• No results found

De theoretische achtergrond van een theatergroep voor mensen met een verstandelijke beperking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De theoretische achtergrond van een theatergroep voor mensen met een verstandelijke beperking"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Linda Heij

&

Iris Rodenburg-Broos S4C

Christelijke Hogeschool

Ede

Mei, 2012 De theoretische achtergrond

van een theatergroep voor

mensen met een

verstandelijke beperking

(2)

1 | P a g i n a

Titelpagina

Titel:

In ’t Middelpunt: de theoretische achtergrond van een theatergroep voor mensen met een verstandelijke beperking.

Auteurs:

Linda Heij

Iris Rodenburg-Broos Onderwijsinstelling:

Christelijke Hogeschool Ede Oude Kerkweg 100

6717 JS Ede Opdrachtgever:

Ipse de Bruggen. Locatie ‘De Ruimte’

Mercuriusweg 1 2624 BC Delft

Begeleider onderwijsinstelling:

Karlan van Ieperen

Begeleider opdrachtgever:

Miranda van der Zwan

Ede, mei 2012

(3)

2 | P a g i n a

Samenvatting

ns onderzoek gaat over theatergroep ’t Middelpunt. De cliënten van deze groep hebben allemaal een lichte- of matige verstandelijke beperking. De groep draait nu op improvisatie, wat een krachtpunt van de groep is, en de begeleiding heeft geen theaterachtergrond. Nu het ideeënvat van de begeleiding wat leeg begint te raken, hebben de begeleiders behoefte aan meer structuur en theaterkennis. De begeleiders hebben allebei een zorgachtergrond, hoe kunnen deze begeleiders de acteurs ook op theatergebied methodisch begeleiden? Op dit ogenblik zijn de hoofddoelen van de groep ontspanning en educatie. De begeleiders werken vanuit de

hulpverleningsplannen van de acteurs. Voor de theatergroep staat er nog geen visie op papier, uit interviews blijkt dat de begeleiders laagdrempeligheid belangrijk vinden op hun groep. Iedereen is welkom.

Wij hebben op andere theatergroepen gekeken en zijn met de begeleiders in gesprek gegaan om er achter te komen hoe zij hun theatergroep leidden. Daaruit bleek dat deze groepen voornamelijk draaien met mensen met een theaterachtergrond. Op die groepen wordt dan ook gewerkt met verschillende theatermethodes, ook onderwijsmethodes worden gebruikt. Als begeleider op een theatergroep ben je ook dramadocent en regisseur. Elke theatergroep heeft deze rollen anders verdeeld. Bij de ene groep heeft één persoon alle rollen en bij de andere groep zijn de rollen

verdeeld. Alle theatergroepen verschillen onderling van elkaar. Dit omdat er geen eenduidige visie en methodiek is op het maken van theater met mensen met een verstandelijke beperking. Hierdoor zetten de verschillende groepen hun eigen lijn uit, binnen hun eigen mogelijkheden en met de kennis die al in huis is.

De ontwikkeling die de acteurs doormaken, geeft volgens ons bestaansrecht aan theater voor mensen met een verstandelijke beperking. Door theater ontwikkelen de acteurs onder andere sociale vaardigheden en hun identiteit. Daarnaast brengt theater plezier en creativiteit. Ook is het goed voor de zelfwaardering van de acteur. Theater geeft de instelling een nieuwe kijk op de acteur en zijn mogelijkheden. Theater kan als communicatiemiddel werken tussen cliënt, instelling en samenleving. Een theatergroep kan bijvoorbeeld workshops geven op opleidingen. Voor ’t Middelpunt is dit nog te hoog gegrepen, omdat deze groep nog volop in de ontwikkelingsfase zit.

Een paar interessante methodieken voor ’t Middelpunt om mee aan de slag te gaan, zijn de methodieken van het Forum-theater, de theatersport, method-acting en het Episch theater. Het Forum-theater geeft de acteurs de mogelijkheid om een probleemsituatie na te spelen, te leren van het spel en nieuw gedrag in deze situatie te leren. De theatersport sluit aan bij het krachtpunt van ’t Middelpunt, namelijk improvisatie. Hierbij tekenen wij aan dat de theatersport in zijn geheel, teveel van de acteurs gaat vragen. Uit de methodieken zijn wel bruikbare elementen te halen. Method- acting gaat ervan uit dat elke acteur weet dat hij aan het acteren is en daar horen een aantal technieken bij, zoals de cirkels van aandacht. Interessant om te bekijken als blijkt dat de acteurs moeite met het concentreren hebben. Het Episch theater geeft het publiek de kans om na te denken over de problematiek die er is, hiervoor wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde

vervreemdingseffect. Dit past bij de groep, die graag een verrassend toneelstuk neer wil zetten.

O

(4)

3 | P a g i n a

Voorwoord

ij hebben dit onderzoek mogen doen in opdracht van Ipse de Bruggen, locatie De Ruimte in Delft. Deze organisatie biedt zorg aan mensen met een (meervoudige of lichte) verstandelijke beperking. In het oriënterende gesprek met manager Miranda van der Zwan kwam de mogelijkheid naar boven om voor theatergroep ’t Middelpunt een theoretische basis te leggen. Hierbij kwamen wij terecht bij een enthousiaste groep mensen. De begeleiders, Marjolein van den Bosch & Richard ’t Hart, en de acteurs hebben veel plezier in hetgeen wat ze doen. Het lastige punt was dat de begeleiders geen theaterachtergrond hebben, waardoor zij voornamelijk op gevoel leuke stukken neerzetten. De begeleiders merkten echter dat zij steeds meer behoefte hadden aan extra handvaten. Aan ons de uitdaging om deze aan de begeleiders aan te bieden.

De acteurs van ’t Middelpunt zijn achttien jaar en ouder, hebben een lichte of matige verstandelijke beperking (dit betekent een IQ tussen de 35 en 70) en sommige van deze acteurs hebben

bijkomende problematiek zoals gilles de la tourette, downsyndroom of autisme. Voor de begeleiders is het lastig om met zo’n diverse groep aan te slag te gaan op een voor hen onbekend terrein. Wij hopen dan ook dat wij de begeleiders van ’t Middelpunt handvaten kunnen bieden die hen kunnen ondersteunen bij hun werk op theatergroep ’t Middelpunt.

Wij zijn Ipse de Bruggen dankbaar voor de kans om dit onderzoek te mogen doen. Wij hebben met veel plezier aan dit onderzoek gewerkt. Wij zijn de manager Miranda van der Zwan en begeleiders Marjolein van den Bosch en Richard ‘t Hart dankbaar voor de tijd die ze in ons onderzoek hebben geïnvesteerd en zijn blij met de feedback, die wij met enige regelmaat hebben ontvangen. Daarnaast zijn wij onze twee afstudeerbegeleiders van de Christelijke Hogeschool Ede, Annemieke Pungu &

Karlan van Ieperen, dankbaar voor hun creatieve ideeën en feedback. Helaas heeft Annemieke Pungu de begeleiding van dit onderzoek moeten stopzetten, maar gelukkig is de overdracht richting Karlan van Ieperen soepel verlopen.

Wij zijn op zoek gegaan naar het antwoord op de vraag op welke manier wij de theoretische basis van theatergroep ’t Middelpunt kunnen vergroten. Hierbij hebben wij gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden, deze staan in hoofdstuk 2 beschreven. In hoofdstuk 3 t/m 6 staan de uitkomsten van ons onderzoek verwerkt in de verschillende deelvragen. In hoofdstuk 7 staat een productomschrijving en onze aanbevelingen hebben wij staan in hoofdstuk 8 van dit

onderzoeksverslag.

Verder kunt u in dit verslag lezen wat het startpunt van theatergroep ’t Middelpunt is. Ook hebben wij een beeld van andere theatergroepen proberen te schetsen. Wat u verder nog meer kunt lezen is een hoofdstuk over verschillende theatermethodieken en of deze methodieken aansluiten bij

theatergroep ‘t Middelpunt.

Wij wensen u veel leesplezier.

Linda Heij & Iris Rodenburg-Broos.

Ede, mei 2012

Ps1. Waar in dit verslag hij wordt geschreven, kan ook zij worden gelezen.

Ps2. Voor dit onderzoek hebben gekozen voor de term acteur in plaats van cliënt.

W

(5)

4 | P a g i n a

Inhoud

Titelpagina 1

Samenvatting 2

Voorwoord 3

Inhoud 4

Hoofdstuk 1: Achtergrond onderzoek 6

Hoofdstuk 2: Methodiek van onderzoek 8

2.1 Inleiding 8

2.2 Methoden 8

2.3 Deelnemers 9

2.4 Meetinstrumenten 9

2.5 Werkwijze 11

Hoofdstuk 3: Hoe wordt theatergroep ’t Middelpunt vorm gegeven? 11

3.1 Wat zijn de visie en doelstellingen? 11

3.2 Aan welke doelen wordt op dit moment gewerkt en aan welke doelen wil men

werken? 12

3.3 Welke verschillende werkwijzen zijn er op dit moment te onderscheiden? 14 3.4 Wat is de inbreng, rol en taak van de begeleiding? 15 3.5 Op welke manier komt de theatergroep aan hun materialen, vrijwilligers en

financiën en welke mogelijkheden laten ze nog onbenut? 16 3.6 Welke zwakke en kracht punten zijn er op dit moment te onderscheiden? 16

Samenvatting 16

Hoofdstuk 4: Hoe worden vergelijkbare theatergroepen vormgegeven? 18 4.1 Welke doelstellingen hebben andere theatergroepen? 18 4.2 Van welke methodieken maken andere theatergroepen gebruik? 19 4.3 Wat is de inbreng, rol en taak van de begeleiding? 21 4.4 Op welke manier komen theatergroepen aan hun materialen, vrijwilligers en

financiën? 22

4.5 Welke eisen worden er aan acteurs gesteld? Hoe wordt er omgegaan met de beperking van de acteur en de diversiteit van de groep? Voor welke benaderingswijze

is gekozen? 24

Samenvatting & Conclusies 26

Hoofdstuk 5: Wat is het belang van een theatergroep voor mensen met een verstandelijke

beperking? 27

5.1 Welke visies zijn er op theater met mensen met een verstandelijke beperking? 27 5.2 Wat is het belang van de theatergroep voor de met een verstandelijke beperking? 29 5.3 Wat is het belang van de theatergroep voor de instelling? 30 5.4 Wat is het belang van de theatergroep voor de samenleving? 32 5.5 Wat is het belang van de theatergroep voor de positie van de acteur in de

samenleving? 33

Samenvatting & Conclusies 35

(6)

5 | P a g i n a Hoofdstuk 6: Welke methodieken, werkvormen en benaderingswijzen sluiten aan bij

theatergroepen voor mensen met een verstandelijke beperking? 37 6.1 Waar moet je als professional rekening mee houden als je theater gaat maken met

mensen met een verstandelijke beperking? 37

6.2 Welke drama en creatieve methodieken kun je gebruiken als je aan het werk gaat

met theater? 39

6.3 Welke werkvormen zijn geschikt voor theatergroep ‘t Middelpunt? 44

Samenvatting & Conclusie 45

Hoofdstuk 7: Conclusie & aanbevelingen 47

7.1 Hoofdvraag 47

7.2 Samenvatting 47

7.3 Onderzoek 48

7.4 Conclusies & Aanbevelingen Begeleiding en aanpak theater 48

7.5 Conclusies & Aanbevelingen Methodieken 49

7.6 Conclusies & Aanbevelingen Mogelijkheden theater 49

7.7 Laatste aanrader 50

Hoofdstuk 8: Beschrijving product 51

8.1 Vorm 51

8.2 Inhoud 51

8.3 Geen productie 51

Hoofdstuk 9: Evaluatie 52

9.1 Probleemstelling 52

9.2 Doelstellingen 52

9.3 Koppeling Creatieve Professional 53

Literatuurlijst 55

(7)

6 | P a g i n a

Hoofdstuk 1: Achtergrond onderzoek

tel je voor: Je bent manager van een dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. Op deze dagbesteding is een theatergroep waar acteurs en medewerkers vol enthousiasme aan de slag zijn. Alle voorzieningen om dit project te laten slagen zijn er; een prachtige ruimte met toneel, kleding, attributen en een regisseur uit de toneelwereld die in staat is de prachtigste producties neer te zetten. Maar bij de manager wringt het. De regisseur zet dan wel een prachtige productie met de acteurs neer, maar hij heeft weinig oog voor de beperkingen van de acteurs. Begrijpen de acteurs het stuk wel? Wat is eigenlijk de inbreng van de acteurs? Sluit de regisseur wel aan bij de persoonlijke vragen van de acteur? Op al deze vragen moet je nee

antwoorden. De regisseur gaat weg en twee enthousiaste begeleiders nemen de theatergroep over.

Deze begeleiders sluiten aan bij de persoonlijke vragen van de acteur, maar hebben juist weinig ervaring met drama. De manager komt dan tot de conclusie dat de basis voor deze groep ontbreekt.

En bij een basis hoort een visie, een doelstelling, structuur en een methodiek. Deze

randvoorwaarden die ervoor zorgen dat de dramagroep geschikt is voor de acteurs ontbreken. En dan heb je ook nog eens rekening te houden met het beperkte budget. Kan de instelling nog wel rekenen op subsidies vanuit de overheid? Een nieuwe regisseur is daardoor uitgesloten. De instelling wil echt wel investeren in de theatergroep, maar niet zonder een goede basis. Hoe zouden de nieuwe begeleiders deze groep dan kunnen voortzetten naast hun eigen werkzaamheden op hun

gespecialiseerde groep?

Dit is precies wat er aan de hand is op de dramagroep van dagbesteding ‘De Ruimte’ van Ipse de Bruggen. Ipse de Bruggen is een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking.

Hoe jammer zou het zijn als dit project niet voortgezet zou kunnen worden? De acteurs zijn er gemotiveerd voor, ze willen graag aan de slag. Aan hen zal het niet liggen. Maar naast de vraag vanuit de acteurs, is er ook een vraag vanuit de zorgverlening en de instelling. Ook zij zijn

enthousiast, maar hebben niet de tijd om een goede basis neer te zetten, waar op voort kan worden gebouwd. Ze zien de mogelijkheden die drama biedt voor de acteur. De uitlaatklep die het kan zijn, de vaardigheden die er geleerd kunnen worden, de thema’s die er bespreekbaar kunnen worden gemaakt, de mogelijkheid om het zelfvertrouwen van de acteur te vergroten, de succeservaring en durf van ‘op het podium staan’. Een aantal creatieve medewerkers is al aan de slag met de groep.

Maar hun hoofdverantwoordelijkheid ligt niet bij de dramagroep, maar bij de fietswerkplaats of de catering. Hierdoor houden ze weinig tijd over om te besteden aan de extra’s die, naast het op de groep staan, komen kijken bij het leggen van de basis van drama.

Hiervoor hebben wij de volgende probleemstelling geformuleerd:

Probleemstelling

De acteurs van theatergroep ’t Middelpunt worden op theatergebied weinig methodisch begeleid, doordat er onvoldoende kennis is van de theatermethodieken en de groepsleiders beperkte tijd hebben om zich hier in te verdiepen.

Een onderdeel van het probleem op deze theatergroep is het missen van een basis. Een goede basis is een startpunt voor een groep, daar kun je als begeleider op terugvallen als je het zelf even niet meer weet. Wat ons betreft bestaat een goede basis uit een visie, doelstelling, structuur en

S

(8)

7 | P a g i n a methodiek. Wat wil je eigenlijk met je groep? Wat wil je bereiken? Hoe bouw je een dag op? En hoe bereid je een theater les voor? Allemaal vragen die hiermee in verband staan. Allemaal vragen waar wij een antwoord op willen geven in ons onderzoek en uiteindelijke product, namelijk een handboek.

Methodisch werken

Als begeleider van een groep binnen de hulpverlening is het belangrijk om methodisch te werken. Dit om de cliënten structuur en duidelijkheid te bieden. Zoals hierboven al beschreven staat, bieden de huidige begeleiders vooral structuur op zorgniveau. Dit omdat de theatermethodieken grotendeels niet bekend zijn. Door naar het micro (cliënt), meso (instelling) of macro (samenleving) niveau te kijken, willen wij een beter beeld schetsen in waar het probleem nu zit volgens ons en wat wij daarin willen bereiken binnen ons onderzoek. Als we kijken naar het meso niveau komt dit door de keuze die de instelling heeft gemaakt. De regisseur sloot niet aan bij de zorginhoudelijke vragen van de cliënten. Dat wilde de instelling veranderen. Gevolg was dat de theatermethodieken moesten wijken voor de begeleidings- / zorgmethodieken. Op micro niveau houdt dat nu in dat de cliënten op zorginhoudelijk gebied beter begeleid worden. De theaterkennis is verdwenen, hoe kan de instelling er nu voor zorgen dat de cliënten niet alleen zorginhoudelijk, maar ook op theatergebied methodisch begeleid worden? Dat is hetgeen waar de cliënten recht op hebben, ze zitten niet voor niets op een theatergroep. En wat is hierin de rol van het macro niveau, de samenleving? Wat kunnen zij voor de theatergroep betekenen? Binnen ons onderzoek speelt het macro niveau een kleine rol, het

onderzoek speelt zich vooral af op het meso en micro niveau. Op dit ogenblik is er weinig theaterkennis binnen de instelling. Wij willen op de theatergroep deze kennis vergroten.

Relevantie van het onderzoek

Dit onderzoek is relevant gebleken. Er is veel informatie te vinden over hulpverlening aan mensen met een verstandelijke beperking, hoe deze zich ontwikkelt heeft en hoe de maatschappij aankijkt tegen deze hulpverlening. Zo is er de laatste jaren veel discussie of iemand met een verstandelijke beperking ook een volwaardig werknemer is of kan zijn. Het andere deel van ons onderzoek, drama / theater, wordt voornamelijk binnen het therapeutische deel van de hulpverlening ingezet. Ook daar is veel over te vinden. Hoe theater ingezet kan worden op een dagbestedingslocatie met het doel educatie en ontspanning voor mensen met een verstandelijke beperking, daar is bijna niets over te vinden. In een enkel boekje is wat te vinden over dit onderwerp, maar daar blijft het bij. Dat terwijl er in Nederland veel theatergroepen (als dagbestedingslocatie!) zijn voor mensen met een

verstandelijke beperking. Voor ons onderzoek zijn wij dan ook bij twee van deze groepen langs geweest. Deze groepen zijn op hun eigen manier aan de slag gegaan met drama en theater. Er is geen eenduidige manier van werken, de begeleiders zijn aan de slag gegaan en hebben lopende wijs ontdekt wat wel en wat niet werkt. Zo zijn deze groepen er ook gekomen, dat is mooi om te zien. De begeleiders van deze groepen hebben echter een theaterachtergrond, dat hebben de begeleiders van ’t Middelpunt niet. Voor de begeleiders van ’t Middelpunt zou het mooier zijn als zij een soort handleiding hebben waar zij belangrijke handvaten in kunnen vinden. Die handvaten zorgen voor structuur en duidelijkheid bij jezelf als begeleider, deze structuur en duidelijkheid kan je dan ook makkelijk aan de cliënt bieden. Wij zijn bezig geweest met het maken van een begin van een

methodiek. Dit kan de basis zijn waardoor de begeleiders vorm kunnen gaan geven aan theatergroep

’t Middelpunt.

(9)

8 | P a g i n a

Hoofdstuk 2: Methodiek van onderzoek

De vraagstelling is geformuleerd naar aanleiding van de probleemstelling. Wij hebben gekozen voor een hoofdvraag en 4 deelvragen. Wij zijn tot de volgende hoofdvraag gekomen:

Hoofdvraag

Op welke manier kan er aan theatergroep ’t Middelpunt vorm gegeven worden, waardoor de begeleiders de acteurs op theatergebied methodisch kunnen begeleiden?

Deelvragen

1. Hoe wordt theatergroep ‘t Middelpunt vorm gegeven?

2. Hoe worden andere theatergroepen vormgegeven?

3. Wat is het belang van een theatergroep voor mensen met een verstandelijke beperking?

4. Welke methodieken, werkvormen en benaderingswijzen sluiten aan bij theatergroepen voor mensen met een verstandelijke beperking?

Met vorm geven aan, bedoelen we een aantal punten. Ten eerste bedoelen we de vraag hoe de theatergroep er op dit ogenblik uit ziet. Hoeveel begeleiders, welke cliënten, wat doen ze et cetera.

Daarnaast horen daar de achterliggende gedachtes bij. Wat willen de begeleiders en de instelling met de theatergroep? Welke richting willen ze uit? Het antwoord op deze, en vergelijkbare vragen, geeft vorm aan ’t Middelpunt. Ons eerste doel was dan ook om ons beeld van ’t Middelpunt zo snel mogelijk helder te krijgen. Daarvoor hebben wij interviews gehouden met de begeleiders en ons verdiept in een algemene methodiek en verschillende beleidsstukken. Ook hebben we een aantal dagen met de theatergroep meegelopen om de dagelijkse structuur op de groep mee te maken. Het doel van ons onderzoek was om de theatergroep een tastbaar product aan te bieden, waardoor zij hun acteurs op theatergebied beter methodisch konden begeleiden. Hiervoor was het van ons van belang om te weten waar de groep voor ons onderzoek stond.

Voor deelvraag 2 hebben wij interviews gehouden met de begeleiders van twee andere theatergroepen, namelijk theatergroep Tiuri uit Brede en theatergroep MOMO uit Ederveen.

Daarnaast hebben we over de mail contact gehad met een begeleider van een derde theatergroep, namelijk theatergroep Maatwerk uit Rotterdam. Zij hebben ook een boek uitgebracht over hun theatergroep, dit boek hebben wij ook gebruikt. Door ons verder te verdiepen in de informatie die we kregen van de theatergroepen of die te vinden was op de websites, hebben we een antwoord kunnen geven op deelvraag 2.

Deelvraag 3 is beantwoord aan de hand van literatuur en interviews, net zoals deelvraag 4. Voor deelvraag 4 hebben we ook twee interviews gehouden met twee dramadocenten, namelijk Harrie Nijhof en Charissa Bakema, om meer te weten te komen welke theatermethodieken er zijn of deze bruikbaar zijn voor een theatergroep voor mensen met een verstandelijke beperking. Tijdens ons literatuuronderzoek hadden we de kans om nog een dramadocent te interviewen die ook werkt met mensen met een verstandelijke beperking. Deze kans hebben we aangegrepen. Tijdens dit interview hebben we de verschillende theatermethodieken, die we tot dan toe tegen waren gekomen,

besproken met de vraag of zij deze methodieken geschikt vond voor een theatergroep voor mensen

(10)

9 | P a g i n a met een verstandelijke beperking. We hebben ervoor gekozen om van elke deelvraag een apart hoofdstuk te maken, voor de overzichtelijkheid van ons onderzoeksverslag. Hierdoor is de volgende verdeling ontstaan:

1. Hoe wordt theatergroep ‘t Middelpunt vorm gegeven? - Hoofdstuk 3 2. Hoe worden andere theatergroepen vormgegeven? - Hoofdstuk 4

3. Wat is het belang van een theatergroep voor mensen met een verstandelijke beperking? - Hoofdstuk 5

4. Welke methodieken, werkvormen en benaderingswijzen sluiten aan bij theatergroepen voor mensen met een verstandelijke beperking? - Hoofdstuk 6

Doelstellingen

Ons doel is dat theatergroep ’t Middelpunt een basis krijgt waar er gestructureerd vanuit

zorgmethodieken en theatermethodieken met de cliënt gewerkt wordt. Deze methodieken dragen bij aan het doel van de theatergroep zelf, namelijk educatie en ontspanning. In hoofdstuk 1 hebben wij de probleemstelling geanalyseerd vanuit de begrippen micro, meso en macro niveau. Bij de doelstellingen willen wij deze begrippen weer aanhalen, door per begrip een doel te formuleren voor in ons onderzoek.

Micro niveau: In ons onderzoek gaan wij op zoek naar verschillende theatermethodieken die ingezet kunnen worden op theatergroep ’t Middelpunt. Hiervoor maken wij ook verschillende criteria waar een methodiek aan moet voldoen, voordat deze aansluit bij de groep, de begeleiding en de cliënten.

Meso niveau: Ons doel is om de instelling te laten zien wat zij van de theatergroep mogen verwachten en andersom. Wat geeft een theatergroep bestaansrecht voor een organisatie als Ipse de Bruggen?

Macro niveau: Voor het macroniveau hebben wij als doel om te kijken hoe een theatergroep de kansen van een cliënt binnen de samenleving kan vergroten.

Methode interview

Wij hebben bij alle interviews gebruikt gemaakt van het half-gestructureerde interview. Dit houdt in dat de onderwerpen, de belangrijkste vragen en volgorde vast liggen. Het doorvragen op de

antwoorden ligt niet vast. (Baarda, De Goede en Teunissen, 2009, p. 235). Wij hebben zes interviews gehouden om de betrouwbaarheid van ons onderzoek te vergroten. Wij hebben een interview gehouden met de begeleiders van de theatergroep om zo een beeld van de theatergroep te krijgen en te horen wat zij belangrijk vinden. Dit is belangrijk voor de beantwoording van deelvraag 1. Door interviews te houden met drie verschillende dramadocenten, hebben wij veel theoretische input gekregen voor onze literatuurstudie. Daarnaast hebben wij een beeld gekregen van hoe drie verschillende ervaringsdeskundige aankijken tegen verschillende methodieken. Als laatste hebben wij interviews gehouden bij andere theatergroepen voor mensen met een verstandelijke beperking.

Het nadeel van deze onderzoeksmethode is, is dat er relatief veel tijd in gaat zitten, qua maken van de interviews, ze houden en het verwerken ervan. Daarbij heb je, na al dat werk, alsnog maar de mening van één persoon. Dat terwijl wij het belangrijk vinden om meerdere personen te spreken om

(11)

10 | P a g i n a een goed beeld van de situatie van ons onderzoek te krijgen. Uiteindelijk hebben wij zeven

professionals geïnterviewd. Ondanks deze interviews, kunnen wij geen algemene conclusies trekken die voor de hele groep gelden. Daarvoor waren de interviews te persoonlijk gericht op de mensen waar wij de interviews mee hebben gehouden. Voor ons onderzoek is deze manier van interviewen prima geweest, want hiermee hebben wij antwoord kunnen geven op onze deelvragen.

Methode literatuurstudie

De literatuurstudie is gedaan naar aanleiding van de bevindingen uit de interviews met begeleiders van de verschillende theatergroepen en met de dramadocenten. Er was weinig literatuur te vinden over de theater in samenspraak met mensen met een verstandelijke beperking. Daarom hebben wij ervoor gekozen om de gevonden literatuur nog een keer te bespreken met een dramadocent die werkt met mensen met een verstandelijke beperking. Verder is er gekeken naar literatuur op mesoniveau en dan met name studie naar de zogenaamde ‘grijze literatuur’. Hiermee bedoelen we interne bronnen van de instelling zoals visiestukken. Daarnaast had veel van de literatuurstudie betrekking op een eventuele bruikbare methodiek. In dit onderzoek zijn verschillende methodieken bekeken en is de bruikbaarheid van methodiek voor de instelling getoetst. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van vaktijdschriften en vakliteratuur. Daarnaast hebben wij mede vanuit de

literatuur het belang van een theatergroep onderbouwd. Een nadeel van de literatuurstudie voor ons is, is dat er over ons onderzoek weinig te vinden is. Hierdoor is het aan ons om een vertaalslag te maken naar onze doelgroep over de theorie die wij wel hebben gevonden.

Werkwijze

Bij het kopje deelvragen hebben wij besproken hoe wij aan de verschillende deelvragen hebben gewerkt. Bij dit kopje willen wij graag verder ingaan op onze werkwijze. Ons onderzoek zijn wij begonnen met een oriënterend gesprek met manager Miranda van der Zwan. Na het schrijven van een plan van aanpak en de goedkeuring hiervoor, zijn wij wezen kennismaken op de theatergroep.

Het eerste wat wij vervolgens hebben gedaan is op een rijtje zetten wat wij allemaal wilde gaan doen en ook wat er daardoor allemaal moest gebeuren. Daar is een planning uit voort gekomen. De interviews werden gepland. Deze konden, bijna allemaal, in het begin van ons onderzoek

plaatsvinden. In het begin van ons onderzoek hebben wij ons dan ook voornamelijk gericht op het houden en verwerken van de interviews. Ondertussen zijn wij ook op zoek gegaan naar geschikte literatuur. Langzamerhand zijn wij ons meer gaan richten op de literatuur en het verwerken van de literatuur in de verschillende deelvragen. Ook de interviews werden verwerkt. Verschillende keer hebben wij onze resultaten aan de opdrachtgever en afstudeerbegeleider voor gelegd of dit de bedoeling was en welke punten van feedback zij er op hadden. Deze feedbackpunten hebben wij meegenomen en verwerkt.

Toen de deelvragen zo goed als beantwoord waren, zijn we ons gaan richten op het handboek. Ook dit hebben wij meerdere keren voorgelegd aan de opdrachtgever, met de bedoeling om contact te houden of zij echt wat met ons product konden. Deze feedback hebben wij ook meegenomen en verwerkt. In de afrondingsfase hebben wij van alle losse stukken één geheel gemaakt dat

geresulteerd heeft in dit onderzoeksverslag en het uiteindelijke handboek.

(12)

11 | P a g i n a

Hoofdstuk 3: Hoe wordt theatergroep ’t Middelpunt vorm gegeven?

heatergroep t’ Middelpunt heeft op dit ogenblik twee vaste begeleiders, Marjolein van den Bosch en Richard ‘t Hart . Deze twee begeleiders hebben veel plezier in het leiden van de groep en doen dit met veel enthousiasme. Beide begeleiders hebben geen

theaterachtergrond. Bosch & ‘t Hart merken de laatste tijd steeds vaker dat ze behoefte hebben aan meer theoretische kennis en structuur op de theatergroep. Voordat die gegeven kan worden, is het belangrijk om eerst te weten te komen hoe de theatergroep op dit ogenblik functioneert. Daarvoor hebben wij een interview gehouden met Bosch & ‘t Hart en hebben wij ons verdiept in de visie en het jaarplan 2012 van locatie ‘De Ruimte’ waar theatergroep ’t Middelpunt gesitueerd is.

3.1 Wat zijn de visie en doelstellingen?

Het hoofddoel van de theatergroep is dat de acteurs het spelen als ontspanning ervaren. Het is belangrijk dat de acteurs tevreden naar huis gaan. Op de theatergroep wordt niet productmatig gewerkt, op de andere groepen van dagbestedingslocatie ‘De Ruimte’ juist wel. (label 1.015 & 1.012) Bij de theatergroep zijn de acteurs samen het uiteindelijke product, samen maken ze en spelen ze in het toneelstuk. Op de andere groepen binnen deze locatie maken de cliënten een tastbaar product.

Verder willen Bosch & ‘t Hart (label 1.008) het theater educatief houden. Ze vinden het belangrijk dat de acteurs er echt wat van leren. En dat kan dan om kleine dingen gaan. De begeleiding vertelt daarover:

Het is natuurlijk ook de concentratie, het luisteren en het kijken naar elkaar. En vooral in het theater is dat heel belangrijk, omdat je toch veel aan het praten bent, dus gewoon netjes op je beurt wachten, dat zijn gewoon hele kleine dingetjes, maar voor sommigen heel moeilijk.

(label 1.008)

De begeleiders proberen theater te koppelen aan dit soort sociale vaardigheden. Zo is er een acteur die vaak te laat komt. Er wordt nu over nagedacht om een keer een scène te spelen waarbij de in de praktijk te laat komende acteur, op het toneel staat te wachten op iemand anders die te laat komt.

Zo kan die acteur een keer meemaken hoe het is om op iemand te moeten wachten. (label 1.018) Iedere acteur is welkom en de theatergroep moet laagdrempelig blijven, dat is de mening van de begeleiders. De theatergroep is er onder andere voor de beleving van de acteurs en de waardering die de acteurs ontvangen. De begeleiders willen de theatergroep niet zo professionaliseren dat de acteurs auditie moeten doen voordat ze welkom zijn. (label 1.024)

Een duidelijke visie heeft theatergroep ’t Middelpunt op dit ogenblik niet op papier staan. Vanuit het interview komt er wel een visie naar boven drijven. De visie kom erop neer dat iedereen welkom is bij theatergroep ’t Middelpunt. Bosch & ‘t Hart (label 1023 & 1024):

Als je het groter aan wilt pakken, dan moet je gaan selecteren en daarvoor is dit niet opgezet.

Iedereen die mag zich opgeven die het leuk vindt en de ene kan beter praten dan de ander, de ene is veel beter dan de ander, dus je moet altijd zorgen dat je allemaal tot je recht komt.

T

(13)

12 | P a g i n a Theater wordt gezien als ontspanning en dat moet het ook blijven. Bosch & ‘t Hart (label 1.129) zeggen hierover: “Ze voelen het ook niet als werk, denk ik. Ze voelen dit echt als leuk met elkaar bezig zijn. En doen waar ik zin in heb.”

Theatergroep ‘t Middelpunt hoort bij dagbestedingslocatie ‘De Ruimte’ van Ipse de Bruggen. Ipse de Bruggen heeft meerdere dagbestedingslocaties in West-Nederland. Hengst (2012) heeft de visie van Ipse de Bruggen op dagbesteding / werk als volgt omschreven:

Binnen de dagbesteding van Ipse de Bruggen zijn de activiteiten met een arbeidsmatig karakter van groot belang. Cliënten vragen om voor zichzelf tot betekenisvolle dagbesteding te komen door middel van arbeid die nuttig is, leuk is om te doen en die status geeft. Zij willen een serieus vak uitoefenen. De centra van arbeid & training, beschut werken en begeleid werken, die met elkaar de werksoort arbeid & training vormen, organiseren voor cliënten niet alleen de arbeid maar ook de steunstructuur die cliënten hierbij nodig hebben.

Bosch & ‘t Hart (label 1.045 & 1.046) vinden zelf dat zij hiervoor op dit moment handvaten qua theatertheorieën en een duidelijk structuur wat betreft jaarplanning missen. Een visie was tijdens het interview niet duidelijk op papier verwoord, wel werd duidelijk wat de begeleiders belangrijk vinden, waarbij het motto ‘Iedereen is welkom’ en het doel ‘ontspanning’ voornamelijk naar voren kwamen.

3.2 Aan welke doelen wordt op dit moment gewerkt en aan welke doelen wil men werken?

Voor de beantwoording van deze vraag hebben we gekeken naar de theatergroep zelf. Daarnaast hebben we de vraag breder getrokken naar de locatie waar ’t Middelpunt gevestigd is. Hierbij hebben we geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: wat betekenen deze doelen voor de theatergroep?

Op de theatergroep wordt er gewerkt vanuit de hulpverleningsplannen van de acteurs. De leerdoelen van de acteur staan centraal en deze worden ook verwerkt in de theateroefeningen. Deze

oefeningen zullen de ene keer meer aansluiten bij de ene acteur en de andere keer meer bij de andere acteur, maar er wordt getracht oog te hebben voor de leerdoelen van alle acteurs (label 1009

& 1018). De acteurs hebben daarnaast specifieke leerdoelen voor op het theater. Dit zijn laagdrempelige doelen zoals ‘leer mij niet meer bang te zijn als ik alleen op het podium sta’. De informatie die de acteurs krijgen, zakt snel weg, daarom werken de begeleiders met kleine stapjes en veel herhaling om de acteurs iets te leren (Bosch & ’t Hart, persoonlijk gesprek).

Hengst (2012) beschrijft dat Ipse de Bruggen werkt vanuit drie niveaus waar de cliënten in

onderverdeeld worden, namelijk een centrum voor arbeid & training, beschut werken bij een regulier bedrijf of begeleid werken bij een regulier bedrijf. Deze niveaus bepalen de doelen voor de cliënt. Bij locatie ‘De Ruimte’ wordt voornamelijk gewerkt vanuit het niveau centra voor arbeid & training.

Daarom kiezen wij ervoor om alleen deze uit te werken in dit verslag. Dit niveau houdt in:

Centra voor arbeid & training: hier leren de cliënten een vak binnen de beschermde muren van de organisatie. Zij bieden op eenduidige methodische wijze een basistraining en vakgerichte trainingen. Kenmerken van een Centrum voor arbeid & training zijn;

(14)

13 | P a g i n a

Het centrum voor arbeid & training heeft de uitstraling van een bedrijf (zonder de zorgverlening hierbij uit het oog te verliezen)

De nadruk van de begeleiding ligt op het ondersteunen van de cliënt om arbeid uit te voeren en het aanleren van vaardigheden die hij hiervoor nodig heeft.

Er is geen prestatiedruk, cliënt moet wel een intrinsieke drive hebben om te werken.

Cliënten werken veelal in een keten aan een product. Dit biedt de cliënt de gelegenheid om te kunnen werken met minimale eisen aan vaardigheden en kennis.

Het centrum voor arbeid & training is een beschermde werkomgeving in de vorm van een Ipse de Bruggen locatie die specifiek op arbeid gericht is.

Cliënten werken veelal in groepen, permanent ondersteund door een begeleider.

Over het algemeen wordt een gevarieerd pakket aan arbeid geboden waaruit cliënten hun eigen rooster kunnen samenstellen. Een enkele keer zie je dat de arbeidsaanbod is beperkt tot één soort.

Er zit opbouw in de moeilijkheidsgraad van de geboden arbeid zodat cliënten zich naar gelang de competenties waarover zij beschikken kunnen blijven ontwikkelen.

In deze zin is er ook sprake van loopbaanperspectief. Cliënten kunnen op grond van hun competenties en verworven vaardigheden doorgroeien naar beschut werken.

Cliënten vervaardigen een zinvol product dat voldoet aan formeel vastgestelde kwaliteitseisen

PROUDI-producten, die binnen de centra voor arbeid & training worden geproduceerd, worden verkocht.

Begeleiding moet zowel kundig zijn in zorg als gespecialiseerd in de arbeidssoort waarin hij cliënten begeleidt, vaardigheden aanleert en waar volwaardige PROUDI-producten worden geproduceerd.

Ipse de Brugge heeft voor deze drie niveaus gekozen om de cliënt een carrièreperspectief te geven.

De niveaus zijn opgebouwd in moeilijkheidsgraad. (Hengst, 2012). Voor de theatergroep houdt dit in dat de acteurs op het niveau van de dagbesteding (namelijk arbeid en training) zullen spelen. De acteurs worden vaardigheden aangeleerd waarmee ze op het podium van theatergroep ’t

Middelpunt kunnen spelen. Als de acteurs meer ambities hebben dan ze op ’t Middelpunt kunnen waarmaken en op een hoger niveau van de ladder van Ipse de Bruggen willen functioneren, kunnen ze het beste op zoek gaan naar een andere, meer professionele theatergroep. Op dit ogenblik is er bijvoorbeeld een acteur waarvan de begeleiders vinden dat zij meer met haar theatertalent moet gaan doen. Zij gaat binnenkort dan ook stage lopen bij theatergroep Maatwerk. Dit om te kijken of zij bij deze groep zou passen (Bosch, persoonlijk gesprek). Meer over theatergroep Maatwerk kunt u vinden in deelvraag 2.

3.3 Welke verschillende werkwijzen zijn er op dit moment te onderscheiden?

Op theatergroep ’t Middelpunt zijn er verschillende werkwijzen te onderscheiden. Deze zullen wij in het kort bespreken naar aanleiding van het interview dat wij hebben gehad met begeleiders Bosch &

’t Hart van de theatergroep.

(15)

14 | P a g i n a Brug naar werk

De theatergroep maakt gebruik van de methodiek ‘Brug naar werk’. Deze methodiek is een algemene methodiek binnen De Ruimte. De begeleiders van De Ruimte hebben hiervoor een cursus gevolgd.

Kort gezegd is ‘Brug naar werk’ een cursus voor de cliënten van De Ruimte waarbij onder andere de werkvaardigheden, sociale vaardigheden en lichamelijke verzorging centraal staan. Het is voor de cliënten een mogelijkheid om deze cursus te volgen, het is niet verplicht. Bosch & ’t Hart (label 1.089) leggen uit wanneer de acteurs de cursus kunnen volgen:

De cliënten waarvan wij denken dat het goed zou zijn dat zij ‘Brug naar werk’ zouden volgen, dit naar aanleiding van de hulpvraag van de cliënten, sturen wij door naar onze

educatiemedewerker. Deze educatiemedewerkers gaat vervolgens kijken in welke groep de cliënt past. We hebben namelijk nog twee verschillende niveaus, een hoog niveau en een iets lager niveau. De cliënt wordt in de voor hem passende groep geplaatst en eens in de zoveel tijd begint een nieuwe reeks met cursussen.

Bosch & ’t Hart merken dat de cliënten baat hebben bij de cursus ‘Brug naar werk’. Dit merken ze onder andere doordat de duidelijke regels die er gelden op De Ruimte en die de cliënten aangeleerd krijgen op de cursus, een hoop onrust wegnemen bij de cliënten. Bosch geeft hierbij een voorbeeld:

Je ziet ook echt cliënten komen aanlopen, signaleren dat ik met een collega sta te praten en ook echt weglopen. Nou voordat we met de ‘Burg naar werk’ begonnen, zou diegene erbij blijven staan van ja ik wil gewoon wat vragen. (label 1.095)

Het leukste van deze methodiek en het beste bewijs dat de methodiek werkt, vinden Bosch & ‘t Hart dat de cliënten de begeleiding erop wijst als de begeleiding wat fout doet. Bosch & ’t Hart geven aan dat ze zien dat de cliënten zich van dingen bewust worden en dat ze het volkomen logisch vindt dat de begeleiding zich daar ook aan moet houden. Tenslotte is iedereen hetzelfde, met of zonder een verstandelijke beperking. (label 1.097)

Voor de cliënten die de cursus gaan volgen is er een werkboek. Dit werkboek behandelt verschillende thema’s waar iedereen, dus ook mensen met een verstandelijke beperking, mee te maken krijgt. Zo is er een les kennismaken, een les omgaan met spullen van een andere, een les lichamelijke

verzorging en een les innerlijke kenmerken. Zo sluit de cursus aan bij verschillende onderdelen van het leven waar mensen met een verstandelijke beperking over het algemeen meer moeite mee hebben dan mensen zonder een verstandelijke beperking. De cliënten krijgen bij bijvoorbeeld de les over het kennismaken een stukje theorie over op welke manier je beleefd kennis maakt met iemand.

Daar wordt over gepraat in de les. Verder krijgt de cliënt een huiswerkopdracht mee naar huis.

Daarnaast worden de cliënten getoetst over een bepaald onderwerp. Als deze toets gehaald is, krijgen de cliënten een certificaat en kunnen ze uiteindelijk een diploma van deze cursus halen.

(Heijmans, n.d.)

Bosch & ’t Hart zouden het leuk vinden om ‘Brug naar werk’ te gaan gebruiken binnen het theater.

Dit door bijvoorbeeld een toneelstuk te maken over hoe je niet naar je werk moet komen of op welke manier het asociaal is om iets te vragen. Als dit in een toneelstuk verwerkt wordt, zijn de acteurs zelf met de vaardigheden bezig, maar kunnen ze ook het toneelstuk aan hun collega’s laten zien. Zo is het toneelstuk niet alleen leuk, maar ook educatief voor zowel de acteurs als de

toeschouwers. Dat sluit dan weer aan bij de doelen van het theater. (label 1.092)

(16)

15 | P a g i n a Improvisatie

De theatergroep draait voornamelijk op improvisatie. Het improvisatietalent van de begeleiders is één van de krachten van de theatergroep. Juist de improvisatie werkt goed bij de acteurs doordat de druk laag blijft. Het maakt niet uit welke tekst de acteur zegt, zolang het binnen de van te voren vastgelegde hoofdlijnen ligt, dan is het goed. Dit sluit aan bij de laagdrempeligheid van de theatergroep. De acteurs genieten van het theater spelen, ze hoeven niet te voldoen aan allerlei moeilijke eisen, zoals het onthouden van een vaste tekst. Daarnaast houdt de improvisatie het theater spannend en levend. De begeleiders staan vaak verbaasd over hoe de acteurs een toneelstuk invullen. De scenes zijn altijd anders en dat maakt het zo leuk om met deze groep acteurs te werken vinden de begeleiders. (label 1.053 & 1.056)

Ondanks de hierboven beschreven voordelen van het improvisatie theater, zien de begeleiders ook wel verbeterpunten. De begeleiders zijn begonnen met een ongelofelijke hoeveelheid energie, creativiteit en ideeën voor de theatergroep. Nu merken de begeleiders echter dat die ideeën een beetje op beginnen te raken en hebben ze behoefte aan meer vastigheid. Er is behoefte aan meer handvaten en duidelijkheid. Waar het theater eerst draaide op het enthousiasme van de begeleiders, moet er langzamerhand een goede structuur komen te liggen. Als bijvoorbeeld de huidige

begeleiders ziek zijn, kan een invaller het werk op de theatergroep gewoon door laten gaan. De begeleiders vinden wel dat improvisatie een groot onderdeel moet blijven van de theatergroep, juist omdat die werkwijze goed aansluit bij de acteurs. (label 1.056 & 1.112)

3.4 Wat is de inbreng, rol en taak van de begeleiding?

De voorbereiding van een dag op de theatergroep gebeurt door de begeleiders vooral in de wandelgangen. Bosch & ’t Hart zeggen hierover:

Dat is één van onze krachten. Wij hebben heel weinig nodig om tot een product te komen. Als we bijvoorbeeld de kerstvoorstelling nemen, dan kijken we elkaar aan om half vier en dan zeggen we: zullen we even gaan zitten? En dan hebben we er thuis al over nagedacht en dat blijft spelenderwijs altijd wel in je zitten. Met de kerst hadden we het begin en een eind en alles wat in het midden is dat is door de acteurs verzonnen. (label 1.026)

Dit werkt op deze manier goed voor de begeleider. Alleen hebben zij, zoals in bovenstaande kopje beschreven staat, ook behoefte aan meer vastigheid.

Verder willen de begeleiders graag een jaarplanning en een takenlijst. Deze takenlijst is bedoeld om een overzicht te hebben van allerlei taken die er op een groep zijn en die de acteurs kunnen

uitvoeren. Ze geven aan dat ze het maken van de planning en lijst, vaak voor zich uitschuiven. Een takenlijst is volgens één van de begeleiders snel gemaakt, maar wanneer ze dat gaat doen dat weet ze niet. De begeleiders zijn al blij dat ze de twee theaterdagen goed doorkomen. De begeleiders draaien naast de theatergroep, ook nog andere groepen binnen ‘De Ruimte’. Theater zijn ze erbij gaan doen. Nu merken ze dat ze meer voor het theater moeten gaan zorgen. Dit door dingen beter te organiseren en structureren. De begeleiders denken dat de theatergroep daar veel baat bij zou hebben: “Het is gewoon organiseren. Dat is het ook, maar wij zijn al blij dat wij die twee dagen doorkomen. Nou is het gewoon een beetje doorkomen en het moet gewoon wat directer worden, wat professioneler en wat gestructureerde.” (label 1.079 & 1.080)

(17)

16 | P a g i n a

3.5 Op welke manier komt de theatergroep aan hun materialen, vrijwilligers en financiën en welke mogelijkheden laten ze nog onbenut?

Vrijwilligers lopen er op dit ogenblik nog niet rond op de theatergroep. De begeleiders merken dat zij hier wel behoefte aan hebben. Het is altijd prettig om twee handen extra te hebben op een drukke groep. Zeker bij een voorstelling is het makkelijk als er iemand komt helpen met het omkleden, grimmen of spullen klaarzetten. Ipse de Bruggen heeft zelf een uitgebreid vrijwilligersbestand. De begeleiders hebben dan ook aangegeven dat zij daar zullen aankloppen om te kijken of er nog een enthousiaste vrijwilliger beschikbaar is voor de theatergroep. (Bosch & ’t Hart, persoonlijk gesprek, 2012).

Op dit ogenblik heeft theatergroep ’t Middelpunt veel attributen binnen handbereik. De begeleiders vinden echter dat lang niet al deze attributen ook echt bruikbaar zijn. Hierdoor blijven de materialen vaak ongebruikt liggen. De begeleiders vinden dit jammer, maar weten vaak ook gewoon niet wat ze met de materialen aan moeten.

Ook qua financiën weet ’t Middelpunt niet goed wat voor extra mogelijkheden er zijn. Men weet dat er mogelijkheden zijn om de financiën uit te breiden door donaties, maar hoe dat precies zit is onduidelijk. Daarnaast is er weinig tijd om dat precies uit te zoeken.

3.6 Welke zwakke en kracht punten zijn er op dit moment te onderscheiden?

Om deze vraag te beantwoorden hebben wij een SWOT-analyse gemaakt. Bij deze analyse wordt er gekeken naar de kracht & zwakke punten en welke kansen & bedreigingen er voor de theatergroep zijn. De informatie die wij voor deze SWOT hebben gebruikt, hebben we gehaald uit het interview met de begeleiders van de theatergroep. Daarnaast hebben wij persoonlijke gesprekken gevoerd met de begeleiders en de manager. Dit allemaal hebben wij verwerkt in onderstaande SWOT-analyse.

Deze SWOT-analyse hebben wij voorgelegd aan de begeleiders en de manager en zij herkenden zich in deze analyse. De analyse is terug te vinden op de volgende pagina.

Samenvatting

Het hoofddoel van theater ’t Middelpunt is ontspanning. Een ander belangrijk doel is educatie. Er wordt gewerkt vanuit de hulpverleningsplannen en leerdoelen van de acteurs. De acteurs hebben daarnaast nog kleine leerdoelen voor op de theatergroep. De visie van de theatergroep staat nog niet op papier, uit het interview blijkt dat de begeleiders laagdrempeligheid belangrijk vinden voor hun groep, iedereen is welkom. Daarnaast moet iedere acteur tot zijn recht komen op de groep, dat nemen de begeleiders mee in hun opdrachten voor de acteurs. Op dit ogenblik missen de

begeleiders theaterkennis en is hun ideeënvat langzamerhand leeg aan het raken. Ze hebben behoefte aan meer structuur. Brug naar werk is de algemene methodiek binnen locatie De Ruimte.

De theatergroep maakt daar ook gebruik van. De cliënten van de verschillende groepen kunnen een cursus volgen, waarbij de sociale- en werkvaardigheden en lichamelijke verzorging centraal staan. De begeleiders zouden graag kijken naar de mogelijkheden om Brug naar werk te verwerken in een toneelstuk, wat weer aan zou sluiten bij de doelen van de groep, namelijk educatie en ontspanning.

Improvisatie is een andere methodiek, een krachtpunt van de theatergroep. Het werkt door de lage

(18)

17 | P a g i n a druk. De begeleiders willen dat improvisatie een onderdeel van de groep blijft, omdat het werkt door de lage druk.

SWOT

Kracht

- Enthousiasme begeleiders en acteurs - Improviseren

- Creativiteit

- Ongedwongen sfeer en structuur

- Persoonlijke aanpak, aansluiting op acteur - Laagdrempelig

- Veel attributen en binnen handbereik.

- Algemene methodiek: ‘brug naar werk’

- Begeleiding kent de meeste acteurs goed.

- Integratie van de gehele dagbesteding in de theatergroep

- Inzet van de theatergroep op feestdagen en afscheid van acteurs.

- Doel: aansluiten bij het persoonlijke doel van de acteur.

- Educatief: acteurs leren sociale vaardigheden op het theater.

- Laagdrempelige doelen, iedereen welkom.

- De acteurs ervaren de feestdagen op het theater als een moment van ontspanning in hun werk.

- Het theater is een ontspannen groep waar veel ruimte is voor lol, maar ook serieuze

momenten.

Zwakte

- Geen visie en doelstellingen op papier.

- Weinig structuur en vooral improvisatie gericht.

- Diverse groep met veel niveauverschil.

- Weinig gebruik van attributen en middelen, daarnaast zijn de meeste attributen maar voor één toneelstuk geschikt.

- Specifieke methodiek voor theater ontbreekt.

- De dagstructuur en takenlijsten staan nog niet op papier.

- Begeleiding is niet professioneel geschoold in theater maken.

- Dyslexie van één van de begeleiders.

- Acteurs kunnen niet allemaal lezen.

- Beide dagen niet dezelfde acteurs.

- Er is geen tijdsplanning voor langere tijd.

- Op het podium/ in de belangstelling staan is spannend.

- Veel verschillende beperkingen. (doof, blind, autisme, gilles de la tourette, downsyndroom) - Acteurs spelen ook toneel in het dagelijks leven,

geen duidelijke scheiding tussen toneel en werkelijkheid.

- Binnen de theatergroep wordt veel gebruik gemaakt van het zogenoemde dialoogtheater, dat terwijl de acteurs moeite hebben met het

onthouden van teksten.

Kansen

- Uitbreiding vrijwilligers netwerk - Uitbreiding methodisch werken

- Uitbreiding met meerdere dramatechnieken - Dag structuur en takenlijst op papier zetten.

- Contacten met andere theaterwerkplaatsen en dramadocenten.

- Acteurs vaardigheden aanleren die ze op andere groepen kunnen inzetten - Integratie van de theatergroep in de hele

dagbesteding.

- Nieuwe naam voor het theater bedenken.

- Meer non-verbale vormen van theater zoals clownerie.

- Het koppelen van de methodiek ‘Brug naar werk’ aan de theatergroep.

Bedreigingen

- Beperkte financiële middelen - Tijdsgebrek

- Geen prioriteit bij theater.

- Geen duidelijke visie

(19)

18 | P a g i n a

Hoofdstuk 4: Hoe worden vergelijkbare theatergroepen vormgegeven?

r zijn veel verschillende theatergroepen voor acteurs met een verstandelijke beperking. Als houvast voor het opzetten van een basis voor ’t Middelpunt, zijn wij bij een paar van deze groepen gaan kijken (MOMO en Theaterwerkplaats Tiuri). Met MOMO waren wij al bekend, omdat zij in ons derde jaar op de CHE hebben opgetreden. Tiuri hebben wij via internet gevonden en sprak ons aan door de helder geformuleerde visie en duidelijke aanpak. Ook hebben we het boek

‘Geraakt’ van theater Maatwerk erbij gepakt, omdat dit boek een helder beeld geeft over de opzet van deze theatergroep. Dit gaf ons veel informatie en inspiratie voor ’t Middelpunt, ook al verschillen de groepen door hun professionaliteit erg van de onze. Toch denken wij dat wij met ons onderzoek naar deze groepen voldoende houvast hebben gevonden om een goede basis op te kunnen zetten.

4.1 Welke doelstellingen hebben andere theatergroepen?

In hoofdstuk 5 gaan we kijken naar de algemene visie die er is op theater met acteurs met een verstandelijke beperking. In dit hoofdstuk willen we de concrete doelstellingen bekijken. De visies van de groepen laten we buiten beschouwing, omdat deze in hoofdstuk 5.3 uitgebreid behandeld zullen worden. We hebben gekeken naar de doelstellingen van de hierboven genoemde

theaterwerkplaatsen.

Tiuri

Theaterwerkplaats Tiuri heeft als primaire doel het onzichtbare talent van mensen met een beperking – op eigenzinnige wijze- zichtbaar te maken op het podium (Tiuri, 2011, p. 5). In hun theaterwerkplaats leiden ze mensen met een beperking op tot theatermaker. Deelnemers leren acteren, dansen, bewegen en krijgen inzicht hoe een voorstelling wordt gemaakt (Tiuri, z.d., p wat- doen-we ).

Tiuri creëert een ‘permanente ontwikkelplaats die zichtbaar wordt binnen de driehoek THEATER – ZORG – EDUCATIE. Hierin is theater de belangrijkste component.

De ontwikkelingsdoelen waaraan ze werken zijn; sociaal emotionele ontwikkeling, sociaal gedrag, spelontwikkeling, leren leren (werkhouding) en communicatie. (Tiuri, 2011, p.7)

MOMO

Op de website van MOMO is te lezen dat zij willen aansluiten ‘bij de interesses en talenten van iedere deelnemer’ en bijdragen ‘aan de volledige ontplooiing van de individuele mogelijkheden.’

“Om te komen tot een professionele voorstelling vinden er twee herkenbare activiteiten plaats:

Theaterwerk: vertellen, toneelspelen, muziek, dans, scriptschrijven e.d.

Werkplaats: decorbouw, kleding, attributen, publiciteit e.d.” (MOMO, z.d., p. index)

In het interview geeft de begeleiding van MOMO aan dat ze ontwikkeling willen zien bij de

deelnemers. Dat is dus een doel. Daarnaast spreken ze ook over de drie peilers waar MOMO op rust:

ontwikkeling, kunstzinnigheid en gemeenschap. Dat is wat ze willen bereiken (label 5.023).

E

(20)

19 | P a g i n a Maatwerk

Koert Dekker geeft in zijn boek ‘Geraakt’ aan dat Maatwerk gericht is op het maken van kunst.

Educatieve of therapeutische waarden zijn ondergeschikt aan dit hoofddoel (Dekker, 2007, p. 53).

De doelstellingen van Theater Maatwerk zijn primair:

Het produceren van artistiek hoogwaardig theater met acteurs met een verstandelijke beperking.

Deze producten uit te voeren in ons eigen theater dan wel tijdens (inter)nationale tournees.

Het voorzien van de benodigde training daartoe.

Kansen creëren voor acteurs en dansers met een verstandelijke beperking m.b.t.

podiumkunsten om deel te nemen aan andere gezelschappen, film, documentaires, trainingsfilms etc.

En secundair: het bieden van een zinvolle dagbesteding. (label 7.001) Samenvatting

Gekeken naar deze theaterwerkplaatsen is theater maken natuurlijk een belangrijke doelstelling, waarbij alle facetten van het theater maken worden aangepakt. Ook werken de theaters aan het zichtbaar maken van acteurs met een verstandelijke beperking in de maatschappij. Daarnaast worden zorg, educatie, (sociaal-emotionele) ontwikkeling en een zinvolle dagbesteding ook als doelen genoemd.

4.2 Van welke methodieken maken andere theatergroepen gebruik?

Op de verschillende groepen wordt gebruik gemaakt van methodieken om de acteurs te helpen in het acteren, maar soms ook in hun gedrag buiten het theater. Ook hebben ze een bepaalde visie op het gebruik van methodieken.

Tiuri

Tiuri gebruikt de eerder genoemde driehoek ‘theater- educatie- zorg’ als uitgangspunt bij het werken met de acteurs met een (verstandelijke) beperking. Doordat ze gebruik maken van professionele regisseurs en dramadocenten, zonder zorgopleiding, zijn de methodieken die ze gebruiken veelal dramamethodieken en ook onderwijsmethodes. Een onderwijsmethode die ze gebruiken is bijvoorbeeld: receptief, reflectief en actief leren (label 2.112, 2.113). Zo doen ze bijvoorbeeld een leerdoelenbespreking (label 2.044).

Docent Manon Peters gebruikt vanuit haar achtergrond als dramadocent de methode ‘Vuur, water, lucht en aarde’ van Helmert Woudenberg. Deze methode zet ze zowel tijdens het theaterspelen als in het onderlinge contact met de acteurs in. Hiermee helpt ze hen bijvoorbeeld op een andere manier op elkaar te reageren (label 2047).

Bij het opbouwen van haar lessen bedenkt ze goed wat ze als eindresultaat wil zien. Ze bouwt haar lessen dan op uit bouwstenen die nodig zijn om dat te kunnen bereiken (label 6.001).

Peters maakt verder gebruik van elementen van Stanislawsky en Johnstone en werkt ook veel met het lichaam (label 6.016, 6.017, 6.020, 6.022). Ze geeft aan dat je de hele methodiek kan gebruiken, maar ook de elementen eruit kan halen die verantwoord zijn (label 6. 018). Waarvoor je kiest, ligt

(21)

20 | P a g i n a volgens haar aan je persoonlijke voorkeur. Zelf vind ze Johnstone erg geschikt voor het samenspel (label 6.023) en Stanislawsky gebruikt ze om de mate van een emotie aan te geven en de focus bij de acteur, zijn medeacteurs of het publiek te leggen. Ook gebruikt ze Stanislawsky om te helpen inleven (label 6.016, 6.017).

Bij Tiuri worden de theaterstukken gemaakt vanuit improvisatie. Er worden geen bestaande toneelstukken gebruikt, hoewel de toneelstukken van bijvoorbeeld Shakespeare wel als inspiratie kunnen werken (label 2.092, 2.113). Het proces van het maken van een theaterstuk verloopt bij hen als volgt: De acteurs krijgen dans- en dramaonderwijs en daarmee een stevige input. Daar werken ze een aantal maanden aan samen met de regisseur en docent. Samen kijken ze dan welke thema hieruit voortvloeit en met dat thema gaan ze aan de slag richting een dramaproductie. Op het moment dat de voorstelling gespeeld gaat worden, doet de begeleiding een stap terug en spelen de acteurs. De acteurs regelen dan alles zelf. (label 2.006, 2.007)

MOMO

Bij MOMO maken de medewerkers gebruik van hun achtergrond in de zorg en hun

theaterachtergrond. De regisseuse heeft bijvoorbeeld een achtergrond in bewegingstherapie (label 5.057) en de zakelijk leidster een achtergrond in het bijzonder onderwijs (label 5.062 ). Het streven van MOMO is dat de begeleiders zoveel mogelijk vanuit een open houding en de inbreng van de acteur werken en een vertrouwen in jezelf in plaats van in de methodiek (label 5.031, 5.036). Ze noemen het een ervaringsgerichte, belevingsgerichte methodiek (label 5.048). De theatergroep heeft een antroposofische achtergrond (label 5.045). Verder maken ze veel gebruik van improvisatie (label 5.066).

Charissa Bakema, SPH- en dramadocent, regisseuse en theatermaakster, ziet dat er bij MOMO gebruik wordt gemaakt van clownerie. Er wordt, binnen het verhaal, gebruik gemaakt van veel muziek en sfeer. De verhaallijn bevat veel verwondering en dingen die mis gaan. Bakema vindt dat MOMO een beetje mime-achtig speelt, zonder dat het pantomime wordt. Er wordt namelijk wel gebruik gemaakt van tekst. (label 3.016)

Tijdens ons bezoek aan MOMO hebben we de start van een nieuwe productie kunnen zien. Er wordt op dit moment vanuit een verhaal gewerkt over twee tegengestelde landen. Op alle vlakken van theater worden er tegenstellingen bedacht en uitgewerkt. Bijvoorbeeld tegenstellingen in de muziek, tegenstellingen in bewegingen etc. Vervolgens wordt er met de acteurs bedacht in welk land deze tegenstellingen passen en wordt het samengevoegd op het toneel. Op deze manier worden de acteurs optimaal betrokken bij het maken van het toneelstuk.

Maatwerk

Maatwerk werkt net als Tiuri met regisseurs en dramadocenten. Deze docenten nemen waarschijnlijk ook hun achtergrond en visie mee in het werken met de acteurs. Maatwerk pakt verschillende kanten van theater aan. In het weekprogramma van de acteurs hebben drama-, stem- en danstraining een flink aandeel. Verder wordt een groot deel van de werkweek besteed aan het maken van nieuwe stukken of het herhalen van bestaand repertoire (Dekker, 2007, p. 40).

Koert Dekker van Maatwerk heeft zijn methode van theater maken beschreven in het boek ‘Geraakt’.

Hierbij omschrijft hij vooral het proces van het maken van een toneelstuk. Het proces begint met het kiezen van een verhaal. De regisseur kiest een verhaal en leest dat voor aan de acteurs en kijkt hoe zij

(22)

21 | P a g i n a erop reageren. Als het verhaal bij hen landt, wordt dat het uitgangspunt voor het stuk. Een ander uitgangspunt is het kiezen van een eigen thema. Dit heet dramatiseren. Nadat er een thema of verhaal gekozen is, begint het improviseren. De regisseur geeft hen bewust niet te veel

voorinformatie mee, omdat in die eerste improvisaties vaak waardevolle interpretaties zitten. De rollen worden verdeeld, waarbij de regisseur het laatste woord heeft. Daarna gaan ze pas echt aan de slag. Uit de improvisaties komen scènes voort en er wordt gesleuteld aan de scènes. In deze fase leveren de decor- en kostuumontwerpers ook hun visie op het stuk. Dan start de ordeningsfase. Al het materiaal is doorgewerkt met de acteurs en nu wordt het materiaal geordend. In deze fase wordt het materiaal geselecteerd en misschien nog wel meer toegevoegd. Met de opstelling van de acteurs wordt gevarieerd en een decor- en kostuumontwerp wordt gekozen. Ook de poster moet worden ontworpen en de lichtontwerper kan al bij de repetities komen kijken. In de vormgevingsfase worden de echte keuzes gemaakt. In deze fases worden de scènes achter elkaar gezet en alle verschillende facetten van kostuums etc. komen in deze fase voor het eerst samen. Aan het einde van deze fase is het handig een try-out te organiseren. Uiteindelijk wordt in de uitvoeringsfase het theaterstuk opgevoerd. (Dekker, 2007, p. 40-47)

Samenvatting

De theatergroepen maken gebruik van verschillende theatermethodes en onderwijsmethodieken. Dit komt omdat de begeleiders vaak een theaterachtergrond hebben. Theatermethodieken die worden gebruikt zijn de methodieken van Woudenberg, Stanislawsky en Johnstone. Met de groepen wordt aan improvisatie, clownerie, dramatiseren, dans, beweging en muziek gedaan. Er wordt vanuit de acteur gewerkt, niet vanuit zorgmethodieken. Dit wordt benoemd als ervarings- en

belevingsmethodieken.

4.3 Wat is de inbreng, rol en taak van de begeleiding?

Omdat we al snel merkten dat de verschillende groepen die we onderzochten professioneler werkten en vaak vanuit een theaterachtergrond, leek het ons goed om te bekijken welke mensen er in dienst zijn en wat er van hen verwacht wordt.

Tiuri

Tiuri maakt onderscheid tussen zorgmedewerkers en dramadocenten. Theo Frentrop, de

initiatiefnemer, nu de artistiek en zakelijk leider van Tiuri, vindt dat dramadocenten voornamelijk drama moeten doceren en niet zorggericht moeten zijn (label 2.038). Tiuri volgt de wetmatigheden van het theater en wisselt daardoor regelmatig van regisseur. Dat betekent dat er na twee of drie jaar weer een nieuwe regisseur komt. De acteurs krijgen daardoor steeds nieuwe input in hun rugzakje, daarbij draait het telkens om hun ontwikkeling als acteur (label 2.013). Deze regisseurs moeten het beste uit hun spelers halen, Tiuri wil geen marionettenspelers zien (label 2.018). Manon Peters vind dat de begeleiding niet moet zorgen, maar faciliteren (label 2.017). Als zijzelf als

dramadocent tegen een blokkade loopt bij een speler, vraagt ze de zorgmedewerker om hulp (label 2.040).

Verder zijn er allerlei professionals betrokken bij het toneelstuk: een lichtman, een geluidsman en als het nodig is wordt er een heel naaiatelier opgericht (label 2.006, 2.102).

Daarnaast werkt Tiuri ook veel met vrijwilligers en stagiaires. Zo hebben ze vrijwilligers in het bestuur, een vrijwilliger voor de decorbouw en een vrijwilliger communicatie en marketing. Ook

(23)

22 | P a g i n a maken ze gebruik van extra vrijwilligers als er bij voorstellingen echt wat meer gas gegeven moet worden (label 2.106, 2.011). Tiuri is een erkend leerbedrijf, voor zowel de artistieke als zorg opleidingen en er zijn daarom ook veel stagiaires (label 2.111).

MOMO

MOMO heeft een zakelijk en artistiek leider. De artistiek leider neemt ook de rol van regisseur op zich. (label 5.001). Verder hebben we tijdens ons bezoek aan MOMO gezien dat er begeleiders rondlopen voor de decorbouw, muziek, clownerie, drama en kostuums. Net als bij Tiuri maakt MOMO ook gebruik van stagiaires.

Hiensch (zakelijk leider) vindt dat niet één iemand verantwoordelijk moet zijn voor de zorg, maar dat ze allemaal verantwoordelijkheid dragen voor hun medemens. Wel merkt ze de één het zorgaspect van nature meer prioriteit heeft dan de ander (label 5.064).

Maatwerk

Op de site van Maatwerk is informatie te vinden over hun medewerkers. Koert Dekker is zakelijk leider, coördinerend begeleider en regisseur bij Maatwerk. Hij heeft de theaterwerkplaats in 1987 opgericht. Hij speelt nog geregeld als muzikant in de voorstellingen mee. Naast Koert Dekker is er nog een regisseur. Deze regisseur is artistiek leider en begeleider.

Maatwerk heeft er wel voor gekozen iemand verantwoordelijk te maken voor het zorginhoudelijke gedeelte. Verder is er nog een administratief medewerkster aanwezig, een begeleidster en

verschillende stagiaires. Deze stagiaires hebben niet alleen een zorgopleiding, maar er is bijvoorbeeld ook een stagiaire communicatie (Maatwerk).

Maatwerk maakt net als Tiuri gebruik van professionals. Dit zijn licht-, decor- of kostuumontwerpers (Dekker, 2007, p. 45). Ook heeft Maatwerk in de loop van zijn bestaan gebruik gemaakt van collega- en gastregisseurs (Dekker, 2007, p. 45).

Overig

De benaming begeleider voor begeleiders op een theaterwerkplaats klopt eigenlijk niet met de inhoud van die functie. Eigenlijk heb je drie banen in één. Begeleider, regisseur en docent. (Kieboom et al. 2011, p.15) Vandaar dat een aantal groepen kiest voor een specifieke rolverdeling. Wordt dit niet gedaan, dan vraagt het een bredere kennis van de begeleider.

Samenvatting

Samengevat ben je als begeleiding ook dramadocent en regisseur. Op de theatergroepen draagt iedereen de verantwoordelijkheid voor zijn eigen taak. Vakdocenten rusten de acteurs toe, de regisseur organiseert het stuk en het zorgaspect wordt door begeleiders of door iedereen verzorgt.

Vakmensen of vrijwilligers regelen het decor, de belichting, de kostuums, de pr en het secretariële werk. Er zijn vaak vrijwilligers en stagiaires aanwezig die ondersteuning bieden.

4.4 Op welke manier komen theatergroepen aan h un materialen, vrijwilligers en financiën?

Een theatergroep vraagt meer dan alleen theaterspelen. Materialen zijn nodig om een toneelstuk af te maken, vrijwilligers om in de voorbereiding op het theaterstuk te ondersteunen en het maken van een toneelstuk met alles erop en eraan kost natuurlijk geld. Hoe pakken andere groepen dat aan?

(24)

23 | P a g i n a Tiuri

Tiuri financiert het grootste gedeelte van hun werkplaats uit zorggelden. Zo’n 80 % komt hiervandaan. De rest gaat via fondsenwerving en projectsubsidies. Eén van hun projecten, de 2e werkplaats in Rosendaal, wordt door het Oranjefonds ondersteund. Maar Theo Frentrop moet wel

‘plukken’ om de financiering rond te krijgen (label 2.076).

Vrijwilligers benaderen Tiuri uit zichzelf (label 2.107). Maar voor het tweejaarlijkse festival ‘Ongekend Talent’, dat Tiuri mede organiseert (Frentrop, label 2.100), is hard gezocht naar vrijwilligers,

bijvoorbeeld via Breda actief, maar het meeste ging nog via het eigen netwerk. “Gewoon meerdere benaderen en ‘ joh, ik zoek iemand die kaartjes kan verkopen’, ‘joh, ik zoek iemand die ’s ochtends de catering wil doen’” (label 2.108)

Maar tegelijkertijd is het ook wel lastig. Tiuri maakt veel gebruik van vrijwilligers, maar zijn niet het hele jaar door nodig. Ze kunnen hen niet heel het proces meegeven (label 2.109).

Waar Tiuri erg veel geluk mee heeft, is de plek waar de werkplaats in Breda zich bevindt. In het gebouw naast hen zit Podium Bloos, een stichting die een tot theater omgebouwde hal exploiteert (Frentrop, persoonlijk gesprek, 2012). Met deze stichting kan makkelijk cultuur en muziek worden uitgewisseld (label 2.103). Ook krijgen ze vanuit Podium Bloos professionele hulp. De lichtman bijvoorbeeld komt bij Podium Bloos vandaan (label 2.101).

Tiuri geeft op zijn website ook de mogelijkheid om betrokken te zijn bij de theaterwerkplaats. Dit kan door vriend of donateur te worden. Vrienden betalen jaarlijks minimaal 25 euro en worden in ruil daarvoor op de hoogte gehouden, krijgen een vrijkaart voor een voorstelling naar keuze en

ontvangen korting op het promotiemateriaal. Daarnaast heb je als vriend de mogelijkheid om actief betrokken te zijn bij de werkplaats en haar activiteiten. Tiuri heeft een ambi status waardoor je als donateur de mogelijkheid hebt om je donatie af te trekken bij de belastingdienst (Tiuri, z.d., vrienden/ vriend worden). Dit maakt het aantrekkelijker om donateur te worden.

MOMO

De locatie waar MOMO zich bevindt, is de oude meubelwerkplaats van de schoonouders van Ellis Hiensch. Toen de ruimte leeg kwam te staan, heeft de man van Hiensch het ook voor hen verbouwd, zodat de groep kon starten (label 5.004).

Tijdens ons bezoek aan MOMO hebben we een deel van het terrein gezien. Er is een buitentheater aanwezig, dat pas gebouwd is. Er is een werkplaats waar gewerkt kan worden aan het decor en attributen. Ook worden de kostuums zelf vervaardigd. Aan het decor werken de acteurs samen met een kunstenaar, in een atelier die zich op het terrein heeft gevestigd. Veel van de middelen worden dus zelf gemaakt.

Hiensch geeft aan goed te zorgen voor de vrijwilligers die langs komen. Zo doen ze mee aan de Nederland-doe-dag. MOMO zorgt dan voor de lunch. De betrokkenheid van MOMO op de vrijwilligers zorgt er volgens haar ook voor dat ze steeds meer zichtbaar worden in de regio (label 5.051).

De deelnemers aan MOMO betalen via awbz-gelden of pgb’s. Hun dagkosten zijn gebaseerd op de reguliere tarieven voor zinvolle dagbesteding (MOMO, z.d., p. kosten).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Voor alle deelnemers was het zinvol geweest dat ze wat meer informatie hadden gekregen over wat ze hadden kunnen doen als ze tijdens het stemmen iets niet begrepen of als er

Het verwerken van de COVID-19 verdenkingen in de database kost echter tijd en is op het moment van verschijnen van deze factsheet nog niet volledig..

Bij twijfel of er sprake is van pijn kunnen naastbetrokkenen soms behulpzaam zijn, wanneer zij een goed contact hebben met de cliënt of gedeeltelijk zelf de zorg dragen voor

▪ Samen er zijn; Palliatieve terminale zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, door VPTZ-vrijwilligers. Matla, P., Eiling, e., Mantel, D.,

Er kwamen steeds meer werkers op de Hafakker die niet geschoold waren in zorg, maar wel een grote menselijke interesse hadden, nieuwsgierig waren, zich thuis voelden aan de rand

Niet alleen om de kloof tussen het zorgaanbod en het zelfstandig wonen in de sociale huisvesting te dichten, maar ook om de toegang tot de sociale huisvesting voor bepaalde

In dit onderzoek is gekeken of de risicoscan van Aveleijn bijdraagt aan een betere kwaliteit van bestaan van de cliënt, in hoeverre de risicoscan naast de dossiers

Het komt dan ook vaak voor dat de cliënten met een verstandelijke beperking door begeleiders van mensen met een verslaving worden overvraagd, en daardoor de behandeling niet