• No results found

3. Fortem Fortuna Adjuvat

3.6 Oorlog

Jünger had duidelijke ideeën van moed, eer, heldendom en wat het betekende om soldaat en officier te zijn, opgedaan uit literatuur. De klassieke werken, konden Jünger echter niet voorbereiden op de Eerste Wereldoorlog, die zo anders was dan alle oorlogen die daar voor gevoerd waren. Sommige historici, zoals Diana Francis, beweren dat oorlog altijd op dezelfde manier wordt neergezet, nu en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Francis vraagt zich af; ‘What,

then, allows war to be represented as normal and indeed glorious, and to be accepted as such by the majority of people in almost all societies, so escaping any fundamental scrutiny as an institution?’177 Zij gaat er van uit dat oorlog in bijna alle maatschappijen door de meerderheid

van het volk als glorieus wordt gezien, niet alleen nu, maar ook tijdens de Eerste Wereldoorlog. Inderdaad, voor de Eerste Wereldoorlog werd ten strijde trekken als glorieus gezien, en tijdens de Eerste Wereldoorlog deden overheden hun best om dat beeld zo te houden. Echter, schrijvers als Henri Barbusse en Siegried Sassoon tonen aan dat dit beeld tijdens de Eerste Wereldoorlog wel degelijk veranderde. Lange tijd geloofden historici door dit soort getuigenissen dat soldaten aan het front de strijd niet meer als heldhaftig of glorieus konden zien.178 Dit had alles te maken met de vele technologische ontwikkelingen net voor en tijdens

de Eerste Wereldoorlog. Watson weerlegde in zijn artikel ‘Bereaved and aggrieved’ de theorie dat soldaten het vechten en een eventuele dood niet meer als heldhaftig of glorieus konden zien.179

Jünger’s klassieke ideeën van oorlog, onder andere door middel van man-op-man gevechten, kwamen niet overeen met de werkelijkheid van de Eerste Wereldoorlog. Man-op- man gevechten kwamen in de Eerste Wereldoorlog maar zelden voor. Negenenvijftig procent van alle doden vielen door artillerieaanvallen, en het grootste deel van deze doden viel door een granaat in plaats van een kogel. Deze aanvallen waren zelden gericht op een enkele soldaat, maar altijd op stukken van het front waarvan men vermoedde dat veel soldaten bijeen zaten.180

Het kwam bij wijze van uitzondering wel eens voor dat soldaten er voor kozen om op een enkele soldaat te mikken, hierbij werd nooit gebruikt gemaakt van zware artillerie, maar van geweren en pistolen. Hoewel men, volgens Edgar Jones, rekening moet houden met het feit dat scherpschieten nooit hetzelfde effect had als man-op-man gevechten, aangezien het doel veel

177 Diana Francis, ‘The construction of Masculinity as a motivator for war’in Peace Review: A Journal of

Social Justice Vol. 25 (2013) 234.

178 Watson, ‘Bereaved and aggrieved’, 146. 179 Ibidem 147.

verder weg was, en het moeilijk te zien was of het schot dodelijk was geweest. Soldaten waren vaak huiverig om scherpschieters in het peloton te hebben, dit kon leiden tot wraakacties van de vijand.181 De ideeën van Jünger over man-op-man gevechten konden in een dergelijke oorlog

dus niet uitgevoerd worden, en Jünger moest zich aanpassen.

Toen Jünger aan het front aankwam werd hij vrijwel meteen geconfronteerd met de nieuwe, industriële manier van oorlog voeren, namelijk bombardementen en loopgraven.182

Hoewel hij in eerste instantie meende dat de oorlog hem meeviel; ‘Im allgemeinen ist mir der

Krieg schrecklicher vorgekommen, wie er wirklich ist’183, moest Jünger vier dagen later toch

toegeven dat de oorlog in ieder geval niet tot een zorgeloos leven leidde.

‘Ich bekomme, wie damals in Algerien ganz andere Ideale. Ein solides Studentenleben mit Lehnstul und weichem Bett und einem kleinen Freundeskreise ohne Verbindungseseleisen, schöne Ausflüge und gute Bücher. Und eine Käfersammlung. Vorher muβ ich irgendwie nach Afrika reisen, nur um zu sehen, daβ man auch darin nu Phantastereien nachgejagt hat.’184

Wat interessant is, is de laatste opmerking van Jünger over zijn andere idealen. Blijkbaar was de oorlog hem, net als zijn ervaring in Afrika, tegengevallen. Belangrijk is het moment waarop Jünger dit schreef. Hij was weer een nacht in de loopgraven geweest, en was nat, koud en moe teruggekomen in de reservelinie. Hij had slechts een enkele keer een Fransman gezien, en had geen enkele kans gezien om de vijand in de ogen te kijken. Hij besefte dat hij een fantasie had nagejaagd, en dat man-op-man vechten niet zou gebeuren. Na deze ontboezeming schreef Jünger echter weer verder over de dagelijkse bezigheden aan het front, en leek hij toch vast te houden aan de hoop dat hij op zijn manier oorlog kon voeren.185

Dat Jünger vast bleef houden aan zijn ideeën blijkt uit meerdere dingen. Een bevestiging van de hoop die Jünger koesterde leek hij te krijgen tijdens zijn eerste deelname aan een grote slag, de slag bij Éparges. Hier liepen de Duitse troepen over open terrein terwijl ze beschoten werden. ‘Besonderes Vergnügen hatten wir, daβ in dieser Zeit des

Schützengrabenkrieges ein so offener Angriff noch möglich war.’186 Hoe anders was dit dan de 181 Ibidem. 182 Jünger, Kriegstagebuch, 2.1.1915 – 6.1.1915, 8-10. 183 Ibidem, 4.1.1915, 9-10. 184 Ibidem, 8.1.1915, 12. 185 Ibidem. 186 Ibidem, 25.4.1915, 36.

ervaringen die Jünger had gehad in zijn eerste maanden aan het front, waar hij voornamelijk loopgraven had gebouwd en in de kou en nattigheid had moeten slapen. Hij had, samen met een kameraad, plezier in het feit dat ze nog zo open een aanval uit konden voeren. Daarnaast bleef hij klassieke termen gebruiken voor nieuwe situaties. Zo gebruikte hij nog regelmatig het woord ‘Duell’.187 Jünger gebruikte het in eerste instanties voor bijvoorbeeld

vuurgevechten tussen de linies. Later begon hij het ook te gebruiken voor de gevechten tussen vliegtuigen, waar hij vanaf het begin van zijn tijd aan het front een fascinatie voor had. 188

Voor Jünger lijkt de oorlog dan ook niet voor een bepaalde ideologie gevochten te worden, maar om de oorlog op zich. Onderbreking, zoals achter de linies moeten gaan voor rust of scholing had hij liever niet. Eerder was Jünger in Bazancourt bij een cursus voor aspirant-officieren geweest toen zijn regiment een grote slag inging, en had hij hun lot, de heldendood, niet kunnen delen.189 Hij wilde zo een mogelijkheid niet nog een keer missen.

‘Mir ist diese Unterbrechung garnicht angenehm; man tröstet sich eben damit, daβ es mancherlei gutes zu lernen gibt und mit den Annehmlichkeiten der Etappe. Schade, daβ dieser Krieg mit Gewehrgranaten und kleinen Minen nicht länger mitgemacht werden kann, er ist wirklich interessant und aufregend’190

Opvallend aan de opmerking is dat Jünger vrede leek te hebben met de manier waarop er oorlog gevoerd werd. Hij leek zich neergelegd te hebben bij het feit dat deze oorlog zou worden uitgevochten met bombardementen van granaten en mijnen. Eenzelfde uitspraak deed Jünger op 12 december 1916, toen hij hoorde dat Duitsland vrede had proberen te sluiten met Engeland.

‘Mir persönlich ist Frieden oder nicht ziemlich gleich, einesteils erhoffe ich noch manches vom Krieg, andererteils muβ ich auch sagen, daβ ich bald dem Sturmvogel gleich in sonnige Weiten fliegen möchte und die weite Welt in ganzer Pracht auf mir wirken lassen möchte. Doch hoffe ich, bis dahin noch manche Granate durch die Lüfte heulen zu hören.’191

187 Ibidem, 6.10.1915, 47.

188 Ibidem, 26.9.1915, 44, 25.6.1916, 131. 189 Ibidem, 18.3.1915, 16.

190 Ibidem, 11.4.1916, 100. 191 Ibidem, 12.12.1916, 208.

Hij hoopte nog menig granaat door de lucht te horen gaan. Ook gaf hij aan nog veel van de oorlog te verwachten, hij had immers nog steeds niet de kans gehad om man-op-man te vechten. Daarnaast had Jünger het idee dat deze oorlog misschien wel de meest spannende, enerverende tijd van zijn leven zou kunnen zijn, een tijd waar hij altijd aan terug zou blijven denken.

‘Man weiβ aber wohl nicht, ob man vielleicht später an dies rauhe Leben unter Männern nicht mit einem Gefühl zurückdenken wird: Ja damals was das Leben zwar rauh, aber einem festen Zweck geweiht und sorgenfrei. Der Krieg hat ja auch seine friedlichen Stimmungen. […] Alles ist einfach und natürlich.’192

Bij dit soort uitspraken lijkt Jünger inderdaad de romanticus te zijn die Klaus Mann van hem maakte.

Toch waren er momenten dat Jünger zijn positieve houding ten opzichte van de oorlog niet kon behouden. Negatieve gedachten wist hij altijd snel weer af te schudden, maar ze waren wel degelijk aanwezig.

‘Und ich werde die Reise nach Paris und Versaille nich machen können, mich nicht freuen können im Lande des Weins und der Freude, denn zwischen mir und Euch steht eine Wand, flieβt ein Strom von Blut, von Blut vielleicht unnütz vergossen, um Millionen Mütter in Gram und Elend zu stürzen. Lang schon bin ich im Krieg, schon manchen sah ich fallen, der wert war zu leben. Was soll dies Morden und immer wieder morden? Ich fürchte, es wird zuviel vernichtet und es bleiben zu wenig, um wieder aufzubauen. Vorm Kriege dachte ich wie mancher: nieder, zerschlagt das alte Gebäude, das neue wird auf jeden Fall besser. Aber nun – es scheint mit, das Kultur und alles Groβe langsam vom Kriege erstickt wird. Der Krieg hat in mir doch die Sehnsucht nach den Segnungen des Friedens geweckt.’193

Na deze overweging over wat de oorlog met Frankrijk heeft gedaan, en waar het moorden toe heeft geleid, namelijk miljoenen moeders in de rouw, roept Jünger zichzelf tot de orde; ‘Doch

genug der Wachtstubenphilosophie! In einigen Tagen sollen wir neue Gewehre bekommen, das ist ein verdächtiges Zeichen. Eines Tages in unsrer alten Stellung wird’s heiβ: Alarm! Es

192 Ibidem, 27.7.1916, 158. 193 Ibidem, 1.12.1915, 62-63.

geht ins Gefecht, das wird wieder mal gut tun.’194 Gek genoeg meent Jünger dat een gevecht

hem goed zou kunnen doen. Dit terwijl Jünger daarvoor nog meende dat juist het vechten Frankrijk had verwoest, de cultuur en het landschap kapot had gemaakt. Zelfs een hysterische romanticus als Ernst Jünger had moeite met het gezicht van de oorlog.