist- endocrinoloog werken in het Diaconessen huis Eindhoven, tegenwoordig Máxima Medisch Centrum. Zijn opdracht was om een opleiding Interne Geneeskunde

op te zetten. In 1993 werd die opleiding toegekend en sinds- dien was Haak opleider interne geneeskunde. In de jaren daarna is de opleiding verder uitgebreid, vooral na de fusie in 2002 tussen het Diaconessenhuis Eindhoven en het Sint Joseph Ziekenhuis in Veldhoven. “Er is ook veel samen- werking met Maastricht. We leiden veel arts-assistenten op en tevens zijn er coassistenten vanuit Maastricht die stage lopen in de kliniek. Afgelopen november heb ik het opleiderschap overgedragen aan mijn opvolger.”

Haak zat tevens van 2004 tot 2010 in het bestuur van de NIV. Dat was de periode dat de acute interne geneeskunde tot ontwikkeling kwam. “Op SEH’s was de inter- nist in die tijd niet goed zichtbaar.

Zo’n 10 jaar geleden verschenen de SEH-artsen op de spoedeisende hulpafdelingen. Zij werden steeds meer en breder ingezet, ook op het terrein van interne geneeskunde.

Vanuit de NIV heb ik me ingezet

(6)

om de interne geneeskunde op SEH’s beter vorm te geven. Daar waren al wel internisten mee bezig, maar nog niet landelijk.”

Volgens Haak was deze ontwik- keling nodig omdat SEH-artsen slechts beperkt zijn opgeleid in de interne geneeskunde. Ze doen alleen een interne stage van enkele maanden, of soms zelfs helemaal niet. Hun opleiding en hun werk- zaamheden zijn vooral chirurgisch en traumatologisch gericht. Daar komt bij dat interne geneeskunde meer een beschouwend vak is.

“Vroeger verbleven patiënten wel een tijdje op een SEH zodat goed kon worden uitgezocht wat er aan de hand was. Maar nu moeten de kritiek zieke mensen in een korte periode worden herkend en snel in het juiste traject terechtkomen.

Het snel en adequaat hulp verlenen op een SEH is een nieuwe rol voor acute internisten.”

Juiste competenties

Dat laatste is niet altijd eenvou- dig. Bij sommige SEH-patiënten is

snel duidelijk wat er aan de hand is. Maar er zijn ook patiënten, met name ouderen, met vage klachten en complexe problemen. Een SEH- arts kan volgens Haak gewoon- weg niet alle interne geneeskunde doen. Daarom is het belangrijk dat op SEH’s ook internisten werken.

“Acute internisten en SEH-artsen kunnen elkaar goed aanvullen”, denkt Haak. “Maar het beste model daarvoor is nog niet uitgekristal- liseerd. Dat verschilt per zieken- huis. Er zijn ziekenhuizen zonder SEH-artsen en ziekenhuizen met alleen SEH-artsen. Daartussen zijn allerlei varianten mogelijk. Feitelijk maakt het niet zo veel uit wie wat doet. Het gaat erom dat op een SEH mensen werken met de juiste com- petenties. In ziekenhuizen waar zowel SEH-artsen als acute inter- nisten werken, zoals ook in het MMC, gaat dat over het algemeen goed. Belangrijk is dat je goede afspraken maakt en als team werkt.

Als bijvoorbeeld een huisarts een patiënt naar een SEH heeft door- verwezen voor de interne genees-

kunde, dan vind ik dat een inter- nist ook daadwerkelijk die patiënt moet zien. Je kunt dat alleen over- laten aan een SEH-arts als daar- over goede afspraken zijn gemaakt.

Maar ook dan moet de verantwoor- delijkheid liggen bij de internist.”

In Haaks visie zou ieder ziekenhuis naast een SEH tevens een acute opnameafdeling moeten hebben.

Daar kunnen patiënten, onder de hoede van een acuut inter- nist, worden begeleid in het eerste traject in het ziekenhuis. “Dan hoef je de patiënt, die je in eerste instantie zag op de SEH, niet over te dragen aan weer iemand anders in het ziekenhuis. De patiënt kan maximaal twee dagen op de acute opnameafdeling blijven. Een deel wordt al snel opgenomen in het ziekenhuis, maar ongeveer de helft gaat binnen die twee dagen naar huis. En hoewel veel van de oudere patiënten binnen enkele maanden weer terugkomen op de SEH, streef je ernaar dat men zo lang moge- lijk thuis kan blijven. Ook dat is het werkterrein van de acuut internist.”

Kwetsbare patiënten

De opdracht in het hoogleraar- schap van Haak is om de acute interne geneeskunde klinisch verder te stroomlijnen en af te stemmen op de zorg die op de SEH

Naam: Harm Haak Leeftijd: 58 jaar Opleidingen:

- 1982 Artsexamen RU Leiden

- 1984-1989 Opleiding Interne Geneeskunde Diakonessenhuis Hilversum en Academisch Ziekenhuis Leiden (AZL)

- Registratie tot internist 1989, endocrinoloog 1991, acute interne geneeskunde 2006

Promotie: Leiden, 1993

Proefschrift: Adrenocortical carcinoma Loopbaan:

- 1990-1992: Chef de Clinique afdeling Endocrinologie en Interne Geneeskunde AZL

- 1992-heden: internist Diaconessenhuis Eindhoven, sinds 2002 Máxima Medisch Centrum

- 1994-2014: opleider interne geneeskunde Huidige functie:

- Internist Máxima Medisch Centrum

- Bijzonder hoogleraar Interne Geneeskunde, in het bijzonder de Acute Geneeskunde, Maastricht UMC+

CURRICULUM VITAE

“Het snel en adequaat hulp

verlenen op een SEH is een nieuwe

rol voor acute internisten”

(7)

wordt gegeven. Het onderzoek op dit gebied richt zich op het logis- tieke proces en de zorg voor de oudere patiënt op de SEH. “Het gaat om het herkennen van kwets- bare patiënten, om het organise- ren van het team op de SEH en om de logistiek”, verklaart Haak. “Een groot deel van de SEH-patiënten voor de interne geneeskunde is 65-plus. Bij hen is vaak sprake van complexe zorg, veel medicatie- gebruik en verschillende ziekten.

Veel van deze patiënten komen met aspecifieke klachten op de SEH. De vraag is dan hoe je de kwetsbare patiënten kunt herkennen. Van de oudere patiënten komt gemiddeld een derde binnen enkele maanden weer terug op de SEH. Wie zijn dat?

Wie heeft risico op complicaties, een heropname of overlijden?”

Om dat te onderzoeken heeft Haak alle 60.000 SEH-bezoeken in het MMC van de afgelopen 2 jaar ver- zameld in een database. Daarmee wordt geprobeerd om patronen te herkennen met het oog op kwets- baarheid. Het onderzoek vindt plaats in samenwerking met de Faculteit Industrial Engineering

& Innovation Sciences van de Technische Universiteit Eindhoven.

In dit onderzoek worden onder meer zorgstromen en patiëntkenmerken geanalyseerd, waarmee verbeter- trajecten in gang kunnen worden gezet. “We weten per patiënt hoe lang men in de wachtkamer heeft gezeten, wanneer de triage plaats- vond door de verpleegkundige, hoe lang men in de opnamekamer geweest is, welke specialisten erbij zijn geweest enzovoort. We gaan onder andere proberen om de logis- tieke kenmerken in kaart te brengen en te simuleren of het beter kan.

We zijn hier net mee begonnen en we weten nog niet of dit iets gaat opleveren. Maar ons doel is om de patiënt een efficiënt, relevant en kwalitatief goed zorgpad aan te bieden. We kijken daarbij ook naar de rol van de SEH-arts en de samen- werking met de acuut internist.”

Trots

Endocrinologie, opleiding en acute interne geneeskunde zijn drie rode

draden in de loopbaan van Haak.

Een hoogleraarschap is voor hem eigenlijk sinds 1992 niet in beeld geweest. Toen verliet hij immers de academie om in Eindhoven te gaan werken. Maar gaandeweg werd zijn werk steeds breder en kwam de academie weer op zijn pad. “En nu ik hoogleraar ben, ben ik daar toch wel heel trots op en blij mee. Ik merk dat je als hoog- leraar gemakkelijker wordt aan- gesproken en dat je gemakkelijker deuren geopend krijgt om dingen voor elkaar te krijgen. Maar wat betreft mijn werk is er weinig ver- anderd. Ik ben benoemd op de dingen de ik al deed, en die blijf ik doen.”

Haak begeleidt momenteel drie promovendi in het onderzoek op het gebied van acute interne geneeskunde, en twee op het gebied van bijnier- carcinoom. Dit endocrinologische onderzoek betreft studies naar epidemiologie, patiënt- karakteristieken, behandelingen en prognostische factoren. Ze worden uitgevoerd met de centra in het Bijnier Netwerk. Verder vinden met Europese partners therapie- en interventiestudies plaats.

Sinds 2011 is Haak bovendien decaan van het MMC. Hij is verantwoordelijk voor de inhoudelijke aansturing van de MMC Academie, die de opleidingen en het medisch wetenschappelijke onderzoek in het MMC ondersteunt en begeleidt.

“Dat gebeurt in de breedste zin van het woord. Dus zowel medisch als paramedisch en verpleegkundig.

Het MMC heeft meer dan 20 opleidingen, en jaarlijks zo’n 200 wetenschappelijke publicaties en 5 tot 10 promoties.”

ONDERZOEK

“Ons doel is om de patiënt een

efficiënt, relevant en kwalitatief

goed zorgpad aan te bieden”

(8)

TEKST: SANNE CLAESSENS

NIV

Federatie Medisch

Specialisten Nederland

De ingrijpende veranderingen in de zorg vragen om een sterke orga- nisatie van en voor alle medisch specialisten. Om die reden beslo- ten alle wetenschappelijke vereni- gingen van medisch specialisten, maar ook de ziekenhuisapothekers, klinisch chemici en klinisch fysici, zich te verenigen in deze nieuwe organisatie. De Rooij: “Het is goed dat we nu gezamenlijk belang- rijke punten kunnen adresseren.

Denk aan dure medicatie, de vraag wat een gewonnen levensjaar mag kosten, vrije artsenkeuze, oplei- dingsduur en competentiegericht opleiden. Het is belangrijk dat we op deze gebieden eenduidig beleid maken, zodat we niet allemaal afzonderlijk het wiel hoeven uit te vinden.”

Heterogeen

Uiteraard vormen de Nederlandse medisch specialisten geen homo- gene groep. De Rooij: “Er bestaan zeker grote contrasten, maar er is

altijd meer dat ons bindt dan dat ons onderscheidt. En het heeft veel meer zin ons daar op te richten en er tegelijkertijd voor te zorgen dat, waar nodig, wel onderscheid kan worden gemaakt. Natuurlijk zijn internisten anders dan radiologen of chirurgen, maar in veel dingen willen we hetzelfde.” Daarnaast wordt geneeskunde steeds meer een teamsport, aldus de Rooij.

“Er zijn nauwelijks patiënten die maar één dokter zien. Het is dan ook belangrijk om problemen die daarbij ontstaan samen te kunnen adresseren.”

Naadje van de kous

De Rooij: “Natuurlijk wilden we als NIV-bestuur goed weten waar we aan begonnen. We hebben bij de Federatie aan tafel dan ook veel vragen gesteld, over privacy, de kosten, wat er gebeurt met onze bijdrage, de taken van de nieuwe Raad Wetenschap en wat de meerwaarde is voor onze ach-

terban. We ontdekten dat er of een goed antwoord kwam of dat er ruimte genoeg was om samen aan een goed antwoord te werken.

Dat liet bij ons het beeld ont- staan dat we met iets goeds bezig waren.”

Ledenpeiling

In de ledenpeiling die de NIV in 2014 organiseerde stemde een meerderheid, zo’n 61%, voor aan- sluiting bij de Federatie. De Rooij:

“Dat betekent niet dat de rest tegen was, zo’n 20% was er nog niet uit.”

Zie figuur 1 voor een overzicht van voordelen van aansluiting bij de Federatie, volgens de NIV-leden.

Uiteraard was er ook de nodige kritiek. Veel mensen gaven aan zich niet te willen aansluiten bij de ‘nieuwe Orde’, waar ze bewust geen lid van waren. Voor alle dui- delijkheid dient vermeld te worden dat de OMS per 1 januari 2015 is opgeheven en de Federatie echt iets nieuws is.

Anderzijds waren er leden die vonden dat ze al voldoende waren vertegenwoordigd. Maar er waren ook internisten die noch bij de OMS noch de LAD waren aangesloten en per 1 januari aanzienlijk moeten gaan betalen voor de behartiging van hun belangen. De Rooij: “Het is natuurlijk een beetje scheef dat deze groep plezier had van iets waar een ander voor betaalde. Met de contributie voor de Federatie dragen we allemaal bij aan het tot een hoger niveau brengen van kwa-

“Geneeskunde is steeds meer een teamsport”

Nadat alle wetenschappelijke verenigingen instemden met het lidmaatschap, is de Federatie Medisch Specialisten (FMS) sinds 1 januari 2015 een feit. Het doel: een krachtig en eenduidig geluid op het gebied van kwaliteit, opleiding, wetenschap en beroepsbelangen.

Sophia de Rooij, voorzitter van de NIV, licht toe wat er speelde bij de

NIV-leden.

(9)

liteit, opleiding, wetenschap en beroepsbelangen.”

Toekomst

De Rooij: “We zijn er nog lang niet, maar de grondgedachten van de Federatie zijn goed. Als NIV- bestuur moeten we er nu voor zorgen dat we onze afvaardiging in de Raden goed geïnformeerd houden. Daarvoor hebben we de input van de leden hard nodig!” Op de actieve ledendag op 1 decem- ber 2014 werd dan ook vooruit gekeken. De Rooij: “Waar staat de internist van de toekomst en hoe willen we die samen vormgeven?

Nu alles om ons heen verandert,

Een eenduidige stem van alle medisch specialisten in het publieke en politieke debat

Geen voordelen Gezamenlijk krachtig beleid op gebied van kwaliteit, beroepsbelangen, opleiding en wetenschap voor de medisch specialist in Nederland

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Q6 Ik zie als mogelijke voordelen van het synergietraject (meerdere opties mogelijk):

Beantwoord: 431 Overgeslagen: 14

Gezamenlijke belangenbehartiging in de politiek en aan de CAO-tafels Ondersteuning door een professionele afdeling communicatie bij persvragen Toezending van het blad Medisch Contact van de KNMG Individuele en juridische dienstverlening onder meer op het gebied van arbeidsrecht en ondernemingsrecht Advisering van groepen medisch specialisten zoals medische staven, maatschappen en VMSD’s Korting op verzekeringen arbeidsongeschiktheid (Movir & Interpolis) en (pakket)kortingen op verzekeringen Advisering gezondheidsrecht Blijven deelnemen aan de 4 Raden en andere samenwerkingsverbanden

%

“Er is altijd meer dat ons bindt dan dat ons onderscheidt”

Figuur 1.

kunnen we afwachten, maar er ook proactief tegenaan gaan. Een deel van de veranderingen hebben we als vereniging zelf in de hand, maar andere vinden op een dus- danig niveau plaats dat we ze veel effectiever kunnen aanpakken in de Federatie.”

Voor vragen over uw lidmaatschap en de Federatie kunt u ook nu nog contact opnemen met Sophia de Rooij of met het NIV-bureau. Zie ook: www.demedischspecialist.nl.

(10)

TEKST: KEES VERMEER BEELD: WILHELMINA ZIEKENHUIS ASSEN

“Zoek voor IFMS een

manier die je aanspreekt”

Artikel

Sinds 2008 werken medische staven in de Nederlandse ziekenhuizen aan het

implemen teren van Individueel Functioneren Medisch

Specialisten (IFMS) in eigen huis.

In het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen hebben de internisten daar een externe coach bij betrokken. Gezamenlijk is een specialistenvolgsysteem ontwikkeld, afgeleid van een talentvolgsysteem voor topsporters.

Het Wilhelmina Ziekenhuis heeft gekozen voor een maatschaps- georiënteerde IFMS-methodiek.

Maar de maatschap Interne Geneeskunde bestaat uit negen specialisten. “Dus dat zou van ons veel tijd vragen”, vertelt internist- endocrinoloog Rob Gonera. “We zouden eerst allemaal individueel met elkaar moeten praten en dat alles weer bespreken in de maat- schap. Daarmee staat de individu-

ele internist niet op de voorgrond, wat wel het doel is van IFMS.

Maatschappen worden bovendien ook al door middel van visitaties beoordeeld. Een ander punt is dat veel specialisten multidisciplinair werken. Als je dan maatschaps- gericht kijkt, zie je die samen- werking over het hoofd. Daarom wilden we op een andere manier met IFMS aan de slag gaan.”

Snel effect

Die andere manier kwam bij toeval tot stand. Gonera was voorzitter van de Handbalschool in Drenthe, waar hij in contact kwam met Paul van Gestel die veel ervaring heeft als coach in de topsport en als gedragstherapeut. Van Gestel heeft een talentvolgsysteem ontwikkeld waar ook de zoon van Gonera aan deelnam. “In het systeem word je op competenties beoordeeld en gevolgd. Mijn zoon moest iedere week bijhouden wat hij wel en niet deed en waarom, en de coach gaf

daarop feedback. Ik merkte dat dat snel effect had op de prestaties van mijn zoon.”

Gonera ging met Van Gestel in gesprek, omdat hij parallellen zag met zijn werk: specialisten probe- ren zich net als topsporters steeds te verbeteren, ze worden continu in de gaten gehouden door de media, moeten onder hoge druk presteren en werken in teamverband. Het volgsysteem leek ook geschikt voor specialisten, met adviezen en tips van een coach om bij te sturen. “Zo is een specialistenvolg systeem ont- wikkeld, met Van Gestel als externe coach. In ons IFMS-systeem hebben we de criteria toegepast die de Orde daarvoor heeft opgesteld.”

Het volgsysteem heeft voordelen ten opzichte van de reguliere IFMS-methodiek, vindt Gonera.

“Want daarmee vindt een gesprek plaats, waar pas een half jaar later een vervolg op komt. Het blijkt dat in die tussentijd nauwelijks iets gebeurt met wat is afgesproken. In ons volgsysteem zijn prikkels inge- bouwd om met de afspraken aan de slag te gaan. En Van Gestel volgt of dat inderdaad gebeurt. Hij geeft ook meteen reflectie op wat wij in het systeem invullen.”

Persoonlijk ontwikkelplan

Het systeem werkt met vragen- lijsten voor collega’s, medewerkers en ook patiënten. Op basis van de antwoorden wordt meteen duide- lijk welke punten niet goed scoren.

“Daar kun je aan gaan werken.

Ons IFMS-systeem bevat ook een patiëntenenquête, die waardevolle extra informatie geeft. Met alle input kun je een persoonlijk ont- wikkel- en actieplan maken. Dat kunnen we niet alleen op het werk, Paul van Gestel werkt al jarenlang als coach van topsporters (onder andere

handbal, voetbal, tennis en tafeltennis). Hij vindt het boeiend om samen te werken met de internisten in het Wilhelmina Ziekenhuis. “Ik heb diep respect voor hen. Wat zij doen is eigenlijk ook topsport. Op een poli gebeurt heel erg veel en de arts moet aan veel verwachtingen voldoen.”

In het talentvolgsysteem worden gegevens over een sporter bijgehouden en iedereen in diens omgeving kan daarop reflecteren, zoals ouders, de trainer of de fysiotherapeut. “Zo ontstaat tussen al die partijen een verbinding in de begeleiding van de sporter. Dat hebben we vertaald naar een IFMS- systeem, waarin de inbreng van collega’s, medewerkers en patiënten wordt samengebracht. De arts kan daarmee in één oogopslag zien waar hij aan moet gaan werken.”

Volgens Van Gestel kan hij als buitenstaander met meer afstand naar de medische wereld kijken. “Ik weet niet exact wat bij de artsen leeft. Ik zie alleen de rode draad in de beoordelingen in het systeem. Door daarover vragen te stellen en er op te reflecteren, komen de artsen zelf op ideeën om dingen aan te passen. Dat vinden zij zelf ook erg zinvol. Ik volg hen via het systeem, maar zij blijven zelf verantwoordelijk.”

COACH

(11)

R.K. Gonera internist-endocrinoloog, Wilhelmina Ziekenhuis, Assen

Volgens Gonera komt dat vooral door onbegrip. “We begrepen soms gewoon niet waarom een vraag werd gesteld. Dan dachten we: ‘hoe kun je dat nou vragen, dat weet je toch wel?’ Zo ontstaat een verkeerde aanspreekcultuur. We hebben nu ingezien dat we anders op vragen moeten reageren. We gaan nu samen met de verpleging aan de slag om dat te verbeteren en ook om hun kennis te vergroten. Goede commu- nicatie lijkt een open deur, maar je hebt toch een traject nodig om zo’n open deur te gaan zien.”

Verbeterd

Ook op individueel niveau komen knelpunten naar boven. Zo kwam Gonera zelf regelmatig in de knel met visitetijden. Doordat zijn poli steeds voller werd gepland, begon hij te laat met visites. Met feed- back van de afdeling is nu zijn polischema aangepast en heeft hij meer ruimte voor visites. “Ik hoorde hierover soms wel iets tussen neus en lippen door, maar doordat het benoemd is in mijn IFMS-systeem heb ik tips gekregen die ik heb doorgevoerd. Andere internisten hebben zo eveneens bepaalde zaken veranderd en verbeterd.”

De internisten spreken ook elkaar meer aan. Bijvoorbeeld over het feit dat sommigen aan het eind van de dag een nogal ‘kort lontje’ hebben.

“We bespreken met elkaar hoe we dat kunnen veranderen. Van Van Gestel hebben we geleerd om eerst even tot rust te komen voordat je iemand antwoord geeft. We zien nu al dat dat leidt tot een gedrags- verandering.”

Gonera is blij met de IFMS-methode die zijn maatschap hanteert. Juist omdat de internisten die zelf hebben ontwikkeld, is de motivatie groot om er mee verder te gaan. “Die moti- vatie is essentieel voor succes.

Zoek daarom voor IFMS een manier die je aanspreekt. Onze methode past ons als een jas.”

Zie ook 

www.specialistvolg systeem.nl.

maar ook vanuit huis of via de mobiele telefoon bijhouden.”

De internisten in Assen zijn hier in april 2014 mee gestart. Er is een eerste ronde geweest van een groepsgesprek en individuele gesprekken. Bij elkaar een tijds- investering van ongeveer twee uur.

Uit de gesprekken zijn enkele punten naar voren gekomen die bij alle internisten bleken te spelen. Deze

kunnen met de hele interne afdeling worden opgepakt in een verbeter- traject. “Deze manier van werken heeft dus voordelen voor de indivi- duele specialist, voor de maatschap en voor de afdeling.”

Een van de punten die speelden was de communicatie tussen de inter- nisten en verpleegkundigen. Die vonden dat de artsen soms kortaf reageerden als zij een vraag stelden.

Specialisten proberen zich

net als topsporters steeds

te verbeteren

(12)

TEKST: KEES VERMEER BEELD: COLLECTIE JEROEN NIJHUIS

Als assistent in opleiding zag Nijhuis patiënten van wie hij vond dat deze eigenlijk bij de huis- arts thuis hoorden. Dat deed hem besluiten om daarover met een aantal huisartsen te gaan praten.

Die zagen het meteen zitten om nauwer te gaan samenwerken. “We spraken af dat ik een middag in de week in hun groepspraktijk zou zitten. Zij verwezen alle patiënten naar mij die normaal gesproken naar de internist in het ziekenhuis werden doorverwezen. Ik zag de patiënten en adviseerde de huisarts over de diagnostiek en het te volgen beleid. We bespraken alle patiënten die we gezamenlijk hadden gezien, plus de consultvragen die de huis- artsen nog hadden. Al na twee tot drie weken waren de huisartsen enthousiast. Hun reactie was: ‘dit is precies wat de zorg nodig heeft.’

Ook andere huisartsen aan wie ik het concept uitleg, zijn enthousiast en vragen meestal meteen wanneer ik bij hen kan beginnen.”

Halvering

De werkwijze resulteerde al snel in bijna een halvering van het aantal verwijzingen naar het zieken huis.

“En dat lijkt nu langzaam zelfs naar 60% te gaan”, zegt Nijhuis, die zelf ongeveer 10% van alle patiën- ten die hij ziet doorverwijst naar de tweede lijn. “De insteek is dat patiënten de juiste zorg op de juiste plaats krijgen aangeboden, waarbij de poortwachtersfunctie van de eerste lijn wordt versterkt en de huisarts ondersteuning krijgt van een specialist. Er zijn uiteraard ook patiënten die wél moeten worden doorverwezen. Maar ook daar ligt een winst: doordat vaak al duide- lijk is wat er aan de hand is, komen deze patiënten sneller bij de juiste specialist terecht.”

Voor de huisartsen is deze manier van werken meteen een soort nascholing, omdat zij de patiën- ten bespreken met Nijhuis. Ook voor Nijhuis zelf is dat leerzaam:

“De huisarts is praktisch, kent de context van de patiënt en heeft al verschillende dingen geprobeerd.

Het is heel goed om zijn visie te horen. De vragen gaan boven- dien vaak over dingen die niet in de richtlijnen staan. Bijvoorbeeld het gebruik van rode gistrijst door patiënten tegen hoog cholesterol.

Wat moet de huisarts daarmee? Ik

zoek zoiets uit en geef een advies.

Dat deel ik, als een stukje onder- wijs, ook met de andere huisartsen met wie ik samenwerk. Daarnaast geef ik één of twee keer per maand les aan groepjes praktijkondersteu- ners of nurse practitioners in een huisartsenpraktijk.”

Expertise

Een vraag die hem vaak wordt voorgelegd door collega’s: is het wel uitdagend om als internist hoofdzakelijk patiënten te zien die weinig mankeren? Patiënten die wél ziek zijn, worden immers doorgestuurd naar het ziekenhuis.

Maar Nijhuis ziet nog voldoende uitdagingen: “Door de zorg op deze manier in te richten, kun je circa 700 nieuwe patiënten per jaar zien. Het klachtenpatroon van deze patiënten beslaat de gehele breedte van het vak interne geneeskunde.

Zo zie en bespreek ik patiënten met onder meer gestoorde lever- testen, anemie, gewrichtsklachten, verhoogde bezinking, moeilijk te reguleren diabetes, nierfunctie- stoornissen, problemen met instellen op schildkliermedicatie, therapie resistente hyper tensie en osteoporose. Ook de zogenaamde

‘witte raven’, bijvoorbeeld een patiënt met een feochromocytoom.

Het is een andere manier van werken dan voor een internist in een ziekenhuis. Ik moet meer denken vanuit de huisarts. Dat is een leerproces van beide kanten, en dat vind ik zelf erg interessant.”

Nijhuis doet dit werk inmiddels ruim twee jaar, bij verschillende huisartsenpraktijken in Limburg.

Niet alleen de huisartsen, maar ook veel patiënten kennen hem

Internist in dienst van de eerste lijn

“Anderhalvelijnszorg is de zorg van de toekomst”

Artikel

Internist Jeroen Nijhuis werkt niet in een ziekenhuis en heeft geen eigen poli. In plaats daarvan ziet hij, vanuit zijn eigen bedrijf als zelfstandig internist, patiënten bij een aantal huisartsenpraktijken in Limburg. Met deze ‘anderhalvelijnszorg’ blijven veel patiënten bij de huisarts en kan gerichter worden doorverwezen als dat toch nodig is.

“Dit is de zorg van de toekomst.”

(13)

Dr. J. Nijhuis: "Je bent als het ware de internist van een wijk"

inmiddels. “Je bent als het ware de internist van een wijk, waar je elke week of elke twee weken een dagdeel bent. Patiënten weten dat en vinden dat prettig. Dit type zorg is ook zeer goed parttime te doen in combinatie met een baan in het ziekenhuis.”

Als uitdaging noemt Nijhuis ook om up-to-date te blijven en je toets- baar op te stellen. Daarom heeft hij vanaf het begin samenwerking gezocht met een andere internist:

Wim Venekamp, die eveneens in huisartsenpraktijken in Limburg werkt. Samen bespreken ze weke- lijks de nieuwe patiënten die zij zien en volgen zij nascholing.

Nieuwe mogelijkheden

De grootste winst is volgens Nijhuis dat de zorg echt rond de patiënt plaatsvindt. Hij kan als internist al zijn tijd steken in patiënten en ziet hen in hun context. Het geeft nieuwe mogelijk heden om de patiënt in de eerste lijn te houden. De kosten- effectiviteit wordt nu onderzocht door de Universiteit Maastricht, maar Nijhuis heeft daar geen twij- fels over. “Waar we nog wel goed naar moeten kijken, zijn de kleine huisartsenpraktijken in wijken of dorpen. Misschien zijn daar voor mij te weinig patiënten. Ik ben nu bewust ook bij enkele kleine prak- tijken gaan zitten om te ervaren hoe dat gaat. Misschien kan ik in een ochtend twee kleine praktij- ken combineren, of op een andere manier mijn tijd effectief indelen, bijvoorbeeld met e-health.”

Een ander punt is nog de financiële kant. Nijhuis heeft met een verze- keraar tijdelijk een tarief afgespro-

ken waarvoor hij kan werken. De patiënt hoeft op dit moment niet voor een consult te betalen. Nijhuis hoopt de verzekeraar over niet al te lange tijd te kunnen adviseren over de hoogte van vergoeding van een consult. Zijn voorkeur gaat uit naar een vast tarief per ingezetene in de praktijk, van waaruit de huisarts de internist kan betalen. “De verze- keraar gaf overigens al meteen aan dat er altijd een mogelijkheid is om te declareren via DOT-financiering.

Maar dat voelt voor mij als vals spelen, omdat ik geen gebruikmaak van ziekenhuisfaciliteiten. Dus dat wil ik niet. Uiteindelijk zal de ver- zekeraar een tarief vaststellen voor deze zorgvorm. Als internist moet je daarmee je verdienmodel inrich- ten. Dat is ondernemen.”

Landelijke maatschap

Dat laatste spreekt Nijhuis erg aan en het geeft hem nieuwe ideeën:

“Misschien kunnen meerdere inter- nisten een landelijke maatschap opzetten die in regio’s en wijken gaat werken. Er is ook samenwer- king mogelijk met andere partijen die de eerste lijn willen versterken.

Ik heb nu met een apotheker afge- sproken om samen polyfarmaceu- tische screening te verrichten. Bij apothekers heerst eveneens het idee dat ze meer kunnen doen voor de eerste lijn en de patiënten. Met anderhalvelijnszorg kun je tevens, door samenwerking tussen de spe- cialist ouderengeneeskunde en de huisarts, de hele ouderenzorg anders vormgeven. Dat geldt ook voor de ketenzorg rondom mensen met hart- en vaatziekten of diabe- tes. Ik ben ervan overtuigd dat dit concept ook werkt voor specialis-

men als neurologie, kindergenees- kunde of psychiatrie. Dat kan in wijkcentra met huisartsen, speci- alisten en vanuit de gemeente ook met WMO-consulenten. Dat is een ontwikkeling die al gaande is. Alles wat je in een dagdeel kunt doen, kan daar gebeuren. Met name in steden kan dat heel rendabel zijn.”

Nijhuis kan zich goed voorstellen dat niet alle internisten op deze manier willen werken. Er zijn nog onzekerheden over de financiering, maar ook over de inhoud: word je niet een ‘gespecialiseerde huisarts’?

“Het is een sprong in het diepe waarin je flexibel en innovatief moet zijn”, besluit Nijhuis. “Het is echt ondernemen. Ikzelf vind deze ontwikkeling heel spannend.

Het is een boeiende reis waarin ik veel interessante en gemotiveerde mensen tegenkom. Ik hoop dat het eindpunt een goed functionerend wijkcentrum is, waarin verschil- lende specialismen in dienst van de huisarts en de patiënt de poort- wachterfunctie van de eerste lijn versterken.”

“Het is een andere manier van werken: je moet meer

denken vanuit de huisarts”

(14)

TEKST: SANNE CLAESSENS, SUZANNE GEERLINGS, KARIN KAASJAGER, JEROEN SCHOUTEN

NIV

Verstandige keuzes

bij interne geneeskunde: deel 1

In het kader van de landelijke campagne Verstandig Kiezen zijn

10 verstandige keuzes bij interne geneeskunde gepubliceerd. Het betreft wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen die medisch specialisten en patiënten helpen om samen te beslissen over de best passende zorg.

De verstandige keuzes zijn ontwikkeld door de NIV in samenwerking met de deelspecialistische verenigingen en dragen bij aan het verbeteren van de kwaliteit van zorg en het reduceren van de zorgkosten.

In deze editie bespreken Jeroen Schouten, Suzanne Geerlings en Karin Kaasjager de eerste drie keuzes.

1. Prik op de klinische afdeling alleen meer dan twee keer per week bloed als er een indicatie is

Niet meer bloed prikken dan nodig is, levert patiëntvriendelijke zorg op zonder verlies van kwaliteit en veiligheid. Goede afspraken hierover maakt diagnostiek ook een stuk goedkoper.

Schouten: “Uit onderzoek blijkt dat op interne afdelingen bloedonder- zoek veelvuldig wordt herhaald, zonder dat dit consequenties heeft voor de verdere diagnostiek of behandeling van de patiënt. Het inzichtelijk maken van de kostprijs van diagnostisch onderzoek en het verrichten van intervisie over

‘laboratoriumaanvraag-gedrag’

onder internisten leverde in één onderzoek een substantiële reductie van het aantal aanvragen op zonder dat daarbij de zorg negatief werd beïnvloed. Gedrags verandering bleek zeer wel mogelijk. Natuurlijk is het soms noodzakelijk om labon- derzoek vaker dan tweemaal per week te herhalen, maar deze omstandig heden zijn in de praktijk duidelijk te onderscheiden (bijvoor- beeld labcontrole bij correctie van ernstige hyponatriëmie of hypo- kaliëmie).”

2. Voorkom het plaatsen van een urineverblijfskatheter bij stabiele patiënten op de Spoedeisende Hulp (SEH) die zelf nog kunnen plassen

Het plaatsen van een urineverblijfs­

katheter brengt namelijk risico’s – en extra kosten – met zich mee. Zo zijn

kathetergeassocieerde urineweginfecties een frequent voorkomend probleem in de Nederlandse ziekenhuizen.

Geerlings: “Bij patiënten die zich presenteren op de SEH wordt vaak routinematig een urinekatheter ingebracht om de urineproductie te kunnen meten. Dit moet echter alleen gebeuren indien patiënten niet goed zelf kunnen plassen. Uit onderzoek blijkt dat 71-80% van de nosocomiale urineweginfecties ont- staat bij patiënten met een urine- katheter. Deze infecties kunnen tot complicaties en een verlenging van de opnameduur (gemiddeld 2-4 dagen) leiden. In de internati- onale richtlijn van kathetergeasso- cieerde urineweginfecties staat dat de meest efficiënte manier om deze infecties te voorkomen het terug- dringen van (onterecht) katheter- gebruik is. Helaas blijkt 20-56% van de patiënten met een urinekatheter hier geen goede indicatie voor te hebben. Het routinematig inbren- gen van een urinekatheter bij alle patiënten die zich presenteren op de SEH is hier een voorbeeld van.”

3. Doe geen onderzoek naar een erfelijke stollingsafwijking bij een eerste trombose of embolie

De uitkomst van dit stollingsonderzoek zal de behandeling niet beïnvloeden.

Daarnaast voorkomt het onnodig screenen en onrust bij de patiënt en de familie als er sprake is van een positieve uitslag. Het niet doen van dit onderzoek is patiëntvriendelijk en kostenbesparend.

Kaasjager: “Trombofilie is de neiging tot verhoogde bloedstol- ling en kan worden onderverdeeld in erfelijke en niet-erfelijke facto- ren. Van de patiënten met veneuze trombose blijkt 50% een trombo- fiel defect te hebben. Het mogelijke voordeel van het testen op trom- bofilie is het selecteren van patiën- ten die een verhoogd risico hebben op een recidief trombose. Tevens kunnen onaangedane familie leden worden opgespoord. Er zijn ook nadelen verbonden aan het testen op trombofilie, zoals de moge- lijke psychologische impact van de uitslag, de kosten, en de soms lastige interpretatie van de uitsla- gen. De mogelijke voordelen moeten uiteraard opwegen tegen de nadelen van het testen op trombo- filie. De literatuur is niet eendui- dig betreffende het eventuele ver- hoogde recidief risico bij mensen met trombofilie. Vooralsnog zijn er, afgezien van de aanwezigheid van antifosfolipidenantistoffen, onvol- doende aanwijzingen dat de aan- wezigheid van trombofilie noopt tot een ander beleid ten aanzien van de duur van antistollings- behandeling. Dit geldt ook voor een homo zygote protrombotische gen- mutatie en dubbele hetero zygotie.

Er is dan ook geen reden om bij patiënten met trombose of long- embolie onderzoek naar erfelijke trombo filiefactoren te doen. Het ont breken van consequenties ten aanzien van preventie of behande- ling van veneuze trombose is een belangrijk argument om terug- houdend te zijn met het uitvoe- ren van trombofilie screening. Een duidelijk voordeel ten aanzien van preventie van recidief trombose is nooit aangetoond. Er is daarom geen plaats voor routine matig ver- richten van onderzoek naar erfe- lijke trombofilie bij patiënten met een eerste trombose.”

(15)

De grenswaarden van overgewicht en obesitas moeten lager gedefinieerd worden in Zuid-Aziaten om vergelijkbare zorg te garanderen (Ntuk, et al, Diab Care. 2014;37:2500-7) De fundamentele rol van mTORC1 in belangrijke metabole processen waaronder de vetstofwisseling, samen met de geactiveerde toestand van mTORC1 in obesitas en type 2 diabetes, maakt mTOR inhibitie van therapeutisch belang bij metabole aandoeningen (Ricoultetal. EMBO Rep. 2013;14:242-51)

Renale denervatie heeft geen extra bloeddrukverlagend effect bij therapieresistente hypertensie Leontine E.H. Bakker, Pathogenesis of type 2 diabetes and cardiovascular disease in

South Asians (Leiden, 18 februari 2015)

Transport of the critically ill is like an expedition. Participants have to be selected, preparation should be excellent, training extensive and surprises expected Critical care is a concept and not a location (P. Safar)

Someday we’ll look back on this and it will all seem funny (B. Springsteen)

Joep M. Droogh, Interhospital transport of the critically ill patient. Focus on the journey (Groningen, 5 november 2014)

De littekens die Hans Holbein de Jonge schilderde op het portret van Sir Richard Southwell wijzen op een doorgemaakte cervicale mycobacteriële lymfadenitis

In Frankrijk verkeert de arts die zich genoodzaakt ziet tot euthanasie in een geïsoleerde positie omdat er van hem verwacht wordt ‘de beste beslissing’ te nemen zonder een officiële mogelijkheid tot het geven van rekenschap naar collega’s of patiënten (Haverkamp, et al. Med Health Care Philos. 2006; 9:367-76)

Margje H. Haverkamp, Primary immunodeficiencies, mycobacterial infections, and cytokines (Leiden, 17 december 2014)

Medicine might be winning the battle of glucose control, but is losing the war against diabetes (Editorial. Lancet. 2010;375:2193)

Artsen moeten de non-verbale communicatie van een patiënt goed kunnen interpreteren, want de patiënt vertelt niet altijd het volledige verhaal

If you want to get something done, give it to a busy person

Maria G.J. van dongen, Exploring the role of glucagon in glucose homeostasis (Leiden, 7 januari 2015)

Stellingen uit recente proefschriften

Hora est

(16)

Sierra Leone

Van: Ben de Jong, internist in opleiding, UMC Utrecht Standplaats: Sierra Leone

Periode: november-december 2014

E-mail uit het buitenland

Ben de Jong geeft in deze bijdrage een indruk van zijn werkzaamheden in een ebola-management- centrum (EMC) van Artsen zonder Grenzen in Sierra Leone. U treft een selectie aan uit zijn dagboek, gerangschikt naar onderwerp.

Inward round

Om 08.00 uur overdracht, waarna visite met perso- nal protective equipment (PPE) in de ‘high risk zone’.

We treffen daar een 21-jarige patiënt aan, zijn gelaat compleet bedekt met geronnen bloed, bloed op zijn hoofd, bed en borst. Echt verschrikkelijk. Het loopt uit zijn ogen, oren en mond. Kan nog goed reageren op vragen. Biedt hem wat te drinken aan, maar hij wil niet. Machteloos gevoel. Snel door met de rest, hebben weinig tijd: kort uitvragen van de klachten en beoor- delen welke patiënten infuus nodig hebben. Dit door te vragen een fles te pakken, deze open te draaien en zelf- standig te drinken. Hassan (8-jarig jongetje) gaat niet goed. Zijn vader daarentegen is herstellende. Deze man heeft beide vrouwen en, afgezien van Hassan, al zijn kinderen verloren aan ebola. Geven 6 patiënten bolus- vocht via het infuus, waarvan 3 erg zieke kinderen. Bij de meesten kun je het infuus niet laten zitten vanwege het risico dat ze hem eruit trekken (geven van nieuwe naald is extra risico op besmetting). Sta ongeveer 15 minuten bij een meisje (7 jaar, tachypnoïsch, comateus, bloed uit mond) voor bolus van 300 ml ringerlactaat.

Ander meisje eveneens comateus en helemaal onder de diarree. Tegenover haar ligt haar broertje: moet naar de wc met ook veel diarree. Wil niet drinken. Een vrouw tegenover deze kinderen zit op een stretcher en probeert te drinken, maar krijgt de fles niet naar haar mond. Ik help haar, maar ze spuugt het water weer uit. Moet infuus krijgen. Buiten geven we bolus van 500 ml aan patiënte liggend op stenen. Ondertussen druip ik weer aan alle kanten van het zweet. Knijp zo snel mogelijk infuuszak leeg in patiënte. Collega wil dit niet vanwege gevaar van ‘opblazen’ van de ader.

Doe dit al meer dan drie jaar en heb zoiets nog nooit gezien. Daarnaast is het nogal onnodig om al zwetend te wachten totdat bolus inloopt! Snel uitkleden waarbij ik walm met 0,5% chloor inadem. Prikkelt in m’n keel, fors hoesten, hoofdpijn (van chloor of uitdroging?).

Om 13.00 wederom inward round. Twee dames (21 en 17 jaar) zullen vandaag overlijden denk ik. Fors tachy- pnoïsch, verminderd bewustzijn, spasmen. Of dit laatste nu komt door ernstige elektrolytstoornissen of toch soort van encefalitis/meningitis, ik weet het niet. Heb het nu al bij meerdere patiënten gezien. Een wat oudere man is aan het sterven. Hield het lang vol met langdurige apneus. Op gegeven moment dacht ik serieus dat hij al dood was, maar bij sprayen reageerde hij toch nog. Twee oudere dames gaan ook echt slecht.

Gevoel van machteloosheid oversteeg me vandaag nogal. Je staat er bij en kijkt er naar. Kunt niets doen.

(17)

Niet omdat het niet kan (geven van infuus, elektroly- tensuppletie, bloedtesten enzovoort), maar we zijn er organisatorisch gewoon niet aan toe. Als meest basale zorg als eten, drinken, wassen en geven van medicatie loopt, kunnen we verder kijken. Maar zoals het er nu uitziet wordt dit nog een hele kluif. Opvallend is een mevrouw met een afgrijselijke decubituswond op de stuit. Ongeveer 20 cm in doorsnee, 5 cm diep, stinkend, geïnfecteerd en doorlopend onder de huid. Hier geen antidecubitusmatras, fancy behandelingen, simpele pre- ventie, of vette gazen. Eerst 10 mg morfine i.m. en daarna uitgespoeld met 3 x 50 ml spuit ringerlactaat. Daarna gedroogd en met jodium gedrenkte gazen in wond gedrukt. Tevens gestart met amoxicilline/clavulaanzuur en ciprofloxacine. Jodium is niet goed voor genezing, maar wat moet ik anders? Kunnen we hier eigenlijk wel iets mee, of zal ze hier simpelweg aan overlijden.

Daaropvolgende dag, na schijnbaar goede resultaten met suiker, na reinigen wond (tot op bot) volgegoten met suiker. Absoluut geen ervaring/idee of dit iets gaat doen?

Opname

Zojuist een ambulance gearriveerd met 7 patiën- ten (2 kinderen, 3 mannen, 2 vrouwen)! Komen uit Tonkolili, 6 uur gereden in deze bloedhitte. Zo snap je wel waarom er dagelijks patiënten zijn overleden bij aankomst van de ambulance. Er volgt een moeizame worsteling door de papieren voor verzamelen van alle noodzakelijke informatie. Handschrift is niet te lezen en allerlei onbegrijpelijke afkortingen voor medicatie.

Na afname van de anamnese aan de buitenzijde van het hek naar binnen met PPE. Een van de kinderen schrikt zich een hoedje van onze ‘bananenpakken’. Omdoen van polsbandjes en uitdelen van dekens, kleding, medi- catie, eten en drinken.

Outward round

Om 08.00 uur overdracht en om 08.30 start visite aan de buitenzijde van het behandelcentrum. Alle patiën- ten die kunnen lopen komen uit de tenten naar het hek. Op deze manier heb je, verlost van PPE, alle tijd voor de patiënten. Een van de ‘hygiënisten’ doet voor mij de vertaling en soms moet hij weer worden ver- taald door een andere patiënt. Mensen spreken een mix van Engels, Frans en Creools. Elke patiënt wordt uitgevraagd ten aanzien van bloedingsstigmata, diarree (toilet fast fast), braken, dyspnoe, koorts, pijn en of ze voldoende eten en drinken (drinking beaucoup beaucoup?). Een van de patiënten controleert bij ieder- een de polsbandjes (identificatie) aangezien de rest niet kan lezen. De meesten komen mat en verzwakt over. Meisje van 14 jaar is er slecht aan toe en valt met stoel en al voorover op de stenen grond. Ik moedig alle andere patiënten aan goed voor deze dame te zorgen en haar veel drinken en eten te geven. Daarnaast schrijf ik ORS voor. Helaas lust ze geen Plumpy’nut (therapeu- tic food). Andere man heeft pussende wond op linker- scheenbeen: schrijf pijnstillers en amoxicilline/clavu- laanzuur voor. Leuk contact met aantal jonge kinderen.

Personal protective equipment (PPE)

Na een uur in PPE wil ik nu echt informatie overdra- gen aan Cloth (clinical health officer) die buiten het hek staat. Ik weet niet of ik nu uitgeput ben of dat hij zo

‘dom’ is, maar hij snapt niks en het duurt en het duurt.

Raak behoorlijk geïrriteerd. Mijn masker is ook klets- nat, waardoor hij mij misschien minder goed verstaat.

Verstaat B voor D en andersom. Hij wil naast patiën- tnummer ook naam weten, maar deze zijn niet uit te spreken en voegt helemaal niets toe. Daarnaast staan aantal patiënten niet op de lijst, maar hij blijft maar zoeken. Ondertussen sta ik bijna te schreeuwen van frustratie en irritatie. Ik wil uit dit pak! Ik zweet me echt ongans. Het loopt in straaltjes uit m’n handschoe- nen, vult m’n bril en er staat een laag zweet in m’n laarzen.

Media

2 december 2014 – De Telegraaf kopt ‘Sierra Leone faalt bij aanpak ebola’. Die lui weten echt niet waar ze het over hebben, ongelooflijke simplificering. ‘Tsunami aan hulpverleners’ heb ik nog niet gezien. Feitelijk is Artsen zonder Grenzen nog steeds de enige organisa- tie die nu patiënten opvangt en behandelt. Daarnaast geen enkele notie ten aanzien van de moeilijkheid om hulp te verlenen in dit land: corruptie, onvoldoende mankracht, gebrek aan kennis, geen ambulances, hitte. Alles moet worden ingevlogen of komt over zee.

Meer dan 9% van de artsen hier is overleden aan ebola.

Misschien moeten ze eens komen kijken!

Ben de Jong (rechts)

(18)

TEKST: SUTHESH SIVAPALARATNAM EN ANNE-ELS VAN LOGT – BEELD: 123RF

Hoe zit het met...?

Actieve ledendag NIV

Op 1 december 2014 vond de

‘actieve ledendag’ plaats in Ermelo. Het doel van de dag was om met de actieve leden van de NIV na te denken over de koers die de vereniging in de komende tijd zal gaan varen, tegen de achtergrond van een veranderend zorglandschap.

Deze grote veranderingen vragen om een zeer proactieve houding.

De dag werd geopend met twee inspirerende en prikkelende voor- drachten van respectievelijk Bart Meijman en Jaap Maljers. Bart Meijman is huisarts en mede- initiatiefnemer van het ‘Dappere Dokters-collectief’. Dit is een Amsterdamse beweging met als uitgangspunt ‘optimale in plaats van maximale zorg’. Hierbij draait het om gunstige zorg voor de patiënt, waarbij de patiënt als persoon belangrijker is dan de ziekte (zie kader). Middels concrete projecten, zoals een conferen- tie over optimale spoedzorg in de regio Amsterdam in oktober 2014, wordt getracht deze doelstellingen ook voor het grotere publiek zicht- baar te maken.

Individuele richtlijnen

De tweede spreker, Jaap Maljers, is al ruim 20 jaar succesvol actief als ondernemer in de Nederlandse gezondheidszorg. Zo is hij onder- meer oprichter van het in de zorg gespecialiseerde adviesbureau Plexus, legde hij de basis voor de Vision Clinics en is hij mede-initi- atiefnemer van ZorgDomein (een internetapplicatie voor de verwij- zende huisarts). Met zijn onder- nemende blik heeft hij een geheel vernieuwende kijk op wat er in

de toekomst voor ons als artsen zal gaan veranderen. Zo sprak hij over de ‘standaardisatieparadox’;

steeds meer zal standaardisatie van protocollen en zorg plaats- vinden, waardoor er uiteindelijk juist meer tijd zal overblijven voor de individuele patiënt. Door middel van grote internationale databases is het verdwijnen van richtlijnen voor verschillende aandoeningen en steeds meer op de individuele patiënt gerichte richtlijnen in zicht.

De specialist zal hierbij meer als

‘piloot’ gaan functioneren, waarbij hij in zijn cockpit alleen maar afwijkende bevindingen ontvangt.

Daarbij moet hij ervan uitgaan dat iedere schakel in het geheel zijn werk goed doet. Mogelijk zijn deze veranderingen dichterbij dan wij denken. Deze vernieuwende ideeën deden voldoende stof opwaaien voor discussie.

Tafeldiscussies

In de middag was er tijd voor tafel- discussies rondom voor de internist belangrijke thema’s. Deze sessies werden voorgezeten door een JNIV- bestuurslid, waarin zij werden ondersteund door een van de NIV- leden. Hierbij kwamen de volgende vragen aan bod.

• Is de internist verantwoorde- lijk voor de ongedifferentieerde

zorgvraag verwezen naar de spoedeisende hulp?

• Is de internist het cement van het ziekenhuis? Dient de inter- nist de leiding te nemen bij het inzichtelijk maken van welk deel van de zorg in aanmerking komt voor taakherschikking binnen het ziekenhuis en verschuiving naar de eerste lijn?

• Is de internist het eerste aan- spreekpunt en daarmee hoofd- behandelaar voor de oudere patiënt met multimorbiditeit?

• Dient de internist het gebruik van e-health, m-health en andere ‘smart wear’ te initiëren en te stimuleren?

• Werkt de internist van de toe- komst alleen in een gespeciali- seerde kliniek, in de academie of in de eerste lijn?

• Heeft de internist van de toe- komst last van een sterk gedif- ferentieerde opleiding?

Aan de verschillende tafels werd besproken of iedereen dit punt herkent en werd nagedacht over het formuleren van een haalbare ambitie, alsook concrete aan- bevelingen en/of initiatieven om deze ambities waar te maken. Ter illustratie volgt een verslag van de discussies aan twee van de tafels.

Overigens kwamen een aantal

Dappere dokters:

• gaan in gesprek met patiënten over het kiezen van optimale zorg;

• hebben aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt, zonder professionele verantwoordelijkheid af te schuiven;

• werken intensief samen met de huisarts, specialist en andere zorgverleners;

• durven elkaar aan te spreken op hun professionaliteit;

• mengen zich in maatschappelijke discussies.

BART MEIJMAN

(19)

belangrijke kernthema’s aan ver- schillende tafels terug.

Cement

Aan een van de tafels kwam de vol- gende stelling aan bod: ‘Is de inter- nist het cement van het zieken- huis?’ Gedurende beide tafelsessies kwam sterk naar voren dat wij ide- aliter een internist als hoofdbehan- delaar zouden willen hebben voor elke hoogcomplexe patiënt. Een door velen erkend probleem daarbij is de zichtbaarheid van (de werk- zaamheden van) de internist in het ziekenhuis. Een goed voorbeeld hiervan is de infectioloog die de hele dag wordt gebeld voor allerlei adviezen, maar waarbij de werke- lijke productiviteit lastig is aan te tonen. Wanneer de infectioloog (of de internist) echter niet beschik- baar is voor andere afdelingen zal dit snel ten koste gaan van de kwa- liteit van zorg in het gehele zie- kenhuis. Juist nu, met de opkomst van onder andere SEH-artsen en zieken huisartsen is het belangrijk om onze zichtbaarheid te vergroten en ons te profileren als de huisarts van het ziekenhuis. Om dit te rea- liseren is het belangrijk meer pri- oriteiten te geven aan consulten.

Een mogelijke oplossing zou wel- licht een consultatieve internist zijn. Een alternatief kan zijn het opdelen van verschillende afdelin- gen om die vervolgens weer onder te brengen bij de diverse interne subspecialismen. Hierbij neemt bij- voorbeeld de vasculair geneeskun- dige de consulten op de afdeling neurologie voor zijn rekening.

Smart wear

Een vraag aan een andere tafel was:

“Dient de internist het gebruik van e-health, m-health en andere smart wear te initiëren en stimule- ren?” Bijna alle discussanten zagen het voordeel van gebruik van m- en e-health. Enerzijds als informa- tieverstrekking van de internist naar de patiënt over diens ziekte- beeld en behandeling, anderzijds voor informatie van de patiënt aan de internist over klachten, vitale parameters en medicatiege- bruik. Wat opviel in de discussie is dat de middelen die nu voorhan- den zijn, zoals e-mail, FaceTime en Skype, nog nauwelijks worden benut. Daarbij was zelfs de vraag of mailen met patiënten überhaupt is toegestaan. Hiervoor heeft een van onze gasten een goede oplossing.

Hij heeft een generieke disclai- mer gemaakt die hij naar patiënten stuurt. Daarin staat ook duide- lijk dat patiënten bij spoedzaken geen contact per e-mail moeten opnemen. Daarnaast werd het idee geopperd naar analogie van de huisartsen bij iedere richtlijn een (digitale) patiëntenbrief te maken met informatie over verschillende ziektebeelden. Er ontstond een levendige discussie of artsen advies mogen geven aan patiënten over het gebruik van gezondheidgerela- teerde applicaties (apps).

De actieve ledendag werd afgeslo- ten met een plenaire terugkoppe- ling van de tafeldiscussies door de tafelvoorzitters. Hierbij deden zij per thema aanbevelingen aan het NIV-bestuur. Het plan is om werkgroepen op te richten die deze punten zullen gaan uitvoeren.

Heeft u interesse om hieraan deel te nemen dan horen wij dat graag van u.

We kunnen terugkijken op een leuke, productieve dag en – niet te vergeten – een prettige manier om elkaar weer eens te spreken.

(20)

‘De internist van straks volgens de aios van nu’

Donderdag 23 april 2015, MECC Maastricht

De laatste jaren wordt de internist geconfronteerd met het veranderende Nederlandse zorgklimaat: de roep om zichtbare en toetsbare zorgkwaliteit, stimulatie van superspecialisatie, maar terughoudendheid in verlies van generalisten, snelle ontwikkelingen in communicatie mogelijkheden, groeiende macht van de

zorgverzekeraars, belangrijke financiële maatregelen door de overheid en onzekere, maar onomkeerbare verschuivingen van zorgtaken naar nieuwe zorg professionals. Al deze veranderingen lijken te leiden tot het verlies van de identiteit van de internist, slechtere honorering en verlies van banen. Maar zijn die genoemde ontwikkelingen een bedreiging of bieden zij juist nieuwe mogelijkheden? Is het glas van de internist nu half leeg of half vol? Kom en discussieer mee!

De JNIV presenteert:

(21)

‘De internist van straks volgens de aios van nu’

Donderdag 23 april 2015, MECC Maastricht

De laatste jaren wordt de internist geconfronteerd met het veranderende Nederlandse zorgklimaat: de roep om zichtbare en toetsbare zorgkwaliteit, stimulatie van superspecialisatie, maar terughoudendheid in verlies van generalisten, snelle ontwikkelingen in communicatie mogelijkheden, groeiende macht van de

zorgverzekeraars, belangrijke financiële maatregelen door de overheid en onzekere, maar onomkeerbare verschuivingen van zorgtaken naar nieuwe zorg professionals. Al deze veranderingen lijken te leiden tot het verlies van de identiteit van de internist, slechtere honorering en verlies van banen. Maar zijn die genoemde ontwikkelingen een bedreiging of bieden zij juist nieuwe mogelijkheden? Is het glas van de internist nu half leeg of half vol? Kom en discussieer mee!

De JNIV presenteert:

TEKST: KEES VERMEER – BEELD: COLLECTIE NIENKE DE GLAS

In de spotlight

“Beter behandelmodel nodig voor ouderen met borstkanker”

Arts-onderzoeker Nienke de Glas ontving de Pieter De Mulder Award

Nienke de Glas is in opleiding tot klinisch epidemioloog en doet epidemiologisch onder- zoek naar de behandeling van borstkanker bij oudere vrouwen.

Een van haar onderzoeken gaat over het screenen van vrouwen tussen 70 en 75 jaar in het kader van de borstkanker screening in Nederland. Dit onderzoek is in sep- tember 2014 gepubliceerd in The British Medical Journal. “Als een van de weinige landen ter wereld screenen wij vrouwen tussen 70 en 75 jaar. Uit ons onderzoek blijkt dat dat niet zinvol is en leidt tot overdiagnostiek. Als een gevolg van screening worden waarschijn- lijk veel vrouwen onnodig behan- deld. Er worden namelijk veel kleine, vroege tumoren of voor- stadia gevonden die mogelijk nooit tot agressieve tumoren uitgroeien.

Bovendien is er nauwelijks afname van het aantal gevonden tumoren in late stadia. We hebben berekend dat voor elke laat-stadium-tumor die wordt voorkomen door screening, 20 vrouwen ‘extra’ worden gedia- gnostiseerd. Zij ondergaan dus onnodig behandeling.”

Geen onderbouwing

Het is volgens De Glas niet duide- lijk waarom vrouwen in Nederland na hun zeventigste nog worden gescreend. Daar is geen goede wetenschappelijke onderbouwing voor. “In de grote screeningstrials uit de jaren 80-90 van de vorige eeuw werden vrijwel geen vrouwen

boven de 68 jaar geïncludeerd. Het idee bestond dat screening van ouderen is gerechtvaardigd omdat de levensverwachting toeneemt, maar valide onderzoek naar de effecten van screening bij ouderen was er nauwelijks. De behande- ling als gevolg van screening kan zelfs schadelijk zijn omdat oudere vrouwen meer risico hebben op complicaties. Dat geldt voor zowel de operatie als voor chemo- en hor- moontherapie.”

Het zou beter zijn om vast te stellen wat de hoogrisicogroepen zijn voor borstkanker en die specifiek te gaan screenen, vindt De Glas. “Doordat we nu de hele groep oudere vrouwen screenen, doen we veel vrouwen onnodig schade aan. Dat speelt met name bij vrouwen met comorbiditeit of verminderd functioneren.”

De Glas onderzocht tevens het gebruik van Adjuvant! Online, het programma dat oncologen wereld- wijd gebruiken bij de beslissing over adjuvante therapie bij borst- kanker. De Nederlandse richtlijn adviseert om het programma juist bij vrouwen boven de 70 jaar te gebruiken. “Maar het programma is ontwikkeld met een onderzoeks- cohort zonder oudere vrouwen”, weet De Glas. “Wij hebben zelf een cohort met 3000 oudere vrouwen, bij wie we het programma hebben toegepast. We hebben onder meer de voorspelde sterftekans vergele- ken met de geobserveerde sterfte.

Het model bleek dit voor hen niet betrouwbaar te kunnen voorspel-

len. Het advies in de richtlijn klopt dus niet. Juist voor oudere patiën- ten zou er een nieuwe tool moeten komen. Wij werken daar nu aan en kijken ook naar de kwaliteit van leven en het functioneren na een behandeling.”

Grote verschillen

Oudere vrouwen vormen een heel diverse groep, bijvoorbeeld wat betreft leefstijl, mobiliteit of comor biditeit. Dat maakt het lastig om onderzoek te doen en eendui- dige richtlijnen te maken. “Het is een grote groep patiënten, van wie we niet goed weten hoe we hen moeten behandelen. Er zijn in Nederland daardoor grote verschil- len in behandelstrategieën tussen ziekenhuizen en regio’s. Daarom is meer gericht onderzoek nodig. In de komende jaren stijgt het aantal patiënten dat ouder is dan 65. Ik denk dat bij deze groep nog veel winst is te behalen.”

Ouderen hebben een verhoogd risico op overdiagnostiek en overbehandeling van borstkanker, wat kan leiden tot complicaties door de behandeling. De behandelstrategieën en predictiemodellen die worden gebruikt in de klinische praktijk zijn onvoldoende

onderbouwd. Voor deze groep patiënten zijn betere richtlijnen nodig.

Dat concludeert arts-onderzoeker Nienke de Glas van het LUMC uit haar onderzoek. Zij kreeg daarvoor op 21 november 2014 de Pieter De Mulder Award, tijdens de oncologiedagen voor Nederland en Vlaanderen in hotel- en congrescentrum Papendal in Arnhem.

De Pieter De Mulder Award is een geldbedrag van 6000 euro, bedoeld voor een stage in het buitenland.

Nienke de Glas deed deze stage in februari en maart bij dr. Arti Hurria, medisch oncoloog in het City of Hope Hospital in Duarte (Californië, Verenigde Staten).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen blijkt dat alle mensen die we bewonderden zich hebben vergrepen aan jonge jongens en meisjes of in ieder geval in billen gekne- pen hebben, waar zij niet

Niet iedere aios hoeft een specialist te worden in medisch leiderschap, maar de noodzaak dat elke aios zich een basis dient eigen te maken is duidelijk. Alleen dan zijn we

De UMC’s moeten zichzelf dringend heruitvinden en zich realiseren dat hun kennis en kunde op het gebied van opleiding, onderzoek en zorg op topniveau niet alleen een unieke

Deze tijd zou meer dan nodig zijn om als aios ade- quaat klaargestoomd te worden om na de uitreiking van het C-formulier het complexe vak van internist op een goede manier uit

breed probleem, niet alleen van de interne aios, waardoor het een goed thema zou kunnen zijn voor DJS.. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld om een lijst te maken met

Bij zijn ideaal van de jonge internist met een brede opleiding inclusief ouderen- en acute geneeskunde, gevolgd door een enkele of meervoudige differentiatie kan ik me alleen

‘Veine’ is het woord voor dit soort geluk dat haast afgedwongen leek en dat door Erkelens dan natuurlijk ook riant werd uitgespeeld met zijn grote talent voor toneel, dat zijn

Deze beroepsvereniging, voort- gekomen uit een fusie van de LVAG en de Jonge Orde, maakt zich sterk voor de positie van alle specialisten in opleiding in