Proefwerk Natuurkunde N1 H1 VWO 2 Vs 2 Opgave 1
Aan een veer hangt een blokje met een massa van 150 gram. Het blokje wordt 3,0 cm
omlaaggetrokken en daarna losgelaten. Neem het tijdstip waarop het blokje voor het eerst door de evenwichtsstand omhooggaat als t = 0 s. Het blokje voert 15 trillingen uit in 18 s.
a. Bereken de uitwijking van het blokje op t = 0,20 s.
b. Bereken op welk(e) tijdstip(pen) de uitwijking +2,0 cm is voor 0 ≤ t ≤ 3,0 s. c. Bereken de snelheid waarmee het blokje de evenwichtsstand passeert. d. Bereken de veerconstante van de veer.
e. Bereken de trillingsenergie van het systeem.
f. Beredeneer welke massa het blokje moet hebben om het een trilling te laten uitvoeren met een frequentie die twee keer zo klein is.
Opgave 2
Op het scherm van een oscilloscoop zijn de onderstaande beelden zichtbaar.
a. De tijdbasis is ingesteld op 5 ms/div. Bepaal de frequentie van de trilling van de linker figuur. b. De frequentie is 400 Hz. Bepaal de ingestelde tijdbasis voor de rechter figuur.
Opgave 3
Het beginpunt A van een koord wordt in trilling gebracht. Een punt P ligt op enige afstand van A op het koord. De afstand AP is 1,2 m. Voor punt P is het (u,t)-diagram gegeven in de onderstaande figuur
a. Hoe is punt A zijn trilling begonnen: vanuit de evenwichtsstand omhoog of omlaag? Geef een toelichting.
In de figuur staat een tijdas die een fout bevat. De tijdas loopt van 0 tot 1,3 s in stapjes van 0,1 s. b. Bereken de fase van punt A op het tijdstip 0,85 s.
c. Bepaal de golfsnelheid. d. Bereken de golflengte. Opgave 4
Trudie wil een slinger onderzoeken. Zij maakt een gewichtje van 100 g aan een touwtje vast en hangt dit touwtje aan een statief. Zij maakt een foto van de slinger. Op de tekening in de figuur is de evenwichtsstand van de slinger en een van de uiterste standen te zien. De slinger is in werkelijkheid 60 cm lang. Beantwoord de volgende vragen. Als je een uitkomst niet kunt vinden gebruik dan de waarden uit het
volgende rijtje voor verdere berekeningen: _h = 2,0 cm, f = 1,0 Hz, Etril = 0,020 J.
a. Bereken de frequentie waarmee de slinger trilt.
b. Bepaal zo nauwkeurig mogelijk het
hoogteverschil van het gewichtje tussen de standen 1 en 2.
c. Bereken de trillingsenergie. d. Bereken de snelheid waarmee het
gewichtje de evenwichtsstand passeert. Einde proefwerk