Proefwerk Natuurkunde 1 klas 5 VWO Hoofdstuk 1 N1 VWO 1 1 Hiernaast staan de oscillogrammen van vier trillingen. Bepaal de frequentie van :
a Het beeld links boven
b Het beeld rechts boven
c Het beeld links onder
d Het beeld rechts onder
Van de trilling uit vraag a wordt de frequentie verdubbeld en de amplitudo gehalveerd e Geef een tekening
hoe het oscillogram er dan komt uit te zien.
2 Het beginpunt van een lang koord voert een harmonische trilling uit met een frequentie van 2,0 Hz. De amplitudo is 1,0 cm. Op t = 1,5 s is de kop van de op 6,0 m van het begin van het koord.
a Hoeveel trillingen heft het beginpunt op t = 1,5 s uitgevoerd? b Bereken de snelheid van de golf in het koord.
c Bereken de golflengte
d Schets de stand van koord op t = 1,5 s. Op 1,0 m van het beginpunt ligt punt S.
e Bereken hoeveel trillingen S op t = 1,5 s heeft uitgevoerd. f Teken het u,t-diagram van S tussen t = 0 s en t = 1,5 s
3 Vanuit het beginpunt A gaan lopende golven door een zeer lang horizontaal koord. Op t = 0 begint A harmonisch te trillen. Het begint vanuit de evenwichtsstand omhoog te gaan. De amplitudo bedraagt 2,0 cm. Een Punt B ligt 8,0 cm afstand van A In de
onderstaande figuur is het verloop van de gereduceerde fase van punt B te gevolde van de heenlopende golven weergegeven voor het tijdsinterval 0 < t . 0,65 s.
a Bepaal de voortplantingssnelheid van de golf
0 0,25 0,5 0,75 1 0 0,01 0,02 0,03 0,04 0,05 0,06 0,07 t(s) ge re d u ce er d e fa se va n B
b Bepaal de golflengte
c Bepaal de fase van A op t = 0,055 s.
4 Je hebt een spaarvarken aan een veer opgehangen. Elke keer nadat er weer enkele guldens ingingen heb je de trillingstijd gemeten. Het diagram staat hiernaast en geeft het verband weer tussen T2 en het aantal muntstukken.
De massa van een gulden bedraagt 6,0 gram.
a Je meet op een dag dat T = 1,25 s. Welke waarde aan muntstukken zit er in het varken?
b Verklaar waarom de lijn niet door de oorsprong gaat.
c Na verloop van enige tijd meet je een T van 1,51 s. Hoeveel guldens zitten er dan in het varken ?
Op een bepaald moment rekt de veer nogal ver uit. Je hangt daarom naast de bestaande veer nog zo’n zelfde veer en laat dan het varken aan beide veren trillen
d Beredeneer wat nu de periode van de trilling wordt. e Teken in een grafiek zoals hiernaast gegeven de lijn die
voor de situatie van twee veren geldt. Veel succes van spaarvarkenverzamelaar.
0 0,5 1 1,5 2 0 5 10 15 20 aantal muntstukken T2(s2)