• No results found

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'t Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens · dbnl"

Copied!
320
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

bron

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens.

Reinier Beukelman, Hoorn 1728

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie177nieu01_01/colofon.php

© 2012 dbnl

(2)

Voorreden.

Alsoo het Groot Hoornse Mopsje laatst Gedrukt op de Naam van Wylen myn Vader, by na uytverkogt was, ben ik genoodzaakt geweest ’’t zelve t’’uwen dienste wederom te Drukken, en hebbe eenige Liedjes daaruyt gelaten, eensdeels om dat ik deselve noit heb hooren Singen, en ten anderen door de groote opspraak om ’’t selvige my na te Drukken, soo heb ik daar (myn bedunkens) beter voor in de plaats gestelt, niet twyffelende of deselve sullen UL. aangenaam zyn, Vaart wel en Singt met vreugt.

R. Beukelman.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(3)

Bruilofts-Gesang.

Toon: La Lande.

Als ’’er oyt vreugde

Hier op aard’’, ’’t is in de Min, Mits ’’er noyt iets soo verheugde Lichaam, hert, en ziel, en zin, Als de liefde die de Trouw Vast maakt tussen Man en Vrouw, Die gehanthaaft van de deugden, Is de steun van ’’t aardsch gebouw.

2 Want zoo onendig Als de vreugd is van de Min, Zo’’s op aard zijn magt noodwendig, Want ’’t bestaat daar alles in;

Daar is liefde ’’t soetste soet, Daar is liefde ’’t hoogste goet.

Niemand is op aard ellendig, Dan die liefde niet en voet.

3 Ag hoe verheven!

In geluk, vereende twee, Moet voortaan u gantsche leven Zijn in liefde, en heyl’’ge vree,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(4)

Hoe volmaakt is nu u lust?

Hoe veel vreugd is nu uw rust?

Nu uw sorgen zijn verdreven, En uw lyden uytgeblust.

4 Slijt dus de dagen Van uw aangename lent,

Op dat gy moogt vrugten dragen, Die geen bitse twedragt schent;

Want zoo liefde u altijd bindt, En gy steeds de liefde mind, Zult gy eens dat luk sien dagen, Daar gy ’’t eeuwig heyl in vind.

[Kupied leg u wapens neer,]

Toon: Courante la bare.

Kupied leg uw wapens neer,

Myn schoone Son verlaat het tegenstreven, Hy komt sig in uw magt begeven:

Ag! zeid zy, ag! hier baat geen tegenweer’’

Haar tegenstant was slegts onnut,

Zoo dra uw schigt haar strafheyd had gestut, Haar marmer hert wierd straks tot min bewogen

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(5)

Zy riep dus uit:

Ik ben bedrogen Door die kleyne guyt.

2 Heb dank dan kleyne Minnegod!

Voor al de gunst van u aan my bewesen:

Mijn luk is nu op ’’t hoogst geresen, Nu dat myn schoone leeft na uw gebod.

Nu dat de Min haar Ziel gebiet,

Begint myn vreugd, en eyndigt mijn verdriet.

Haar strafheyd, en mijn ramp zijn nu vervlogen Nu is ’’t getraan

Dan by mijn oogen, En mijn rouw gedaan.

Veel Geluk-wensing aan den Bruydegom en Bruyd.

Stem: Al wat men hier.

Geluk, geluk, wy wenschen u te saam,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(6)

Geluk in dese staat seer aangenaam,

Bruyd’’gom geluk, geluk Vrou Bruyd eerbaar, Veel veel geluk, geluk van!!! jaar tot jaar.

2 Geluk op ’’t eerste, tweed’’ en derde bod, Geluk en vreugd zy uwer beyder lot, Geluk als gy gaat trouwen openbaar, Veel veel geluks, geluk, etc.

3 Geluk wanneer gy spant der handen trouw, Tot vaster liefd geluk en geen berouw, Geluk en vrede soet u voeg te gaar, Veel veel geluks, etc.

4 Geluk tot uwe arbeid vroeg en spaat, Geluk en heyl dan als gy rusten gaat, Geluk in al u doen sonder gevaar, Veel veel geluks, etc.

5 Prinse ’’t geluk komt van den Heere goed, Hy heeft geluk die zynen wille doet, Geluk als komt het eerste van dit Paar, En die daar na geluk in ’’t Nieuwe Jaar.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(7)

Bruylofts-Lied.

Stem: Het Vlas dat heeft, &c.

Zyt wellekom Bruydegom en Vrou Bruyt, Welkom geheten overluyd,

Tot deser stee, En u geselschap mee.

2 Gy zijt ’’er gebonden met den Egten Band, Door ’’t geven van u regter-hand,

Neemt waar ’’t Verbond, Gemaakt met uwen mond.

3 Zijt lief u Manhooft aangenaam, In ’’t goede altijd gehoorsaam:

Bemint uw Wijf, gelijk u eygen lyf.

4 De liefde tussen Man en Wijf, Is een belet van veel gekijf,

Volgt ’’t voorschrift na, Van Abram!!! en Sara 5 Geluk in deugdens overvloet,

Geluk u staat vereeren moet, Geluk en vree,

Voor ’’t Jaar eynd’’ een van twee.

[Stroyt de aard met Palme-blomen,]

Stem: Lieve Dogters vol van.

Stroyt de aard met Palme-blomen,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(8)

Ons Bruyd’’gom en Bruyt ydoon, Staan gereet om voort te komen,

’’t Blijkt de waarheyd in der daat, Sulks de Fama riep op straat.

2 Siet sy gaan al na de kerken, Verselschapt na ’’s lands manier, Op dat alle die zijn hier,

Mogten hooren, zien en merken, Dat zy Egten gaan den stand Van des Huw’’lyks vaste bant.

3 Laat nu yders tonge zwygen, Klappers die geen goed en doen, En die spreken ynt vermoen, Want zy trouwen handen rygen, Te bevestigen den stand Van des Huw’’lyks vaste band.

4 Waarom soudet niet wel wesen,

’’t Welk de liefde samen voegt, Daar elk ander wel vernoegt?

Daarom soudet zijn mispresen Dat de Bruydegom uyt min, Stigtelijk zijn Bruyd haald in?

5 Nu wel aan dan gy genooden, Vlijt u elk ter tafel by,

Om te sitten zy aan zy, Ziet hier is gebraan, gezoden,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(9)

Goede kost en goede drank, Neemt het alles aan in dank.

6 En Speelnoods ter beyden zyden, Schikt u om te maken vreugd, Elk verheugd hem in der deugd;

Elk laat sture droefheyd glyden Die ter Bruijloft niet en past, Droefheyd is een onweert gast.

7 Prince Heer u zegen open Doet over dit nieuwe Paar, En die van hem komen naar, Gy al die hier zijt geroepen, Spreekt met my van herten uijt, Geluk Bruyd’’gom en Vrouw Bruyt.

[Schoone Dimphje die hier ziet,]

Stem: Schoone Nimphe.

Schoone Dimphje die hier zijt, Maakt jolijt,

Laat u soete stemmen klinken, Komt en schikt u elk een by, Zy aan zy,

Om te eren en te drinken.

2 Siet ons Bruyd na ’’s Lands manier, Is seer fiet,

Geciert in haar staat verheven, En de Bruydegom nevens haar,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(10)

Is een Paar,

Vrindelijk tot haar begeven.

3 Waarom soud niet elk een vreugd In der deugd,

Vryelyk mogen hanteeren, Heeft niet Christus mee ter stee In Galilee,

Eene Bruyloft gaan vereeren?

4 Daar hy van het water Wijn Maakte fijn,

Willende daar mede leeren:

Dat hy selfs het Huw’’lijk jent, Excellent,

Stigtet en haat het hoereeren.

5 Hy die Adam eerstmaal schiep, Een slaap diep

Op hem sond na Schrifts vermonden, Heeft nu Bruydegom ten loon, Tot en kroon,

U dees Eva toegesonden.

6 Geluk Prinse jonge Paar, Met elkaar,

Vrede wil u God toesenden, Daar toe Olijf-spruyten reen Agter een,

Vrede moet u leven enden.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(11)

[Komt laet ons ’’t Huwelijk prysen,]

Stem: Het aartje van de Wyne.

Komt laet ons ’’t Huwelijk prysen,

’’t Is ja wel prysens waart, Den Egtenstaat eere bewysen Wy die hier zijn vergaart, Wy willen dees lof vermeeren Met sang die lieflijk luyd, Ons jonge paar volks ter eeren, G’’luk Bruydegom en Vrouw Bruyd.

2 Na dat ons God Almagtig Hemel en Aarde schiep, Het Vee, de Eng’’len kragtig, De Vis in de zee diep, Schiep hy na zyne Beelde Adam van Aarde kluyt, En serte hem in weelde, G’’luk Bruyd’’gom etc.

3 Adam zijnde geschapen, Gestelt in’’t Paradijs, God liet hem diepe slapen, En door zijn raad seer wijs, Hy maakte van Adams zyde Eva daar zy quam uyt,

Een hulp tot Adams verblyden, G’’luk Bruydgom etc.

4 Christus na Schrifts vermonden

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(12)

Genoot ter Bruyloft mee, Heeft hem aldaar gevonden Te Cana in Galilee,

Daar hy het water deed verkeeren In Wyn, na zijn besluyt,

Den Egten staat ter eeren, G’’luk Bruyd’’gom, etc.

5 Wy mogen de Wijn wel drinken, Die ’’t hart verheugt in deugt, Heer Bruydegom wilt gedinken De kroon die u verheugt:

Wy gunnen u tot Gods eeren Menig Jonge Wijngaard spruyt, Tot uws geslagts vermeeren, G’’luk Bruyd’’gom, etc.

6 Prins, is de Koning stercke, En sterker nog de Wijn;’’

Men leest die ’’t zoo bemerken, Dat Vrouwkens sterker zijn:

Maar sterker nog de waarheyd.

’’Die uw’’ Egt t’’samen sluyt, Wy wensen u liefdens klaarheyd, G’’luk Bruyd’’gom, etc.

[Weest nu verheugt,]

Stem: Sint excellenter, &c.

En maakt geneugt

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(13)

Om dese Feest te stigten, Laat komen voort,

Zingt met accoord, Zingt met, etc.

Bruylofts soete Gedigten.

2 ’’t Huwelijk jent, Zeer excellent, Is in den Paradyse,

Van ’’t aanbegin, Gestellet in Gestellet in Van God na goede wyse.

3 Als Adam sliep, Een slaep seer diep, God nam uyt zijne lyve,

Een Ribben been,

Daar uyt hy’’reen, Daar uyt hy, etc.

Schiep Eva hem ten Wyve.

4 Adam verbaast, Siend’’ Eva haast, Aansprak haar als vrindinne, Dees is alleen

Mijn vlees en been, Mijn vlees, etc.

Hy noemde se Manninne.

5 Heer Bruyd’’gom wijs, Vrouw Bruyd propys, Dits uwen staat ter eeren, Gy die vreemt waart Zijt nu gepaart, Zijt nu, etc.

Door dese band des Heeren.

6 Reyn liefde pleegt, Blijft onbeweegt Nog regts, nog slinks wilt wyken,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(14)

Schuwt haat en twist,

Die ’’t al verquist, Die ’’t al, etc.

Laat vreed’’ geduerig blyken.

7 U wenschen blijd, Zal t’’syner tijd Seer lieflyk hem vermeeren, Tot Kind’’ren goed,

Die gy op voed, Die gy, etc.

In de vreese des Heeren.

8 Die ’’t alles geeft, En eeuwig leeft,

Zal u uyt ’’s Hemels erven, Nooddrufts behoort,

Geven nu voort, Geven nu, etc.

Hier toe een salig sterven.

9 Ons Prins en Heer Schikt t’’zyner eer,

Dit Huw’’lijk naar betamen, Die genoot zijn

Op dit termijn, op dit, etc.

Wenst hen geluk te samen.

[Gelijk de sterren vercieren klaar]

Stem: De schoone die my dus,

Gelijk de sterren vercieren klaar Des Hemels Firmament,

Zoo ligter een wyse Vrouw eerbaar

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(15)

Daar Huysgesin present,

Haar Man haar weder-paar met lust, Altijd vrymoedelijk op haer rust.

2 Haar Kinderkens diese eerlijk teelt, Als Olijf-spruitjes soet,

Gelijk een Wijnstok onverbeelt, Mewt hare Melk opvoed, Die sijn haar heugelijk wederom, Een vaste hulpe in d’’ouderdom.

3 Het hert des mans dat steunt op haar Zy doet hem goed, geen quaad Behoeft hy te vreesen voor of naar, Hoe dat het hem ook gaat:

Zyn hand-werk sal gezegent zijn, Haar te beminnen is hem geen pijn.

4 Haar handen strekt sy vlytelyk uyt, Zy is vreedsaam en stil,

Des morgens neemt zy een besluyt Wat zy uytvoeren wil:

De reynheyd haar cierage is,

Het feylt haar nimmer aan courage wis 5 In somma sy is de kroon des mans, Zy is hem altijd trouw,

En om sijn hooft een vergulden krans, En wat hy wenschen sou,

Z’’is boven goud en peerlen weert,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(16)

Gelyk de wyse man daar meer van leert 6 Gy mannen bemint u vrouwen reyn, U eyghen vlees en been,

Met wysheyd wonet by haar alleyn, Gy zyt geen twee maar een, Niemand sig selfs doet ongelyk,

Een wyse Vrouw schenkt God van Hemelrijk.

[Weest verheugt en maakt geneugt]

Stem: O Gy Nimphe hoog.

Weest verheugt en maakt geneugt Al die hier zijn omtrent,

Zingt met vreugd,ter eer en deugd Van ’’t Huwelijk excellent, Een staat, Delicaat,

Die God heeft geplant seer wijs, Door zijn magt, Hoog gedagt, In des Lusthofs Paradijs,

’’t Is niet goed seyd hy

Dat den mensch onbly, Zonder hulpe zy 2 Dies sant hy een slaap beneen, Op Adam doen hy sliep,

Nam hy uyt hem een ribben been, Daar van hy Eva schiep,

Een vriendin, Door wiens min

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(17)

Adam heeft gesproken vry, Dees is vlees van mijn vlees, Uyt mijn gebroken zy,

Een Manninne reen, Dien ik min alleen Been van mynen been.

3 Prince Bruyd’’gom, Bruyd eerbaar, Dit ’’s d’’eer van uwen stand, Gy die vreemd waart, zijt te gaar, Een door dees Egyen band, Liefde pleegt, Onbeweegt!

Die Gods vreese groeyen doet, Haat en twist, Die ’’t al verquist, Schuwt, laat vrede bloeyen soet, Olyf-spruytjes mee,wensen wy u twee, Veel geluk en vree.

Dialoge.

Stem: Myn alderliefste verheven.

A

’’t Huwelijk wil ik gaan prysen, B

Holla, siet wat gy doet, A

Gy spreekt als de onwysen, En mist den regten voet, B

Paulus seyt,’’t is niet goet Den Mensch een Vrouw te raken, A

Gy gaat t’’onregt laken Godes instelling goet.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(18)

2 B

Kon gy tot dien bestiere Bewysen dat ik gis?

A

Ia na raders maniere Zoo sla gy hier ook mis.

B

Maer bey dat gaat gewis.

De Maagden staat verheven, Verdient het eeuwig leven.

A

Bewijs hoe waar dat is.

3 B

Let op d’’ontelbaar Maagden Die ’’t Lam al volgen na:

A

Maar of men u af-vraagden Of niet Abram, Sara En Petrus, Lidia En veel salige paren, Geestelyke Maagden waren, Soud gy niet seggen ja?

4 B

Paulus in zijne Brieven Verheft de Maagden staat, A

Hy agt naar u believen

Daar ’’t houw’’lijk niet voor quaat, B

Hy geeft de Maagden raad, Reyn ongehout te blyven.

A

Ik wil met u niet kyven, Want gy ’’t u niet verstaat.

5 Princen, Princessen verheven, Paulus tot onser baat

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(19)

Leert hoe men wel sal leven Geestelijk in beyde staat.

Blyft gy soo,is ’’t niet quaat,Of kunt gy ’’t Huwelijk eeren, Dient in reynigheid den Heere,

Onkuysheyd hy versmaat.

Coridon hoorende Mopsis klagen, spreekt hem aan.

Stem: Lieve Dogters, &c.

C Lieve Mopsje wilje sterven, Maak dog eerst u Testament,

M Van waar komt ons desen Drent?

C Plus woud gy u mast gaan kerven, Vielje samen buyten boord,

Waarje doen niet haast versmoord?

M 2 Waar hebt gy my hooren kermen?

C Hier voor Amarils deur.

M Dat is maar een Vryers leur.

C Doenje als een bey ging zwermen.

M Dat was al na Vryers stijl, Dus in tijds, en soo by wijl.

C 3 Deedje dat niet vol van meene Doeje wrong u handen bey;

M Of ik u daar neen op sey?

C Zoo benje met al u steenen

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(20)

Maar een vuyl vrouw venus kint, Die de buyk hangt na de wint.

M 4 Soud elk Vryer liefde leggen Op elk Vryster die hy vrijd?

Men hoeft ook verdryf van tijd.

C Ik sal ’’r Amarillis seggen, En de Vrysters van dit Land Datje bent zoo frayen Quant.

5 Princessen des minne kryters, Laatse loopen agtse niet, Zoo gy hier aan Moysus siet.

Zyn meest alle eerverwyters, Mal is hy die hem verlaat, Op een Vryers schoone praat.

Amarill. Gewaarschout van

Coridon, set Moysus beleeft af.

M Hou Amarillis, Blyf soo ’’t u wil is,

A Myn blyven kan u niet doen gewinnen, M U vlugt sal mijn kosten mijn sinnen.

A Zoo waart gy min dan niet.

M Ten zy gy gunsten biet.

A Dit is het oude lied.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(21)

Van die daar minnen.

M 2 ’’t Minnen is believen.

A In Vryers brieven.

M En ook in ’’t hert der trouwe minnaren.

A Wilt sulke namen hier verklaren.

M Piramus wasser een.

A ’’t Was dwase liefde soo ’’t scheen M Dog ik draag Liefde reen.

A Laat liefde vaaren.

M 3 ’’t Varen waar lieflyk.

A En u gerieflijk.

M Voeren wy in een schip te saam.

A Nu komt melancoly u meerder pramen.

M Dat ik u eygen waar.

A Zoo waar ik slegt te gaar.

M Ik blijf gewont een paar.

A Gy meugt wel ramen, M 4 Ramen ’’t is waarlijk, A En wat gespaarlyk.

M Mijn hert is trou en mijn gedagten.

A Een herte trouw, trouw loon sal wagten.

M Ik min u inderdaad.

A Ik doe mijn vrinden raad.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(22)

Een vryers schoone praat Is niet veel te agten.

M 5 Bloeme Maitresse.

A Dits d’’oude lesse.

M Ik ben de trouste van u serviteuren.

A Zoo lang de Bruylofts-Feest zal deuren.

M Neen, neen ik meynt soo niet.

A Dan Serviteur gebiet.

M Neen, ik meynt soo niet.

A ’’t Zijn vryers keuren.

M 6 Princes wilt hooren.

A Wat soud oorbooren?

M Of ik u nu mijn trouw ging schenken A Laat af u sinnen meer te krenken.

M Ik sou genesen ras.

A

ls niet te vreesen was.

M Gelooft my op dit pas.

A ’’k Zal my bedenken.

Mopsis kyst met Coridon.

Stem: O fantastike Silvia,

Hoe sal men u af-malen, Zoo digt als een gebroken ton,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(23)

Hoe kon je aldus dwalen?

C Mopse hoe soo, Niet al te snoo, Hoe kont gy dit vertalen?

M 2 Amarillis mijn Liefste klaar, Hebje my gemaakt tegen,

Hey Coridon dat valt my zwaar!

Veel beter had gy gezwegen.

C Mopse ’’t is waar Gy praat van haar

Niet soo reyn Herders plegen.

M 3 Wel Coridon mijn lieve maat Kunt gy geen vryers streken?

Die somtijds om een anders haat Ter zyden wat uytbreken!

C Ia Mopse ja,Ik weet wel hoe na En Hoe reyn Herders spreken.

M 4 En Coridon! ey Herder dom!

Wilt gy voortaan niet zwygen, Zoo wil ik tegen u daarom Plokharen hard met vygen.

C Herdertje ligt, Houd u vry digt, Gy zult Amaril niet krygen.

[Fama die komt ons onverhoed]

Stem: Febus die lang is over zee.

Fama die komt ons onverhoed Blazen een nieuw geluyd in d’’ooren,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(24)

Van een nieu egt vergadering soet, Daar niet van is gehoort te voren, Opentlijk roept men het is waar, Mompelen hoort men hier en daar Ha ’’t is een deug’’lijk Paar.

2 Fama en seg het de klappers niet, Die niet dan quaad en kunnen spreken, Nogte de spotters die soo men siet Laeren na ander lieden gebreken, En elk steken met haar steert, Seg het dan gene wel geleert, Die t’’al ten besten keert.

3 Zoo wie quaad spreekt al eer hy’’t siet Zweeg hy maar stil wat soud hem schaden?

Heeft hy in anders deugden verdriet?

Kan het hem ook wat komen te staden?

Of het een klapper nu al wist, Heeft hy ook anders yet gevist?

Dan tong en tijd verquist.

4 Herders en Herderinnen reen, Maakt u gereet naar oude wyse;

Schikket dit jonge Paar by een, Dat u goed hard de jongste pryse, Dat gy in deugden blygeestig zijt, Ende met eeren na den tijt,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(25)

’’t Geselschap zy verblijd.

5 Prince Jong-Paar die ’’t alles geeft, Doe u van nu in voorspoet blyven, Dat gy in goede vrede leeft, En hier namaals moogt beklyven, Vrede was noyt soo dier gekogt, Ofse heeft meerder goet gewrogt, Hy weet die ’’t heeft besogt.

[Fama heeft immers de waarheyd verklaart,]

Stem: Febus die lang &c.

Fama heeft immers de waarheyd verklaart, Fama heeft immers niet toegelogen,

’’t Jonge-Paar is in Egte vergaart, Fama heeft gener van beyde bedrogen.

Beyde zijn zy seer wel te vree,

Vrinden en maagden die komen ook mee Ter Bruyloft van dees Twee.

2 Holla? daar hoor ik een schamper gezwier.

Van een verdrietig mommelen komen:

Mommelaar pakt u al vry van hier,

’’t Mommelen kan u nu hier niet vromen Weet gy wat namaals beuren sal, Al wangunstige leuren al,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(26)

Zijn maar geklap geschal.

3 Princen en agt de Mommelaars niet Om uwe vreden wel te versinnen, Of u yet namaals tegen bied,

Leert altijt liefde met liefde verwinnen;

Liefde en smaakt geen ongeval, Liefde het suur verkeeren sal, Reyn liefd’’ verwint het al.

[Wel op mijn harp wilt vrolijk wesen,]

Stem: Sal ik nog langer &c.

Wel op mijn harp wilt vrolijk wesen, En spelen een nieuw Bruylofts-lied, Gy die hier zijt vergaard mits desen, Weest vroolijk alle die gy siet, Als Man en Vrou, In egt en trou,

Als Man en Vrouw vergaart tot een gemeen, Die waren twee door ’’t Huw’’lijk worden een.

2 Dit soet Gespan tot Godes eeren De wereld wijd vermeeren doet, Wijkt niet daer van maer van die leeren Afkeren van den Egten voet,

Oorblasers quaad, En haren raad,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(27)

Oorblasers quaad, vliet, de Schriftuer verband En die quaad spreken van den Egten stand 3 Van zyne Bruyd zyne gemeente, Selfs Christus is den Bruydegom,

Vleesch van zijn vleesch, been van zijn beente, Is elk geloovig menschen som,

’’t Afbeelt hier van, Is Vrou en Man,

’’t Afbeelt hier van zijt gy Bruyd’’gom en Bruyt.

Die ’’t beelt drukt met Godsalig leven uyt 4 Prins Bruydegom leeft lange jaren, Met u Vrouw Bruydin in vrede rijk, En spaat tot vrede liefdens snaren, En Godvreesendheyd te gelijk, Zoo sal den tijt, Die ’’t al verslijt, Zoo sal den tijt u altrijt maken Vroet, In lyden duldig, dankbaar in voorspoet.

[Weest vrolijk gy Heer Bruydegom,]

Stem: Wel nu de Winter

En gy Vrouw Bruyd met een, Gy wensten hier t’’saam lang al om,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(28)

Dat gy mogt zijn gemeen:

Siet hier is nu dien bruyloft-dag, Dien aangename tijd,

Dat men nu vrolijk wesen mag, En met u seer verblijd.

2 Siet dat gy nu uw pligt betragt, En dankt voor eerst den Heer, Die uw selfs heeft te saam gebragt, Geeft hem daar van de eer, En soo zy dit altijd betragt, En twijffelt daar niet aan,

Uw samen komst sal door zijn kragt En Zegen wel vergaan.

3 Wy wenschen dat ons Bruytje soet, Met haren Bruyd’’gom Heer, Mag vrolijk wesen in voorspoet, En agt geen sorgen meer;

En als dees korten bruylofts-tyd Ten eynde is gebragt,

Dan wens ik dat dit Paar met vlyt, Te regt zijn t’’saam gebragt.

4 Gy komt Gespeeltjes soo gy meugt, En singt eens lustig uyt,

Om dat wy mede zijn verheugt, Met Bruydegom en Bruyd, En wenst waar in dat Zegen leyt,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(29)

Aan dese Jonge lien, Dat zy ook na haar arrebeyd, Eens vrugten mogen sien.

5 Ia spruytjes die hier na Gods beeld Te regt weer zijn herbaart,

Daar Vaders wesen net in speelt, En Moeders goeden aart, En als gy eens uw levens tijd Ter dood toe hebt gebragt, Dan wens ik dat gy zalig zijt, By Iesus die uw wagt.

[Is ’’t niet een heerlijk leven, de Bruyt en Bruyd’’gom te zijn?]

Op een aangenaame Voys.

Is ’’t niet een heerlijk leven, de Bruyt en Bruyd’’gom te zijn?

En te drinken de koele Wijn;

Een mens die souder expres om trouwen, Om te mogen bruyloft houwen.

Speelnootjes volgt de Bruyt,

Wilje wel doen, soo scheyter niet uijt.

2 Den eerste Mens en Eva, die Huwden aan malkaar, Gy doet wel volgt gy haar,

Had sulks ons Ouders niet eerst gedaan,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(30)

Daar hadder niet een ter bruyloft gegaan, Speelnootjes volgt, etc.

3 Ik ben der in verwondert, dat gy u jonge tijt, Dus in eensaamheyd verslijt,

U Moeder heeft u ter wereld gebragt,

’’t Is billik dat gy daar ook na tragt:

Speelnootjes volgt, etc.

4 Het kussen, stroken, strelen, ’’t omarmen in het bet, Hey het ’’s winters de koude belet,

Hier om is ’’t seker welgeseyt, Het deugt niet dat men allene leyt, Speelnootjes volgt, etc.

5 En als u jonge jaren verby zijn, hoe raak an, Dan zal ’’t zijn og had ik een Man,

Hier om so neemt de gelegentheyt waar Trout tot een Vryer en kust malkaar.

Speelnootjes volgt, etc.

6 Navoes op die conditie, een helder glaasje Wijn, Dat ’’er weer haast een Bruytje mag zijn

En als het glaasje is uyt gedronken, Dan eens gekust en weer vol geschonken,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(31)

Speelnootjes volgt, etc.

7 Wy wensen de Bruyt en Bruyd’’gom een Popje binnen ’’t jaar, Mag het niet op ik gunder een paar,

Hierom ist seker wel so geseyt, Het deugt niet dat men allene leyt;

Speelnootjes volgt de Bruyt,

Wilje wel doen soo scheyt ’’er niet uyt.

Een Geestelyk Bruylofts-lied.

Op de wyse: O ongelukkige Dag.

Ga ’’s werelds minnaar vliet, Mijn liefde kent gy niet

Ik sing mijn Bruyd’’gom een reyn liet, Die mijn vond lang eer ik hem vand, Om dat zijn liefde in my brand.

2 Waar siet gy schoonste om?

Daar u trek my, ik kom,

Daar zijt gy vrind mijn Bruydegom, En seg het die myn Ziele belust Waar dat gy op de middag rust.

3 Suster Bruyt gy zijt mijn, Lieflijk is u aanschijn,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(32)

Gelijk de Duyven haar oogen zijn, Een Lelie onder de Doornen dwank, Is sy die ik mijn leven schank.

4 Een troost-woord van mijn bruyd, Is my een duysend vreugd

Boven mijn leven en alle geneugt, Nogtans dien troost mijn ziele eerlank, Ik ben van zijne liefde krank.

5 Hy sent mijn boden veel, Hy troost my wel van veer

Door brieven maar o mijn lief wanneer Wanner sal hy mijn kussen sijn?

Selfs met de kus zijns mondelijn.

6 Dogters van Sion reen, Ierusalem gemeen,

Waar wilt gy schoone der Wyven heen Komt siet die mijn ziele behaagt, Die is geboren van een Maagt.

7 O schoonheyd over schoon, Mijn lief is Godes Soon,

Mijn Broeder en ook des menschen Soon, Die door zijn liefd’’ mijn ziele versaad, Die sterft den dood om mijn misdaad.

8 De dood van mijn lief wis Mijn eeuwig leven is,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(33)

Mijn Lief is mijn en ik ben zijn, Kom gaan wy Christ-geloovige stam, Kom tot de Bruyloft van het Lam.

[Christus had uyt reiner min]

Stem: Schoonste Nimph. &c.

Christus had uyt reiner min Zyn vriendin

Duysend duysend jaar te voren, Eer in deser order stond’’,

’’s Werelds rond,

Tot zijn eigen Lief verkoren.

2 Daar na kreeg haar d’’helsche slang In zijn dwang,

’’t Welk haar minnaar Christus siende, Quam gedaalt uyt ’’s Hemels eer

t’’Onswaarts neer,

Deed ’’t geen tot verlossing diende.

3 Heeft gekogt haar met zijn bloed,

’’t Beste goed

Dat men heeft, heeft hy gegeven, Heeft gebragt haar uyt haar nood,

Uyt haar dood,

Door zijn nood, zijn dood te leven.

4 Heeft met schoone cierlijkheid Haar bereid,

Opgepronkt tot zyner eeren,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(34)

Haar gewaad en haar gesmijd Is van zijd,

Maar ’’t zijn geestelyke kleed’’ren.

5 Heeft vertoont zig zelfs met haar Om een paar

Beyde t’’saam in d’’Egt te blyven:

Desen Trouw-ring is geweest, d’’Heyligen Geest,

Die den trou in’’t hert soud’’ schryven.

6 Voorts soo zal in ’’s Hemels-zaal

’’t Bruylofts-maal, Werden Feestelijk gehouden, O wel zalig Egte-Paar

Noyt te gaar

Meer soodanig Paren trouwen.

Dien Bruilofts-Lied.

Op de wyse:Als ik maar een, &c.

’’t Huw’’lyk is een staat ter eeren,

’’t Huw’’lijk is een vast gespan,

’’t Huw’’lijk doet ’’t geslagt vermeeren, Door de Egt van Vrouw en Man,

’’t Huw’’lijk is goet, die ’’t met God doet.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(35)

2 Die de mensche heeft geschapen Uyt der aarde, schiep daar by, Doe hy Adam diep liet slaapen, Eva (mensch) uyt Adams zy,

’’t Huw’’lijkis goet, etc.

3 De Man Gods in ’’t Propheteren, Prystse zalig die haar Egt

Houden in de vrees des Heeren:

Godes zegen haar toezegt,

’’t Huw’’lijk is goet, etc.

4 Hy, die ’’t water deed’’ verkeeren In de wijn, op ’’t Bruylofts-Feest;

Dede dat tot ’’s Huwlijks eeren, Soo men in de Schriftuur leest,

’’t Huw’’lyk is goet, etc.

5 Om de hoerery te mijden Hebbe yder Man zijn Wijf, Yder Wijf haar Man bezyden, Settet onlust en gekyf,

’’t Huw’’lijk is goet, etc.

6 Princen die u hebt begeven Ia dees aangename staat, Om die zalig te beleven, Schikt u dog na Godes raad,

’’t Huw’’lijk is goet, die ’’t met God doet.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(36)

Speelnoots Scheyd-Lied.

Stem: O Nederland, &c.

De tijt is huer, dat wy ’’t pleysier, Ons Bruylofts nu gaan staken, De nagt is schier, al over stier, Phebus komt hem opmaken, Zyn schoon schynende stralen ligt Bieden het Aartrijk haar gesigt,

Elk dier, seer fier, in sijn quartier, begint te waken.

2 De stille nagt, die wel bedagt Geschapen is tot rusten,

Is weer doorbragt, Door dat men ’’t dagt, In vrolijkheit met lusten, Niemand hem te beklagen heeft, Dan die ’’t krackeel behagen geeft,

Krackeel en scheel,geheel wijkt van ons kusten.

3 Princen by naam, Droom en bequaam, Nu aan wy wederkeeren,

Hebben wy t’’saam, al naar betaam Voldaan uwer begeeren?

Bruydegom en Bruyd.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(37)

Wy danken u Gespeelen goet, Die u die vervelen doet,

En zijt ons Feest, geweest Speelnoots met eeren.

[Wel heeft Salomon geseyt,]

Stem: Schoonste Nimph.

Wel heeft Salomon geseyt, Ydelheyt,

Ydelheyt zijn alle dingen, Zijn dan alle dingen niet Dan verdriet?

Wat kan eensaamheit voortbrengen?

2 Wat is dog den mensch alleen?

In ’’t gemeen?

Wat is dog den mensch allene, Die dikwils hier met geklag Nagt en dag,

Word besegt met veel gekwene.

3 Die slegts vreemde oogen siet, Vrienden niet

Heeft geen kinderen nog neven, Nog met geen vriend’’lijk gemoet Word gegroet,

Onsoet is des menschen leven.

4 Laat hem werken vroeg en laat,

’’t Helpt nog baat,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(38)

Om het hoopje te vermeeren, Wat hy wint, of wat hy doet, Spaart of Vroet,

Wie sal ’’t overschot verteeren?

5 ’’t Is veel beter met zijn tween, Dan alleen,

Om de last te helpen dragen, Want dat op twee schyven glijt, Beter vlijt;

Dan dat eene doet bewegen.

6 Is dat een van beyde valt, d’’Ander sal ’’t

Trouw’’lijk zoeken te beletten, Komt d’’een in, d’’ander mee, Elk is ree,

Om terstont een stoel te setten.

7 Een is overwonnen haast, En verbaast:

Een alleen komt haast te sneven, Twee dik snoer van Hennip of vlas, Breekt niet ras,

Enkelt sal hem haast begeven.

8 Twee in d’’Egt te zaam gepaart En vergaart,

Konnen samen sig verwermen, Die alleen is en word oud,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(39)

Dikwils seyd hy og erbermen.

9 Wat de Prediker hier leert, Practiseert,

’’t Is een goeleer, soo ik meene, Want God selfs sprak in voorspoet,

’’t Is niet goet,

Dat de mensche zy alleene.

[De wereld heeft veel moeyten aan,]

Stem: Het Vlas dat heeft, &c.

De wereld heeft veel moeyten aan, De wereld heeft veel, etc.

Eer men die dienstelyk dienen kan, Zoo doet dat vleys

In zynen lust en eysch.

2 Dog hier is geen bestendigheid, Dog hier is geen, etc.

In schoonheyt nog behendigheyt,

’’t Is al gelijk

Gras, Hoy, Damp, Mest en Slijk;

3 Al wat men in de wereld siet, Al wat men in, etc.

En wat het vleesch geneuglyk hiet, Is niet soo schoon

Als ’’r Hemelsch minste loon.

4 Princen die met veel moeite groot,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(40)

Prince die met, etc.

Arbeyt in ’’t vleesch tot zweeten root, Houd dit voor fooy,

Al ’’s werelds mooy is hoop.

[Kom alderliefste Hymen,]

Voyse: Si tando gratioso, Of O schoonste Personatie, &c.

Kom alderliefste Hymen,

Komt en bewoont dees opgetooide Zalen, Met Boerten, Zingen, Hymen,

Wy uwen lof uytgalmen en verhalen, Komt salig maar

Dit blyde Paar,

Die met gebogen leden, Voor u doen branden, Haar Heyl’’gen Offerhanden, En gebeden.

2 Vertrek onkuyse minne,

Met uwe wulpz’’ en ongebonde wetten Al valsch vergifte pinne,

Geen vroom bedagt gemoet en kan besetten, Alsints waar rust

Zyn geyle lust

Zijn diverse sinnelykheden,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(41)

SaL HY SYNE VLEUG’’LEN, Met redens vroede teug’’len, Wel beleden.

3 Het hoogste heyl op aarden, Kan ons een geluksalig Houlyk geven, Wel hun die het aanvaarden

In liefd en trou met soberheit beleven, En hoe ’’t God voegt,

Alst wel genoegt, In voor of tegenspoeden, Die zal Gods zegen Omcing’’len al hun wegen, En behoeden.

4 Gelukkig dan gelukkig;

Gezegent Paar, die op den dag van heden Die na veel smarten drukkig

Soo Goddelyken staat zijt ingetreden, Een staat waar door

In ’’s Hemels Choor De zieltjes hier verscheiden, Heyl zy den genen

Die tot des staats vereenen, Haar bereyden.

5 Den Opper-Heer der Heeren,

Bruyd’’gom en Bruyd, wil nimmer u begeven,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(42)

U g’’luk en heyl vermeeren,

In desen staat tot saligheid vol leven, En dat men maar

Mag binnen ’’t jaar U bloeijsel sien verjeugen, Dat met liefkoosen U droefheit zal verpoosen, En verheugen.

[Weg nare zugjes:]

Stem: Onlangs geleen &c.

Weg nare zugjes:

Weg ongenugjes:

Weg droeve fantasy:

Weg, weg, melancholy;

Niet langer stuur en suur By u gebuur, want al te guur Baart twistig vuur,

Bestuur u qua natuur.

2 Tot vrolijkheden Word elk gebeden, Van Bruydegom en Bruyt, En van haar Speel-Cornuyt, Dus singt en springt van vreugt, Voor l de Jeugt:

En scheyt geneugt, In eer en deugt Verheugt terwijl gy meugt.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(43)

3 Weest fray en geestig, Niet boers nog beestig, Te dronken nog ook vol, Hol over kol, nog dol, Benijt, verwyt, nog bijt;

En strijt nog smijt:

Waar lijt en mijt, En zijd verblijt, En vijlt u na den tijt.

4 De boose reden, Werd niet geleden, Dus brengt wat aardigs voort,

Het welk men gaarne hoort.

Agt redeloos gekal, Te slegt en mal:

’’t Heeft val nog stal:

’’t Laakt slot nog wal:

’’t Is al maar dwaas geral.

5 Bedenk Quink-slaagjes, Sinryke Vraagjes,

En spel en boertery, Dog soet niet al te vry, De vuyle praat en daat,

Versmaat en haat; Want geyl gelaat Mistaat, en schaat,

En raat een aar tot quaat.

6 Waar kuisse lusjes Tot leck’’re kusjes Gevry, gevley, gestreel,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(44)

Gelonk, gelag, gequeel, Al goet, en soet, en vroet,

Een reyn gemoet; Maar wat gy doet Geen sonden voet?

Verhoed den Ioabs groet.

7 Weest soet en sedig:

Vernoegt en vredig:

Beleeft en keus van mond, Opregt en goet van grond, Is yemand sot of bot, En drijft geen spot,

Maar dekt de pot, En tot een slot, Dreeft God, na zijn gebot.

8 Vereende menschen, Wat sal ’’k u wenschen?

Ik wens u met de rest, Het alderbest op ’’t lest,

En dat de Heer u heer, Van qua begeer En meer en meer, Na Christi leer, Bekeer tot zijner eer.

9 Wel aan Gespeeltjes Bereit u keeltjes, En singt eens tot besluit, Dees lesjes lustig uyt:

Bekoor soo ieders oor, Tot goet gehoor Gaat selfs wel voor en geeft daar door

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(45)

Den and’’ren ’’t regte spoor.

Minnaars-Klagt.

Stem: Als het begint,

O gy trotse maagden aart, Vol hardnekkigheyd, Die de Minnaars baart In onverduldigheid;

Ey, dat gy my soo lang hebt overheert En mijn sinnen van het minnen afgekeert:

De liefde soet van aart, Is wederliefde waart.

2 Ey! ey sagt! het is u schult Dat dees jonge geest,

Die met groot gedult U minnaar is geweest,

Ten laatsten is gedwongen zijnen sin Af te keeren van de vrugteloose min.

De liefde soet van aart, is etc.

3 Ag! ik viel hem al te hart, Ik heb om al zijn klagt, En om al zijn smart Soo menigmaal gelagt.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(46)

Nu ontroert mijn zyn lyden en zijn zwaar gloet, En zijn droefheyt is een prikkel in ’’t gemoet.

De liefde soet van aart, is etc.

4 Ay, o wreede Tyranny!

Pak u uit dees stoel, ziel stelt in my.

Een levendig gevoel.

Ben ik vleesch? ben ik bloet? ben ik menschelijk Door u eygen vleesch en bloet geen ongelijk, De liefde soet van aart, is etc.

5 ’’k Wil veranderen t’’eenenmaal, En die my goet gunt,

Wil ik weer betalen met dezelve munt:

Kom myn hert, kom mijn lief, kom dog eens by myn, Kom mijn lief ik wil u alderliefste zijn,

De liefde soet van aart, is etc.

[Souder nu geen soete lieve vreugt in onse harte komen,]

Stem: Doen ik was in ’’t groejen.

Souder nu geen soete lieve vreugt in onse harte komen, Zouden wy niet meer den blyden blyde zijn?

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(47)

Souder nu nog ymand onder ons stil sitten, dutten, droomen, Midden in de vogt van bier en brave wijn?

Neen, het is den dag Dat men moet en mag

Vreugt en deugt nu brengen voor den dag.

2 Sinter Claas, die rijke milde man, die is zoo goet van geven, Dat de jongelui hemloven met geraas

Souder dan geen soete lieve vreugd van ons werden bedreven, w’’Hebben immer een veel goeder Sinter Claas,

Vredig, vreugdig, vroet, Rijk van deugt en goet.

Schout en mijt al wat men myden moet.

3 Na dat hy (voor hem) een langen tijd veel lieffelyke lagen Na een schone maagt, een aardig Duyfje deed’’,

Heeft sy nu die groote koopmanschap uyt liefde toe geslagen, En met hem gemaakt een trouwe vaste vreed:

’’t Gaat nu na haar sin, En ons niet te win,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(48)

w’’Hebben nu een St. en een Sanctin.

4 Daarom is hier sulk een groot geraas, gerammel en gerabbel, Dattet dreunt en drilt soo singen wy Fa Sol.

Ia men geeft en geeft ’’er nu voor ons wel soo veel goet te grabbel,

’’t Waar geen wonder kreeg ’’er een zijn schoenen vol, Wy zijn allegaar nu door hem en haar,

Alsoo blijd’’ als of het bruyloft waar.

5 En op dat dit dog een lange tijd mag blyven in memory Zijn wy t’’samen met de Musen wacker schrap,

Hymen singt en voert het vrede buur en roept het is victory,

’’t Is de wijnkoop van de groote koopmanschap, Laat ons nu een reys Lustig na den eys

Drinken op ’’t weldyen van de peys.

t’’Saamenspraak tussen Daphnis en Daphne.

Stem: Prins Robbert: Daphnis.

Ach! Alderliefste Herderin,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(49)

Hoort dog een reys een woort, Laat eenmaal uwen Harder in, Sluyt niet altijd uw’’ poort:

Ontsluyt veelliever ook u hert, Of opent eens mijn borst, Die van de min versmolten wert En na uw’’ laaf’’nis dorst.

2 Daphne.

Dorst ik gelooven dat gy’’t meent, En spraakt gelijk gy dagt,

Ik had ligt niet soo lang gemeent Nog gy vergeefs gewagt:

Maar nademaal gy altemaal Ons maar om ’’t fokjes vrijd, Sla ik geen agt op uwen taal, Ia agtse niet een mijt.

3 Daphnis.

Neen Schaapje, daar en hadje ’’t niet, Ik min in deugd en eer,

Ik bied mijn hand die trouwe vier, Wat wilje min of meer?

Al waarder seld’’ een knaap in ’’t land Die woord hield, ja met een:

Soo zweer ik daar ’’s nog eens mijn hand,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(50)

Dat ik ’’t van harte meen.

4 Daphne.

Neen scheaps-hooft dat gat boorje niet Gy zijt als al de rest;

En zweer niet knegt, nog stoorje niet, Daar ’’s Nihil op ’’t request.

Alsoo mijn moer my heeft geleert, De Bruit is in de schuyt,

Dan is het blaatje omgekeert.

Dan zijn de beloften uyt.

5 Daphnis

Gelooft hy dat, ach! driemaal ach:

Ach! ach! ik werd ontsint!

Soo ik bemint niet leven mag,

’’k Sal sterven onbemint.

Gaat dan met wreedheits huyk te kerk Geeft elk een Maagd die less’’, Te gaan gelijk als gy te werk, Ach ziele moorderess’’!

6 Daphne,

Neen lieve Daphnis, neen ik schrik Voor sulk een wreede naam;

Ik kan u imborst op een prik:

Gy zyt mijn aangenaam, Alwaar ’’t dat ik bedrogen waar,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(51)

Van al dat Vryer heet,

’’k Geloof nogtans in duysend jaar Nooyt dat gy my dat deet.

7 Daphnis.

Oopent Hemel op der aard’’, Leef ik of ben ik dood?

Door dat woord weer mijn aam vergaart, Die was in scheydens noot.

Laat tusschen u en tusschen my Nu dubbelt leven zijn,

Op dat het my in ’’t uwe zy, En ’’t uwe zy in mijn.

Oude Graey Lied.

Nu laat ons allegaar dankbaar zijn, Ons Heer, ons God, ons Vader, Die ons van bier, van brood, van wijn, Versaat heeft allegader

Van vlees, van vis, van andere spijs, Bereyt soo menigerhande wijs, Bemint hem in dit leven, Hy sal u niet begeven.

2 Den Sone Gods gebenedijt, Die wille wy mede loven, Die ons van sonden heeft bevrijt,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(52)

Toen wy waren verschoven, Die ons zoo minnelijk heeft versaat, In den nood hem niet af en gaat, Op hem set u betrouwen,

’’t En sal u niet berouwen.

3 Soo danken wy ook den Heyl’’gen Geest Door zijnder visitatie,

Want had hy by ons niet geweest, Ons vreugt was tribulatie, Hy is ons trooster in ’’t verdriet, Zonder hem vermogen wy niet, Wilt hem u hert bereiden, Hy sal niet van u scheiden.

4 Zoo danken wy onse lieve Bruyt, Dat sy by ons wil blyven,

En drinkt dit bekertje nog eens uyt, De Heer wil ’’t al op schryven;

Den boog mag niet gespannen staan, Ik hoop het sal ons wel vergaan,

’’t Is nu geen tijd van scheiden, Wy willen ons gaan vermeiden.

5 Ons vrienden willen wy danken seer Die ’’t al hebben doen koken,

Zy hebben soo wel bewaart haar eer, Want ons heeft niet ontbroken, Zoo bidden wy dit geselschap soet,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(53)

Vrolijk te wesen met herten Vroet, Dat wy hier zijn gekomen, Dat wert in dank genomen.

6 Zoo willen wy ook vergeten niet Die van hier zijn gescheiden, Datse den Heer uyt all’’ verdriet In zijn Rijk wil geleiden;

Zoo als wy doen sal ons geschien Wanneer wy uyt dit leven zien, Daarom soo wilt voor desen Een Pater Noster lezen.

Het Vader Onse.

Vader ons in ’’t Hemelrijk.

Maakt ons Gebed bekwaam, Wy roepen tot u algelijk, Geheiligt zy u Naam.

2 U Ryk laat ons gewaarden, U glorie laat ons sien,

In Hemel en op Aarden, Moet u wille geschien.

3 Geeft ons huyden ons daag’’lyks brood.

Schelt ons van sonden quijt!

Gelijk wy doen ons met-genoot

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(54)

Alhier op deser tijd.

4 Leyd ons in geen tentatie, Van quaden maakt ons vry, In onser tribulatie,

Zoo staat ons alle by.

5 Want u alleen behoort dat Rijk:

Die kragt en weerlykheyt, Den Uytverkoren sekerlijk, Hebt gy daar toe bereyd.

6 Maria vol van gratie, U Name groeten wy, Met groote jubilatie Soo is den Heer met dy.

7 Boven veel vrome Vrouwen Gy uytverkoren zijt,

Gods Geest sal by u blyven, Van nu tot aller tyt

8 Gezegent moet hy ook zijn Iesus u liefste Zoon,

Gy baarden hem sonder pijn, En bleef een Maget schoon.

Geestelijk Bruylofts-lied.

Stemme: Psalm 25, Komt laat ons blyd zyn, &c.

Genoeg bam aardsche Bruylofts-spijs,

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

(55)

Eenvoudiglijk na onse wijs.

Gedigt in dees papieren schalen, Mijn geest geheel verhongert is, Na ’’s Geestes beter Bruylofs-dis, Te houden in des Hemels zalen

2 Daar yder uytverkoren Ziel, Op wie haars Heeren liefde viel,

Als schoone Bruyd des Lams staan pronken:

Bekleet met helder Sonne-glans, En met een ligter sterre-krans, En glorieryke Kroon beschonken.

3 Het purper van haar wangen bloos, Soo geurig als een frisse Roos

Te Saron, by de Lely velden, Van huyse min te schoonder blaakt, Als Iesus liefd’’ in rou geraakt,

Haar deugd aan d’’Eng’’len gaat vermelden.

4 Die zijn de Speelnoots op dit Feest:

En juygen met een blyde geest, Een Lied der Goddelyker Minne, Hoe klinkt die toon in ’’t salig Koor, Het galmt den gantschen Heuvel door De Melody der Chirubynen.

't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daar waait de Nederlandsche vlag, hoezee Die nooit zich strafloos hoonen zag, hoezee!. Daar waait zy van den hoogen trans, En heft de kruin in

Terwyl ik zonder Vryjer zat, Met minneziekte was bevangen, Ik aan myn Moeder teder hadt, 'k Ontdekte haar myn hartverlangen, 'k Ging dienen in de Stad van Gent, Myn hart sprong op

Zou ik van myn twintig jaaren, Zitten in 't kinder geschrei, En voor vrouw en kinders sparen, Neen viva de Libertyd,3. 'k wil met plaisieren, eerst nog wat zwiere En myn hart

Naar de Kolonies heen, Wy gaan vol moed van wal, En als men weer komen zal, Zyn onze Schepen weer ryk gelaan.. Gaan wy, het zal

6 Ik was eerst van zints na kooy te gaan Maar ik kreeg nog trek om eens te rooken, Zaa Jonge geeft myn de pyp eens aan, Myn Heer die heb ik zoo gebrooken, Dogt ik het niet jou

Naar de Kolonies heen, Wy gaan vol moed van wal, En als men weer komen zal, Zyn onze Schepen weer ryk gelaan.. Gaan wy, het zal

Een jongman praat veel wonder zoet, Maar het is zomtyds daarom, Dat hy dan eerst zyn listval doet, En plukt de maagdeblom,. Want dat de maagd er na beklaagd, Men vint er hier als

Want daar is geen troost meer over, Daar de liefde driftig vaart, 't Is een leeven zonder leeven, 't Is gestadig sterven pyn, Als twee herten zaamen kleeven, Moet het schyden