• No results found

Immer mit frohem Mut! De Eerste Wereldoorlog als individuele onderneming. Het dagboek van Ernst Jünger.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Immer mit frohem Mut! De Eerste Wereldoorlog als individuele onderneming. Het dagboek van Ernst Jünger."

Copied!
91
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Immer mit frohem Mut!

De Eerste Wereldoorlog als individuele onderneming. Het

oorlogsdagboek van Ernst Jünger.

Hester Leijen 5621054

Begeleider: Moritz Föllmer Tweede lezer: Willem Melching

(2)
(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding...5 1.1 Methode...8 1.2 Het dagboek...9 1.3 Literatuur...10 2. Ernst Jünger...14 2.1 Jeugd...14 2.1.1 Het vreemdelingenlegioen...15 2.2 De Eerste Wereldoorlog...16 2.2.1 1915...17 2.2.2 1916...18 2.2.3 1917...20 2.2.4 1918...21 2.3 Na de Eerste Wereldoorlog...23

2.3.1 De jaren ’20 en de eerste publicaties...23

2.3.2 De opkomst van het Nationaalsocialisme...24

3. Fortem Fortuna Adjuvat...28

3.1 Nationalisme...30

3.2 Eer & heldendom...33

3.3 Mannelijkheid & moed...37

3.4 Jünger als soldaat...41

3.4 Leiderschap...43

3.6 Oorlog...45

3.7 Vijandbeeld...49

(4)

4. Dulce et Decorum est...55

4.1 Nationalisme...57

4.2 Eer & heldendom...59

4.3 Mannelijkheid & moed...62

4.4 Jünger als soldaat...64

4.5 Leiderschap...66 4.6 Oorlog...70 4.7 Vijandbeeld...73 4.8 De dood...75 Conclusie...78 Nawoord...84 Bibliografie...85 Bijlage...89

(5)

1. Inleiding

‘Ondanks de verscheidenheid in leeftijd, herkomst, ontwikkeling, positie en alles wat er ooit was, ondanks de diepe kloof die er vroeger tussen ons gaapte, zijn we in grote lijnen hetzelfde. Binnen dezelfde ruwe omtrek verbergen en vertonen we dezelfde zeden, dezelfde gewoonten, hetzelfde vereenvoudigde karakter van mensen die weer oermensen zijn geworden.[…] En hier aaneengekoppeld door een onontkoombaar noodlot, tegen onze wil met zijn allen op één hoop geveegd door het immense avontuur, zijn we wel gedwongen om door de weken en maanden heen, meer en meer op elkaar te gaan lijken. Het vreselijk weinig ruimte biedende gemeenschappelijke leven dringt ons opeen, maakt ons gelijkvormig, vervaagt de verschillen. Het is een soort onvermijdelijke besmetting. Daardoor lijkt de ene soldaat zoveel op de ander dat het, om deze gelijkenis te zien, niet nodig is vanuit de verte naar ze te kijken, van de afstand waarop we alleen nog maar stofdeeltjes zijn die op de vlakten rondwentelen.’1

Henri Barbusse Deze woorden van Barbusse komen uit een van de eerste memoires van de Eerste Wereldoorlog, voor het eerst verschenen in 1916. Ze geven duidelijk weer dat hij zich een geworden voelde met alle soldaten aan het front, ze waren voor hem een ongedifferentieerde massa geworden. Le Feu is een van de vele memoires die geschreven zijn over ervaringen van soldaten in de Eerste Wereldoorlog. Tot de bekende werken horen die van Robert Graves, Siegfried Sassoon, Wilfred Owen, Henri Barbusse, Louis Barthas. Ernst Toller en Ernst Jünger. Daarnaast is er nog een aantal literaire werken die gebaseerd zijn op de ervaringen van de schrijver, zoals de werken van Erich Maria Remarque en Louis-Ferdinand Céline. De nadruk in de meeste memoires ligt op het dehumaniserende van het nieuwe soort van oorlogvoeren. Uit een aantal van de memoires, waaronder die van Henri Barbusse, blijkt dat soldaten het gevoel hadden dat zij hun individualiteit in de oorlog verloren. Hun identiteit werd die van alle soldaten; Tommy, Poilu, of Frontschwein.

(6)

Historici hebben lange tijd persoonlijke getuigenissen van dit soort links laten liggen. In eerste instantie omdat er geen interesse was in het verhaal van de ‘gewone man’ in de geschiedschrijving, later omdat er discussie bestond rondom het gebruik van dagboeken, en andere persoonlijke ervaringen, in historisch onderzoek. In de jaren ’70 van de vorige eeuw bracht Paul Fussel verandering in deze afwijzing door een boek te schrijven juist over de individuele ervaringen van soldaten in de Eerste Wereldoorlog, en hoe deze oorlog herinnerd werd. Hij gebruikte literaire werken, poëzie, memoires en dagboeken voor zijn onderzoek.2

Onderzoek naar de ervaringen van de soldaten aan het front won aan populariteit en belang, en Paul Fussel’s werk is nog steeds een van de grote werken op het gebied van ervaringen van soldaten aan het front. Daarnaast zorgde de zogenaamde culturele wending voor meer belangstelling onder historici voor de actoren in de geschiedenis, de ‘gewone’ mensen. Ook historisch onderzoek naar de Eerste Wereldoorlog werd door de culturele wending beïnvloed. Dit hield in dat er meer aandacht ontstond voor de houdingen van lagere sociale klassen, minderheden en vrouwen. Sinds kort is er om nog een reden meer aandacht voor de Eerste Wereldoorlog, door het grote publiek, maar ook door historici. Het was in 2014 honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog begon.

Onderzoek naar ervaringen van soldaten aan het front in de Eerste Wereldoorlog heeft zich voornamelijk gericht op de Britse kant. Niet alleen heeft Groot-Brittannië een enorm arsenaal aan dagboeken en memoires dat voor iedereen toegankelijk is, deze oorlog is altijd opgenomen gebleven in het collectieve geheugen van de Britten. Opmerkelijk genoeg is bij de andere twee hoofdrolspelers van het westelijk front, Frankrijk en Duitsland, het onderzoek en de aandacht van historici betrekkelijk beperkt gebleven. Toch hadden ook deze landen een groot een aantal aan persoonlijke getuigenissen die nu hernieuwde belangstelling krijgen. Zeker Ernst Jünger heeft een grote bijdrage geleverd door kort na de oorlog meerdere boeken over zijn ervaringen in de Eerste Wereldoorlog te publiceren.

Op basis van de bekendste publicatie van Ernst Jünger, namelijk In Stahlgewittern, is Jünger door menig criticus bestempeld als romanticus en nihilist. De heersende idee over soldaten in de Eerste Wereldoorlog is nog altijd dat zij allen slachtoffer waren. Alles was in de oorlog verloren gegaan, hun leven of ledematen, maar in ieder geval hun individualiteit en identiteit, hun onschuld, en alle oude waarden en normen.3 Het beeld dat Jünger schetste in In

2 Paul Fussel, The Great War and Modern Memory (Oxford 1975).

(7)

Stahlgewittern kwam hier niet mee overeen. Jünger hield juist vast aan de oude normen en

waarden, en lijkt een “romantische” kant van oorlog te belichten. Hij bestempelde zichzelf nooit als slachtoffer. Waar schrijvers als Sassoon en Graves de mensonterende strijd benadrukten, en overtuigd waren dat ze waren voorgelogen door de propaganda, probeerde Jünger een bepaalde heroïsche individualiteit te laten zien in In Stahlgewittern.4 Daarmee is

Jüngers versie een interessant onderwerp van onderzoek, ondanks het gegeven dat zijn werk vaak fel bekritiseerd werd.

Het is moeilijk om de daadwerkelijke ervaring van iemand helemaal te kunnen doorgronden. Zeker wanneer het gaat om memoires, die vaak een tijd lang na de voltrokken gebeurtenissen geschreven zijn. Wat Jünger bijzonder maakt is dat zijn memoires zijn gebaseerd op dagboeknotities die hij trouw bijhield gedurende de vier jaren – met enige onderbrekingen - die hij aan het front verbleef. Het dagboek, bestaande uit veertien dagboekdelen, kan ons nog veel meer leren over Ernst Jünger dan we al weten uit zijn memoires. Ik meen dat als we bij de daadwerkelijke ideeën en ervaringen van Jünger in de buurt willen komen historisch onderzoek op basis van het dagboek moet worden uitgevoerd. De aantekeningen van Jünger zijn in het heetst van de strijd opgetekend. Hij droeg altijd een notitieboekje bij zich om te kunnen schrijven. Zijn werkelijke ideeën over de oorlog, voor zover hij ze toevertrouwde aan het papier, zijn hier in te vinden. De tijd heeft de ervaringen nog niet vervaagd.

Op basis van het originele dagboek van Ernst Jünger stelde ik mij de vraag; In hoeverre heeft Ernst Jünger zijn individualiteit weten te behouden gedurende de Eerste Wereldoorlog? Ik zal, om deze vraag te kunnen beantwoorden, eerst een overzicht geven van het leven van Ernst Jünger, zijn jeugd, zijn latere leven, maar vooral zijn tijd aan het front in de Eerste Wereldoorlog. Om ervaringen te kunnen plaatsen meen ik dat het van belang is te weten waar deze hebben plaats gevonden. Om de gestelde vraag verder te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om de ideeën van Jünger uiteen te zetten. Met welke ideeën ging hij de oorlog in? Waar kwamen deze ideeën vandaan? Vervolgens zal ik onderzoeken of Jünger zijn ideeën heeft weten te behouden. Heeft hij zijn ideeën aan moeten passen aan de realiteit van het front? Zo ja, op welke manier heeft hij ze aangepast? Kon Jünger zijn ideeën

4 Peter Claesens, ‘Nawoord’ in Ernst Jünger, Oorlogsroes vertaald door Nelleke van Maaren (Amsterdam 2002) 340-341.

(8)

uit-leven? Ik hoop in algemener opzicht aan te kunnen tonen dat het voor soldaten wel degelijk mogelijk was hun individualiteit te behouden.

1.1 Methode

Onderzoek op basis van dagboeken en memoires, of andere zogeheten egodocumenten, is nog altijd onderwerp van debat onder historici. De term egodocumenten is in de jaren vijftig bedacht door de Nederlandse historicus Jacques Presser. In Nederland werd de term meteen in gebruik genomen. In andere landen echter werd het veld van onderzoek nog niet expliciet gericht op actoren in de geschiedenis. Pas vanaf de eerder genoemde culturele wending begon de term ook in het buitenland terrein te winnen.5

Naast het ontbreken van interesse in deze manier van onderzoeken waren er ook andere problemen die historici opwierpen bij het gebruik van egodocumenten. De grote Nederlandse historicus, en vriend en collega van Presser, Jan Romein stelde nog voordat de term egodocumenten werd geïntroduceerd; ‘De autobiografie is de meest gevaarlijke van alle bronnen’, hoewel hij zelf ook geïnteresseerd was in dit type bronnen in historisch onderzoek.6

Memoires en dagboeken werden beschouwd als onbetrouwbaar. De schrijver kon ten slotte zelf optekenen wat hij wilde, en dus zijn fantasie de vrije loop laten. Het is niet objectief en niet waarde vrij. Bij een onderzoek gebaseerd op een dagboek moeten we altijd rekening houden met de achtergrond van de schrijver, en de reden die de schrijver heeft om zijn ervaringen op te tekenen. Ook moet rekening gehouden worden met wat hij niet schrijft, want dat wat niet genoemd is, is even belangrijk als dat wat wel genoemd wordt. Zelfs dan zijn er nog valkuilen wanneer dagboeken worden gebruikt als bron.

Een grote valkuil van onderzoek op basis van één dagboek is generalisering. Wat kan één dagboek ons vertellen over een groter geheel? Hoe staat de individu in verhouding tot het collectief? De tendens onder historici om de soldaten als een massa te zien, namelijk allemaal op dezelfde manier slachtoffer van de oorlog, geeft geen ruimte aan de individualiteit van elke soldaat. Onderzoek op basis van één dagboek zou wel degelijk in meer algemene zin wat kunnen toevoegen. Wanneer aangetoond kan worden dat Jünger oorlog is blijven zien als individuele ervaring, kan een begin worden gemaakt de tendens te doorbreken. Er zou verder

5 Ibidem 13.

(9)

onderzoek kunnen worden gedaan naar het individuele van een ervaring in plaats van het collectieve van de ervaring.

1.2 Het dagboek

Bij het bestuderen van het dagboek van Ernst Jünger dienen we te weten waarom hij het dagboek bijhield, en voor wie. Vastgesteld is in ieder geval dat Jünger daadwerkelijk een oorlogsdagboek heeft bijgehouden. Jünger schreef enkel aan het front, en nooit wanneer hij wegens verwondingen of verlof naar huis mocht. Zeer zelden noemt hij zijn familie, behalve zijn broer Fritz – die vaker genoemd wordt - die zich ook aan het Westelijk front bevond. Volgens John King was het Jünger’s bedoeling om zichzelf als waarnemer neer te zetten, iemand die precies zag wat er om hem heen gebeurde, en die dat zo gedetailleerd mogelijk op probeerde te schrijven. Jünger zou niks van zichzelf bloot hebben willen leggen in het dagboek. De bedoeling hiervan was, volgens King, zichzelf te distantiëren van de realiteit van de oorlog. Toch meen ik dat Jünger zichzelf wel blootlegde in het dagboek. Hij bepaalde uiteindelijk wat hij wel en niet wilde of kon opschrijven.

Jünger geeft meerdere aanwijzingen voor wie hij het dagboek schrijft. In eerste instantie schreef hij het dagboek voor zichzelf. John King meende dat het dagboek een manier was om de individualiteit te behouden in een situatie waarin deze bedreigd werd door de anonimiteit van een massaleger, dat ook als zodanig werd ingezet. Het bijhouden van het dagboek zou een manier zijn geweest om de autonomie te behouden, en de omgeving te kunnen begrijpen.7 Toch geeft Jünger op enkele momenten aan dat hij het dagboek niet alleen

voor zichzelf bijhield. De eerste aanwijzing daarvan is een gedicht dat hij schreef voor zijn moeder. Hierin gaf hij aan dat zij zijn dagboek zou moeten lezen wanneer hij om zou komen.8

Jünger stuurde volle notitieboekjes terug naar huis, en het is goed mogelijk dat zij thuis werden gelezen door zijn ouders. Daarnaast laat Jünger, zeker in de laatste maanden van de oorlog, doorschemeren dat hij speelde met de gedachte om het dagboek uit te laten geven als de oorlog voorbij zou zijn. In zijn laatste dagboekdeel - dat hij schreef terwijl hij herstellende was van zijn laatste verwonding, en tenminste gedeeltelijk na de wapenstilstand - schreef hij over de totstandkoming van het boek. Hij schreef dat het doel van zijn dagboek was geweest het leven van een soldaat te beschrijven. Het moest geen klaagzang worden over de

7 King, Writing and Rewriting the First World War: Ernst Jünger and the Crisis of the Conservative

Imagination, 1914-1925 (Proefschrift geschreven aan St. John’s College 1999) 129.

(10)

verschrikkingen aan het front. Hij schreef het in eervolle herinnering aan de soldaten met wie hij had gevochten.9

1.3 Literatuur

Jünger heeft bijna zijn hele leven lang geweigerd zijn originele notitieboeken in te laten zien door anderen. Hoewel hij al tijdens de oorlog speelde met het idee zijn dagboek uit te geven, wilde Jünger alleen door hem aangepaste versies hiervan publiceren. Pas in 1996 kreeg John King de kans om de dagboeken grondig te onderzoeken en te gebruiken voor een promotie onderzoek.10 Het onderzoek van King richtte zich op alle publicaties van Jünger op het gebied

van de Eerste Wereldoorlog. Zijn analyse laat zien hoe de moderne manier van oorlogvoering een bedreiging was voor de klassieke moderniteit, waarin juist de individu centraal stond. Het onderzoek van King is echter een literair onderzoek, terwijl mijn onderzoek een historisch onderzoek zal zijn. Daarnaast past King hier en daar een freudiaanse analyse toe op stukken uit het dagboek van Jünger, die de ervaringen wellicht te veel psychologiseren. Veel ervaringen hebben volgens King een diepere betekenis, waarvan Jünger zich misschien niet bewust is geweest. Dit maakt het werk van King minder concreet.

John King was niet de eerste die toegang kreeg tot de dagboeken. Eerder had Ulrich Böhme toegang gekregen voor een onderzoek naar de verschillende uitgaven van de memoires van Ernst Jünger. Hij had echter beperkte toegang en meende dat het dagboek slechts bestond uit onleesbare notities en steekwoorden.11 Na 1998, na de dood van Jünger,

werd het dagboek voor iedereen toegankelijk in het Deutches Literaturarchiv in Marbach am Neckar. In 2007 gebruikte Arnout Arens de originele aantekeningen voor een masterscriptie aan de Universiteit van Utrecht genaamd Die ode des Slachtfeldes. Het was een politiek-historisch onderzoek naar de conservatieve ideeën van Jünger die hij op latere leeftijd aanhing, en hoe deze al aanwezig waren in het dagboek van Jünger. In 2008 werden de originele aantekeningen geheel getranscribeerd door de Portugese Duitslandkundige José António Conceição Santos voor een proefschrift over In Stahlgewittern. Het proefschrift is geschreven in het Portugees en werd nooit uitgegeven. De transcriptie van Santos werd in 2010 door Helmuth Kiesel gebruikt en aangevuld. Het dagboek werd gebundeld en gepubliceerd.

9 Ibidem, datum onbekend, 433-434.

10 King, John, Writing and rewriting the First World War.

(11)

In 2014 was het dagboek onderwerp van het masteronderzoek van de Finse Nella Nuutinen. Haar onderzoek richtte zich op de ideeën en idealen van Jünger, en hoe het behoud hiervan zorgde voor een ‘intellectual survival’. Nuutinen vroeg zich af hoe het bijhouden van een dagboek hieraan had kunnen bijdragen. Nuutinen komt met haar onderzoeksvraag zeker dicht in de buurt van mijn onderzoek. Allebei gaan we in op individualiteit, ideeën en idealen. Maar waar Nuutinen’s onderzoek zich uitsluitend richt op ideeën en idealen, en een individualiteit die enkel op papier bestaat, zal ik ook ingaan op de uitwerking van deze ideeën en idealen voor Ernst Jünger. Ik onderzoek niet alleen of hij vast wist te houden aan zijn ideeën, ik onderzoek ook of ze gestalte hebben gekregen. Naast deze onderzoeken zijn er nog enkele andere publicaties waarbij het dagboek zijdelings wordt gebruikt, maar die in deze studie niet van belang zullen zijn.

Ondertussen zijn de dagboeken van Ernst Jünger al bijna twintig jaar toegankelijk, maar hebben ze relatief weinig aandacht gekregen. Ik vermoed dat dit in de komende jaren nog aanzienlijk kan veranderen gezien de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Tot nu toe heeft het onderzoek aangaande Jünger in de Eerste Wereldoorlog zich voornamelijk gericht op de verschillende uitgaven van In Stahlgewittern. Jünger schrapte en voegde dingen toe gedurende zijn hele leven, en In Stahlgewittern kent zeven verschillende uitgaven. Voor mijn onderzoek zijn deze publicaties minder van belang, aangezien ze alleen gaan over de memoires van Jünger, en niet over het originele dagboek. Werken van Jünger over de Eerste Wereldoorlog, zoals In Stahlgewittern en Der Kampf als inneres Erlebnis zullen genoemd worden in deze studie, maar in mijn studie zal ik er verder weinig gebruik van maken.

Over Ernst Jünger en de Eerste Wereldoorlog is veel geschreven. John King geeft een zeer uitgebreide historiografie en noemt drieëndertig titels van publicaties die zich enkel bezighouden met Ernst Jünger in de eerste Wereldoorlog.12 Verdere literatuur over Jünger is

zo uitgebreid dat het hier niet allemaal opgenomen kan worden. John King maakte in 1999 een lijst die al twaalfhonderd titels bevatte. Ondertussen is er nog meer over Jünger verschenen, voornamelijk biografieën. Voor het huidige onderzoek is veelvuldig gebruik gemaakt van Ernst Jünger, die Biographie van Helmuth Kiesel uit 2007. Kiesel is ook de samensteller van de gepubliceerde dagboeken. De biografie van Kiesel is voornamelijk gebaseerd op Jünger’s eigen werken. Het is een wat algemene biografie die vooral ingaat op de culturele en literaire context van het leven en werk van Jünger. Daarnaast is veelvuldig

(12)

gebruik gemaakt van Ernst Jünger, ein Jahrhundertleben van Heimo Schwilk. Schwilk is journalist en auteur, en heeft Jünger persoonlijk gekend. Deze publicatie uit 2007 is niet de eerste biografie over Ernst Jünger die Schwilk publiceerde. Al sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw houdt Schwilk zich bezig met onderzoek naar leven en werken van Jünger. Zijn biografie is zeer gedetailleerd, ook wat betreft Jüngers ervaringen in de Eerste Wereldoorlog.

Op het gebied van ervarigsgeschiedenis met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog bestaan al een aantal grote werken. Eerder noemde ik al The Great War and Modern Memory van Paul Fussel. Andere grote namen op het gebied van ervaringen van soldaten aan het Front zijn John Keegan, Denis Winter, Niall Ferguson, Tony Ashworth. De onderzoeken van deze historici zijn allemaal gebaseerd op de vele dagboeken en memoires, anders dan mijn onderzoek dat verdiepend onderzoek doet naar een enkel dagboek. De onderzoeken betreffen voornamelijk de ervaringen van Britse soldaten. De ervaringen van de soldaten die aan bod komen zijn selectief, en representeren niet de gehele oorlogservaring van een enkele soldaat. Hoewel in mijn onderzoek geen ruimte is voor een breder vergelijkend onderzoek van meerdere soldaten, waarbij het gehele dagboek of de gehele memoires zouden worden gebruikt, meen ik dat er binnen historisch onderzoek nog veel gedaan kan worden op dit gebied.

Ondertussen komt ook in Frankrijk en Duitsland het onderzoek naar oorlogservaringen op gang. Zeker Leonard Smith heeft de laatste jaren bijgedragen aan onderzoek naar Franse soldaten. The embattled self gaat dieper in op getuigenissen van Franse soldaten, hoe ze gevormd werden en wat ze betekenen. Aan Duitse kant groeit het aantal onderzoeken ook gestaag. Met name Bernd Ulrich en Benjamin Ziemann hebben zich gespecialiseerd in de ervaringen van gewone Duitse soldaten aan het front. Daarnaast is er een nieuwe generatie historici, waartoe onder andere Wencke Meteling en Anne Lipp behoren, die zich in hun onderzoek hebben verdiept in de ervaringen van Duitse soldaten. Alexander Watson houdt zich bezig met zowel Britse als Duitse soldaten, maar heeft voornamelijk artikelen geschreven over Duitse soldaten en hun motivatie. Deze artikelen zijn van enorm groot belang geweest voor dit onderzoek, aangezien Watson bestaande mythes weet te weerleggen en een heldere uiteenzetting weet te geven van het Duitse leger en de plek van de Duitse soldaten en veldofficieren hierin.

(13)

Mijn onderzoek, hoewel gebaseerd op slechts één dagboek, kan bijdragen aan de bestaande wetenschappelijke literatuur over ervaringen van soldaten in de Eerste Wereldoorlog. Ten eerste worden veel onderzoeken gebaseerd op vele dagboeken, memoires en andere getuigenissen. Ze worden gebruikt om de onderzoeksvraag te verhelderen en met voorbeelden te ondersteunen. Hierbij ontstaat het risico dat er te selectief wordt omgegaan met de dagboeken, en de daadwerkelijke individuele ervaring van een enkele soldaat niet boven komt. Daarnaast blijft het beeld van de soldaten als één groep, een amorfe massa, bestaan. Met mijn onderzoek hoop ik tevens bij te dragen aan onderzoek naar Duitse soldaten in de Eerste Wereldoorlog, een groep die tot voor kort onderbelicht was in het onderzoek naar de Eerste Wereldoorlog. Ik probeer inzichtelijk te maken dat, zoals in het geval van Ernst Jünger, de oorlog, ondanks zijn massalitieit, tevens een individuele onderneming was.

In het tweede hoofdstuk van mijn scriptie zal ik een korte biografie van Ernst Jünger geven, waarbij ik voornamelijk in zal gaan op de tijd die Jünger aan het front verbleef. Daarna zal ik in hoofdstuk drie de ideeën en idealen van Jünger uiteenzetten. Dit zal ik doen aan de hand van acht thema’s, namelijk; nationalisme, eer & heldendom, mannelijkheid & moed, Jünger als soldaat, leiderschap, oorlog, vijandbeeld, en dood. Deze zelfde thema’s zal ik ook hanteren in hoofdstuk vier, waarin ik uiteenzet hoe deze ideeën en idealen gestalte kregen.

(14)

2. Ernst Jünger

Een korte biografie

2.1 Jeugd

Ernst Jünger werd in 1895 geboren als eerste kind van Ernst Georg Jünger en Karoline Lampl. Het stel woonde op dat moment in Heidelberg. In 1897 verhuisde de familie naar Hannover, zodat vader Jünger daar een laboratorium op kon richten. Het was de eerste van een reeks verhuizingen.13 Na Ernst kregen Ernst Georg Jünger en Karoline Lampl nog zes kinderen, vijf

jongens en een meisje. Met de tweede zoon in het gezin, Friedrich Georg, ook wel Fritz genoemd, deelde Ernst het meeste. Niet alleen waren zij de oudste twee jongens van het gezin, beiden vochten in de Eerste Wereldoorlog.14

Door het vele rondreizen van de familie, zat Jünger op veel verschillende scholen. Hij had gedurende zijn gehele schoolcarrière moeite met de lessen. Jünger wisselde minstens tien keer van school, en verbleef ook in een internaat. Elk jaar ging hij met de hakken over de sloot over. Volgens vele biografen van Ernst Jünger, onder andere Helmuth Kiesel en Heimo Schwilk, lag het niet aan onvoldoende kennis of intelligentie, maar aan de natuur van Jünger.15 Hij zou een dagdromer zijn geweest, en leek zich te vervelen op school. Daarnaast

stond zijn vader niet bijzonder positief tegenover het Duitse onderwijs, en hij deelde zijn mening daarover graag aan de keukentafel. Volgens de vader was een leerproces een persoonlijk proces, en viel het hierdoor buiten wat er op school gedoceerd werd. 16

Om te ontsnappen aan de lessen op school las Jünger graag boeken. Hij las avonturenboeken over oorlog en helden. Niet alleen buiten de les las hij veel, maar ook tijdens de lessen.17 Als hij niet aan het lezen was vond hij een andere manier om te ontsnappen aan de

verveling. Jorg Kustermans en Erik Ringmar beweren in hun artikel Modernity, boredom, and

war: a suggestive essay dat verveling in de moderne tijd er vaak toe leidt dat men droomt van

ontsnappingen aan het dagelijkse leven. De meeste ontsnappingen vinden volgens Kustermans en Ringmar plaats in de derde persoon, via media, boeken en andere middelen weet men te

13 Helmuth Kiesel, Ernst Jünger. Die Biographie (München 2007) 33. 14 Ibidem 40.

15 Ibidem 42 & Heimo Schwilk, Ernst Jünger. Ein Jahrhundertleben (Stuttgart 2014) 52-53. 16 Schwilk, Ernst Jünger, 52.

(15)

ontsnappen aan de verveeldheid van het dagelijkse leven.18 Dit gold zeker voor Jünger, en

volgens Kustermans en Ringmar niet alleen voor hem maar voor veel jongeren uit de tijd van Jünger. Hij speelde veel buiten met zijn jongere broer Fritz. De passie die beide broers hadden voor de natuur konden ze delen bij de Wandervogel waar ze rond 1910 lid van werden. Met deze groep ondernamen ze regelmatig dingen, zoals trektochten en kamperen.19 Fritz

beschreef deze tijd als volgt; ‘Ich konnte mich mit Ernst ungehindert in dieser neue

Landschaft bewegen, und die Grenzen dieser Bewegungen konnten wir selbst setzen, denn niemand schränkte uns auf unseren Streifzügen ein.’20

2.1.1 Het vreemdelingenlegioen

Deze manieren van ontsnappen uit een ‘burgerlijk’ leven waren voor Ernst Jünger veel serieuzer dan voor zijn broer Fritz.21 Jünger droomde er van om naar Afrika te gaan. Daar

meende hij pas echte vrijheid te leren kennen. Hij had veel over Afrika gelezen en bestudeerd, en hier was volgens hem ware vrijheid en avontuur te vinden.22 Verveling was voor de jeugd

rond 1913 niet ongewoon, menen Kustermans en Ringmar. Zij beweren dat verveling er voor zorgt dat iemand het idee heeft dat zijn acties niets betekenen. Het betekent niet dat diegene niks onderneemt, maar dat wat hij onderneemt volgens hemzelf niks toevoegt. ‘When one is

bored, one perceives one’s agency as meaningless.’ 23 Hierdoor verliest hij of zij het gevoel

van autonomie. Om dit terug te krijgen kan iemand verschillende manieren ontwikkelen van ontsnappen. Toen Jünger jong was, was dat voor hem lezen. Toen hij ouder werd was dat niet meer genoeg. Volgens Fritz was zijn oudere broer in de vooroorlogse periode bezig geweest met het schrijven van poëzie - van deze stukken is helaas niets overgebleven - en was het onderwerp altijd een vlucht naar een ver land. Fritz meende dat Jünger werd aangetrokken tot de landen die voor anderen juist onaantrekkelijk waren. Landen waar nog onbekende gebieden lagen.24 Jünger ging zelfs zo ver in zijn wens, en voorbereidingen, dat hij probeerde

18 Kustermans, Jorg en Erik Ringmar, ‘Modernity, boredom, and war: a suggestive essay’ in Review of

International studies vol. 37 (2011) 1782-1783.

19 Ibidem 46.

20 Friedrich Georg Jünger, Grüne Zweige. Ein Erinnerunfsbuch (Stuttgart 1978) 48. 21 Kiesel, Ernst Jünger, 46.

22 Ibidem 49.

23 Kustermans & Ringmar, ‘Modernity, Boredom, and war’, 1778. 24 Jünger, Grüne Zweige, 115-116.

(16)

te wennen aan het Afrikaanse klimaat door uren in dikke kleding door te brengen in de kas van zijn vader.25

Op 3 november 1913 nam Jünger dan eindelijk echte stappen om naar Afrika af te reizen. Op school dreigde hij te zakken, en hij nam het besluit om te vertrekken. Van zijn vader kreeg Jünger elk half jaar een toelage. Dat geld gebruikte hij vervolgens om een revolver en een treinkaartje te kopen. Hij vertrok naar Verdun en schreef zich in bij het Vreemdelingenlegioen.26 Op 8 november 1913 kwam Jünger aan in Sidi-Bel-Abbès, en werd

hij ingedeeld bij een regiment. Hij had echter tijdens zijn vijf dagen durende reis besloten dat het Vreemdelingenlegioen hem niet toch kon bieden wat hij zocht. Al na een paar dagen waagde hij het er op, en probeerde te vluchten naar Marokko, om vanaf daar door te trekken naar Centraal-Afrika. Na een paar kilometer werd Jünger echter al weer opgepakt en meegenomen door de Militaire Politie. Hij kwam pas vrij toen zijn vader hem wist vrij te krijgen door aan te tonen dat Jünger minderjarig was toen hij zich inschreef. Hij was namelijk pas 18 toen hij zich inschreef, terwijl 21 de leeftijd was waarop men meerderjarig werd. Een paar dagen na de Kerst was Jünger weer terug bij zijn familie.27

Jünger kon door de omstandigheden, en door eerdere slechte resultaten, geen eindexamen doen. Die zomer, nadat Jünger terug was gekeerd uit Afrika, brak de Eerste Wereldoorlog uit. Jünger meldde zich, net als veel jongens van zijn oude klas, en jongens door heel Europa, direct als vrijwilliger. Hij moest, voordat hij zich daadwerkelijk mocht melden, zijn examens nog afleggen, een zogeheten Notarbitur. Nadat hij hiervoor slaagde meldde Jünger zich aan bij de Universiteit van Heidelberg. Op deze manier hoefde hij niet nog een heel schooljaar af te ronden, en kon hij zich vrij snel voegen bij de andere vrijwilligers.28

2.2 De Eerste Wereldoorlog

Hoe Ernst Jünger heeft gedacht over het uitbreken van de oorlog is niet duidelijk. Aangenomen wordt, door onder andere Schwilk en Kiesel, dat hij het enthousiasme van de jeugd voor een oorlog heeft gedeeld. Volgens Kustermans en Ringmar was het aanmelden

25 King, Writing and rewriting the First World War, 103. 26 Schwilk, Ernst Jünger,89.

27 Ibidem 92-93. 28 Ibidem 97-98.

(17)

voor oorlog nog een manier om te ontsnappen aan de verveling van de moderne maatschappij. Geweld, opgeroepen door verveling, hoeft in lang niet alle gevallen een illegaal soort geweld te zijn, anders dan bij geweld veroorzaakt door anomie. Geweld kan een manier zijn om de autonomie terug te krijgen. Oorlog geeft de mogelijkheid om niet alleen de eigen autonomie terug te winnen, maar ook iets fundamenteels te veranderen aan de maatschappij die zorgde voor de verveelde gevoelens.29 De tijd leek rijp te zijn voor fundamentele verandering.

Volgens Kustermans en Ringmar wilden veel van de jongeren die zich vrijwillig opgaven voor de Eerste Wereldoorlog deel uitmaken van een historische, allesomvattende en alles veranderende, gebeurtenis. Hier konden ze de avonturen waar ze over hadden gelezen en gedroomd zelf beleven.’War was going to empower them; restore a sense of agency to their

limbs and lives’.30 Of Jünger uit enthousiasme, uit nationalistische gevoelens, of uit verveling

zich heeft aangemeld is niet na te gaan, hij heeft rond het uitbreken van de oorlog geen dagboek bijgehouden. Zelf meende Jünger op zoek te zijn gegaan naar avontuur.31 Dit

bevestigt alleen maar dat Jünger past binnen de theorie van Kustermans en Ringmar. Jünger bracht de eerste oorlogsmaanden doorbracht in de kazerne van Hannover. Hij moest, voor hij daadwerkelijk naar het front gestuurd werd, in training. Deze training duurde van oktober tot eind december. Tegen het einde van 1914 was hij opgeleid en deel van het 73ste regiment

fuseliers. 32 Pas op 30 december vertrok Jünger vanuit Hannover naar het front in Frankrijk.

De Duitse en Geallieerde troepen zaten toen al maanden vast in de loopgraven.33

2.2.1 1915

Op 1 januari 1915 kwam Jünger met de andere vrijwilligers aan bij het front. Hij was in eerste instantie gestationeerd in Oranville, in de Champagne, waar ze tegenover de Fransen lagen. Al vrij snel na aankomst aan het front werd Jünger voor een officierscursus naar Recouvrance gestuurd. Vanaf 4 februari tot 21 maart verbleef hij achter het front. Toen hij zich weer bij zijn regiment voegde bleek er heel wat veranderd te zijn. Het regiment waarin Jünger diende had net een van de grootste slagen tot dan toe meegemaakt, waarbij ongeveer een derde van

29 Kustermans & Ringmar, ‘Modernity, boredom, and war’, 1778. 30 Ibidem 1785.

31 Jünger, Kriegstagebuch, 6.10.1915, 47.

32 King, Writing and rewriting the First World War, 107, 33 Jünger, Kriegstagebuch, 30.12.1914, 7.

(18)

het regiment slachtoffer was geworden.34 Jünger voegde zich weer bij zijn regiment dat zich

inmiddels had verplaatst naar Herne, een dorpje in Vlaanderen.35 Hier werd besloten dat het

regiment waartoe Jünger behoorde, samen met twee andere regimenten, zou worden ingezet bij de ‘brandpunten’ aan het westfront. De regimenten werden de zogenaamde Stormtroepen, opgeleid voor snelle acties in kleine formaties. Met dit doel werd het 73ste regiment vanaf half

april in de buurt van Verdun gestationeerd.36 Hier bereidden zij zich voor op een grote slag die

plaats zou gaan vinden bij Les Éparges. Jünger bestempelde deze slag als zijn vuurdoop.37

Op 24 april trokken de Duitse troepen richting Franse loopgraven bij Les Éparges. Jünger kwam later op de dag aan bij het daadwerkelijke slagveld, dat toen al bezaaid lag met de lijken van de Duitse soldaten die die ochtend nog opgetrokken waren tegen de Fransen.38

De Duitsers trokken op en kwamen ook dode Fransen tegen, lijken die er misschien al wel maanden lagen. Dit waren uiteindelijk de enige Fransen die Ernst zou zien tijdens de slag bij Les Éparges. Op 25 april raakte hij gewond aan zijn dijbeen door een granaatsplinter, en moest geëvacueerd worden.39

Op 23 september vertrok Jünger weer richting front, hij had vijf maanden moeten herstellen van zijn verwondingen. Zijn regiment lag op dat moment bij Douchy en Monchy, vlak onder Arras. Hij keerde naar het front terug als Vaandrig, en was op weg officier te worden.40 Op 3 november 1915 was het zo ver, Jünger werd luitenant.41 De laatste maanden

van 1915 bracht Jünger door aan het front bij Douchy en Monchy. Het waren vrij rustige maanden, waarbij hij zelfs af en toe contact had met de Engelsen die tegenover hem lagen.42

2.2.2 1916

Ook van januari tot augustus 1916 verbleef Jünger voornamelijk aan het front bij Douchy en Monchy. Op 20 april ontving Jünger het IJzeren Kruis 2e klasse van zijn majoor;

34 Ibidem, 18.3.1915, 16-17.

35 Nils Fabiansson, Das begleitbuch zu Ernst Jünger In Stahlgewittern (Hamburg 2010) 27. 36 Ibidem 30. 37 Ibidem 38 Jünger, Kriegstagebuch, 24.4.1915, 30. 39 Ibidem, 25.4.1915, 37. 40 Ibidem, 23.9.1915 - 25.9.1915, 41-43. 41 Ibidem, 3.11.1915, 57. 42 Ibidem, 18.10.1915, 12.12.1915, 51,65-66.

(19)

‘Also endlich, wo sich bald der Tag von Les Éparges jährt. Zwar habe ich nichts offensichtliches vollbracht, das meinen Mut beweisen konnte, aber wenn auch nicht das ganze Draufgängertum der ersten Zeit da ist, an Kaltblütigkeit und Wagemut habe ich doch wohl eher gewonnen und hoffentlich gibt sich bald die Gelegenheit zu zeigen, daβ ich würdig bin, das schwarzweiβe Band ze tragen’.43

Vanaf eind juni werd het front bij Douchy en Monchy heviger beschoten in verband met het aankomende Somme offensief. De Engelsen vielen aan op 1 juli 1916. De hele aanval werd een catastrofe voor de Engelsen, en wordt nog steeds herdacht als de grootste nederlaag ooit van het Britse leger. Alleen al die eerste juli dag vielen er aan Engelse kant zestigduizend slachtoffers.44 Jünger bevond zich op dat moment nog in Douchy, en was dus niet aanwezig

bij deze beruchte eerste dag van de slag bij de Somme. Ondanks de vele verliezen aan hun kant zetten de Engelsen door. Half augustus richtten zij zich op het stadje Guillemont. Jüngers regiment werd op 22 augustus ingezet om Guillemont te verdedigen. Jünger meende meteen dat de gevechten hier veel heftiger waren dan hij tot dan toe had meegemaakt. Voornamelijk de constante bombardementen waren iets dat Jünger nog niet in deze intensiteit had meegemaakt.45 Om Guillemont heen was de grond bezaaid met lijken van soldaten,

voornamelijk Engelsen.46 Op 1 september raakte Jünger gewond aan zijn been, en werd

geëvacueerd.47 De rest van het bataljon waarin Jünger vocht raakte vermist.

Op 22 oktober vertrok Jünger, hersteld van zijn verwondingen, vanuit Hannover terug naar het front in de omgeving van de Somme.48 Dit keer niet in Guillemont, maar bij St. Pierre

Vaast. Hier werd Jünger op 12 november door beide benen geschoten terwijl hij verbinding zocht met een ander deel van het regiment.49 De verwondingen waren niet ernstig genoeg om

teruggestuurd te worden naar Duitsland. Jünger verbleef in Valenciennes in een hospitaal om daar te herstellen van zijn verwondingen. In december kon hij zich weer melden voor dienst. Op 22 december kreeg Jünger te horen dat hij voor zijn verdiensten in Guillemont en St. Pierre Vaast was onderscheiden met het IJzeren Kruis 1e klasse.50

43 Ibidem, 20.4.1916, 101.

44 John Keegan, De Eerste Wereldoorlog, 1914-1918 (Londen 1998) 322-323. 45 Jünger, Kriegstagebuch, 24.8.1916, 167-168. 46 Ibidem, 26.8.1916, 171. 47 Ibidem, 1.9.1916, 182. 48 Ibidem, 22.10.1916, 28.10.1916, 188,193. 49 Ibidem, 12.11.1916, 200. 50 Ibidem, 22.12.1916, 210-211.

(20)

2.2.3 1917

Januari spendeerde Jünger achter het front. De eerste helft van januari was hij met een groep officieren in Fresnoy-le-grand, boven St. Quentin, waar de groep twee weken lang zou feesten en drinken.51 Hij mocht, nadat hij een cursus hiertoe succesvol had afgerond, compagnieleider

worden.52 In deze hoedanigheid was hij nauw betrokken bij de terugtocht van de Duitse

troepen uit het Sommegebied in het voorjaar. De Duitse troepen trokken zich terug tot de Siegfriedlinie, door de Engelsen de Hindenburglinie genoemd, 50 kilometer achter de linie van dat moment, hierbij de tactiek van de verschroeide aarde toepassend.53

Na maanden rondom de Siegfriedlinie gelegerd te zijn geweest, vertrok het regiment van Jünger op 25 juli naar Vlaanderen.54 Hier was het Britse leger begonnen met een groot

artillerie offensief, en het regiment van Jünger was juist bedoeld om ingezet te worden bij dit soort brandpunten.55 Het regiment kwam hier terecht in de buurt van Langemark.56 Zonder dat

Jünger het wist vocht hier ook zijn jongere broer Fritz. Deze raakte op 28 juli zodanig gewond tijdens de gevechten, dat hij niet meer kon terugkeren naar het front. Jünger hoorde een dag later dat zijn broer gewond was geraakt en kon hem nog bezoeken in het veldhospitaal.57 Op

31 juli 1917 begon het grote offensief van de Britten dat nu bekend staat als de Derde slag om Ieper of de slag om Passendale. Jünger verdedigde op de eerste dag van deze slag een bunker genaamd Rattenburg, op de weg tussen Langemark en Bikschote. 58 De tweede dag werd zijn

regiment afgelost en richting Lotharingen gestuurd.59

In Lotharingen gaf Jünger zich met een aantal kameraden vrijwillig op voor een patrouille. Deze patrouille verliep desastreus, onder de slachtoffers waren ook goede vrienden van Jünger. Hij zelf raakte slechts lichtgewond aan zijn hand, maar na deze klap vroeg Jünger toch verlof aan om bij te komen.60 Zijn regiment was op het moment dat Jünger terugkeerde

weer op de terugweg richting Vlaanderen, waar de Derde slag om Ieper nog altijd voortduurde.61 Jünger was hier getuige van de modder en de nattigheid die voor altijd

51 Ibidem, 18.1.1917, 212. 52 Ibidem, 21,2,1917, 215.

53 Fabiansson, Das begleitbuch, 62 54 Jünger, Kriegstagebuch, 25.7.1917, 281. 55 Fabiansson, Das begleitbuch, 80 56 Ibidem 78.

57 Jünger, Kriegstagebuch, 29.7.1917, 287-289. 58 Fabiansson, Das begleitbuch, 81

59 Jünger, Kriegstagebuch, 3.8.1917-4.8.1917, 304. 60 Ibidem, 26.9.1917, 6.10.1917, 323-324.

(21)

symbool zouden staan voor de strijd aan het westfront gedurende de Eerste Wereldoorlog.62

‘Wieder hatten wir den Anblick von Leichen, deren bleiche Gesichter aus wassergefüllten Trichtern starrten, oder von solchen, die so mit Schlamm überzogen waren, daβ man die menschliche Gestalt kaum mehr wahrnehmen konnte.’63

Op 3 november werd het regiment van Jünger, tot zijn grote opluchting, overgeplaatst naar de omgeving van Cambrai.64 Hier nam Jünger deel aan de tegenaanval tegen de Britse

tankdivisie. Niet lang daarna mocht Jünger met verlof. Tijdens dit verlof in december vernam Jünger dat hij met het Kreuz der Ritter vom Hausorden von Hohenzollern werd onderscheiden.65 Een onderscheiding voor dragers van het IJzeren Kruis 1e klasse voor

herhaalde verdienste en het tonen van grote moed.66

2.2.4 1918

Tot half maart 1918 bevond het regiment van Jünger zich in Gouy, in de buurt van St. Quentin. Het regiment heeft het hier betrekkelijk rustig, en de soldaten kunnen zelfs naar de bioscoop.67 Hier bereidden de Duitsers zich voor op een grote aanval, genaamd het Michael

offensief. Dit offensief moest een Blitzkrieg zijn. Men zou met korte snelle aanvallen oude posities heroveren. Op 18 maart vertrokken de troepen richting Brunemont om daar het offensief te starten. 68 De eerste aanval vond plaats op 19 maart bij Villers-Cagnicourt. Deze

werd een groot drama voor het bataljon van Jünger, maar ook voor hem persoonlijk. Een granaat sloeg midden in zijn groep in, en liet een grote krater vol lijken en gewonden achter. Jünger zelf was ongedeerd, maar aangeslagen door het beeld.

‘Ich will nicht verheimlichen, daβ auch ich zunächst volkommen genug hatte. Ich sprang in den benachbarten Graben und fand dort einen kleinen Teil der Komp. vor. Dort ermannte ich mich wieder und schickte den Füs. Haller zum Verbinden,

62 Koen Koch, De derde slag bij Ieper 1917 (Antwerpen 2007) 11. 63 Jünger, Kriegstagebuch, 31.10.1917, 336.

64 Ibidem, 3.11.1917, 337.

65 Ibidem, 20.12.1917-2.1.1918, 362. 66 Fabiansson, Das begleitbuch, 101. 67 Jünger, Kriegstagebuch, 20.1.1918, 363. 68 Ibidem, 18.3.1918, 369-373.

(22)

rief nach Sanitätern und ging selbst an die Stelle des Unglücks. Einige stieβen noch immer die furchtbaren, markerschütternden Schreie aus’.69

Van zijn bataljon bleven van de honderdvijftig man drieënzestig over.70 In de dagen na de

granaatinslag vochten de Duitsers nog intensiever tegen de Engelsen, en wisten ze de Engelse troepen terug te drijven.71 In de volgende dagen werd er hevig doorgevochten. Toen Jünger

eindelijk verslag ging doen van de vorderingen werd pas opgemerkt dat hij gewond was, en hij werd op 29 maart 1918 teruggestuurd naar Duitsland om te herstellen van zijn verwondingen.72

Op 4 juni voegde Jünger zich opnieuw bij zijn compagnie. Het regiment was ondertussen verplaats naar Vraucourt, nabij Bapaume.73 Half juni werd het laatste grote

offensief van de Duitsers tot stilstand gebracht, en vanaf toen lag al het initiatief bij de Geallieerde troepen. Deze wonnen steeds meer terrein, zoals het gehele gebied waar de slag om de Somme plaats had gevonden.74 In augustus werd er bij Cambrai nog een poging gedaan

door het Duitse leger om de opmars van de Geallieerden een halt toe te roepen, ook Jünger deed hier aan mee. Op 22 augustus nam hij met zijn compagnie stelling bij Escaudoeuvres, een voorstad van Cambrai.75 Op 25 augustus werd Jünger geraakt in zijn borst. Toen hij

bijkwam van de klap zag hij dat de meeste Duitse soldaten in zijn omgeving zich overgaven aan de Engelsen. Jünger weigerde zich over te geven, sprong op uit zijn schuttersputje en rende richting Duitse linie. Door meerdere soldaten van zijn compagnie werd hij vervolgens naar de reservelinies, en in veiligheid, gebracht. Tijdens deze actie kwamen nog enkele soldaten om, een daarvan terwijl hij Jünger op zijn rug droeg.76 ‘Es ist doch ein merkwürdiges

Gefühl, wenn ein Mensch, der einem körperlich so nahe ist, unter dem Leibe weggeschossen wird. Es ist dies wohl die nächste Form, in der der Tod an einem vorbeistreichen kann.’77

Jünger kwam niet meer terug naar het front. De laatste dagen aan het front beschreef Jünger pas achteraf. Zijn dagboek was hij in de gevechten kwijtgeraakt. De hele maand augustus van 1918 werd door Jünger op 29 augustus 1918 beschreven, terwijl hij zich in een lazaret

69 Ibidem, 19.3.1918, 373-374. 70 Fabiansson, Das begleitbuch, 109.

71 Jünger, Kriegstagebuch, 21.3.1918, 375-387. 72 Ibidem, 22.3.1918-29.3.1918, 393-397. 73 Ibidem, 4.6.1918, 399.

74 Fabiansson, Das begleitbuch, 126 75 Jünger, Kriegstagebuch, 29.8.1918, 420. 76 Ibidem, 29.8.1918, 426-430.

(23)

bevond. Voor zijn verdiensten en getoonde moed ontving hij op 22 september de hoogste onderscheiding voor soldaten in Duitsland Pour la Mérite.78

2.3 Na de Eerste Wereldoorlog

Jünger was bij de actie in augustus zodanig gewond geraakt dat hij maanden lang moest herstellen. Met het idee dat de oorlog snel over zou zijn had hij toch nog geprobeerd om door de keuring te komen en terug te gaan naar het front. Hij had hierbij echter zijn rug geblesseerd, en moest maandenlang herstellen. Hij maakte de novemberrevolutie mee in Duitsland. Hoewel zijn biografen menen dat Jünger nooit vol achter de keizer heeft gestaan, of in ieder geval het systeem waar hij symbool voor stond, had Jünger een afkeer van de revolutie. Hij voelde zich verraden, en schijnt een tijdlang in een identiteitscrisis verkeerd te hebben. Was dit waar hij voor gevochten had? Een land dat nu, volgens Jünger, werd geregeerd door pacifisten en defaitisten.79

2.3.1 De jaren ’20 en de eerste publicaties

Toch koos Jünger er voor om bij zijn regiment in Hannover te blijven. Pas in 1923 nam hij afscheid van het leger, en schreef hij zich in bij de Universiteit van Leipzig om Zoölogie te studeren. Hij had zijn vrije tijd van 1918 tot 1923 besteed aan het bestuderen van literatuur en filosofie. In de tussentijd had hij in 1920 de eerste versie van zijn memoires In Stahlgewittern al laten publiceren. Deze memoires waren gebaseerd op het dagboek dat hij had bijgehouden tijdens de oorlog, en waar hij ook regelmatig naar verwees in de memoires.80 In 1922 werd

een tweede versie van deze memoires gepubliceerd. Daarnaast werd dat jaar ook een tweede boek over zijn belevenissen in de Eerste Wereldoorlog gepubliceerd, namelijk Der Kampf als

inneres Erlebnis.81 Het jaar daarop volgde een fictief verhaal; Sturm. Vaak werd deze

luitenant Sturm door historici en letterkundigen, waaronder Heimo Schwilk, verondersteld het alter ego van Jünger te zijn vanwege de vele autobiografische aspecten in de verhalen. Dit wordt overigens niet gedeeld door John King. Het verhaal verscheen als een serie in de

78 Fabiansson, Das begleitbuch, 133. 79 Kiesel, Ernst Jünger, 138-140. 80 Ibidem 142.

(24)

plaatselijke krant, de Hannoverscher Kurier. Jaren later, in 1963, werd het verhaal ook in boekvorm gepubliceerd.82 In 1924 werd Das Wäldchen 125 gepubliceerd. Hierin beschreef

Jünger uitgebreid het laatste jaar aan het front. Aan deze publicatie was te zien dat Jünger zich ondertussen had verdiept in filosofie en letterkunde. Regelmatig haalde hij Nietzsche aan.83 In

1925 publiceerde Jünger Feuer und Blut, een boek dat gaat over de ervaringen van Jünger tijdens het voorjaarsoffensief van 1918. In het boek beschreef Jünger hoe oorlog een man kon onderscheiden van de rest. Oorlog zorgde ervoor dat je je leven kon optillen naar een hoger niveau. Moderne oorlogvoering maakte dat mannen hun vaardigheden, instincten en gevoelens tot het extreme konden testen, bijna een mystieke ervaring. Dit soort uitgaves van Jünger maakte dat hij in de jaren dertig enorm populair werd bij aanhangers van de NSDAP, omdat de ideeën van Jünger pasten binnen de ideologie van het Nationaalsocialisme.84 In

hetzelfde jaar dat Feuer un Blut verscheen trouwde Jünger met Gretha von Jeinsen. Het jaar daarop kregen zij een zoon, Ernst Junior.85

2.3.2 De opkomst van het Nationaalsocialisme

Jünger is door critici vaak beschuldigd van banden met het Nationaalsocialisme, niet alleen omdat zijn boeken door de Nationaalsocialisten veelvuldig werden gebruikt, maar ook omdat hij door Hitler benaderd werd om voor de NSDAP zitting te nemen in de Reichstag. Vanaf 1927 ontstond er een briefwisseling tussen Goebbels en Jünger, en Hitler en Jünger. Hitler had graag gezien dat Jünger de NSDAP zou vertegenwoordigen in de Reichstag. Jünger sloeg het aanbod af, en weigerde lid te worden van de NSDAP. Hij was het oneens met de rassenleer die werd uitgedragen door de Nationaalsocialisten. Dit was ook een reden voor hem en zijn broer Fritz om in 1934 de veteranenvereniging van hun regiment te verlaten. Joden werden uit de vereniging gezet. Zijn afkeer van de rassenleer, die hij sektarisch noemde, betekende niet dat hij er op tegen was dat Hitler veel stemmen won aan het begin van de jaren dertig. 86

Voor Jünger, die een hekel had aan de massa en volgens zijn biografen ook geen voorstander was van democratie, was de opkomst van Hitler een stap dichterbij anarchie.

82 Ibidem 216-217.

83 Kiesel, Ernst Jünger, 143-144. 84 Schwilk, Ernst Jünger, 289. 85 Ibidem 286,302.

(25)

Hierna zou een nieuw soort staat kunnen worden opgericht waarbij democratie geen rol meer speelde.87 Hoewel de weigering van Jünger om lid te worden van de Reichstag zorgde voor

een breuk tussen hem en Hitler, steunde hij de het Nationaalsocialisme op momenten wel openlijk. Zo verstoorde hij bijvoorbeeld een lezing van Thomas Mann tegen het Nationaalsocialisme samen met een groep leden van de SA, de Sturmabteilung, een paramilitaire afdeling van de NSDAP.88 In 1930 schreef Jünger Die totale Mobilmachung. Dit

essay werd door hemzelf uitgegeven in de essaybundel Krieg un Krieger in 1932. In datzelfde jaar volgde ook Der arbeiter.89 In 1934 werd een tweede zoon, genaamd Alexander,

geboren.90

In 1940 maakte Jünger opnieuw deel uit van het Duitse leger, de Wehrmacht, tijdens de Blitzkrieg tegen Frankrijk. Hij was 44 toen hij Frankrijk nogmaals binnentrok, en langs dezelfde plaatsen kwam als in de Eerste Wereldoorlog. Dit maal was hij getuige van een soort bewegingsoorlog die hij in bijvoorbeeld Die totale Mobilmachung had voorspeld, en waar hij zo’n bewondering voor had.91 Op 24 april 1941 trok Jünger met zijn compagnie Parijs binnen.

Hier zou hij de rest van de oorlog verblijven, en ook tijdens deze periode hield hij een dagboek bij, nu bekend als de Parijse dagboeken.92 In Parijs raakte Jünger steeds

gedeprimeerder door het optreden van de Duitsers. Hij zag hoe verzetsacties leidden tot grote vergeldingsacties waarbij honderden mensen werden geëxecuteerd. Niet alleen wekte het een depressie in hem op, ook kreeg hij een enorme bewondering voor diegenen die slachtoffer werden van de vergeldingsacties. Hij verzamelde in deze tijd afscheidsbrieven van ter dood veroordeelden, die voor hem de moed toonden van de geëxecuteerden.

‘In Nantes sind die ersten Geiseln bereits hingerichtet worden. Ohne Zwischenfälle, ohne Gewaltanwendung, in äuβerster Disziplin und Ordnung. Alle sprechen mit Hochachtung vom Mut und der Würde der Hintergerichteten. Keiner hat sich abfällig oder mit Hass unseren Soldaten gegenüber verhalten. Der Mensch scheint erst im Augenblick des Todes zu seiner wahren Gröβe zu finden.

87 Ibidem 355.

88 Kiesel, Ernst Jünger, 263. 89 Ibidem 373-374.

90 Schwilk, Ernst Jünger, 370 91 Ibidem 390-391.

(26)

Er verabschiedet den Willen, gibt die Hoffnung auf. Da steigen andere Signale auf. 93

Uiteindelijk moest Jünger ook zelf dit soort executies leiden. Hij beschreef deze executies in zijn Parijse dagboeken met enorme precisie, juist omdat het hem zoveel pijn had gedaan het te moeten uitvoeren. In eerste instantie had hij willen weigeren, zich ziek willen melden. Uiteindelijk had hij begrepen dat hij hier niet ongestraft onderuit kon komen en had hij de taak uitgevoerd.94 In dit geval was voor hem niet de soldaat degene die zich heroïsch

opofferde, maar de gijzelaar, de martelaar, uit protest tegen de heersende orde. Hoewel Kustermans en Ringmar in hun artikel Modernity, boredom and war beweren dat martelen het ultieme geneesmiddel voor verveling is, gold dit, anders dan een groot deel van hun theorie, voor Jünger helemaal niet.95 Iemand die al overwonnen was doden was voor hem niet eervol.

De oorlog bracht voor Jünger ook een persoonlijk drama mee. Op 29 november 1944 stierf zijn oudste zoon Ernst in Italië, een grote klap voor de hele familie.96

Na de oorlog werd Jünger als een van de grotere Nazi’s beschouwd, hoewel hij uiteindelijk geen gevangenisstraf opgelegd kreeg. De Amerikaanse aanklager tijdens de Neurenberg-processen meende dat Jünger de dood van zijn zoon zag als een offer voor het Nationaalsocialisme.97 Jünger kreeg na de oorlog door de Geallieerden een publicatieverbod

opgelegd. Dit omdat hij weigerde mee te werken aan de denazificatie. Hij meende dat de Geallieerden, vooral de Russen, zich schuldig hadden gemaakt aan oorlogsmisdaden en wat hij noemde overwinnaarswraak.98 Het verbod zou snel worden opgeheven, en Jünger werd

door lezers en vrienden al gauw aangespoord om zijn gedachten over de voorgande jaren op papier te zetten. Hij schreef in 1945 nog Der Friede. Ein Wort an die Jugend Europas und an

die Jugend der Welt, opgedragen aan zijn overleden zoon.99 Een aantal weken na de oorlog

had Jünger reeds contact gezocht met oude vrienden, waaronder de filosoof Heidegger. In de jaren die volgden zou Jünger zich met meerdere letterkundigen, filosofen en theologen onderhouden via brieven. Ook deed Jünger meerdere malen mee aan geestverruimende experimenten, zoals het gebruiken van LSD, waar hij meerdere artikelen over schreef.100 Juist

93 Ibidem 396-397. 94 Ibidem 399.

95 Kustermans & Ringmar, ‘Modernity, boredom, and war’, 1790. 96 Ibidem 439.

97 Ibidem 441. 98 Ibidem 448. 99 Ibidem 450 - 451 100 Ibidem 485.

(27)

deze artikelen, samen met zijn memoires, zorgden voor de grote bekendheid die Jünger genoot in Duitsland en daarbuiten.

In 1960 overleed zijn vrouw Gretha. Twee jaar later hertrouwde Jünger met met Liselotte Lohrer. Uiteindelijk zou Jünger ook zijn andere zoon overleven. Alexander raakte in 1991 halfzijdig verlamd, waarop een depressie volgde.101 Op 22 april 1993 pleegde Alexander

zelfmoord. Jünger, die toen al bijna achtennegentig was, begroef zich in zijn werk.102 Jünger

gaf nog vaak speeches, voornamelijk over zijn ervaringen in de oorlog. Zo was hij bij de opening van het Canadese monument bij Vimy, en in 1984 begeleidde hij zelfs Kohl en Mitterand bij de herdenking van de Slag om Verdun. Ook werkte hij nog aan het eerste boek dat hij ooit had gepubliceerd In Stahlgewittern. Het boek kent meerdere uitgaves, en bij elke uitgave had Jünger grote stukken van het verhaal aangepast. Uiteindelijk stierf Jünger, een van de meest bekritiseerde Duitse schrijvers van het interbellum, op 17 februari 1998, op 102-jarige leeftijd.103 Hij was de laatste drager van de militaire vorm van de Pour la Mérite, en

was een van de slechts veertien luitenants die deze toegekend kregen tijdens de Eerste Wereldoorlog.104

3. Fortem Fortuna Adjuvat

Ideeën en idealen

101 Ibidem 561. 102 Ibidem 566-567. 103Ibidem 584-586.

104 Joe Lunn, ‘Male Identity and Martial Codes of Honor: A Comparison of the War Memoirs of Robert Graves, Ernst Jünger and Kande Kamara.’ In The journal of Military History vol. 69 (2005) 722.

(28)

‘Wie zou de moordzuchtige stompzinnigheid, de apocalyptische krankzinnigheid daarvan geen gruwel zijn. Je moet wel een hysterisch romanticus als Ernst Jünger zijn, om enig genoegen te beleven aan de barre verschrikking van de ‘Materialschlacht’.’105

Klaus Mann Wat voor ideeën en idealen had Jünger terwijl hij in de loopgraven zat? Aan de vooravond, en in de eerste maanden van de Eerste Wereldoorlog was een positieve, of zelfs romantische houding ten opzichte van oorlog niet helemaal ongewoon. De Duitse filosoof Max Scheler stelde in de herfst van 1914 ‘Oorlog was een bijna metafysisch ontwaken uit het lege bestaan

van een loden slaap.106 Niet alleen in Duitsland werd er in bepaalde kringen zo over gedacht.

Het enthousiasme bleef echter in de deelnemende landen voornamelijk beperkt tot de intellectuele elite. Volgens Koen Koch waren het voornamelijk de intellectuelen, kunstenaars, onderwijzers, hoogleraren en filosofen.107 Hoewel lang gedacht werd dat iedereen enthousiast

de straat op ging om de oorlog te verwelkomen, is de ‘mythe van het oorlogsenthousiasme’ door meerdere historici al lang onderuit gehaald. Onder andere door Koch in Een kleine

geschiedenis van de Grote Oorlog, maar ook door bijvoorbeeld Benjamin Ziemann in Gewalt im Ersten Weltkrieg. Ziemann beweerde dat men met ‘de mythe van het oorlogsenthousiasme’

voorbij ging aan de zorgen, de ontreddering en de depressie die oorlog opriep bij velen.108 Dit

werd eerder al onderzocht door Jeffrey Verhey in The spirit of 1914, waarin Verhey concludeerde dat het oorlogsenthousiasme een mythe was die voornamelijk door propaganda tijdens de oorlog was ontstaan.109 Toch was er onder veel vrijwilligers sprake van enige mate

van wat Ziemann noemt: ‘Kriegsbegeisterung’.110

Ziemann deed in het boek Gewalt im Ersten Weltkrieg onderzoek naar de omgang met geweld in de Eerst Wereldoorlog vanuit het oogpunt van Duitse soldaten.111 Een onderdeel

105 Klaus Mann, Het keerpunt. Een autobiografie (Amsterdam 1985) 453.

106 Sebastien Valkenberg, ‘Eindelijk oorlog’ [http://www.filosofie.nl/nl/artikel/41350/eindelijk-oorlog.html] bezocht op 13.01.2015

107 Koen Koch, Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog (Antwerpen 2009).

108 Benjamin Ziemann, Gewalt im Ersten Weltkrieg. Töten-Überleben-Verweigern (Essen 2013).

109 Jeffrey Verhey, The spirit of 1914. Militarism, Myth and Mobilization in Germany (Cambridge 2000) 113. 110 Ziemann, Gewalt im Ersten Weltkrieg, 44.

(29)

van dit onderzoek was een uiteenzetting over de bereidwilligheid van Duitse soldaten, vrijwilligers en beroepssoldaten om te vechten. In het onderzoek van Ziemann gebruikt hij citaten uit dagboeken van verschillende Duitse soldaten, die de oorspronkelijke ideeën van deze soldaten laten zien, en de veranderingen van deze ideeën binnen een paar weken. Zo zien we een soldaat die oorlog ‘ganz schön’ vindt, en die het als een avontuur en ontdekkingsreis ziet.112 Na vier weken aan het front meent deze zelfde soldaat: ‘Es kan nichts schrecklicheres

geben als Krieg.’113 Ook nationalistische ideeën en motieven komen vaak naar voren. Zo

noteert een soldaat ‘Der Krieg wird auf deutscher Seite gewonnen und muβ gewonnen

werden. […] Wie ich schon erwähnt habe, gewinnen die Deutschen den Krieg, besteht kein Zweifel.’ Nog geen twee weken later schreef dezelfde soldaat in een brief; ‘Schreibe mir, wie es mit dem Krieg steht. Wir wissen gar nichts. Ist denn nicht bald Friedensschluβ? En weer

tien dagen later; ‘Was der Kaiser sagte, glaubt man bei uns nicht. Es ist ja doch kein Zeichen

von Friedensverhandlungen da.’114

Motieven als avontuur en nationalistische gevoelens om deelname aan een oorlog persoonlijk te verantwoorden waren helemaal niet ongewoon. Eric Leed beargumenteerde in

No man’s land dat de bepaalde identiteit die werd opgelegd door de moderne Duitse

maatschappij voor de Eerste Wereldoorlog er toe leidde dat de jeugd op zoek was naar een bevrijding. Oorlog werd verwelkomd als manier om dit te bewerkstelligen.115 Ook Jünger

zocht een uitweg, en probeerde dit al door zich eerst te melden bij de Wandervogel, en later bij het vreemdelingenlegioen. De motieven die de soldaten hadden om de vechten lijken snel opgegeven te zijn, wat overigens niet betekende dat deze soldaten niet meer door wilden vechten. Bij Jünger lag dit anders. Dit hoofdstuk onderzoekt de ideeën en idealen van Jünger.

3.1 Nationalisme

In ‘Bereaved and aggrieved: combat motivation and the ideology of sacrifice in the First World War’ zet Alexander Watson uiteen welke verschillende redenen soldaten konden hebben om bereid te zijn om zichzelf op te offeren. Termen als ‘Eer’, ‘Heldendood’, ‘Opoffering’, en ‘Moed’, komen veelvuldig voor in het artikel. De heldendood sterven deden deze mannen, volgens Watson, niet voor niks. Zij hadden altijd een hoger doel voor ogen. Een van de meest voorkomende, en misschien ook een van de meest voor de hand liggende,

112 Ibidem 48-49. 113 Ibidem 50. 114 Ibidem 54.

(30)

redenen voor de zelfopoffering van Duitse soldaten zouden nationalistische sentimenten zijn geweest. Dit lijkt zijn grond te hebben in de leerstof die bol stond van nationalistisch heroïsme. De heldendood voor het vaderland, voor ‘Kaiser’ en ‘Reich’, dat zou de jongens die zich in 1914 meldden als vrijwilligers voornamelijk hebben gedreven.116

Volgens de biograaf Helmuth Kiesel was er bij Jünger geen sprake van nationalistische sentimenten. De redenen om zich als vrijwilliger te melden voor het leger waren veel persoonlijker van aard, zo meent Kiesel.117 Ook John King meent dat er weinig

nationalistische sentimenten te ontwaren zijn in de dagboeken.118 Toch wist Arnout Arens in

zijn masterscriptie Die Ode des Slachtfeldes, een onderzoek naar politiek-ideologische ideeën in de Kriegstagebucher van Ernst Jünger, een aantal nationalistische ideeën uit de dagboeken te filteren.119 Volgens Arens draagt Jünger nooit nationalistische ideeën aan, en komt

daarnaast het woord ‘Reich’ ook geen enkele keer voor. Wel spreekt Jünger af en toe over de ‘Kaiser’. Elk jaar vierden de troepen, en dus ook Jünger, de verjaardag van keizer Wilhelm II. Deze gebeurtenis, zeker in het eerste jaar van de oorlog, droeg, volgens Arens, een bepaald ‘nationalistische pathos’ in zich.120 Er is zelfs een moment waarop Jünger toegeeft te vechten

voor de keizer. Op 31 december 1915 werd er in de officiers sociëteit nieuwjaar gevierd, waarbij een paar hoera’s voor de keizer werden geroepen. Hierop merkte Jünger op; ‘3 hurras

auf S.M. (für den wir arbeiten, leben und wenn es sein muβ auch sterben)’. Of Jünger er

daadwerkelijk zo over dacht, of dat hij alleen doctrine herhaalde wordt niet duidelijk. Het opmerkelijke aan de opmerking is, dat het de enige keer is dat Jünger zo spreekt over sterven voor de keizer, en daarmee voor het vaderland.121

Jünger lijkt wel veel waarde te hechten aan de mening van de keizer aangaande zijn regiment; ‘Meine Füsiliere haben erfüllt was ich im Frieden von ihnen erwartet habe. Sie

haben in einen Trommelfeuer ausgehalten, wie es bisher die Welt noch nicht gesehen hat. Kaiser Wilhelm II, in Machauld, nach der Schlacht bei Perthes an die Prinz-Albrecht-Füsiliere No. 73.’122 Met dit citaat begon Jünger het zesde dagboek. Het waren woorden van 116 Alexander Watson, ‘Bereaved and aggrieved: combat motivation and the ideology of sacrifice in the First World War’ in Historical Research vol. 83 (2010) 146-164.

117 Helmuth Kiesel, ‘Ernst Jünger im Ersten Weltkrieg’ in Ernst Jünger, Kriegstagebuch 1914-1918 (Stuttgart 2010) 597.

118 King, Writing and rewriting the First World War, 139.

119 Arnout Arens, Die Ode des Slachtfeldes. De Konservative Revolution in Ernst Jüngers Kreigstagebuch (Masterscriptie aan de Universiteit van Utrecht 2007) 66-67.

120 Ibidem 67.

121 Jünger, Kriegstagebuch, 31.12.1915, 72 122 Ibidem, 1.6.1916, 146.

(31)

keizer Wilhelm II, gericht aan het regiment waartoe Jünger behoorde, na de slag bij Perthes. Jünger was zelf, tot zijn grote spijt, niet aanwezig bij de slag, die plaatsvond in februari 1915. Op 18 maart 1915 tekende hij in zijn dagboek op dat de ‘berühmten Sturm’ voorbij was, en dat een derde van het regiment verloren was gegaan.123 Het is opmerkelijk dat hij de woorden

van keizer Wilhelm optekende aan het begin van het zesde deel van de dagboeken aan het begin van juli 1916, ruim een jaar na de gebeurtenissen bij Perthes. Blijkbaar hadden de woorden van de keizer veel betekenis voor Jünger, en bevestigden ze zijn eigen ideeën over moed en het uithoudingsvermogen van de Duitse troepen.

Wat echter door zowel John King als Arnout Arens over het hoofd wordt gezien, is de trots die Jünger voelde over het feit dat hij deel uit mocht maken van een Pruisisch regiment, en later als Pruisisch officier diende. Hoewel de nationalistische gevoelens hier niet draaiden om het Duitse keizerrijk, ging het hier wel om een van de grootste Duitse vorstendommen. Het land dat had gezorgd voor de Duitse eenwording. Een eenwording die, zo moet men in gedachten houden, pas veertig jaar oud was. Het waren de Pruisen die in 1870-1871 de Fransen hadden verslagen. Hoewel Jünger nooit expliciet heeft gezegd dat hij trots was op zijn status als Pruisische officier, is dit aan bepaalde ideeën en gebeurtenissen toch af te lezen. Hij identificeerde zich met Pruisen. De dag dat hij benoemd werd tot luitenant stelde hij zich de vraag; ‘Ernst Junger – officier prussien?’ Hierop volgde hij met ‘Na jedenfalls – Ring des

Polykrates’. Het interessante aan de opmerking is de verwijzing naar de Griekse tiran

Polycrates, heerser over het eiland Samos.124 Jünger haalde dit verhaal aan om aan te tonen dat

hij meende dat hij ontzettend veel geluk had met zijn benoeming tot Pruisische luitenant, zoveel geluk volgens hem, dat hij meende dat hij ooit er voor zou moeten betalen.125

Wellicht zag Jünger zichzelf in een bepaalde traditie. Hij vocht immers op dezelfde plekken waar ruim veertig jaar daarvoor de Pruisen de Fransen hadden verslagen, en het land

123 Ibidem, 18.3.1915, 16.

124 De geschiedenis van Polycrates is overgeleverd door de Griekse geschiedschrijver Herodotus. Polycrates onderhield gedurende zijn leven een briefwisseling met de Egyptische koning Amasis. In deze briefwisseling kwam naar voren hoeveel geluk Polycrates altijd had, alles ging hem voor de wind. Hierop schreef Amasis dat het onnatuurlijk was om het zo goed te maken, het zou de goden kunnen tarten. Als advies kreeg Polycrates van Amasis om iets wat hem zeer dierbaar was weg te doen, op zo’n manier dat het nooit meer teruggevonden kon worden. Hierop besloot Polycrates zijn ring ver op zee in het water te gooien. Dagen later meldde zich een visser met een bijzonder grote vis. De vis werd aangeboden aan Polycrates en gereedgemaakt. Hierbij werd de ring in de buik van de vis teruggevonden. Polycrates zag het als een teken dat het geluk hem gegund werd door de goden. Zijn vriend Amasis zag in de gebeurtenis de boodschap dat men zich niet aan zijn lot kan onttrekken, en dat er nog een groot ongeluk in het leven van Polycrates stond te wachten. Hierop verbrak hij de vriendschap. Jaren later stierf Polycrates een verschrikkelijk dood. Herodotus, Historiën vertaald door Onno Damsté (Bussum 1974) 162-164.

(32)

was nog immer bezaaid met monumenten ter herinnering aan de helden van die oorlog. Jünger maakte regelmatig opmerkingen over dit soort monumenten. Zo ook op 24 oktober 1915, toen hij de moeite nam om een van de teksten op een dergelijk monument op te nemen in zijn dagboek;

‘Denn wer den Tod im heilgem Kampfe fand, Ruht auch in fremder Erde im Vaterland’126

De strijd die gevoerd is, is een heilige strijd voor het vaderland. Hier en daar zijn wel degelijk wat nationalistische sentimenten en trots te ontwaren in de dagboeken van Jünger.

Zo schreef Jünger het laatste deel van zijn dagboek toen hij in Duitsland aan het herstellen was van een verwonding. Delen er van schreef hij in september 1918, maar de laatste twee alinea’s schreef hij na de wapenstilstand. Hier benoemde hij voor de eerste keer duidelijk zijn nationalistische motieven om zich te melden als vrijwilliger.

‘Obwohl ich als 17jähriger einstens aus Abenteuerlust zur Fremdenlegion ausriβ, hoffe ich doch, mehr Nationalgefühl zu besitzen, als Mancher, der sich an jedem 27. Januar vollaufen lieβ und sich am 9. November, ohne den Degen zu ziehen, auf den »Boden der Tatsachen« stellte.[…] Ich bin im Geiste des Preuβischen Offizierkorps erzogen und mit Leib und Seele Soldat[…] Wir Niedersachsen sind nicht leicht zu begeistern aber wenn wir uns eingesetzt haben, dan halten wir fest. Auch mein Herz hängt fest an der Sache, für die ich gekämpft und geblutet habe.’127

Dit stuk werd echter na de oorlog geschreven, in een tijd dat Duitsland in een crisis beland was. De revolutie was volop aan de gang, de keizer was afgezet, en Duitsland had de oorlog verloren. Zoals Jünger zelf schreef was zijn eerste motief zich te melden een zoektocht naar avontuur geweest. Het lijkt erop dat nationalistische gevoelens wel degelijk een rol hebben gespeeld bij Ernst Jünger, met name in de eerste oorlogsjaren.

126 Ibidem, 24.10.1915, 56 127 Ibidem, datum onbekend, 433.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Prestatiebekostiging kan ongetwijfeld een bijdrage leveren aan de doelmatigheid van werken en handelen binnen het openbaar bestuur. De introductie van een dergelijk

Het placht vremde vraagen aan de Moeder te vraagen nopende den Hemel en Godt/ en de Moeder dacht/ dat het kindt eenige hadde hooren spreeken over die

dementerenden 'uitboeken als ex-mensen, die nu huisdier zijn geworden, zodat baasje mag besluiten ze te laten inslapen.' Het is cru gezegd, maar niet onjuist. Niet de vergelijking

De datum en de locatie lagen al vast: aanstaande zondag in de ziekenboeg van de

Het meeste beeldmateriaal zou van het Gouvernements Filmbedrijf komen, maar voor deze functioneerde waren er al beelden van onder meer het Rode Kruis.. Deze waren half

Daarnaast is het de inzet de informatiepositie van het bestuur in Europees verband te versterken bij het bestrijden van (grensoverschrij- dende) criminaliteit, zo nodig door middel

In the present paper we describe an experimental study of the effect of perforation angle θ and bias/grazing flow, on the acoustical absorption by wall perforations for Strouhal num-

Mijn vader zei dat hij niet alle papieren meer had, dat er niet zo veel meer over was, maar toen ik voor het eerst die cijfers onder ogen kreeg, dacht ik: als dit het bedrag is