• No results found

Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van:"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J3* jaargang (Hmwaaag 2 pCogosfuü \<)05 «•. 9-

* .. •

V e e r t i e n d a a g s c h Blad voor de V r o u w .

Onder Redactie van:

W. DRUCKER en T h . P. B HAVER.

M < i u n i ; i r

Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.75 Voor België, 't overige Buitenland en Ned.-Indië , 1.02»

Afzondorltfko Nummers „ 0.05

i i i i i i i i i i n i i n i i i i i

Bureau van Rodactie en Administratie:

W e e s p e r z i j d e 14

AMSTERDAM.

Advortentiè'n per regel ƒ 0.15 Grooto lotters naar plaatruimto.

Boekaankoitdigingon per regel „ 0.10 on 4:ï maal.

Aanvragen en betrokkingen „ 0.05

111 ' I I I I I I I Ml I I I

I K E u Ü D.

Denkt om de huishoudster.

Maakt propaganda !

Uymii isl!« ; .• :-ii rv, ;iv nan Heitjes.

Aati de Waschtohbo.

Binnen de Grenzen.

Uit den Vreemde.

Feuilleton: l'uiiilioopen.

Advertentien.

In No. 5, 2de serie van Studiën in Volkskfackt een artikel van den Heer mr. J. van Drooge onder den titel

., Vergeet niet het Huisgezin", een artikel, aardig, welge-- meend, goedmoedig, maar wel ietwat huisbakken voor een tijdschrift als bovengenoemd, beter geschikt voor Ons Streven

— niet dat wij gering nedorz-ien óp.'.dit'y voor zoover wij het kennen uitstekend geredigeerd orgaarf der dienstboden- vereeniging —, maar wijl „studies"'ons doen denken aan diepgaande theoriën, getoetst voor zoover mogelijk aan de practijk. Van dit alles hier niets. Losse schetsjes, hor- inneringen, eigen meeningen met daarnaast wat verpot- sierlijking der feministen. Den Heer v. Drooge echter niet te verwijten dit Jaag-bij-grondsche; hij toch geeft wat hij belooft: „geen de'tailteekeuing" . . . maar, het stuk behoort niet thuis waar het staat, is daar verzeild geraakt bij ongeluk.

De Heer v. D. noemt zijn pennevrucht een pleidooi en wel een voor het huisgezin; deze betiteling wel wat grotesk, veeleer doet het geheel denkon aan een gezellig praatje, opgezet door luyden, niet verder blikkende dan eigen entourage en daarmede zóó tevreden, dat zij elk en ieder zouden willen zien in gelijksoortige positie, zonder daarbij zich af' te vragen of' die elk en ieder wel geschikt is voor die omstandigheden, zich daarbij gelukkig gevoelt en last not least, of de basis waarop berust hun wolzijn is juist, rechtvaardig, past in het kader van den tijd. De Heer v. D. wil echter slechts stemming maken en misschien is hem dit gelukt.

Wij willen den Heer v. D. niet volgen in zijn jeugd- söuvenirs, niet stilstaan bij de aardappel-plonsende dienst- bode, welker spat-gedoe nu juist niet is ons ideaal van aardappel-schillen; van weinig waarde ons ook zijn pijp- rookenden vader of kousenstoppende moeder, tenzij het kan

dienen ais bewijs voor dit axioma van liet oudmodisch gezin, dat terwijl vader rust en de jongens lezen voor hun plezier, al wat vrouw is werkt, werkt tot slaat het klokje van naar bed-gaan.

Den Heer v. D. het huisgezin de basis der maatschappij;

niemand zal hem dit betwisten, de vraag alleen is:

wat noemt gij huisgezin, hoe moet zijn deszelfs inrichting?

Voor den Heer v. D. het huidige of liever dat zijner kinderjaren, het ideaal; alleen wenscht hij te zien aange- bracht kleine verbeteringen hier, luttele veranderingen daar, edoch het geheel moet blijven onveranderd.

Niet rnede-gaan doet de Heer v. D. met hen, die in de vrouw zien een per se zwakker wezen; tweeërlei wetten in zake arbeid hem dan ook uit den boozc. „Zij scheppen,

„zegt hij, een onbillijke ongelijkheid, eensdeels omdat het

„voor een man evenmin als voor een vrouw deugt, gere-

„geld meer clan elf uur per dag te werken of te arbeiden

„in kwikdampen of loodwitstof; anderdeels, doordat zij de

„vrouw, die wil werken, weren uit sommige bedrijven."

Geen wettelijke arbeidswering ook voor de gehuwde vrouw zijn stelling, maar met de moeder zij het anders. Buiten alle recht het de vrouw willen dwingen te zijn dienaresse des mans, maar wel zij zij dit van de kinderen. Zeker, zegt hij, er kan waarheid zijn in de woorden van Ivropotkine, als deze zegt: „dat zijn moeder evenals alle moeders, zeer goed was en zeer onwetend en hem een menigte domheden heeft geleerd," maar dit prouveert voor den Heer v. D.

alleen, dat men zich er niet op heeft toegelegd moeders te vormen, wat men nu wel doet, waaruit valt te filtreeren,

„dat in het algemeen de vrouwen van thans beter moeders

„zijn dan haar moeders, en dat vele dochters straks beter

„moeders zullen zijn dan de vrouwen van tegenwoordig."

En Kropotkine, èn de Heer v. Drooge doen hier nog al aan geiieralisoeren, een verkeerdheid welke men gowoon- lijk beschouwt als een bijzonder vrouwelijke eigenschap;

daarb|j verklaart de laatste zoo maar eventjes al de mil-

liarden moeders die hebben geleefd voor onbekwamen, bouwt

een heel systeem op: de dochters zullen wel beter worden

dan haar moeders Al de duizenden en duizenden jaren

die achter ons liggen, hebben bewezen, dat de vrouw, die

baart, lang niet altijd is opvoedster; dus valt daaruit te

constateeren, dat wij hier te doen hebben met twee van

(2)

66

elkander gescheiden functiè'n, waarvan het samengaan is een exceptie. Deze te willen maken tot regel is mon- nikenwerk. Hoe, op welke wijze zouden de Heer v. Drooge c. s. willen vormen allen tot excellente moeders? Door schoolondenvijs? Gelooft hij waarlijk kinderen beneden de vijftien vatbaar voor zoodanige leering? Maar bovendien zullen die lessen slechts kunnen bestaan in de uiterlijke behandeling van het kind en, gezien wat het collectief meisje kent van naaien, waaraan op school worden besteed nog al tamelijk wat uren, kan men zoo al nagaan wat daarvan terecht zal komen. Een onnoembaar tal jaren heeft men het meisje, ter leering van het moederschap, in handen geduwd de pop, waaraan zij over het algemeen wel toonde haar talent voor vernielen, edoch niet voor opbouwen. Wijselijk zet de Heer v. D. dan ook niet uit- een zijn stelsel, waarbij de achttien-, nogentien-jarige alreeds zoover is gebracht, dat zij haar kind kan onderrichten in alle dagelijks voorkomende zaken, kan beantwoorden de over elk voorwerp door hem of haar gedane vragen.

Trouwens 's Heoren v. D.'s uitgangspunt alreeds een dé- menti op zijn opvoedings-systeem: hij toch wil verbod van arbeid voor de moeder, opdat zij heel en al zich kunne wijden aan beur kinderen. Deze dus zullen van af hun vroegste jeugd worden geïnoculeerd met het idee, dat zij, ieder voor zich, daarstellen een godheid, aan wie geofferd moet worden heel een menschenleven. Wat ijdelheid-im- pregnatie! Itedcneeren gaat hier niet op; het kind doet dat niet, het trekt alleen conclusies. Ons terwille mag moeder niet dit, mag zij niet dat; ons leven van zoo enorme waarde, dat zij heeft te soigneeren ons persoontje iedere minuut van heel don langen dag. Door en van ons leeft zij, wij zijn haar bestaan. Een prettige positie die van zulke moeders der toekomst! Niet erg profijtelijk voor de maatschap! Reeds in het heden te over traaggeestige en traaghandige moeders, vastgeklampt aan het kinderwagentje, waarin een kleine die, tot zijn dispositie hebbende een vol mensch en gewoon te worden bediend op zijn wenkjes, wordt geformeerd tot ondragelijken tyran. Gelukkig volgt op actie steeds reactie: wij zijn geregeerd door onze ouders en worden geregeerd door onze kinderen; onze kinderen, gewoon te regeeren, zullen het zich zeker niet laten doen door hun nakomelingen. Maar intusschen wil men, dat de vrouw legt het loodje.

Ter compensatie van wat de Heer v. D der moeder ontneemt, wil hij hooger loon voor den man en het wet- telijk recht der vrouw op een deel daarvan. Die wensch

— voor wat betreft het eerste gedeelte — meer populair dan bestudeerd; (aan het laatste deel kan men gerust alle populariteit ontzeggen.) De meest elementaire staathuishoud- kunde toch vraagt al dadelijk : is die man competent tot het leveren van voldoenden arbeid om daarvan te kunnen onderhouden bem-zelf, zijn vrouw en een zoo groot aantal kindereu als 't hem blieft in 't leven te wekken; in één woord, is zijn productie-vermogen zóó groot, dat deze balan- ceert met het consumeeren met een acht- of tiental. En zoo hg, man, niets kent of niet meer kan? Als hij, spot- tend met 'slands wetten, gaat naar den vreemde ? De Heer v. D. ziet dit alles zelf in, geeft dan ook zijn ideaal slechts als toekomst-droom, als iets dat hij bij gunstige omstan- digheden den wetgever ter volvoering aanbeveelt. Effleu- reeren doet hij even het rapport van het Ned. Werklieden- verbond en wel dat deel, waarbij wordt beweerd, dat het

gezin van de landarbeidsters wordt verwaarloosd, haar huis is vuil, slordig, ongezellig, alsook liet zeggen van één afdeeling : „AVie zou, God betere het, voor zijn plezier uit werken gaan." De Heer Beerblock uit Gent zou toe- voegen aan dit laatste: „ welke man gaat nu toch wel eigenlijk voor zijn vermaak naar de fabriek of werkplaats ?"

Uit het eerste valt te resumeeren, dat het huis van elke thuisblijvende vrouw is netjes, ordelijk, gezellig ; bezoekers van café's en kroegen slechts zijn echtgenooten van om- den-broode werkende vrouwen — de practrjk wel een beetje anders. Het zou zijn nut hebben ook eens te enquêteeren in die richting.

De Heer v. D. wil dus: behoud van het huidig gezin;

de man kostwinner, de vrouw huishoudwerkster; immers, zijn beweren, dat hij de laatste wil geven de bevoegdheid om te arbeiden wat haar lijkt, met daarnaast het werk- verbod der moeder is slechts te beschouwen of als een lonkje aan hot Feminisme, of wel als een utopie die, als de meeste utopiën, au fond is een wreedheid. Gesteld toch, dat twee menschen, rekenende op beider salaris, huwen en plots komen te staan — en dit nog wel door wat hun moest zijn bet toppunt van geluk — voor een zóó groote vermindering van inkomsten, dat armoede hun deel wordt, mag, kan dan gezegd worden door hem, die voorstelt zoo iets, dat hij niet is gekant tegen verbod van vrouwen- arbeid?

Afgedwaald zijn wij onwillekeurig al veel meer dan was ons plan; voor het oogenblik toch wilden wij het niet hebben over de moeder, maar over de huisvrouw. Zie, zegt Mr. v. D., als de voorvechtsters der vrouwenbewegingspre- ken over haar, dan gewagen zij van „huisvuilredderaarster",

„huisslavin" enz. en zien vol dédain neder op haar, die naast ander sloven en zwoegen, toch ook verzorgt beur kind. En, zegt hij, nu zal ik tot geen vrouw zeggen: het is uw plicht, uw heilige plicht, uw dure plicht aardappelen te koken, meubelen te wrijven, pannen te vuur te zetten en potten te schrapen, maar voor het verzorgen van eigen kinderen durf ik diezelfde krachttermen wel degelijk te gebruiken." Komaan, mijnheer v. Drooge, wij moeten iets willen of niet willen ; het kinderen-verzorgen op uw manier en koken, bakken, braden en wat dies meer zij, hoort bij elkander. De verzorging van het kind vult niet. mag niet vullen het leven van een mensch; haar verbiedende den loonarbeid blijft haar ter aanvulling al niet veel anders overig dan het huishouden. Wie predikt als de Heer v. D.

moet eerlijk er voor durven uitkomen, dat de moeder maar mag beoefenen één enkel v a k : de verzorging van huis en gezin. Consequentie daarvan : het meisje heeft slechts te leeren datgene wat haar noodig is om te fungeeren als huisvrouw; het onderricht daarvoor, als kunnende steeds gegeven worden door de moeder, erg, erg goedkoop

De „huisvuil-redderaarster", „huis-slavin", »kinder-

verschoonster" niet afkomstig van, niet uitgevonden door

de Feministen. Zeker, onder woord gebracht hebben zij

het, maar de daad, zij bestond. Wie onder de mannen

heeft ooit gevoeld en voelt nog eenige achting voor den

gestaagen arbeid der huisvrouw? O, ja, in poëzie is zij

verheerlijkt, maar inderdaad wordt haar werk beschouwd

als te zijn van minder allooi. Geld onze waardemeter e n . . .

en geen poser waard heel haar getob. Haar soms 16- a

17-urig gesloof per etmaal gewaardeerd als Danaïden-

bedrijf ; loon verwerft zij n i e t ; zij wordt onderliouden. En

(3)

E V O L U T I E . (>7 tot voor weinige jaren geleden, toen op wasemden feminis-

tische neigingen, heeft niemand ooit er zelfs maar aan gedacht, dat er toe behoorde kunde, kennis, talent om aan gang te houden dien molen ter voldoening der dagelijksche behoeften. Het was maar zoo iets mins! H e t , t e leeren...

onnoodig. Dweilen, boenen, wasschen, strijken, koken, bakken, braden, kinderen-voeden-kleeden-verzorgen allemaal der vrouw aangeboren zaken, door haar verricht wordende bij intuïtie, zoo op de manier als de hond blaft, de kat miauwt, de muis piept! Met hoog-opgetrokken neus heeft steeds gesproken — en spreekt vaak nog — de jongen van „meidenwork". De man, die in huis helpt moeder, vrouw of zuster, schaamt zich. Loonlooze arbeid ? slaaf die ze verricht! En als siavenwerk ook wordt hij geaccepteerd.

Wie ter wereld heeft ontvangen meer happen en grauwen dan juist de huisvrouw.' Dat de huisvrouw doet alles en nog wat, het is zöö, zöö gewoon, dat nooit in de massa is opgekomen, dat wat men vergde van haar was een bovenmenschelijk iets, het kennen van minstens een twintig vakken gelijk. En tot dank van dit alles het nog steeds herhaald wordend praatje: de vrouw is dom : vooorbostemd tot huiswerkster kan haar blik zich niet uitstrekken tot de algemeene zaken. Van dag tot dag lekt echter uit, dat die stupiditeit niet schuilt in het soort arbeid, maar in do conditie, waaronder hij wordt verricht. De vrouw, die glazen zeemt, te geesteloos om mede zich te mengen in 's lands zaken — de glazenwasscher kiezer; de vrouw, die strijdt haar leven lang tegen stof en vuil. maatschappelijke nulliteit — hij die hanteert de stofmachine, staathuishoud- kundige. Heel de historie in dpze expressie van den Heer v. D . : de vrouw dienaresse der kinderen — tot op heden ook nog van den man. In het „dienaresse* onwederspreek- baar : inferieure". Dit hebben niet de Feministen gemaakt van de huisvrouw, maar dus heeft haar steeds beschouwd de man en hij heeft ook haar behandeld als zoodanig:

nog erger, zij zelve is zich op den duur gaan gevoelen minderwaardige, verrichtster van on-economisch gebeuzel.

De huismoeder uit den kleinen burgerstand geeft haar maag het minimum voedsel, dat de mensch behoeft om te leven;

om de vijf, tien of twintig jaar koopt zij zich een nieuwe japon; dat alles, niet uit pure liefde, zoo als wil de Heer v. D., edoch omdat zij gevoelt diep in haar innerlijk-

FEUILLETON.

j^uinlïoopen.

Naar 't Duituch van Isabclle Kamer.

Vervolg en Slot.

„Een van do dienstmeisjes is uit die buurt" zei do kamenier.

„Zij moet met mij meegaan".

En beiden gingen op weg, naar do aangeduide plaats.

Toen ze aan de bewuste straat kwamen, werd hun door een brigadier do weg versperd; de straat was niet toogankelijk. Soldaten- stonden op wacht.

Mijnheer de Breville nociido zijn naam en vertelde, dat zijn vrouw spoorloos verdwenen was; bij vermoedde, dat zij gister hierheen was gegaan.

Men liet hen voorbij.

Verbleekend stond do dienstbode stil voor eon huis. waarvan alleen nog een muur stond.

„Dit was No. 19, mijnheer!"

De Breville tui me de tcr.ig ! Hier onder dit puin bedolven. Neen

— zij moest zich verg ssen.

innerhjkst, dank een eeuwenoude leering, dat zij is Iast- post op 's mans budget, onderhoudene — misschien af en toe ook wel wijl zij zLh bewust is, niet te zijn berekend voor haar taak, n e t te kennen, goed te kennen heur vak.

De medaille van bediening om niet, heeft echter haar keerzijde. Een door elk beoefend vak, wordt gewoonlijk door niemand gekend. Milliarden menschen in een bedrijf brengt noodwendig dat bodrijf in miscrediet. In niemands brein zal het dan ook opkomen van alle mannen te maken schoen- of wel kleedermaker; toch is laarzen of jassen fabriceeren niet alleen nuttig, maar ook noodzakelijk voor elk gezin. Van een man verwacht men evenwel niet dat hij het kent — tenzij als broodgevend bedrijf —, van een vrouw wel. Dit idee zöö bij de massa vastgeroest dat zelfs de Heer v. D. voorstelt als afschrikwekkend het maken van andermans — bedoeld wordt andervrouws — japonnen.

Dat moet doen iedere vrouw voor zich. Maakt de heer v. D. zijn jassen, broeken, vosten ? Ook daarop toch be- derven menschen „Juin oogeu en gezondheid". Zoo iets komt natuurlijk niet bij hem op. Dit dan ook de differentie tusschen zijn gedachtengang en dien der Feministen. Hij wil niet zien, dat elke vrouw voor zich daarstelt een individualiteit; zij doen dat wel en waar de practijk wijst op duizenden vrouwen, die koken zoo slecht mogelijk, was- schon en plassen zoo onhandig maar doenlijk, van met kinderen omgaan niet hebben ook maar het minste besef, daar zeggen zij in totale contradictie met den Heer v. D.:

die vrouwen bekleeden een voor haar niet geschikt emplooi.

Dat is geen laag neerkijken op het huishoudvak als zoo- danig, integendeel het is dit verheften. Meent de Heer v. D. heusch, dat door het afschaffen van het examen, door het maar ieder advocaat laten worden op eigen houtje, het juristen-vak zou worden geëleveerd ? „De vrouw"

evenmin als „de man" stelt daar eon éénhoofdig, tweehandig collectief, maar eon geheel van millioenen hersenen, van veelzijdige beweegkracht. Maar altijd door heeft men haar willen vormen naar één model, gevolg daarvan heel wat misdruk, huisvrouwen die alles zijn behalve huishoudsters.

Het dogma, dat elke vrouw dit is omdat zij is vrouw, heeft een massa onverteerbaar voedsel gebracht in 's menschen maag, tamelijk wat kinderen weggevaagd van deze aarde.

Hij vroeg aan een der omstanders: „Is dit „Vittino Marini"

geweest en woonden hier arme menschenV"

„Het was 't atelier vaii Guiliano Marinis, de bekende Italiaanscho schilder.

„Er ging geen dag voorbij, zonder dat hij bezoek kreeg van vreemdelingen. Men vreest, dat hij met al zijn schilderstukken onder deze puinhoopen begraven ligt."

De Brevillo verbleekte, 't was hem te moede, als bad men hem in 't openbaar eon zwaro beloediging aangedaan.

Toen hij zich verwijderen wilde, deelde de commandant van don troep hem modo, dat men voortging mot do opruiming on dat men hem zou waarschuwen, indien men zijn vrouw op bot spoor was.

Weiktuigolijk stamelde de Brevillo een groet on keerde huiswaarts, in stilte hopend doch zijn vrouw was er niet.

De maebtelooze woede, die thans zijn hart bezielde, vernietigde het vertrouwen, dat door een jarenlange veroeniging was ontstaan.

Do bittere angel des twiji'els versomberde een zonnig verleden en het. reino beeld der geliefde vrouw word besmoezeld. Overal vond hij bewijzen voor zijn achterdocht.

Haar geloof — huichelarij ; hare weldadigheid diende als beman- teling van haar zonden; dat gezicht als van een heilige, was een masker, waarachter do leugen zich vorborg. De argwaan maakte zich meester van zijn ziel.

(4)

68 J ü V O L U T l E . Toch lieeten lasteraars de Feministen, die daarop de aan-

dacht durfden vestigen.

Ook den nieuwen tijd de schuld, dat het werk der dienstbode is gekomen in miscrediet. Maar wanneer dan toch maakte zij furore? Dat zij, de dienstbode, verbleef of verblijft in de huiskamer, de Heer v. D. beschrijft het als exceptie, niet alleen nu, maar ook in het verleden.

Zeker niet lager dan haar voorgangsters staat de dienst- bode van het heden en zoo ooit zij werd gewaardeerd, dan toch wel tegenwoordig.

De Hoer v. Drooge wil behoud van het gezin; wie wil het niet? Het verschil ligt alleen daarin, dat hij en velen met hem, vermeenen, dat beëindigd is deszelfs evolutie, het is geworden stabiel, terwijl anderen gelooven in zijn altijddurend evolueeren. De eene kant verwart minnen met huishouden, baren met opvoeden; de andere zegt: een meisje kan intens lief-hebben dezen of dien man, maar dit brengt haar niet aan de kunst van koken, was- schen, kleeren-maken; de vrouw kan een kind ter wereld brengen, maar daarmede gewordt haar niet de gave het te verschaffen wat het behoeft. Man, vrouw en kinderen vormen, zullen wel blijven vormen het gezin, edoch voor het geluk van hetzelve volstrekt niet noodzakelijk, dat juist zij bereidt het voedsel, zij maakt de bedden, in één woord, zij is de dienares. Elk mensch, groot en klein, moet hebben goed voedsel, genoegzame dekking, zindelijke kleeding, reine, smaakvolle omgeving, edoch nergens staat geschreven, dat slechts één en geen ander dit kan bezor- gen. Daarom dan ook elke inmenging, elke dwang in dezen van Staat en Gemeente uit den booze.

Heel het artikel van den Heer v. D. geeft den indruk, dat de Feministen zijn een groep slordige wezens, zich verzettende tegen het huishoudwerk omdat zij er niets van kennen. Voor „uitmuntende huishoudsters . . . . juist omdat ze het goed doen, (is) hun werk volstrekt geen drukkende last . . . . noch een weerzinwekkende taak."

Ook hier wagen wij het weder met de Heer v. D. in meening te verschillen. Juist toch immers zij die houden van comfort, van werkelijke zindelijkheid, komen in op- stand tegen onze manier van huishouden, die niet meer past in het kader van onzen tijd, op lange na niet voldoet aan de eischen van het heden. Dat wordt

Hij was geheel verpletterd, de tegenstrijdigste gevoelens hadden zich van hem meester gemaakt. De gedachte, dat hij elk oogenblik bericht zou krijgen, deed hem beven. Hij verlangde haar, dood of levend, weer te zien — en toch rilde hij bij de gedachte, dan eenige zekerheid te hebben.

Zijn vrouw! Zijn reine Elisabetu! — Juist op 't oogenblik, dat hij haar met zijn verachting overlaadde, fluisterde een innerlijke s t e m :

„mensch, zonder geloof en trouw!" En toen hij zijn vuisten kramp- achtig balde, als gereed tot het nemen van een gloeiende wraak, streek een onzichtbare hand over de gespannen spieren en dwong hem, zijn oogen naar de heldere sterren op te slaan, die wij in haarreinen schitterglans bewonderen, zonder haar te begrijpen, en die van den hemel verdwijnen, zonder dat wij begrijpen waarom.

In den loop van den dag kwam een politieagent en zei: „Mijnheer wees sterk, wij gelooven, dat wij uw vrouw gevonden hebben. Gaat u maar mee, wij hebben het bevel gegeven, dat men haar niet mocht aanraken, voordat gij er bij zoudt zijn."

En beiden gingen.

Gloedvol daalde in 't Oosten de zon, als legde zij zich ter ruste op 't zachte bed der deinende zee . . alsof zij wist, dat zij morgen in volle pracht weer zou herrijzen.

Voor het atelier van Marino stond de Breville als vastgenageld.

De agent zei: „Hier zijn geen offers gevallen, het atelier was leeg toen de aardbeviug plaats had."

gevoeld allerwege door Feministen en niet-Feministen.

Huishouden is een kunst, een groote kunst, der menschheid noodzakelijker dan eenige andere; zij waait echter niet aan de jeugdige bruid bij den gang naar het stadhuis. Niet ieder ook is zij te leeren. Toch is slechts ondank der huishoudsters loon, wordt zij noch gesalarieerd, noch gehonoreerd. Wie hoorde ooic van een ridderorde voor huishouden ? Zoolang het niet wordt een vak, waarvoor noodig onderricht en studie, zal het blijven onbetaald, ongewaardeerd werk; zoolang elke dochter het leert van haar moeder, zoolang men uitgaat van het standpunt, dat elk meisje het moet leeren, zullen wij overstroomd blijven met brekebeenen en krukken, waaraan zich zullen ergeren de Feministen, die — zoo de Heer v. D. het niet weet, zij het hem hier gezegd — volstrekt niet laag neerkijken op eenigen arbeid, meestal zich ook niet ontzien hem te verrichten, maar zich verzetten met kracht en macht tegen het brutaal accapareeren van de werkkracht der huishoud"

ster om niet. Onze leuze: zij worde betaald als elk ander, die werkt!

jj2aa[ii propaganda !

Wij beleven op het oogenblik ia ons land een tijd, waarvan ten opzichte van vrouwenkiesrecht gezegd kan worden: „men moet het ijzer smeden als het heet is."

De v r a a g : „ W a t kunnen, wat moeten de vrouwen thans doen om haar kiesrecht te verkrijgen ?" moet ons bezig houden, tot zij overbo- dig is geworden door de invoering van het kiesrecht. Ongeloovige blikken zien wij reeds op ons gericht bij het opnieuw aanroeren dezer iiuaestie; schouderophalend zien wij velen onzer geestverwanten ons aanstaren, die in de meening verkeeren, dat er op het oogenblik niet veel te doen valt, omdat wij nu do vierjarige periode slechts hebben af te wachten. Tegen deze meening op te komen is de bedoeling van dit artikel.

Al zijn nu de verkiezingen achter den rug, al zal het ministerie — wier samenstelling wij nog altijd niet kennen — slechts kunnen wezen een „cabinet d'affaires", al kan de Tweede Kamer, bijna op het doode punt staande — misschien na de twee verkiezingen in Zutphen en den Helder het doode punt nog dichter naderende — en in ieder geval door de rechtsche Eerste Kamer geremd wordende, niets anders ter hand nemen, dan wat tot het gebied der neutrale zone behoort, toch is het o. i. tijd, dat de vrouwen hard aan het werk gegaan.

Niet door op het oogenblik [zich te wenden tot de regeeringsli- chainen, maar door krachtig do propaganda ter hand te nemen. Per-

Zij gingen door den gang van het verwoeste huis. Hij liep uit op een vochtige plaats, waar gister nog een armzalig huisje stond,

De aarde had het geheel verzwolgen, slechts het vermolmde dak stak er nog boven uit. Bij h e t opruimen had men het voorzichtig opgeheven en men had een vrij overzicht op dit armoedig huiselijk tafereel. -.

Deze menschen waren, getroffen door de neerstortende balken, een plotselingen dood gestorven.

„Kijk, mijnheer, is dat mevrouw de Breville?"

Hij keek . . zijn blik bleef' als vastgekluisterd rusten op de puin- hoopen . . W a t zag hij . . .'? Hij dacht te zullen bezwijken . . .

De dooden openbaarden hem het Jeven.

Onder deze puinhoopen lag zijn geluk . . .

Op een matras lag een bleeke kraamvrouw met ingezonken oogen.

Vier kinderen, waarvan een met een gebarsten schedel, terwijl een ander juist in een stuk brood hapte, lagen op den grond uitgestrekt, aan de voeten van een vrouw met verbrijzelde ledematen.

Haar gezicht, 't gezicht eener heilige, was ongedeerd en zij boog zich als zinnebeeld der barmhartigheid over de zuigeling, die zij in haar armen hield, en die met volle teugen aan de half ontbloote borst het nieuwe leven indronk . . ,

De Echo. Ned.-Indië.

\

(5)

E V O L U T I E .

6 9

soonlijk hebben wij nooit veel gevoeld voor Grondwetsherziening als middel om te komen tot vrouwenkiesrecht. Om twee redenen : ten eerste, omdat het — waar een wil is, is altijd een weg — geen strikte noodzakelijkheid was, maar bij goeden wil aan de Grondwet wel zoo- danige interpretatie kon worden gegeven, dat het kiesrecht der vrouw mogelijk werd gemaakt en ten tweede: omdat Grondwetswijziging volstrekt niet per se in zich hoeft te besluiten een wijziging in een bepaalde richting. Even goed kan het gebéuren, dat d:iarbij een aeh- terwaartsche beweging wordt gemaakt in plaats van een voorwaart- s c h e ; de mijn springt zoo dikwijls verkeerd. De deur, gesloten door het woord „mannelijke" ingezetenen, wat kan worden vertolkt als kloeke, heldhaftige, mede hun aandeel in plichten en lasten dragende ingezetenen, tot welke categorie ook behooren velo vrouwen, kan worden gegrendeld door het woord „mannen", nooit of te nimmer vau toepas- sing op vrouwen; daarom konden wij alleen dan meegaan met den eisch van Grondwetswijziging, indien uitdrukkelijk daaraan werd toe- gevoegd, dat zij het recht der vrouw zou waarborgen.

't W a s dan ook een der leden van onze redactie, die, op de jaar- vergadering van Pee. 1902, te A'dam gehouden, toen bekend was geworden, dat verschillende Kamergroepen een voorstel van dien aard bij de Kamer zouden indienen, in de Ver. voor Vrouwenkiesrecht voorstelde het Ned. Com. voor Alg. Kleur, aan den pols te voelen, om te weten of dat Comité zelf het wel zoo meende met de vrouw, als het in de Statuten was gezegd. Verzocht werd, dat het Comité zich van te voren zou uitspreken, dat geen voorstel zijn (d. i. des Comité's) goedkeuring zou erlangen, wanneer daarbij ook niet het vrouwenkies- rocht werd gewaarborgd.

Men herinnert zich, dat dit voorstel op de Comité-vergadering niet eins mocht behandeld worden, doch door middel van een motie van orde, ingediend door de S. D. A. P. van de agenda werd afgevoeid.

W e l was de afgevaardigde van de S. D. A. I'., overtuigd, dat het door zijn partij-genooten-Kamerleden in te dienen ontwerp de vrouwen hoogstens wat zou beloven, zeker niets zou waarborgen: dus wilde hij aan de eene zijde het Comité niet binden, noch aan den anderen kant zijn partij-Kamer-fractie niet van te voren al een démenti laten geven, 't Beste was d u s : geen besprekingen te openen, geen beschouwingen te houden, maar . . het zaakje in den doofpot te stoppen inet een motie van orde. De tijd leerde, dat er zelfs van belofte geen sprake was, tenzij men een opdracht aan den latercn wetgever, hem overlatende wie hij dacht te moeten uitsluiten, als een belofte zou willen beschouwen.

Wij herinneren nog eens aan deze historie, opdat de vrouwen zelven den toestand leeren overzien en niet te veel afgaan op om- schrijvingen in de programma's der politieke partijen of op platonische liefdes-betuigingen voor vrouwenkiesrecht, door enkele der nu gekozenen in den verkiezingstijd geuit, w a n t ook hier was de daad in lijnrechten strijd met het program der S. D. A. I'. en merkwaardig was het te zien en te hooren, hoe eensgezind alle aanwezigen van meening waren — behalve de vrouwen en de afgevaardigde van Rotterdam — dat de tijd om zich uit te spreken nog niet gekomen was ; dat men pas over de vrouw behoefde te gaan praten, als de Grondwetswijziging achter den rug was, dus . . . als misschien de deur in vaster slot gegooid was dan heden en gegrendeld bovendien.

W a t de vrouwen dan te doen hebben? Eigen leger te vergrooten en in allo kringen, van welke politieke richting ook, altijd maar weer het goed recht van haar mede-zeggingschap te bepleiten. Vooral eigen leger te vergrooten; om klaar te staan, wanneer het oogenblik daar is, dat de Eegeering de quaestie zal ter sprake brengen. Naar mensche- lijke berekening ligt thans voor ons een tijdperk van driejaar, waarvan iedere maand, iedere week, iedere dag gewijd moet zijn aan de propaganda.

Zooals nu de Tweede Kamer is samengesteld, telt zij meer aan- hangers van Grondwetswijziging — die volgens de opvatting der regeerenden zelven noodig is — dau ooit. De coalitie tusschen Liberalen en Vrijz. Democraten, vooral de daarbij afgelegde beloften, dwingen deze belde groepen dit vraagstuk ter tafel te brengen. Onwaarschijn- lijk is het dus niet, dat aan het einde van deze vierjarige periode een voorstel dienaangaande van regeeringxicege wordt ingediend. Hoe dat voorstel er uit zal zien ten opzichte van vrouwenkiesrecht'? Dat nu zal juist voor een goed deel van de vrouwen zelven afhangen.

Zeker, wij behooreri niet tot hen, die een rechtsquaestie willen vervormen tot een machtsquaestie; wij laken het zelfs in onze Volks- vertegenwoordigers en Candidaat-Kamerleden, dat zij hun eigen gebrek aan rechtvaardigheidsgevoel trachten weg te moffelen achter het groot aantal onverschillige vrouwen, of dat zij dit rechtvaardigheidsgevoel offeren op het altaar van den koning-kiezer, die — naar zij veronder-

stellen — van vrouwenkiesrecht niet gediend is. Maar al vinden wij het billijk, dat recht bepleit woido voor de vrouw, al wil zij bet zelve niet eens, zoo goed als voor den man, die het niet wil —, want bij goeden wil van de zijde der mannen zou bij de uiterste toepassing der wet-van Houten het aantal niet-kiezers zeer gering zijn — het feit ligt er nu eenmaal toe, dat — om welke redenen dan ook — de geringe belangstelling der vrouw wordt gebezigd als argument, als wapen om tegen haar te koeren.

Wat nu natuurlijker dan dit argument van onwaarde, dat wapen onbruikbaar to m a k e n ? Zes weken restten ons nog maar, eer weder een betooging zal worden gehouden door bet Ned. Com. voor Alg.

Kiem: De Ver. voor Vrouwenkiesrecht is daarbij aangesloten. Haar leden, die niet alleen voorstanders zijn van vrouwenkiesrecht, doch ook van alg. kiesrecht, dienen in grooten getale daarheen op te trekken, om door haar daarzijn te getuigen, dat liet haar ernst is met haar streven. Natuurlijk zouden wij niet vergen, dat zij, die principieel tegen alg. kiesrecht gekant zijn. mede optrokken naar Rotterdam, Amsterdam of Utrecht ('t is nog niet bekend, waar de betooging zal worden gehouden) dat ware: een eisch tot principe-verloochening:

maar wij achten het do plicht van ieder, die vrijelijk kan betoogen voor alg. kiesr., den eisch der vrouwen kracht bij te zetten, door ook openlijk voor het kiesrecht der vrouw te getuigen. Mede-doen aan de meeting, vooral mede-gaan in den optocht, zegt reeds van zelf: „wij ei.-chen algemeen kiesrecht", maar wijl in de oogen der massa, in het biein der buitenstaanders en h e l a a s ! ook nog maar al te vaak in de I opvatting van een deel der meetinggangers zelf, „algemeen" zich be-

perkt tot de mannetjes-monschen, rust op de vrouwen de plicht hun dat anders aan het verstand te brengen, door ook nog aan to geven, dat vrouwenkiesrecht haar eisch is.

De campagne tijdens de verkiezingen, in Amsterdam door de leden dor Ver. v. Vrouwenkiesrecht begonnen en in andere plaatsen van ons land nagevolgd en gewijzigd, heeft veel sympathie gewekt, meer nog bij de kiezers dan bij de camiidaten, die — blijk gevende niet altijd den polsslag van het volk goed te hebben opgenomen — soms uit principe, soms uit vrees de kiezers tegen zich in het harnas te jagen, öf flauwtjes zich tegen öf lauwtjes zich voor vrouwenkiesrecht verklaarden, Als wij bedenken hoe heftig applaus Mevr. Drucker ten deel viel, toen zij een lans brak voor vrouwenkiesrecht in de vergadering in Parkzicht, waarbij zij den camlidaat, den Heer van Deventer tot een verklaring noopte, hoeveel minder geestdrift het antwoord van dien candidaat wekte, toen hij mededeelde, dat zijn vurige liefde voor vrouwenkiesrecht uit zijn studententijd sterk bekoeld w a s ; als wij ons herinnei en, hoe de Heer Eland, die Mevr. Haver niets wilde beloren omtrent vrouwenkiesiecht, evenmin als hij anderen vrageis iets had willen beloven, de vergadering koud liet, terwijl Pi of' v. Hamel, die den candidaat-Eland aanbeval, zijn teleurstelling over dat negatieve antwoord te kennen gaf en door zijn warm pleidooi voor het kiesrecht der vrouw de vergadering in enthousiasme bracht, dan zouden wij wel telkens willen uitroepen: „Vrouwen ziet en hoort de teekenen des tijds en smeedt het ijzer nu het heet is !"

Het lint, door de leden van het Comité van actie in Amsterdam en ook elders gedragen, deed wonderen. Gedragen, niet alleen op de veigaderingen, maar ook bij het uil reiken der manifesten op straat, lazen duizenden en duizenden het daarop geschilderde woord : „Vrou- wenkiesiecht". Velen herhaalden bet hardop, keurden goed of keurden af, maar . . . dachten over de zaak. Die leuze, liefst in uniforme ge- daante — dus als het bekende witte lint — moot door duizenden vrouwen worden gedragen op de September-betooging. Als de afdeclings-besturen de leden opwekken daarheen te gaan en nog tijdig een zeker aantal linten aan hot Hoofdbestuur tegen den kostenden prijs (die niet zoo hoog kan zijn) aanvragen, twijfelen wij niet of het Hoofdbestuur zal wel de intermediair willen wezen tusschen afdeelingen en vervaardiger.

Aangezien er niets anders op staat dan het woord: „Vrouwen- kiesrecht" en iedereen dus gerust zich daannee tooien kan, omdat het beteekent: zich verklaren voor een zaak en niet het dragen van een vereenigings-devies of -insigne, zouden even goed personen, die — om welke redenen dan ook — geen lid van de Vereeniging roor Vrouwen- kiesrecht willen of kunnen worden, zich dit lint kunnen opspelden en zou dus een ondernemende persoonlijkheid op het terrein der be- tooging zelve, met een gering winstje ze verkoopende, ze allicht aan den man —• of hier heter ann de vrouw — kunnen brengen.

Optrekken naar de betooging, openlijk het devies dragen is de eerste stap, die nu te doen valt. „Men" raakt dan gewoon aan het woord: de vrouwen verrichten dan in- en uitwendige zending tegelijk.

(6)

70 E V O L U T I E

Doch op hot gewoon raken aan hot woord, moet volgen de urgentie- verklaring der xaxk. Daartoe moeten door propaganda-commissies, die iedere afdeeling dient te vormen, veel leden worden gewonnen ; voorts moeten tal van vergaderingen worden belegil om telkens weer te wijzen op de bestaande onbillijkheden, gevolg van de onmondighoid der vrouwen. Men vergete daarbij vooral niet, dat invloed moet gezocht worden in alle kringen; dat de vrouwen — waaronder rechtschen zoo goed als linkschon en uiterst-linkschen — allen eigen geestverwanten tot d e i strijd voor haar recht moeten zien te winnen, want nooit zal de vrouw uit de hand van één enkele partij haar kieabüjet ontvangen; verschillende politieke richtingen zullen, op dit punt samengaande, de onmondighoid van do grootste helft der natie dienen op te heffen.

De vrouwen hebben wel te bedenken: zonder strijd wordt geen enkele zege behaald; dat zij zich dus aangorden ten strijde en zich niet sehamen, ook niet voor de straat-propaganda, waarbij wij reeds teekenen van goedkeuring van de zijde der mannen ontvingen. Dit laatste slechts voor haar, die bang zijn bij de „Heeren der schepping" in ongenade te vallen.

(Jvninasücfc-ondcijwijs aan meisjes.

De Heer D. v. Duuren, leeraar in de gymnastiek te Gouda, be- pleit in „Het Turnblad" het nut van springoel'eningen voor meisjes:

Zeker een geschikt moment om een pleidooi te houden voor gymnastiek ten bate van da vrouwelijke spes patriae op het oogenblik, dat zij (de gymnastiek) in Nederland hoogtij viert. Nu veler oogen gericht waren op Apeldoorn, de burgemeester aldaar een schoone lofrede hield, en allen die zich aangetrokken gevoelen tot het gebied der lichaams- oefeningen, deelnamen in werkelijkheid of iu den geest aan de 19>' groote, openbare uitvoering van het ÜTed. Qpmnastiékverbond is het goed er op te wijzen, dat, wil de sport in al haar uitingen beant- woorden aan haar zoo hoog geroemd doel: „het nageslacht tot krachtiger, geoefender en ordelievender menschen maken'' het meisje een veel grooter aandeel daaraan moet nemen dan tot dusver. Zeker op vele scholen heeft de gymnastiek burgerrecht verkregen, ook voor het meisje, doch lang niet op alle: en als de school verlaten is, is er voor de overgroote massa — do weinige uitverkorenen niet to rekenen — geen spiake meer van stelselmatige lichaamsoefeningon, met het gevolsr, dat nog waar is — grootendeels althans — de klacht dio veertig jaar geleden geuit werd iu de Vereeniging van Berlijnsche doctoren, deskundigen toch zeker.

Voor de lagere school is gedeeltelijk deze klacht ongegrond, doch wie de verslagen van inrichtingen als „Ons Huis" naleest, wie hoort hoe oneindig groot het aantal pogingen is dat, in Amsterdam, b.v. dë Gymn. Ond. Ver. aanwendt om meisjes, die de lagere school verlaten hebben, nog tot het houden van gymnastischo oefeningen te bewegen, één avondje per week slechts en hoe pover het resultaat is, die zegt met ons: „Nog is waar, vooral voor het volkskind, wat de Heer van Duuren uit het verleden nog eens aan de lezers van „Het Turnblad"

herinnert. Wij nemen hier de klacht van den Berlijnschcii doctor over:

„Algemeene spier- en zenawziekte, bloekzicht, achterlijke groei, onontwikkelde borstvolume, gepaard gaande met borstaan- doening, ruggegraatsverkrommingen enz. zijn algemeen bekende, zeer menigvuldig voorkomende ziektetoestanden, welke tienmaal meer bij meisjes dan bij jongens worden aangetroffen.

De grond dezer toenemende ziekte-verschijnsolen der meisjes ligt niet in haren zwakkeren lichaamsbouw, doch meer in de verwaarloozing van hare physische opvoeding, vooral in den leeftijd 10 - 15 jaar, welke in hoofdzaak de daarvoor aangewezen leeftijd is.

Terwijl de jongens zich vrijer bewegen, loopen, klimmen, springen enz. en hun lichaam door zelf gekozen spelen ont- wikkelen, meestal nog door methodische gymnastiek aangevuld (men vergete hier niet dat we in het jaar 1804 zijn), worden de meisjes uit onwetendheid, verkeerde meening of verouderde begrippen doorgaans deze versterkende middelen onthouden.

De helft i?an den dag brengt het meisje in den regel in meestal overvolle en hygiënisch ondoelmatig 'ingerichte school- lokabm door, waar behalve gebrek aan doelmatige ruimte, ook doorgaans nog schoolbanken worden gevonden die volstrekt niet beantwoorden aan de lichaamsverhoudingen der leerlinge!!

en dus nadeel aan hun lichaamsvorm moeten veroorzaken.

Dan volgt het huiswerk (taal, teekenen, muziek enz.) en het gebrek aan het zoo noodigo tegenwicht tegen deze, de gezondheid in gevaar brengende invloeden. Wij, doktoren kunnen niet genoeg tegen dit gebrek protesteeren; er moet in dat stelsel van opvoeding verbetering gebracht worden.

Wij erkennen naast andere lichaamsoefeningen (zwemmen, schaatsenrijden, 't vrije spel enz.) in de methodische meisjes- gymnastiek het hoofdmiddel tot verbetering.

De gymnastiek sterkt het spierstelsel, verbetert do lichaains- bouding en noodzaakt tot diepere ademhaling, geeft aan >

lichaamshouding en beweging vastheid en bevalligheid en be- j vordert de normale, krachtige, harmonische ontwikkeling van het lichaam.

Door de ontwikkeling dor beweegzenuwen, wordt aan de gevoelszenuwen een behoorlijk tegenwicht gegeven.

Daardoor ontwikkelt ook de zedelijke kracht en tegelijk het weerstandsvermogen tegen Stoffelijke en geestelijke invloeden, die zich later in het leven der vrouw zoo licht op nadeelige wijze kunnen doen golden.

De fijnere lichaamsbouw, bet lichtere bcenderenstelsel, noch het zwakkere spierstelsel van het vrouwelijk geslacht verbieden in ge.-n geval hot beoefenen der gymnastiek.

Het spreekt vanzelf, dat het gymnastickonclen-icht, over- eenkomstig leeftijd, krachtsontwikkeling en lichaamsbouw ge- geven en aan de kraclitsóntwikkeling, den leeftijd en het begrips- vermogen aangepast moeten worden.

De onderwijzcr(es) moet trachten, door een va^t doel en een vaste richting aan het gymnastiekonderwijs te geven en vooral door afwisseling te brengen in de cel'eningsstof, lust en vroolijkheid op te wekken, den onbepaalden zin der meisjes te wijzigen en hen van 't goede der zaak te overtuigen.

Aangenaino bewegingen, Hink en in goede houding uitge- voerd. zullen steeds op den voorgrond treden. Ziekelijk" meisjes en zij welke lijden aan afwijkingen der wervelkolom, veel voor- koinondo slechte hoofd- en schouderhouding, behooren in een inrichting voor heilgymnastiek en niet bij 't gymnastiekonderwijs voor gezonden'. Wij hebben van het naar deze grondslagen uitgevoerd gymnastiekonderwijs voor meisjes, de allergunstigste resultaten waargenomen.

Bleeke, ziekelijke, onbeholpen wezens met slechte houding, werden in friesche, krach' ige, behendige rechtopgaanden ver- andord on onze algemeene ervaring heeft ons geleerd, dat een vroegtijdig d. w. z. met het achtste levensjaar begonnen en consequent voortgezet gymnastiekonderwijs, een later scheef- worden of afwijkingen der wervelkolom, zelfs hij gevallen, waar, door overerving, voorbeschikking bestond, bijna zonder uitzondering werden voorkomen."

Zou deze aangelegenheid ook niet eens een onderwerp dienen uit to maken voor „Studies iu Volkskracht" ? Ons dunkt, dat vooral het meisje uit de volksklasse „ife. volkskracht?' in haar school draagt, en waar zij de lagere school veelal verlaat op 18 jarigen leeftijd, wordt dus reeds van de 5 jaar, door de Berlijnsche deskundigen als den aan- gewezen tijd bechouwd, 2 jaar en niet de minst belangrijke 2 jaar onttrokken aan de oefeningen, voor haar zelve en meer nog voor het volgende geslacht zoo noodig.

J i a i | de Ct(ascnfo66c.

(Schetsje)

Zo had er al zes, en de zevende was op k o m s t ; eiken dag kon ze het verwachten. Ze zag er dozen keer nog al tegen op, want in den laatsten tijd waren door ziekte van haar man du inkomsten geringer geworden. Bij de vorige zes kon ze tenminste nog eenigo hulp inroepen en betalen en nu ? Gelukkig is haar man weer aan 't weik, maar do moeielijke tijd was pas voorbij. Moeizaam zet ze de zwaro houten waschtobbe, gevuld met linnengoed, op een ouden rugloozen stoel; heft ze den grooten ketel met kokend water boven het vuur en stort zo den inhoud uit in de waschtobbe.

Nog eenmaal in alle hoekjes, kastjes en onder do bedstede ge- keken, hier en daar nog een stukje vuil goed pakkend en dan voor het waschbord ruimte gemaakt in de waschtobbe . . . . Ja, de groene zeep staat or al bij.

Het is nacht. Alle huisgenooten slapen nog en gelig laait het vlammetje op van do potroleumlatnp . . . . Roef, roef, roef, doen de met striem-hemdje gevulde handen hooren en hoog schuimend spat het warme water wit tegen de roode ontbloote armen.

Roef, roef, roef, roef, luidt het al sterker in hot vertrek en het zwaar-aevulde-lichaam dreunt bij eiken roef-stoot.

Grijs wasemt 't warme water tegen hoofd en wangen. Samen met de inwendige warmte, doet hot druppels vallen in do waschtobbe.

Uren wascht ze voort on vult ze de mand, die naast haar staat, met stijf-uitgewrongen-linnengoed.

* *

De zieke, oud-roestige klok doet zes slagen hooren, terwijl do wijzers zeggen dat 't vier uur is. Verschrikt roept z e : „Al zes uur", en haastig zich van de waschtobbe verwijderend : „Man sta op, 't is al zes u u r ! "

Een lang uitgerekt gesnork antwoordt haar en even daarna maakt haar man zich gereed om naar de fabriek te gaan. Samen drinken ze een „bakkie" en even rust het nu reeds moegewerkte lichaam der vrouw, dan neemt de man afscheid met een innigen kus en zegt :

„Houd je maar goed, vrouwtje en laat Betje als ze uit school komt jo een beetje helpen;" nu nog eens een hand-geven e n : „Ik vlieg vanmiddag in de schaft naar huis,* dan weg.

Langzaam wordt het tijd om de kinderen to wekkon. Allen behalve kleine zus, worden ze door Moe mot do liefste naampjes wakker ge- roepen en zacht goeien-morgen gekust; gauw in de kleeren gestoken ; van boterhammen voorzien en naar school gezonden.

Vóór ze naar school gaat, ziet Betjo haar les nog eens over, en met een vroolijke lach-stom schalt haar blij: Dag Moe!"

„Betje vanmiddag niet op straat blijven spelen, hoor! Dadelijk thuis komen, zal je'?'

„Ja Moe" luidt Betje's autwoord en met één hupsch-sprong vliegt ze de deur uit.

(7)

BV 0 1 TT T1 E. 71

Weer is alles in rust. Gelukkig dat kleine zus nog slaapt, nu heeft ze ten minste nog een uurtje haar handen vrij.

Stoomend roept 't water: „Pof, puf, ik kook!" Gauw ledigt zo een hak met linnengoed in de waschtobbe, vult die opnieuw met kokend water en nu zal ze weer aan 't wassohen gaan, maar een weo-ig gevoel doet baar plots den rand van de tobbe pakken en, bij- tend op de lippen, onderdrukt zo een pijn-geschrecuw.

Ze wascut on roffelt met groote inspanning voort . . . . het sein is gegeven . . . . toch, haar kinderen en ha;ir man moeten deze week schooa linnengoed hebben. Met nieuwen moed dreunt het weer: roef, roef, roef. Hm . . . . even wachten . . . . nog heviger komen pijnen haar overvallen . . . . toch beeft ze het waschgoed zoo graag aan kant.

Zelf stolt ze zich gorust met te mompelen: „Het kan nog wel een dagje duren."

Weer voelt ze pijn. „Zou 't nu toch komon, juist nu ik aan de waschtobbe sta?" zoo praat ze met zich zelf voort.

Roef. roef, roef, voort wascht ze met gloeiend geweld een poosje, totdat oen kinderstemmetje fijntjes roept: „Moe, zus is wakker!" „Och kind blijf nog even in bed, moe moet wasscheu." Maar ongeduldig zusje hangt reeds haar poezelbeentjes over den rand van de beddeplank en dreigt zich uit het bod te doen vallen. Moeder moet dus wel van haar wasch afgaan om de kleine het vallen te beletten.

Vlug trekt ze baar kousjes en schoentjes aan en: „Nou moet zus zoet zijn, want Moe moet wasschen, hier heb je de pop, speel daar maar wat mee."

Het roffelt weer langs 't waschbord.

* *

Pijn op pijn en wee op wee volgen. Nog staat zo krampachtig te wassehen, dan zakt ze in hardon schreeuw voor de waschtobbe neer . . . . na een korten tijd is een nieuwe wereldburger geboren.

De haide val doet buurvrouw naar boven gaan en ziende wat er gebeurd wa-i, roept ze meerdero hulp in. Dadelijk maakt men zich gereed om een geneeskundige er bij te halen.

„Jammer, dat 't juist vandaag komt. juist op waschdag," klagen de buurvrouwen, die de eerste hulp verleenen. Ze zijn vandaag alle- maal met haar wasch doende on ze kunnen er zoo moeilijk af, maar in zoo'n geval laat je alles staan; zelfs je waschtobbe.

Weldra is het nieuwtje door de straat verspreid en staat het water in vele waschtobben te dampen, zonder dat men het roef-geluid hoort.

Daar komt de geneeskundige en de vrouw, die zooeven nog waschte, wordt veipleegd en op bed gebracht.

Een korten tijd ligt ze bewusteloos, doch dra komt het besef terug en vraagt ze naar haar kind, terwijl ze zuchtend wijst naar haar wasch.

„ 0 ! " zegt buurvrouw, bekommer je daar niet om, die blijft wel staan en handig pakt ze 't linnengoed bijeen, legt een grooten doek over de waschtobbe en zegt: „Ik kom je wel een handje helpen, maar eerst moet ik mijn eigen wasch beredderen" en vlug gaat ze naar haar eigen woning.

*

• Twaalf uur . . . . Opgewonden komt vader thuis en vindt zijn gezin verrijkt met een zoon en . . . . moeder tamelijk rustig.

„Een flinke jongen, hè vader?" zegt de moeder met trots. Met aandacht beziet de vader zijn pasgeboren zoon en deelt niet de mce- ning van zijn vrouw, maar zegt eenvoudig om haar gerust te stellen:

„Ja, maar ben jij goed in orde?"

„Dat gaat wel, maar de wasch staat er nog. J e weet wel dat we weinig linnengoed hebben en in den Iaatsten tijd kon ik ook niets bij koonen ; bovendien is er van jou een boezeroen bij, waarmee je de volgende week naar je werk moet gaan."

„Kom, kom vrouwtje, denk nou asjeblieft niet aan de wasch en aan mijn boezeroen, dat loopt allemaal wrel los!"

„Och, jullie mannen, je hebt daarvan geen verstand" en moedeloos zakt ze in de kussens.

Drie dagen achtereen blijft de vrouw in bed en blijft de wasch- tobbo staan, zooals buurvrouw haar gedekt bad en als den volgenden dag de man op z'n werk is en de kinderen naar school zijn, stapt jong moedertje uit bed.

Ze had nu al Maandag gerust, al Dinsdag en Woensdag, 't kou best, 't is nu al de vierde dag en ze voelt zich tamelijk sterk . . . .

Weer staat ze aan de waschtobbe, weder laat het roef-roef-geluid zich hooron.

Een uurtje houdt zo 't uit, maar dan wordt ze zoo benauwd . . . . ze begint te zwceten . . . . hu, hu . . . . nu wordt ze ijskoud . . . . een rilling . . . een gd . . . een val . . . weer ligt ze bij de waschtobbe neer.

Maandag draagt de man een schoone boezeroen en de kinderen rein gewasschen kleertjes, gewasschen door hun eigen lieve moedertje...

die ze nu gaan begraven.

„EltVK."

(De Vrouw.)

ÜJinnen de $ren*en.

In den Gemeenteraad van Zwollo is op nieuw behandeld de quaestie van de onderwijzeres-moeder. Ondanks het rapport der Plaats.

Comm. van Toezicht, waarin was neergelegd de opinie, dat do combi- natie van onderwijzeres en moeder niet wenschelijk werd geacht, maar

dat de weg dien het raadslid Mr. van Royen wenschte te bewandelen om zich van de onderwijzeres-moeder te ontdoen, beschouwd werd als strijdig met de wet, ondanks dit rapport is de motie-vao Royen aan- genomen, met 8 tegen 7 stemmen.

Men zal zich herinneren, (zie het adres der Vrije Vrouwenver.

in ons vorig nummer en dat der Rotterdamsche Vrouwen in Evolutie van 7 Juni jl.) dat de Heer v. Roven wenschte don Raad op te dragon een verordening samen te stellen, welke bepaalde, dut een onderwijze- res bij zwangerschap :al worden omslagen. De Commissie achtte dit in strijd met de wet, doch wenschte een andere bepaling op te nomen in de regeling van de rechtspositie der gemeentelijke onderwijzers en w e l : de bepaling, dat zwangerschap verboden is. Ook hiervoor vreesde men tegenstrijdigheid met de wet of althans niot-goedkeuring van zulk een besluit: daarom wenschte de Commissie bij elk voorkomend geval tot de bewuste persoon een verplichte uitnoodigitig te richten om ont- slag aan te vragen, I terwijl de Heer van Roven zijn voorstel aldus wijzigde, dat bij elk dusdanig t/eval een voorstel tot ontslag in behatf deling zal komen.

Dit voorstel nu is met 8 tegen 7 stemmen aangenomen. Wel gering de meerderheid dus, die deze dwaze wetsinterpretatie steunde, 't Is te hopen, dat aan dit Gemeenteraadsbesluit de goedkeuring van Gedeputeerde Staten worde onthouden. Wij hebben wel eenige kans daarop. Vooreerst zullen de beide vrouwenvereenigingen waarschijnlijk in hooger beroep gaan ; voorts zal ook de steeds sotieve Hond v. Ned.

Ond. niet achterwege blijven en ten derde heelt in de vorige week nog een machtige vereeniging uitspraak gedaan ton voordeele van de onderwijzeres-moeder; wij bedoelen niets meer of minder dan hot Ned.

Ond. Genootschap, dat in zijn 60e jaarvergadering het principe uitsprak, dat huwelijk noch zwangerschap roden mocht zijn tot ongevraagd ont- slag; alleen ongeschiktheid voor den dienst mag wezen de grond, waarop ongevraagd ontslag wordt gegeven

De afdeeling Hellevoetsluis wenschte het Hoofdbestuur op te dragen zich te wenden tot de Regeering met het verzoek een regeling te willen treffen tot hot verleenen van ontslag aan gehuwde onderwijze- ressen in geval van zwangerschap (onder genot van pensioen.)

Zeeuwsch-Vlaanderen, Borger, Oostveen-Compascuum wilden laten vervallen de woorden „in gevat van zwangerschap", dus : alle gehuwde vrouwen or uit. Waarom niet liever alle vrouwen er uit ?

Sappcmeer wilde hot voorstel op nieuw hij de afdeelingen aan- hangig maken : met dit denkbeeld kon Hellevo-tsluis mcdegann. doch bij de rest der vergaderden vond het geen verderen steun, terwijl het Hoofdbestuur, bij monde van den Heer Schook, zich sterk tegen het voorstel Hellevoetsluis verklaarde.

Wij willen hier oven dankbaar erkennen, dat het Hoofdbestuur geheel en al ons standpunt inneemt en plaatsen hier het resumé, dat het Mg. Handelsblad van de rode gaf, en dat ons daaromtrent op de hoogte bracht.

Spr. wijst op het groote gevaar van broodeloosheid, waai aan de vrouw kan worden blootgesteld, indien huwelijk of zwan- gerschap aanleiding zou kunnen geven tot ontslag. De moge- lijkheid toch bestaat, dat do man sterft, alvorens liet kind ge- boren wordt en de viouw zich dus ziet ontroofd van ieder middel van bestaan ; ook moet rekening worden fichoudon met de mogelijkheid, dat een levenloos kind ter wereld wordt ge- bracht en de vrouw dus weder onmiddellijk in staat is, haar taak in de school te hervatten, zonder zich aan eenigen moe- deiplicht te onttrokken. Ook is het gevaar niet denkbeeldig, dat ontslag verleend wordt op schijn-zwangei schap, in den aanvang als inderdaad bestaande geconstateerd, later echter denkbeeldig bevonden.

Men heeft gewezen op den minder gewenschten aanblik in de klasse voor de kinderen. Maar is die aanblik in het huis- gezin voor de kinderen niet precies zoo V

Kort geleden werd een onderwijzer aangetast door lupus en was diens gezicht in één woord afschuwwekkend. Door fcus- schenkomst van het II. B. werd die onderwijzer in de. klasse gehandhaafd, omdat bij juist tor wille van zijn genezing zijn financieele middelen dringend van noode had. Is dit geval niet gelijk te stellen met dat der zwangere onderwijzeres V

Op de laatste vraag zijn wij geneigd te antwoorden: „Neen, do heide gevallen zijn niet gelijk." Ook wij wen«ohen den lupuslijder genezing toe en dus . . . de middelen om die genezing te kunnen be- kostigen, maar zouden gaarne dit willen zien gebeuren zonder dat de kinderen gedoemd waren, geruimon tijd iets „afschuwwekkende" voor zich te zien. De gevallen zijn daarom niet gelijk, omdat een zwangere vrouw niet „afschuwwekkend" is. Heel terecht heeft bij de jongste discussió'n in den Zwolschen Gemeenteraad de lieer Zijlstra gezegd:

„Men hoeft gesproken over de onzedelijkheid, die de verschijning dei- zwangere onderwijzeres opwekt. Dat is overdreven. Ten oeisto kan voor behoorlijke vervanging gezorgd worden, ten tweede diende men, om consequent te zijn, alle zwangere vrouwen een tijd lang uit de samenleving te verwijderen." Wij gaan nog verder ; wij noemen der- golijken piaat niet overdreven, maar beweren, dat dit zoogenaamde bezwaar een bewijs is voor de onzedelijkheid van den mensen, die veronderstelt, dat het zien eener zwangere vrouw onzedelijkheid wekt en dat nog wel bij kinderen, maar ook een bewijs voor de leugen- achtigheid van hen, die zeggen hot moederschap hoog te achten, doch de aanstaande moeder een onzedelijke verschijning vinden. Wat voor ons altijd een der machtigste redenen is om de gehuwde, de zwangere vrouw en de moeder te handhaven in den arbeid, is het hooghouden der persoonlijke vrijheid. Aan den volwassene — man of vrouw — blijve het recht te bepalen, zooveel doenlijk althans, hoe hij (zij) eigen leven wil inrichten. Niet aan anderen ongevraagd voor voogd te spelen. Dit

(8)

E V O L U T I E .

argument schijnt door d n Hoer Schoolt niet te zijn genoemd, of wel het Aln. Handelsblad heeft dit punt niet gereleveerd.

Telkens werd de rede door applaus onderbroken en toen het voor- stel Hellevoetsluis gevallen was. ging er zelfs een daverend applaus op. Dat geeft ons moed om te hopen, dat de sympathie voor het recht der vrouw op eigen broodwinning bij het Ar. O. d. een krachtigen steun zal vinden en Zwolle's Gemeenteraad ook met dit lichaam zal te doen krijgen.

Wij ontvingen het 33e .laarverslag der Vereeniging Tessolschade.

De Vereeniging verheugt zich in toenemenden bloei en waardeering, zelfs van over de grenzen: toch was het afgeloopen jaar niet rijk aan belangrijke feiten, zegt het. rapport. Het ledental vermeerderde met 89.

Aan opleiding voor verschillende vakkeu werd besteed f7755,— n.1.

door de Fondskas f 2460,— en door de Afdeelingen en Correipondent- schappen gezamenlijk f 5295. Van de 83 jeugdige vrouwen en meisjes, die van dit bedrag gesteund werden, werd voor 12 de geheele opleiding bekostigd. Als merkwaardigheid meldt het rapport, dat een vroegere papil, die taalacten Midd. Ond. beha ilde, thans een plaats had ver- kregen als tolk aan de arrondissenients-rechtb.ink te Amsterdam; zij is in Nederland de eerste vrouw, die zulk een ambt bekleedt.

Is deze branche van Tessclschade's werk — vooral voor wat be- treft de 12, die ten volle gesteund werden, bevredigend te noemen, nog altijd schudden wij het hoofd, als wij lezen, dat de 408 werksters te zamen aan werkloon ontvingen f 16.500 d. i. gemiddeld per hoofd f 40,50, nog geen gulden per week. Wel moet voor do meesten harer Tesselschade slechts een der klanten zijn, geen krachtigen steun.

Heusch, wij besteden geen schatten aan onze kleeren, maar onze naaister veidient aan ons, particulier klantje, meer. Immers één dag per week een huisuaaister met de kost representeert al + f 100 per jaar. En dau de depóthoudsters! met haar tienen f 2919, waarvan enkelen vast salaris hebben, andere procenten van den verkoop: som- miges slechts vrije woning, vuur en licht. Nog geen f 300 door elkaar gerekend: wat de een toch meer ontvangt dan dir bedrag, moet de andere missen, .en dan als men een depot er op na moet houden, dus altijd disponibel zijn, terwijl men nog voor eigen huur, vuur en licht heeft te zorgen, is de belooni g al zeer luttel.

Belangrijker werk verricht in ons oog dan ook Tesselschade door haar Bemiddel ngs- en Voorlichtingsbureaux, welke uit den aard dei- zaak de meeste aanvingen krijgen in de groote steden. Zoo ontving b.v. Amsterdam 602 aanvragen om betrekkingen, waarvan maar 178 werden geplaatst, de meeslen kinderjuffrouwen, huishoudsteis en ge- Z'dschapsjuffrouwen. 's Gravenhage, Haarlem, Rotterdam en Utrecht plaatsten respectievelijk 93, 68, 51 en 36 sollicitanten, en moesten ook vele andere teleurstellen. Vooral was groot het aantal van hen, die huishoudelijke betrekkingen zochten en geen loffelijke ge'uigsehrif- ten konden overleggen, of van wie verschillende Mevrouwen zeer tegenstrijdige verklaringen gaven. Wel een bewijs voor ons telkens herhaald beweren hoe groot het dillettantisme in huishouden is en hoe slecht daardoor het vak beoefend wordt.

Zoo af en toe wordt de wind, die door Tensrfschade waait, meer en meer democratisch. Of is het niet democratisch, haar voorzitster, Mevr. de Hosch Kemper, in haar openingsrede te hooien zeggen, met liet oog op den strijd des levens, die allen wacht en waarvoor het opgroeiende geslacht gesterkt moet worden : „Het heerlijkste zou zijn, als er i on tijd kwam dat alle onderwijs gratis was en iedere n genoeg kon sparen veor latere of kwade tijden; maar die tijd ligt nog verre en intusschen is er nog heel veel te doen voor , Tesselschade", ten einde iedere (wij cursivecren) vrouw en meisje, die onze hulp inroept, individueel te holpen tot het beroikc i van dit ideaal." '

ledere vrouw en meisje'? "Weggevallen is dus bij Tesselschade de begrenzing tot de beschaafde, onbemiddelde vrouw, dat in de praktijk neerkwam op: de tot gegoeden stai.d behoord hebbende, maar finan- cieel met rampen geslagi nen onder onze zusteren ? Zoo ja, dan roepen wij: Hosanna.' En wij hebben geen oegenblik spijt over de scherpte, waarmede wij indertijd — een tien, twaalftal jaren geleden — Tessel"

Bchade geesehleu over haar eng standpunt. Ja, wij rekenen ons zelfs eenigermate de eer toe, een steentje te hebben bijgedragen tot haar democratiseering.

Ook blijkt de geest van berusting of liever van „prijzen wat de Hoeren (hier de Dames) wijzen" niet meer de afgevaardigden te beheer- schen als vroeger. Althans na behandeling der agenda wordt tegenwoordig gelegenheid gegeven tot „vrije bespreking". Misschien bestond die gelegenheid vroeger ook wel, maar werd er geen gebruik van gemaakt.

Dezen keer werd terecht opgemerkt, dat — zoowel voor opleiding als bij ziekte — soms dezelfde persoon wordt gesteund door verschillende Afdeelingen en Correspondent-chappen; zouder dat deze iets van elkaar afweten. Gevolg hi rvan is — als in de philantropie — dat handigen veeli alen worden geholpen ten koste van anderen, die niet behendig genoeg zijn om ook elders haar nood te klagen.

Dit gevaar zal voortaan worden ondervangen, door dat elke Afdeeling en ieder Correspondentschap de secretares van het Hoofd- bestuur de namen d r gesteunden zal opgeven.

Beter organisatie dus, eenigszins voerende naar de leiding in één h a n i .

liet Nationaal Hurean van Vrouwenarbeid zal als andere j a r e n wegens schoonmaak en vacantie gedurende d'- maand Augiistus ge- vloten zijn. De aanvragen die in de laatste dagen van Juli zijn inge- komen, zullen eerst in September in behandeling kuunen worden genomen, terwijl ook de nog loopende aanvragen pas in September zullen worden afgehandeld.

t(if dci\ '"Vreemde.

In den Amerikaanschen Staat Illinois diende de Senaat den Bill voor Vrouwenkiesrecht in derde lezing in. De kiesrecht-commissie uit het Huis der Afgevaardigden beval het aannemen der wet sterk aan ; zij wenscht de belasting-betalende vrouwen mede-zeggingschap te verschaften in belasting-aangelcgenheden en invloed te verschaffen op het benoemen van stedelijke ambtenaren. Als de Senaat er echter vóór is, moeten de beide huizen nog uitspraak in plenum doen en het kan best zijn, dat dan een ander resultaat wordt bereikt. Zoo ging het ook kort geleden in Californië, waar de Senaat met 24 tegen 11 stemmen zich verklaarde vóór het kiesrecht der vrouw, terwijl in de zitting der beide Kamers dit met 1 stem meerderheid werd verworpen.

In Oklahama werd kort geleden een wet aangenomen, waarbij de vrouwen in de groote steden het kiesrecht voor de School-Boards verkregen.

In Duitschland wint de vak-organisatie meer en meer veld ; met bijna 8000 arbeidsters werd het leger der georganiseerden het vorig jaar versterkt. Tegenover 40.666 in 1903 telde het jaar 1904 er 48.604. Toch is dit nog maar 5.21 % van haar, die in den arbeid zijn en dus konden behooren bij de georganiseerden.

Trots de verscherpte toelntingsbepalinycn studeeren dezen zomer aan de Universiteiten te Heidelberg en 1'reiburg (in Br.) 169 vrouwen, zoo deelt ons de »Frauenbewegung" van 1 Juli mede. 83 harer (49 te H. en 34 te Fr.) zijn ingeschreven, gelijk de mannelijke studenten, voor al de tot haar branche behoorende colleges ; de overige wonen dus slechts enkele colleges bij. Van die 83 studeeren 47 in de medicijnen. Aan vrouwelijke artsen gevoelt men overal behoefte; in eenige steden heeft men reeds vrouwelijke schoolartsen aangesteld, en wel in Breslau en Praag. Wij houden ons overtuigd, dat meerdere zullen volgen ; voor de thans studeerenden een goed vooruitzicht !

Ook in Finland neemt het aantal vrouwen, dat den tempel der wetenschap betreedt, sterk toe. Aan de Universiteit te Helsingfors is het vierde gedeelte der studeerenden, vrouwen. Jammer echter dat voor velen harer het niet meer is dan «betreden van den tempel». Ingewijden worden zij niet, omdat zij niet voltooien; slechts 12* "o promoveerden tot dusver. Ook hier alweder voelden de meesten zich aangetrokken tot de medische wetenschap. D e Ge- meenteraden schijnen een zekere voorliefde te hebben voor de vrouwen als ziekenhuis-arts en armen-dokter.

Bij den Sjen verjaardag van Susan Anthony werden groote portretten van haar vervaardigd. Enkele vereenigingen voor vrou- wenkiesrecht beijverden zich om aan deze portretten en daardoor aan d e dappere kampioene voor vrouwenkiesrecht, groote bekendheid te verschaffen. In eenige steden slaagden zij er in de leerlingen der openbarc scholen te bereiken, door het portret als wandversiering aan te bieden en bij de overreiking daarvan een toespraak te houden om te vertellen wie Susan Anthony is, wat zij gedaan en hoe zij gestreden heeft. Zoo hopen onze Amerikaansche zusters de jeugd te winnen, opdat zij — volwassen mannen en vrouwen geworden — van anderen geest zullen doortrokken zijn dan het huidig levende geslacht.

Aan de Universiteit te Geneve zijn thans twee vrouwelijke pri- vaat-docenten ; reeds voor eenigen tijd was voor Staathuishoudkunde een vrouw als zoodanig benoemd en thans werd Julie Gartier aan- gesteld tot privaat-docente in de Literatuur-geschiedenis. Aan de Hoogeschool te Bern is bij professor Straffer een Russin, Sophie Getzow, eerste assistente in het anatomisch laboratorium.

In de "Revue du Christianisme SOCiaD schrijft dominé Hoffet, stichter van den Elzasser vrouwenbond en predikant aan het Parij- sche diakonessenhuis, de volgende merkwaardige woorden : «God wil de volle ontplooiing van al onze krachten. De vrouw heeft daar- om gelijke aanspraak op erkenning zoowel in de maatschappij als in de kerk. H a r e bijzondere gaven schijnen vóór alles heen te wijzen naar de Liefdadigheid. De oorspronkelijke Kerk heeft haar kracht nuttig weten aan te wenden, de moderne Kerk zal dat evenzoo doen op moderne wijze.«

Dominé Hoffet hoort tot de vrijzinnige predikanten, die in het huwelijksformulier den eisch der gehoorzaamheid aan den Heer Gemaal weglaten.

Volgens het bulletin van het Arbeidsbureau te Washington, telt men in Amerika reeds vrouwelijk personeel onder de conducteurs en wagenbestuurders op de tramwegen in de steden. Onder de 24,038 conducteurs zijn 13 vrouwen, zeker nog een zwak percentage, maar al doende leert men. Van die 13 vrouwelijke conducteurs heeft de staat Ohio er 8.

De vrouwelijke wagenmenners zijn nog maar met haar tweeën.

(Volksdagblad.)

DRUKKERIJ ELSEVIER, VAN OSTADESTRAAT 233, AMSTERDAM.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We wensen de nieuwe Minister van Onderwijs, mevrouw Hilde Crevits, een stevige oprit en een vlot verkeer op haar nieuwe baan. Tegelijk wensen we aan de nieuwe directeur-generaal

Tegelijkertijd bevrijden deze activiteiten de intimiteit die volgens Eckhart en Dōgen al tussen alles aanwezig is maar die de mens meestal niet bespeurt, want in beslag genomen

Zo kan Henk zich er enorm op verheu- gen thuis te komen: zijn verlangen naar Beatrijs is zo sterk aanwezig in zijn beleving dat hij niet anders kan denken dan dat zij hetzelfde

keiijk te wijten aan onvoorzichtigheid of gebreken harerzijds ! Zeker, er zijn jong-gehuwdo vrouwen moedeloos, levenszat, zenuwachtig, droef, daar echter niet voor noodig dat

85 er geen sprake kan zijn dat bij dit Ontwerp in het ,,hij&#34; ook gelezen moet worden „zij&#34; en zoo deze regeling voorzat er ook niet zou staan „echtgenoote&#34;,

de Staat kan ook door indirecten steun (subsidie) het particulier initiatief holpen; vereischte voor goed resultaat daarbij ook: voeding en klee- ding: VI. niet wil het Comité

Niet enkel voor kinderen en jon- geren uit islamitische gezinnen is de stap moeilijk, zegt Tina Schuermans.. „Bij Chiro willen we rekening houden met diver- siteit

mogen van tal van personen voor bijna haar heele leven. Gesteld toch dat een vrouw moeder wordt op haar drie-en-twinstigste jaar en met een tijdsverloop van telkens drie jaar,