• No results found

Links-populisme binnen de Europese Unie Exportproduct van Zuid-Amerika?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Links-populisme binnen de Europese Unie Exportproduct van Zuid-Amerika?"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Exportproduct van Zuid-Amerika?

Masterthesis Europees Beleid

Faculteit der Geesteswetenschappen

Universiteit van Amsterdam

Amsterdam, juni 2015

Door Matthijs Peters

6164056

matthijspeters@hotmail.com

22959 woorden

Onder begeleiding van:

dhr. dr. R.J. De Bruin

Tweede lezer:

(2)
(3)

Inhoudsopgave

_____________________________________________________________

Inleiding

……….………... 4

Hoofdstuk 1: Populisme

……… 7

1.1 Introductie………..……… 7

1.2 Geschiedenis van het populisme als ideologie………... 8

1.3 Populisme als 'spiegel van de democratie'………12

1.4 Ernesto Laclau en het post-marxistische populisme als discours……...………14

1.5 De retoriek van het populisme………...………17

1.6 Inclusionair populisme……….………...20

1.7 Conclusie………..21

Hoofdstuk 2: Nieuw links-populisme in Zuid-Amerika

………...………...23

2.1 Introductie…….……….………...23

2.2 Radicaal en gematigd links in Zuid-Amerika………..23

2.3 Het Chavismo in Venezuela………...25

2.4 Bolivia en Morales………...………...27

2.5 Het Kirschnerismo in Argentinië………..29

2.6 Retoriek en discours binnen het Zuid-Amerikaanse populisme……….………32

2.7 Conclusie……….……….36

Hoofdstuk 3: Griekenland en Syriza

……….…..39

3.1 Introductie………..………...39

3.2 Achtergrond opkomst van Syriza………..39

3.3 De populistische retoriek van Syriza……….43

3.4 Het beleid van Syriza en haar idealen………...46

3.5 Conclusie……….………..49

Hoofdstuk 4: Spanje en Podemos

………51

4.1 Introductie……….………...51

(4)

4.3 De Populistische retoriek van Podemos………55

4.4 De idealen van Podemos……….59

4.5 Conclusie……….……….61

Conclusie

………..…………...……….63

(5)

Inleiding

_____________________________________________________________

Tot in 2008 de economische crisis uitbrak, hebben de meeste landen binnen de Europese Unie decennialang een politieke stabiliteit gekend, die gekenmerkt werd door de concurrentie tussen enerzijds de sociaaldemocraten en anderzijds de christendemocraten. Deze twee politieke stromingen hebben met hun centrumlinkse ideologie versus centrumrechtse ideologie het politieke spectrum jarenlang in balans weten te houden. De economische omstandigheden in Europa waren dermate voorspoedig dat deze balans decennialang onaangetast kon blijven. Toen deze economische omstandigheden in 2008 echter plotseling dramatisch veranderden, had dit grote gevolgen voor de politieke status-quo in veel Europese landen. De economische crisis leidde in veel landen tot een maatschappelijke crisis, die woede en onbegrip teweegbracht onder het volk. Deze publieke onvrede uitte zich snel in de electorale systemen van de Europese landen. Daar waar voorheen de radicale ideologieën slechts marginale rollen hadden vervuld binnen de nationale politieke spectra, begonnen deze vanaf het begin van de crisis in heel Europa meer aanhang te verwerven. Middels populistische en eurosceptische retoriek hebben charismatische politici in de afgelopen jaren in veel Europese landen aanzienlijke steun weten te vergaren onder het volk. Daar waar de publieke onvrede zich in de meeste Noord-Europese landen heeft vertaald naar een significante groei van het extreem rechts, zoals Geert Wilders in Nederland, of Marine Le Pen in Frankrijk, heeft het in de Zuid-Europese landen juist de opkomst van een radicaal links gefaciliteerd. Terwijl het ernaar uitziet dat de extreem rechtse partijen, ondanks hun significante groei, nog nergens de grootste partij zullen worden, heeft het links zich al wel als grootste partij gemanifesteerd in de vorm van Syriza in Griekenland. Daarnaast is het Spaanse Podemos in de peilingen voor de Spaanse parlementsverkiezingen van december dit jaar op koers om een van de grootste partijen in Spanje te worden.

Over de opkomst van het rechts-populisme in Europa is al veel geschreven en onderzoek naar gedaan. Het links-populisme in Europa is echter een redelijk nieuw fenomeen, en daarom is het thema in de academische wereld vooralsnog enigszins onderbelicht gebleven. Het nieuwe links-populisme in Zuid-Amerika daarentegen, dat begon met de Bolivariaanse revolutie van Chávez en zich vervolgens heeft verspreid naar veel andere landen in Latijns-Amerika, het zogenaamde ‘Roze Getij’, is al onderwerp geweest van talloze boeken en academische discussies. De maatschappelijke context waarin de linkse revolutie in Zuid-Amerika zich afspeelde heeft veel weg van de situatie waarin landen als Griekenland en Spanje zich momenteel bevinden. Naast deze context lijkt het echter dat zowel Syriza als Podemos ook belangrijke lessen hebben geleerd

(6)

van de Zuid-Amerikaanse leiders, die de partijen hebben gebruikt om steun te verwerven in eigen land. Het neomarxistische populistische discours waarmee Zuid-Amerikaanse leiders als Hugo Chávez in Venezuela en Evo Morales in Bolivia hun ‘socialisme van de 21e eeuw’ hebben bewerkstelligd lijkt als voorbeeld te hebben gediend voor de creatie van een nieuw politiek discours door Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje. Terwijl in de map van politieke culturen de EU-landen voorheen altijd werden beschreven als representatieve democratieën gedreven door het Rijnlands model, lijken Podemos en Syriza een naar Zuid-Amerikaans model geïnspireerde politiek systeem voor ogen te hebben waarin de nadruk wordt gelegd op sociale rechtvaardigheid en een participatieve en directe democratie. In dit betoog zal deze link tussen het links-populisme in Zuid-Amerika en het links-populisme in Europa centraal staan. Er zal worden betoogd dat de nieuwe socialistische stroming in Europa moet worden gezien als exportproduct van Zuid-Amerika. Daar waar de Zuid-Amerikaanse leiders het marxistische model hebben gebruikt om inspiratie te krijgen voor hun eigen socialistische democratieën, hebben zij door middel van een populistisch discours een eigen politieke cultuur ontworpen, die nu wordt overgenomen door partijen in Europa.

De nadruk binnen de politieke wetenschappen op extreemrechts wanneer het populisme in Europa wordt besproken toont aan dat de opkomst van het links-populisme op dit continent toe is aan verdere academische analyse. Het gebrek hieraan toont het belang van dit onderzoek. Echter heeft de beperkte academische aandacht voor het nieuwe fenomeen er ook toe geleid dat er binnen dit onderzoek, bij de analyse van Syriza en Podemos, veelal gebruik is gemaakt van niet-wetenschappelijke bronnen, zoals websites en krantenartikelen. Vanwege de beperkte

academische aandacht die vooralsnog besteed is aan het links-populisme in Europa, zal deze scriptie twee doelen dienen: Enerzijds zal worden getracht zo helder mogelijk het (opkomend) links-populisme in Europa en de context hiervan in kaart te brengen. Anderzijds zal worden betoogd dat deze nieuwe politieke beweging moet worden gezien als een rechtstreeks

voortvloeisel uit de linkse revolutie op het Zuid-Amerikaanse continent. Dit zal worden gedaan aan de hand van eerst een analyse van het Zuid-Amerikaanse populisme, vertegenwoordigd in deze scriptie door een analyse van de regimes van Hugo Chávez in Venezuela, Evo Morales in Bolivia en Néstor Kirchner in Argentinië. Vervolgens zal aan zowel Syriza als een Podemos een hoofdstuk worden besteed, waarin de opkomst van die partijen, hun politieke discours en hun idealen zullen worden belicht. Deze factoren zullen tijdens deze hoofdstukken vanuit een comparatief perspectief worden belicht, waarin het in hoofdstuk twee besproken

Zuid-Amerikaanse model centraal staat. Om een theoretische onderslag te geven aan dit comparatieve onderzoek zal in het eerste hoofdstuk het concept populisme worden besproken. Hierin zal

(7)

worden besproken wat dit ambigue begrip inhoudt en welke rol het speelt binnen dit betoog. Dit onderzoek zal worden verricht door middel van twee verschillende methodes van vergelijking. Enerzijds zal de klassieke methode van historische vergelijking worden gehanteerd om de nationale context van de opkomst van de besproken populistische partijen te bespreken. Hierbij zal vooral geanalyseerd worden welke paralellen er zijn tussen de historische context van de opkomst van het links-populisme in Zuid-Amerika en de opkomst van het links-populisme in Griekenland en Spanje. Om dieper op het onderwerp in te gaan zal zoals gezegd echter niet slechts deze context besproken worden, maar zal ook worden betoogd dat er sprake is van duidelijke invloeden vanuit Zuid-Amerika op de besproken Europese partijen wat betreft hun beoogde beleid en politieke retoriek. In de context van deze analyse zal de nieuwere

vergelijkingsmethode van histoire crosée worden gebruikt om de sociale, culturele en politieke transfers tussen Zuid-Amerika en Europa te onderzoeken. Middels deze methode zal een duidelijke betekenis worden gegeven aan het in Europa relatief onbekende begrip van links-populisme en zal worden aangetoond dat er onmiskenbaar sprake is van het links-links-populisme als exportproduct vanuit Zuid-Amerika.

(8)

Hoofdstuk 1: Populisme

_____________________________________________________________

1.1 Introductie

In het boek Populism: Its Meanings and National Characteristics (1969) proberen Ghita Ionescu en Ernest Gellner te verklaren wat het, op het moment van schrijven, relatief nieuwe concept ‘populisme’ precies inhoudt. Ondanks het feit dat het belang van het begrip onmiskenbaar is, stellen zij dat er geen duidelijke omschrijving en overeenkomst bestaat over wat populisme betekent.1 Daar waar de term ‘populisme’ wordt geplakt op uiteenlopende ideologieën en bewegingen, wordt in het boek getracht gemeenschappelijke factoren te vinden die de

verschillende vormen van het populisme binden.2 In het uitgebreide verslag van verschillende soorten populisme door de jaren heen en in verschillende gebieden komen de auteurs van het boek niet tot een eenduidige conclusie. Populisme wordt onder andere beschreven als een politieke beweging, een ideologie en een mentaliteit. De onenigheid binnen dit boek over de precieze definitie van populisme geeft het omstreden karakter van het concept aan. Het boek heeft echter wel een discussie op gang gebracht in de academische wereld, die in de afgelopen jaren heeft geleid tot meer consensus over wat populisme behelst en wat de verschillende soorten populisme met elkaar bindt.3 Onder wetenschappers is er tegenwoordig overeenstemming over de twee meest prominente eigenschappen die alle populistische bewegingen bezitten: Een sterke focus door populistische leiders op ‘het volk’ en een impliciete of expliciete referentie naar een gevestigde elite waartegen het volk wordt afgezet; een verhouding die door populisten wordt geschetst als ‘wij, het goede’ tegen ‘zij, het slechte’.4 Hierin richten populistische partijen zich niet slechts tot de politieke en economische elite, maar ook bijvoorbeeld tot de media en academici.5 Om de opkomst van het populisme in Zuid-Amerika en in Europa te analyseren, is het van belang om een goed beeld te schetsen van de verschillende vormen ervan en de factoren die aan het concept ten grondslag liggen. In dit hoofdstuk zal een theoretische onderbouwing worden gegeven van het concept populisme. Deze theoretische onderbouwing zal in de volgende hoofdstukken gebruikt worden om de achtergrond en retoriek van het links-populisme in Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  Zuid-  

1 Ghita Ionescu & Ernerst Gellner, ‘Introduction’, in: Ghita Ionescu & Ernerst Gellner (red.), Populism:

‘Its Meaning and National Characteristics, Londen: Weidenfeld and Nicolson (1969), pp. 1-5.

2 Cas Mudde & Cristóbal Rovira Kaltwasser, ‘Populism’, in: Michael Freeden, Lyman Tower Sargent & Marc Stears (red.), The Oxford Handbook of Political Ideologies, Oxford: Oxford University Press (2013), pp. 493-512.

3 Ibid.

4 Crista Deiwiks, ‘Populism’, Living Reviews in Democracy, nr. 1 (2009), pp. 1-9.

5 Margaret Canovan, ‘Trust the People! Populism and the Two Faces of Democracy’, Political Studies, nr. 1 (1999), pp. 2-16.  

(9)

Amerika en Europa te analyseren. Speciale aandacht zal worden besteedt aan de theorie van de Argentijnse politieke filosoof Ernesto Laclau, die het populisme ziet als een politiek discours. Zijn ideeën kunnen worden beschouwd als de belangrijkste theorieën in de op het gebied van het links-populisme en spelen een belangrijke tol in het definiëren hiervan als een politieke strategie. 1.2 Geschiedenis van het populisme als ideologie

Tegenwoordig zijn er over de opkomst van het populisme hoofdzakelijk twee verschillende opvattingen te onderscheiden. Daar waar sommige wetenschappers stellen dat het populisme een terugkerende tegenhanger vormt van de democratie en dus zo oud is als het democratische idee zelf, stellen anderen dat het populisme moet worden gezien als ideologie en dat deze werd geboren aan het eind van de negentiende eeuw. Volgens Cas Mudde en Cristobal Rovia Kaltwasser (2013) kent het populisme drie specifieke fases: Het agrarisch populisme van eind negentiende en begin twintigste eeuw in de Verenigde Staten en Rusland, het Zuid-Amerikaanse sociaaleconomische populisme van halverwege de twintigste eeuw en het xenofobische radicaal-rechtse populisme in Europa van de afgelopen decennia.6 In de komende paragrafen zal eerst de geschiedenis van het populisme worden besproken. Vervolgens zal de theorie van populisme als ‘spiegel van de democratie’7 aan bod komen aan de hand van de theorie van Margaret Canovan .8 De term ‘populisme’ werd aan het eind van de negentiende eeuw voor het eerst gebruikt en vindt haar oorsprong in de partijpolitiek van de Verenigde Staten. De term werd gebruikt om de Amerikaanse ‘People’s Party’ (volkspartij) te karakteriseren. Deze partij werd groot door zich af te zetten tegen het ‘falen’ van de Democratische en Republikeinse partij in het

vertegenwoordigen van de arbeiders- en boerenklasse.9 Het woord werd door de partij zelf bedacht en verwees naar het Latijnse woord voor ‘volk’: Populus. Daar waar de term

aanvankelijk slechts werd gebruikt in verwijzing naar de volkspartij, kwam hier verandering in toen de partij samen ging werken met de Democratische partij. Vanaf dat moment werd niet meer verwezen naar de ‘populistische partij’, maar naar het ‘populistische handelen van de

Democraten’. De tegenstanders van de Democraten en de Volkspartij wisten op deze manier een                                                                                                                          

6 Cas Mudde & Cristóbal Rovira Kaltwasser, ‘Populism’, in: Michael Freeden, Lyman Tower Sargent & Marc Stears (red.), The Oxford Handbook of Political Ideologies, Oxford: Oxford University Press (2013), pp. 493-512.

7 Fransisco Panizza, ‘Introduction: Populism and the Mirror of Democracy’, in: Francisco Panizza (red.),

Populism and the Mirror of Democracy, Londen: Verso, 2005, pp. 1-31.

8 Margaret Canovan, ‘Trust the People! Populism and the Two Faces of Democracy’, Political Studies, nr. 1 (1999), pp. 2-16.

9 Tim Houwen, The non-European roots of the concept of populism, Working Papers in Contemporary European Studies nr. 120, University of Sussex (2011), p. 8.

(10)

negatieve connotatie aan de term populisme te creëren.10 Al vroeg in haar bestaan ontstond zo een tweeledige visie op het populisme. Enerzijds werd het door haar ‘aanhangers’ aangegrepen om duidelijk te maken dat zij er waren voor ‘het volk’, terwijl het anderzijds door haar tegenstanders werd omschreven als anarchisme en het antoniem van democratie.11

De opkomst van de Amerikaanse People’s Party liep parallel aan de opkomst van de Russische beweging Narodniki, hetgeen vrij vertaald ‘populisme’ betekent.12 Deze beweging bestond uit een kleine groep middenklasse-intellectuelen, die stelden dat de boerenstand de meest pure en moreel gezonde klasse van de samenleving was en dat daarom de samenleving gebaseerd moest zijn op een agrarische economie. Net als de populistische partij in de VS kwam deze partij op voor de agrarische samenleving en werd er gebruik gemaakt van een ‘het volk tegen de elite’- retoriek. De opkomst van deze groep intellectuelen inspireerde de geboorte van vele andere agrarische populistische bewegingen in Oost-Europese landen.13

De tweede fase in de geschiedenis van het populisme is het sociaaleconomische

populisme in Zuid-Amerika van halverwege de twintigste eeuw. Na de economische crisisjaren in de jaren dertig begonnen in veel Zuid-Amerikaanse landen de massa’s zich te mengen in de nationale politieke arena. Populistische leiders wisten grote groepen mensen uit de samenleving te mobiliseren in hun strijd tegen de politieke elite.14 Daar waar het agrarische populisme uit Rusland en de VS zich voornamelijk had gericht op de boerensamenleving, kenmerkte het Zuid-Amerikaanse populisme zich door het feit dat het geen nadruk legde op specifieke sociale klassen, maar juist steun kreeg vanuit meerdere lagen van de bevolking. Het trans-klasse-populisme karakteriseerde zich door een sterke en charismatische leider vanuit de hogere

middenklasse, waarvan de meest bekende en populaire Juan Perón was, die onder de Argentijnse bevolking middels zijn populistische strategieën een brede steun wist te verwerven.15 Perón kan worden gezien als de grondlegger van het populisme op het Zuid-Amerikaanse continent en zijn gedachtegoed speelt er tegenwoordig nog altijd een belangrijke rol. Ook al kon Perón door zijn nadruk op sociale rechtvaardigheid bovenal gezien worden als een linkse politicus, was zijn politiek in de praktijk gebaseerd op pragmatisme en baseerde hij zijn beleid vooral op de context                                                                                                                          

10 Ibid, pp. 10-11. 11 Ibid.

12 Cas Mudde & Cristóbal Rovira Kaltwasser, ‘Populism’, in: Michael Freeden, Lyman Tower Sargent & Marc Stears (red.), The Oxford Handbook of Political Ideologies, Oxford: Oxford University Press (2013), pp. 493-512.

13 Ibid. 14 Ibid, p.3.

15 Alistair Hennessy, ‘Latin America’, in: Ghita Ionescu & Ernerst Gellner (red.), Populism: Its Meaning

(11)

waarin het gevoerd werd.16 In hoofdstuk twee van deze scriptie zal worden besproken hoe hedendaagse Zuid-Amerikaanse leiders, en dan met name de Kirchners in Argentinië, nog altijd eenzelfde soort pragmatische politiek voeren terwijl ze een radicaal beleid voorstaan.

De Zuid-Amerikaanse populistische partijen wisten vaak de steun van de massa’s achter zich te krijgen door hun fervente nationalistische retoriek. Deze vormde zich door

anti-imperialistische en anti-VS-sentimenten. De populisten hingen een ideologie aan waarin de staat centraal stond en moest zorgen voor een beschermde economie. De populistische bewegingen streefden een verenigd volk na, waarin spanningen tussen de verschillende klassen zouden verdwijnen als gevolg van een verhoogd nationalisme, gericht tegen de imperialistische

buitenstaanders.17 De opkomst van de populistische bewegingen in Zuid-Amerikaanse landen had tot gevolg dat er cliëntelistische politieke culturen ontstonden, waarin de afhankelijkheid tussen de politieke partijen en de nationale industrieën enorm toenam en de scheidslijn tussen publiek en privaat onduidelijk werd.18 Daar waar het agrarisch populisme tegenwoordig volledig lijkt te zijn verdwenen, is het populisme in Zuid-Amerika nog altijd springlevend. Deze heeft echter andere vormen aangenomen. Het zojuist beschreven ‘klassieke’ Zuid-Amerikaanse populisme maakte in de jaren negentig kort plaats voor een rechts neoliberaal populisme in landen als Argentinië en Peru.19 De afgelopen jaren heeft, als reactie op de neoliberale experimenten van de jaren negentig, het radicaal-links populisme echter een opmars gemaakt in de meeste Zuid Amerikaanse landen. Hier zal in hoofdstuk twee dieper op in worden gegaan.

In de afgelopen decennia is het aantal extreemrechtse populistische groeperingen vooral in West-Europa erg toegenomen, dit wordt gezien als de derde fase van de geschiedenis van het populisme. Hans Georg Betz stelde in 1993 dat West-Europa middenin een politieke revolutie zat, waarin de gevestigde politieke partijen het vertrouwen van het publiek hadden verloren in hun vruchteloze pogingen tot hervormingen.20 De partijen waren niet in staat om adequaat te reageren op sociaaleconomische en sociaal-culturele veranderingen in deze periode, zoals de toename van massa-immigratie. Volgens Betz kwamen deze veranderingen voort uit de transitie van een periode van industrieel welvaartskapitalisme naar postindustrieel geïndividualiseerd kapitalisme. De individualisatie en sociale fragmentatie die hieruit voortkwam resulteerde in een                                                                                                                          

16 Sergio, ‘El peronismo y su relación con el eje izquierda/derecha’, 31 mei 2010, geraadpleegd op 28 mei 2015, van http://artepolitica.com/articulos/el-peronismo-y-su-relacion-con-el-eje-izquierdaderecha/.   17 Ibid, p. 30.

18 Ibid., p. 53.

19 Cas Mudde & Cristóbal Rovira Kaltwasser, ‘Exclusionary vs. Inclusionary Populism: Comparing Contemporary Europe and Latin America’, Government and Opposition, nr. 2 (2013), pp. 147-174. 20 Hans-Georg Betz, ‘The Two Faces of Radical Right-Wing Populism in Western Europe’, The Review of

(12)

golf van individueel, regionaal en nationaal egoïsme, hetgeen verwoord werd in de politieke retoriek van radicaal rechtse populistische protestpartijen.21 De rechts-populistische partijen kenmerkten zich aanvankelijk in hun aanhang van een klassieke liberale interpretatie van de rol van het individu en de staat in de economie, gecombineerd met de promotie van xenofobie en de uitbuiting van nationale gevoelens van angst, rancune en jaloezie.22 Volgens Betz kan de opkomst van het rechts populisme in Europa hoofdzakelijk worden ingedeeld in twee categorieën:

Neoliberale populistische groeperingen en nationalistische populistische groeperingen.23 Deze laatste categorie boekt vooral sinds het begin van de eenentwintigste eeuw aanzienlijke electorale successen. Zo behoren de Partij van de Vrijheid (PVV) in Nederland en de Deense Volkspartij (FPO) momenteel bij de grotere partijen in hun land en staat het Front National van Marine le Pen hoog in de peilingen voor de Franse nationale verkiezingen.24

Cas Mudde (2014) stelt dat het radicaal-rechtse populisme beschouwd kan worden als de meest succesvolle politieke partijfamilie sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog.25 Mudde omschrijft de huidige extreem rechtse Europese partijfamilie als een partijbeweging met als kern een ideologie van nativisme, autoritarisme en populisme.26 Hiermee verwijst hij naar het

xenofobische nationalisme van de partijen waarin een mono-culturele natiestaat wordt

nagestreefd en alle non-natives als bedreiging voor de natie worden gezien. Deze partijen geloven in autoritair beleid en een populistische representatie van het volk, waarin de twee antagonistische en homogene groepen van het 'pure volk' en de 'corrupte elite' tegen elkaar af worden gezet. Hun belangrijkste politieke thema's zijn immigratie, misdaad en corruptie. De partijen willen dat de politiek het algemeen belang van 'het homogene volk' moet reflecteren, ervan uitgaande dat er zoiets bestaat als een homogeen algemeen belang.27 De extreemrechtse populisten hanteren een strategie van uitsluiting, waarin problemen worden afgeschoven op enerzijds de 'elites' en anderzijds de minderheden in een land.28 Het xenofobische karakter van het nationalistisch populisme kenmerkt zich tegenwoordig vooral in een sterke anti-islam retoriek. Het demoniseren van Moslims wordt sinds de terroristische aanslagen van 11 september 2001 door veel partijen gebruikt om zich op te werpen als verdediger van liberale en westerse waarden. Voor de                                                                                                                          

21 Ibid.   22 Ibid. 23 Ibid.

24 Cas Mudde, ‘Fighting the system? Populist radical right parties and party system change’, Party

Politics, nr. 2 (2014), pp. 217-226.

25 Ibid., p. 218. 26 Ibid.

27 Ibid, p. 218-220.

28 Cas Mudde & Cristóbal Rovira Kaltwasser, ‘Populism’, in: Michael Freeden, Lyman Tower Sargent & Marc Stears (red.), The Oxford Handbook of Political Ideologies, Oxford: Oxford University Press (2013), pp. 493-512.

(13)

aanslagen was de xenofobische houding gericht op alle niet-Westerse immigranten.29 De afgelopen jaren is het Euroscepticisme, gericht tegen de 'Europese elite' ook erg toegenomen onder de nationalistisch populistische partijen. Een goed voorbeeld hiervan is de huidige populariteit van het Britse UKIP.30

1.3 Populisme als 'spiegel van de democratie'

Een gangbare theorie die haaks staat op de theorie van populisme als ideologie is het idee dat populisme onlosmakelijk verbonden is met het idee van de democratie. Margaret Canovan (1999) noemt het populisme de 'schaduw' van de democratie. Zij stelt dat de democratie zoals wij die kennen twee gezichten heeft, een idealistische (deze noemt zij zelf ‘redemptive’) en een pragmatische. De spanning tussen deze twee gezichten ligt volgens haar ten grondslag aan populistische mobilisatie.31 Canovan neemt afstand van het idee dat het populisme als een pathologisch symptoom moet worden gezien of als ideologie kan worden gedefinieerd. Volgens haar is het populisme een structureel fenomeen dat onlosmakelijk verbonden is met het

democratische idee.32 Canovan stelt dat het populisme op het eerste gezicht lijkt op een bij uitstek democratisch fenomeen, vanwege de nadruk die populistische leiders leggen op de stem van het volk en volksparticipatie. Desalniettemin worden populisten vooral gezien als een gevaar voor de democratie. Volgens Canovan komt dit antagonisme voort uit het feit dat het populisme

antiliberaal is, terwijl we in een liberale democratie leven. De 'populistische democratie' bestaat uit majoritarianisme, waarin de rechten van minderheden worden verwaarloosd ten behoeve van de rechten van de meerderheid. Daarnaast is er bij democratie altijd sprake van een

onvermijdbare kloof tussen idealisme en realiteit en beloften en uitvoering. In het licht hiervan is de ideale democratie de droom van het populisme, maar in de praktijk is dit simpelweg

onmogelijk.33

Volgens Canovan kan de moderne democratie als idee en fenomeen worden gedefinieerd als een kruising tussen een idealistische en een pragmatische stijl van politiek. Ondanks het feit dat deze twee stijlen tegenstellend zijn, zijn ze ook afhankelijk van elkaar. Beide ‘gezichten’ zijn even belangrijk en fundamenteel voor het idee van democratie. Vanuit de idealistische visie is democratie volgens Canovan onderdeel van moderne ideologieën die verlossing beloven via het politieke systeem. De notie van volkssoevereiniteit ligt aan de basis van deze visie: het volk moet                                                                                                                          

29 Ibid. 30 Ibid., p. 4.  

31 Margaret Canovan, Trust the People! Populism and the Two Faces of Democracy, Political Studies, nr. 1 (1999), pp. 2-16.

32 Ibid., pp. 3-4. 33 Ibid., pp. 7-8.

(14)

de enige bron van legitimiteit zijn binnen de publieke besluitvorming. Vanuit pragmatisch oogpunt wordt democratie echter vooral gezien als een manier om op een vreedzame manier om te gaan met de problematiek van moderne samenlevingen. Het is een vorm van besluitvorming en een manier van beleidsvoering, gericht bovenal op het behoud van vrede en stabiliteit. Ten grondslag aan de pragmatische visie ligt de gedachte dat democratie gelijk is aan instituties. Deze instituties moeten macht beperken en kanaliseren. De idealistische visie heeft vaak juist een anti-institutioneel karakter, voortkomend uit een romantisch idee van directheid en spontaniteit. Zoals gezegd leveren deze twee visies spanningen op die het mogelijk maken dat populistische

mobilisatie wordt gestimuleerd.34

Zoals gezegd is democratie vanuit pragmatisch oogpunt een manier om vreedzaam met ambivalente ideeën en meningen om te gaan aan de hand van massamobilisatie en

massacommunicatie. Het bestaat uit een uitgebreide set instituties en gewoontes die het mogelijk maken om macht te spreiden en te faciliteren en de bevolking te betrekken bij het politieke systeem. Inherent aan moderne democratie en in spanning met de pragmatische visie is volgens Canovan echter het geloof in seculaire verlossing en de belofte van een betere wereld via actie vanuit het soevereine volk. Deze visie brengt hoop en inspiratie, en heeft een mobiliserende werking. Het pragmatisme heeft deze idealistische impuls nodig om corruptie te voorkomen en ervoor te zorgen dat het volk betrokken blijft bij de politiek. Wanneer er echter een te grote kloof ontstaat tussen het idee van de idealistische democratie en de daadwerkelijke politiek, krijgen populisten de kans om zich hierin te plaatsen met beloftes van een nieuw ideaal van democratie die de huidige ‘corrupte’ partijpolitiek moet vervangen. De idealistische democratische belofte is dus nodig om de pragmatische democratie in goede banen te leiden.

Een tweede ambiguïteit is volgens Canovan de contradictie tussen macht en de

impotentie van democratie. Terwijl democratie enerzijds het ideaal van volkssoevereiniteit is, is het ook een manier om beleid te voeren. Terwijl men het idee heeft dat het volk zeggenschap heeft over de beslissingen die genomen worden in de politiek, zal de realiteit van afhankelijkheid tussen de politiek en de economie er toe leiden dat het in de praktijk onmogelijk is om de ‘wil van het volk’ te waarborgen. Het idealistische gezicht van democratie leidt ertoe dat kiezers in een democratie er altijd van uit zullen gaan dat de door hun verkozen overheid hun belangen zal waarborgen en dat politici diezelfde belofte doen aan hun kiezers. Echter zullen overheden nooit volledig de economische condities binnen hun land kunnen controleren. Hierdoor zijn overheden in tijden van economische tegenspoed kwetsbaar voor populistische reacties.35

                                                                                                                         

34 Ibid., pp. 8-10.   35 Ibid., p. 12.

(15)

Een derde aspect van de spanning tussen het idealistische en pragmatische gezicht van democratie komt voort uit de democratische instituties. Canovan stelt dat er vanuit de

idealistische visie wordt verlangt naar directe representatie van de stem van het volk. Om populaire representatie mogelijk te maken zijn er echter instituties in het leven geroepen. De institutionele vormen die democratische overheden aannemen staan vaak erg ver af van de spontane populaire expressie. Democratie is zo vanuit pragmatisch oogpunt niet hetgeen het volk op een bepaald moment beslist, maar een set afspraken die de publieke besluitvorming op een continue basis moet faciliteren. Populistische bewegingen maken gebruik van de afstand tussen de democratische instituties en ‘het volk’. Ze hebben vaak charismatische leiders die het bureaucratische gehalte van de pragmatische politiek hekelen en de nadruk leggen op directe en persoonlijke banden.36

Volgens de theorie van Canovan hebben er sinds het begin van het democratische idee spanningen bestaan tussen enerzijds het idealistische en anderzijds het pragmatische gezicht van de democratie. De ambiguïteit tussen deze twee gezichten geeft ruimte voor profilering door populistische leiders. Francisco Panizza (2005) noemt populisme de ‘spiegel van de Democratie’ omdat het een ruimte schept voor een reflectie waarin kan worden gezien wat er misgaat in het politieke systeem. Hij stelt dat de oude Grieken de keerzijde van de Democratie al kenden en hier een woord voor hadden: demagogie. Volgens Panizza zal zelfs de meest democratische regering nooit al haar democratische beloftes na kunnen komen en zullen er altijd niet-democratische elementen in het politieke systeem blijven bestaan. Het populisme dient als reflectie om uit te vinden waar die elementen liggen.37

1.4 Ernesto Laclau en het post-marxistische populisme als discours

In het bestuderen van het links-populisme is het werk van de Argentijnse politieke filosoof Ernesto Laclau onmisbaar. Laclau kan worden gezien als een van de meest invloedrijke politieke filosofen voor het beleid van Zuid-Amerikaanse linkse regimes in het afgelopen decennium en zijn werk heeft zodoende ook een grote impact op het politiek denken van politici van zowel Podemos in Spanje als Syriza in Griekenland.38 Volgens Laclau moet het populisme niet gezien worden als een ontische categorie, maar als een ontologische categorie. Zodoende stelt hij dat het niet mogelijk is om de praktijken van een bepaalde groep te beoordelen in de vorm van ideologie                                                                                                                          

36 Ibid., p. 14.

37 Fransisco Panizza, ‘Introduction: Populism and the Mirror of Democracy’, in: Francisco Panizza (red.),

Populism and the Mirror of Democracy, Londen: Verso, 2005, pp. 1-31, van p. 30.

38 Flavio Darío Espinal, ‘Laclau: Entre Podemos y Syriza’, 5 maart 2015, geraadpleegd op 6 mei 2015, van http://www.diariolibre.com/opinion/2015/03/05/i1040821_laclau-entre-podemos-syriza.html.  

(16)

of politieke inhoud om zo de mate van populisme te beoordelen. Volgens Laclau moet er gekeken worden naar de manier van articulatie van een bepaalde groep, om zo haar mate van populisme vast te stellen. Hij stelt hierbij dat het populisme moet worden gezien als een discours.39 Binnen dit discours wordt de politiek als een antagonistische relatie weergegeven, tussen enerzijds een geconstrueerd volk en anderzijds een geconstrueerde oligarchie.40 Laclau beschrijft het populisme als een formeel concept, dat in alle aspecten wordt bepaald door een bepaalde manier van

articulatie. Deze manier van articulatie staat volgens hem los van wat er inhoudelijk mee gezegd wordt. Populisme, zodoende, is niet de definitie van een bepaalde politiek van een organisatie, maar een manier van een organisatie om haar thema’s te articuleren. Volgens Laclau moet in de studie naar het populisme de vraag dan ook niet zijn óf een beweging populistisch is, maar in hoeverre deze populistisch is.41

Laclau is het eens met Canovan dat het populisme ontstaat wanneer de kloof tussen enerzijds de eisen vanuit het volk en anderzijds het institutionele onvermogen om aan deze eisen te voldoen toeneemt, een situatie die hij zelf de ‘populistische breuk’ (populist rupture) noemt. Desalniettemin is hij het niet eens met het idee dat het populisme moet worden gezien als een negatief fenomeen.42 Hij stelt juist dat de asymmetrie tussen de collectieve wil en het

institutionele gezag de bron is van het politieke spel.43 De moderne trend van het rechtstreeks afwijzen van het populisme moet in de ogen van Laclau dan ook worden gezien als een notie van de verwerping van de politiek als geheel, waarin de bewering is dat het beleid van een

gemeenschap slechts de taak is van een administratieve macht, wiens legitimiteit voortkomt uit de zuivere wetenschap van wat een ‘goede’ gemeenschap is.44

Als post-marxist gebruikt Laclau de theorie van Gramsci om aan te tonen dat binnen de politieke analyse ‘hegemonie’ het sleutelconcept moet zijn en dat het concept ten grondslag ligt aan elke manier van strategisch denken.45 In zijn uitwerking van de theorie van Gramsci stelt Laclau dat hegemonie niet gezien moet worden als de oplegging van een gegeven set van ideeën,                                                                                                                          

39 Ernesto Laclau, ‘Populism: What’s in a Name’, in: Fransisco Panizza (red.), Populism and the Mirror of

Democracy, Londen: Verso (2005), pp. 32-49, van p. 34.

40 Carlos de la Torre, ‘The Resurgence of Radical Populism in Latin America’, Constellations, nr. 3 (2007), pp. 284-297, van pp. 389-390.

41 Ernesto Laclau, ‘Populism: What’s in a Name’, in: Fransisco Panniza (red.), Populism and the Mirror of

Democracy, Londen: Verso (2005), pp. 32-49, van p. 45.

42 Ernesto Laclau, On Populist Theory, Londen: Verso (2005), p. x. 43 Ibid.

44 Giorgos Katsambekis, ‘Populism against Democracy or Europe against itself? Challenging conceptual Orthodoxies’, in: Kyriaki Karadiamanti, Alexandros Georgopoulos, Georgios Blionis (red.), Populism,

Political Ecology and the Balkans, Athene: Green Institute Greece (2014), pp. 43-55.

45 Lynn Worsham en Gary A. Olson, ‘Hegemony and the Future of Democracy: Ernesto Laclau’s Political Philosophy’, JAC, nr. 1 (1999), pp. 1-34, van p. 1.

(17)

maar een concept is dat wordt gevormd aan de hand van politieke interactie van groepen. Zodoende stelt hij dat hegemonie gezien moet worden als een discours dat door middel van een proces van continue strijd wordt gevormd.46 Hegemonische strijd is volgens Laclau het

identificeren van wat hij noemt ‘zwevende betekenissen’ (floating signifiers). Deze betekenissen staan open voor constante interpretering en articulatie, waardoor continu de hegemonie kan worden bestreden. De termen ‘het volk’ of ‘de natie’ zijn volgens Laclau dergelijke zwevende begrippen, die dus door bewegingen zelf worden kunnen worden ingevuld, waarna deze nieuwe betekenissen door hen kunnen worden gehegemoniseerd. Een ander voorbeeld van een zwevende betekenis is het begrip democratie. Dit begrip is ambigue en ingevuld door haar historie en verspreiding.47 Het definitief hegemoniseren van een dergelijk concept zou betekenen dat de betekenis gefixeerd moet worden. Dit is echter volgens Laclau onmogelijk.48 Hij stelt dat het van groot belang is dat progressieve intellectuelen de logica van hegemonie en hegemonische strijd begrijpen, om zo hun eigen strategieën hiervoor te bedenken. Volgens hem heeft het

neoconservatieve rechts dit perfect gedaan in de afgelopen decennia, waardoor zij de hegemonie hebben weten te verwerven in het politieke discours.49

In de strijd om hegemonie is het volgens Laclau van groot belang om allianties te vormen, daar het slechts mogelijk is om een hegemonisch offensief in te zetten op basis van de sociale eisen door een eenheid van grote verschillende onderdrukte groepen. Laclau beschrijft politiek dus als de strijd om hegemonie aan de hand van het veroveren van zwevende

betekenissen die de sociale eisen tot uiting brengen. Hij pleit voor een radicale democratie van vijandig pluralisme in plaats van liberaal pluralisme. 50 In zijn boek On Populist Theory (2005) legt Laclau uit dat om de hegemonie als collectieve groep te kunnen bestrijden, het nodig is om een collectieve leider te hebben die de sociale eisen van verschillende heterogene onderdrukte groepen verbind en hier één geheel van maakt.51 De discursieve benoeming van deze ‘wij’ kan slechts gebeuren op basis van de creatie van een antagonistische ‘zij’, waarvan de hegemonie moet worden bestreden.52 Concluderend kent de vorming van het populisme volgens Laclau zes stappen. (1) Wanneer een serie van sociale eisen niet kan worden geabsorbeerd door institutionele                                                                                                                          

46 Ibid. 47 Ibid., pp.3-4. 48 Ibid.

49 Ibid., pp. 10-13.

50 José M. Pavia, Anselm Bodoque, Joaquín Martín, ‘Podemos, a hurricane in the Spanish crisis of trust. Analysis and characterization’, 4 maart 2015, geraadpleegd op 1 mei 2015, van

http://www.uv.es/aplicada/SeminariosDepartamento/Documento_04-03-2015.pdf. 51 Ernesto Laclau, On Populist Theory, London: Verso (2005), pp. 224-232.

52 José M. Pavia, Anselm Bodoque, Joaquín Martín, ‘Podemos, a hurricane in the Spanish crisis of trust. Analysis and characterization’, 4 maart 2015, geraadpleegd op 1 mei 2015, van

(18)

kanalen, worden ze (2) onbevredigde behoeften die een relatie van solidariteit (coalitie) vormen en (3) gaan ze kristalliseren rond dezelfde symbolen die (4) gekapitaliseerd kunnen worden door leiders die de gefrustreerde massa’s aanspreken en zo een proces van populaire identificatie beginnen die (5) ‘het volk’ als een collectieve actor construeert om het zittende regime te

confronteren met het doel om (6) het regime over te gooien.53 Deze incorporatie van de theorieën van Laclau in de politieke strategieën van linkse bewegingen zal in de volgende hoofdstukken aan bod komen.

De theorie van Laclau deelt de marxistische notie van klassenstrijd op basis van een antagonistisch conflict, met een romantische kijk op de puurheid van ‘het volk’, waardoor deze als homogeen geheel kan worden geïdentificeerd. Zijn theorie verschilt echter van het klassiek marxisme in de rol die gegeven wordt aan de participerende actoren. Daar waar de marxistische theorie volledig is gebaseerd op collectieve actie door het proletariaat, ligt bij het populisme de nadruk op de vagere categorie van ‘het volk’, waarvan de betekenis door een populistische beweging zelf ingevuld (gehegemoniseerd) moet worden. Het ‘proletariaat-bourgeoisie’ antagonisme maakt binnen het populisme dus plaats voor een ‘volk-oligarchie’ antagonisme in het bouwen van een linkse bewustwording binnen de maatschappij.54

1.5 De retoriek van het populisme

Zoals hiervoor aan de hand van de theorie van Laclau is besproken uit het populisme zich altijd in de antagonistische verhouding tussen ‘het volk’ en ‘de elite’ of ‘de oligarchie’. In de komende paragrafen zullen de kenmerken die aan deze populistische retoriek ten grondslag liggen worden besproken. Ben Stanley (2008) stelt dat het belang van de concepten van het volk en populaire soevereiniteit in het moderne politieke discours, samen met de aanwezigheid van de door Canovan beschreven pragmatische en idealistische gezichten van de democratie, de condities mogelijk maken om over het populisme als gelimiteerde, doch zelfstandige ideologie te spreken.55 Stanley gebruikt de theorie van Canovan door te stellen dat een doorgeslagen pragmatische democratie juist de basis vormt voor de opkomst van ideologieën waarin de concepten van populaire soevereiniteit en het volk een centrale rol spelen. Zodoende stelt hij dat het populisme als een ‘dunne ideologie’ moet worden gezien, ondanks het feit dat deze ideologie vaak niet wordt erkend door de personen die het aanhangen. Stanley noemt de ideologie ‘dun’ vanwege het gebrek ervan aan een gemeenschappelijke historie, programma en sociale basis. Desalniettemin                                                                                                                          

53 Benjamin Arditi, ‘Populism is Hegemony is Politics? On Ernesto Laclau’s On Populist Reason’

Constellation, nr. 3 (2010), pp. 488-497, van p. 489.

54 Carlos de la Torre, Populist seduction in Latin America, Ohio: Ohio University Press (2010), p. xii. 55 Ben Stanley, ‘The thin ideology of populism’, Journal of Political Ideologies, nr. 1 (2008), pp. 95-110.

(19)

stelt hij dat er een conceptuele kern van het populisme als ideologie valt vast te stellen die bestaat uit vier verschillende, maar gerelateerde aspecten:56

• De existentie van twee homogene eenheden van analyse: ‘het volk’ en ‘de elite’. • De antagonistische relatie tussen het volk en de elite.

• Het idee van populaire soevereiniteit.

• De positieve valorisatie van ‘het volk’ en het zwartmaken van ‘de elite’.

Om bovenstaande conceptuele kern te kunnen begrijpen is het van belang om de termen die eraan ten grondslag liggen, namelijk ‘het volk’ en de ‘elite’ eerst te definiëren. Wanneer het gaat om populisme is de term ‘het volk’ een ambivalent begrip. Het kan refereren naar de hele populatie van een land, maar ook naar slechts delen daarvan. Ook kan het refereren naar bepaalde mensen van een bepaalde nationaliteit of cultuur, zoals vooral het geval is bij extreem rechts populisme.57 Wanneer het ‘volk’ door populisten wordt beschreven als een gemeenschap van bloed, cultuur en ras slaat het populisme snel om in racisme. Het volk refereert lang niet altijd naar een bepaalde klasse of sociale achtergrond. Vaak hanteren rechtse populisten juist een transklasse retoriek, waarbij de nadruk wordt gelegd op een volk gebonden door etniciteit of religie. Het links-populisme daarentegen benadert het concept volk op een andere manier. Linkse populisten refereren vaak naar de lagere sociale klassen wanneer zij praten over het volk. De manier waarop het concept ‘volk’ wordt vormgegeven door populisten hangt echter altijd af van de context waarin de populisten zich manifesteren. Volgens Mudde en Kaltwasser (2013) wordt ‘het volk’ door populisten afhangende van de context op drie verschillende manieren

gedefinieerd: het volk als soeverein; het ‘gewone volk’ of het volk als natie. Alle drie deze betekenissen worden door populisten gelinkt met een secundair aspect: respectievelijk authenticiteit, socio-economische status en nationaliteit.58 Volgens Mudde en Kaltwasser zijn deze drie types populisme min of meer gebaseerd op de eerder in dit hoofdstuk beschreven ‘ideale’ types populisme. Desalniettemin stellen ook zij dat de meeste types populisme vaak meerdere secondaire aspecten toepassen in hun retoriek. De expliciete referentie van populisten naar ‘het volk’ heeft volgens Crista Deiwiks (2009) twee complementaire doelen.59 Er wordt getracht een homogene ongedifferentieerde gemeenschap te creëren waarmee tegelijkertijd opzettelijk een daar niet bij toebehorende ‘ander’ wordt gecreëerd. Zowel het ‘homogene’ volk                                                                                                                          

56 Ibid., p. 102.

57 Crista Deiwiks, ‘Populism’, Living Reviews in Democracy, nr. 1 (2009), p. 2.  

58 Cas Mudde & Cristóbal Rovira Kaltwasser, ‘Populism’, in: Michael Freeden, Lyman Tower Sargent & Marc Stears (red.), The Oxford Handbook of Political Ideologies, Oxford: Oxford University Press (2013), pp. 493-512.

(20)

als de afgewezen groep staan vaak in groot contrast tot de realiteit van heterogene groepen in de samenleving. Populisten ontkennen de realiteit van een complexe pluralistische samenleving en maken geen onderscheid tussen de verschillende maatschappelijke groepen. Alle

maatschappelijke groepen die buiten ‘het volk’ vallen worden impliciet als niet belangrijk of zelfs niet-existent beschouwd. Om deze reden worden afspraken met deze groepen als onnodig

beschouwd en leidt het populisme uiteindelijk vaak tot een wreed majoritarianisme.60 De ‘elite’ of ‘oligarchie’, zoals Laclau het noemt, is het tweede kernaspect dat ten grondslag ligt aan de populistische retoriek. Zoals gezegd wordt de elite altijd als een corrupte en immorele klasse geschetst door populisten. Deze retoriek is zelden slechts gericht op alleen de politieke elite. Vaak wordt met ‘elite’ de volledige maatschappelijke bovenlaag met enige vorm van macht bedoeld. Zo richt het populisme zich ook tegen de media, de culturele elite en de economische elite. Deze elites worden allen samen tot een homogene corrupte groep gerekend die ‘het algemeen belang’ tegenwerken.61 Volgens Mudde en Kaltwasser worden de elites door populisten gedefinieerd op basis van hun macht. Het gaat dus altijd om personen die hoge posities bekleden in de politiek, media, de economie of de kunst. De populisten zelf en hun aanhangers worden hier vanzelfsprekend niet toe gerekend.62 In hun anti-elitaire retoriek stellen populisten vaak dat de elites niet alleen de interesses van het volk negeren, maar dat ze zelfs het belang van het land tegenwerken. Zo wordt het de elites in Europa vaak verweten dat nationale politici het belang van de EU boven het belang van hun eigen land stellen of dat de belangen van

immigranten of minderheden boven die van de eigen burgers worden gesteld.63

Naast de anti-elitaire retoriek kan het uitsluitende karakter van het populisme zoals eerder besproken zich ook manifesteren ten opzichte van andere bevolkingsgroepen. De ‘ander’ wordt dan bepaald aan de hand van alles wat niet behoort tot het door de populisten uitgeroepen volk.64 De eigen identiteit wordt op deze manier versterkt door een nadruk te leggen op de positieve aspecten van de eigen groep en de negatieve aspecten uit te lichten van de andere groep.65 In een analyse van het links-populisme is deze xenofobische retoriek echter niet aan de orde.

Mudde en Kaltwasser stellen dat er nog een derde kernconcept ten grondslag ligt aan het populisme, namelijk die van het ‘algemeen belang’. Volgens Mudde en Kaltwasser deelt de                                                                                                                          

60 Ibid.

61 Cas Mudde & Cristóbal Rovira Kaltwasser, ‘Populism’, in: Michael Freeden, Lyman Tower Sargent & Marc Stears (red.), The Oxford Handbook of Political Ideologies, Oxford: Oxford University Press (2013), pp. 493-512.

62 Ibid. 63 Ibid.

64 Crista Deiwiks, ‘Populism’, Living Reviews in Democracy, nr. 1 (2009), p. 3. 65 Ibid.  

(21)

populistische ideologie de kritiek van Jean-Jacques Rousseau op de representatieve democratie, welke door hem als een aristocratische vorm van macht werd gezien waarin burgers slechts een marginale rol spelen. Het populisme deelt het ideaal van Rousseau van een zelf-regerende republiek, waarin burgers zelf de wetten bedenken en uitvoeren. Een uiting van dit ideaal in de praktijk ligt volgens Mudde en Kaltwasser in het feit dat populisten vaak fanatieke voorstanders zijn van referenda en plebiscieten: mechanismes van directe democratie.66 In de komende

hoofdstukken zal worden besproken wat voor cruciale rol het ideaal van directe democratie speelt in het beleid van zowel de Zuid-Amerikaanse populistische leiders, als in de ideologie van Syriza en Podemos.

In de vaststelling van het ‘algemeen belang’ ligt vaak het gevaar van populisme. Populisten handelen op basis van ‘gezond verstand’ in plaats van via de publieke kanalen. Deze notie van het algemeen belang kan leiden tot een autoritair gezag en zoals eerder in dit hoofdstuk besproken, zal het onvermijdelijk leiden tot een aanval op eenieder die de homogeniteit van het volk in twijfel trekt.67 Het autoritaire karakter dat het populisme vaak aanneemt zal worden aangetoond in hoofdstuk twee.

1.6 Inclusionair populisme

In hun artikel ‘Left-wing populism in the European periphery: the case of SYRIZA’ (2014) vragen Yannis Stavrakakis en Giorgos Katsambekis zich af in hoeverre de (op het moment van schrijven) opkomende radicaal linkse partij Syriza in Griekenland kan worden vergeleken met de ultranationalistische en fascistische Griekse partij Gouden Dageraad, daar beide partijen onder de gemeenschappelijke noemer van populisme worden geplaatst.68 Hierin betwijfelen zij dat er binnen het discours van beide partijen een gemeenschappelijke factor van antidemocratisch en gevaarlijk populisme bestaat. Volgens Stavrakakis en Katsambekis zijn de analyses op populisme binnen de Europese context bijna exclusief gebaseerd op extreem rechts populisme, terwijl de economische crisis een golf van links-populistische bewegingen in Europa tot stand heeft gebracht, waar nog nauwelijks analyses van zijn gemaakt. Zij stellen dat de term ‘populisme’ tegenwoordig vaak als eufemistische term wordt geplakt op ultranationalistische, fascistische en neonazistische partijen en dat deze benaming misleidend is.69 Ze vragen zich af of de

                                                                                                                         

66 Cas Mudde & Cristóbal Rovira Kaltwasser, ‘Populism’, in: Michael Freeden, Lyman Tower Sargent & Marc Stears (red.), The Oxford Handbook of Political Ideologies, Oxford: Oxford University Press (2013), pp. 493-512.

67 Ibid.

68 Yannis Stavrakakis & Giorgos Katsambekis, ‘Left-wing populism in the European periphery: the case of SYRIZA’, Journal of Political Ideologies, nr. 2 (2014), pp. 119-142.

(22)

extreemrechtse partijen in Europa niet getypeerd moeten worden als nationalistische of racistische partijen, door hun fixatie op ras en nationaliteit en aangezien ‘het volk’ voor deze partijen volgens hen slechts bijzaak is. Vanwege de twee sterk contrasterende vormen van ‘populisme’, enerzijds aan de linkerkant van het politieke spectrum en anderzijds aan de rechterkant, stellen Stavrakakis en Katsambekis in ieder geval voor om het links-populisme in Europa de naam van ‘inclusionair populisme’ te geven. Volgens hen wordt het links-populisme getypeerd wordt door haar inclusionaire karakter vanwege de nadruk hierbinnen op rechten voor bijvoorbeeld immigranten, LGBT en andere minderheden. Een ideologie dat in fel contrast staat met de extreemrechtse ideologieën van xenofobie, exclusie en aliënatie.70 Deze linkse vorm van populisme komt het meest duidelijk terug in de Zuid-Amerikaanse populistische regeringen van de afgelopen jaren. In het komende hoofdstuk zal dieper op dit Zuid-Amerikaanse inclusionaire populisme worden ingegaan.

1.7 Conclusie

In dit hoofdstuk is getracht een theoretisch kader te schetsen van waaruit verder gewerkt kan worden om het populisme in de Zuid-Amerikaanse en Zuid Europese landen in kaart te brengen. Ondanks de uiteenlopende definities die worden toebedeeld aan het populisme, is er

overeenstemming in de academische wereld over de kernconcepten die eraan ten grondslag liggen. Deze concepten zullen in het vervolg van dit betoog worden gebruikt om eerst het populisme in Zuid-Amerika en vervolgens het populisme van de partijen Syriza en Podemos in Europa te kunnen analyseren. In dit hoofdstuk is beschreven hoe het populisme door sommige wetenschappers wordt beschouwd als een (dunne) ideologie en door anderen als een politieke uiting die inherent is aan het idee de democratie en dus niet als ideologie moet worden gezien. Ook is beschreven hoe het populisme aan de ene kant als een bedreiging voor de democratie kan worden gezien, terwijl het ook werkt als een corrigerende kracht van de liberale democratie. De ontologische benadering van Laclau laat de ontische benadering van het populisme buiten

beschouwing, waardoor hij de discussie van het benoemen van wat het populisme precies is uit de weg gaat. Hij ziet het populisme als een discours, waarin op gramsciaanse wijze de nadruk wordt gelegd op het hegemoniseren van ‘zwevende betekenissen’. De discourstheorie van Laclau kan dan ook uitgelegd worden als de benadering van het populisme als een politieke strategie. In de bestudering van het links-populisme van Zuid-Amerikaanse leiders en Europese politici is de theorie van Laclau van groot belang. Het belang dat Laclau aan het populisme hecht om een linkse revolutie tot stand te brengen wordt gedeeld door veel van hen en in de komende                                                                                                                          

(23)

hoofdstukken zal worden aangetoond dat Laclau’s theorieën grote invloed hebben gehad op de ontwikkeling van veel linkse partijen en dat de discoursbenadering op de juiste manier de retoriek van links-populistische leiders weergeeft. In de volgende hoofdstukken zal deze theorie dan ook een sleutelrol spelen in de analyse van het links-populisme in Zuid-Amerika en Europa.

(24)

Hoofdstuk 2: Links-populisme in Zuid-Amerika

_____________________________________________________________

2.1 Introductie

In fel contrast met het Europese xenofobische populisme staat het linksgeoriënteerd Latijns-Amerikaanse populisme, dat sinds he begin van het nieuwe millennium als reactie op het neoliberalisme in veel Zuid-Amerikaanse landen haar intrede heeft gedaan.71 Deze linkse revolutie begon toen Hugo Chávez in 1999 in Venezuela aan de macht kwam en is vervolgens overgewaaid naar vele andere landen; een periode die doorgaans wordt aangeduid als het ‘Roze Getij’. In hoofdstuk één is de opkomst en de oorsprong van het populisme in Zuid-Amerika al enigszins beschreven. In het komende hoofdstuk zal het Zuid-Amerikaanse populisme verder in kaart worden gebracht. Hierin zal worden ingegaan op hoe het populisme in de

Zuid-Amerikaanse landen zich heeft ontwikkeld en wat de kenmerken hiervan zijn. Eerst zullen de twee ideaaltypen van linkse regimes in Zuid-Amerika worden uiteengezet in de vorm van

enerzijds het Radicaal Links en anderzijds het meer gematigde ‘Izquierda permitida’. Vervolgens zullen van deze beide typen enkele landen worden uitgelicht waarvan de karakteristieken van het populisme van de afgelopen jaren zal worden besproken. De landen die in dit hoofdstuk aan bod zullen komen zijn respectievelijk Venezuela, Bolivia en Argentinië.

2.2 Radicaal en gematigd links in Zuid-Amerika

Tegenwoordig worden bijna alle landen van het Zuid-Amerikaanse continent geleid door linkse regeringen. Veel van deze regeringen worden gekenmerkt door hun charismatische leiders die aan de macht zijn gekomen door middel van een felle nationalistische en populistische retoriek. Tussen de verschillende linkse regeringen zijn overeenkomsten, maar ook veel verschillen te vinden. Over het algemeen kunnen de verschillende regimes in Zuid-Amerika worden ingedeeld in twee types: Enerzijds het ‘Radicale Links’, en anderzijds het meer gematigde ‘Izquierda Permitida’, het geautoriseerde links.72

In hun boek The new Latin American left (2013) stellen Jeffery Webber en Barry Carr dat het radicale links gezien moet worden als een felle antikapitalistische en anti-neoliberale

ideologie.73 Het wordt gevormd door bewegingen die streven naar het omverwerpen van het                                                                                                                          

71 Ximena de la Barra & Richard dello Bueno, Latin America after the neoliberal debacle, Lanham: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. (2009), pp. 3-26.      

72 Jeffery R. Webber & Barry Carr, The New Latin American Left, Lanham: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. (2013), p. 4.

(25)

kapitalistische systeem in Zuid-Amerika aan de hand van een strijd door de lagere en onderdrukte klassen tegen de hegemonie. Het radicale links streeft naar een transitie naar democratische sociale coördinatie van de economie en de constructie van een ontwikkelingsmodel waarin menselijke behoeften worden geprioriteerd boven de behoefte aan kapitaal.74 Het radicale links streeft naar het gemeenschappelijk bezit van nationale economische en natuurlijke bronnen en buurten en werkplaatsen. Radicaal linkse bewegingen zien de liberaal kapitalistische democratie als een gelimiteerde vorm van volkssoevereiniteit. Ze ambiëren een uitbreiding van de

democratische macht in alle politieke, sociale economische en private sferen in de samenleving. Het is anti-imperialistisch en streeft naar volledige onafhankelijkheid van de Latijns-Amerikaanse gebieden. De meest opvallende versies van het radicale links zijn het huidige Ecuador onder leiding van Rafael Correa, de socialistische partij van Evo Morales in Bolivia en de radicaal socialistische beweging van Hugo Chávez in Venezuela.75 Deze laatste twee landen zullen later in dit hoofdstuk beide apart aan bod komen.

Het ‘Izquierda Permitida’ kan volgens Webber en Carr gezien worden als een

gereconstrueerd voormalig radicaal links, dat nu een meer orthodoxe variant op marktregulering heeft aangenomen.76 Het geautoriseerde links streeft naar sociale cohesie en wordt gekenmerkt door regeringen met verstrekkende programma’s ter bestrijding van armoede en ter bevordering van educatie en de zorg. Echter kunnen de economische programma’s van deze regeringen de afgelopen jaren vaak gezien worden als een voortzetting van hun (neoliberale) voorgangers. Momenteel kunnen de meeste linkse overheden binnen Zuid-Amerika worden gecategoriseerd als een Izquierda Permitida. Het Izuierda Permitida is gebaseerd op het neostructuralisme, dat eind jaren negentig in veel Zuid-Amerikaanse landen opkwam als een reactie op het neoliberalisme. neostructuralisten verwerpen de gedachte dat de markt en competitie de enige kanalen van sociale interactie kunnen zijn. Ze erkennen dat de markt de centrale kracht in een samenleving is, maar stellen dat het slechts effectief kan zijn wanneer er een hoge mate van staatsinterventie bestaat, om sociale cohesie te kunnen waarborgen. Volgens Webber en Carr is het Latijns-Amerikaanse neostructuralisme een ideologie waarin modeste staatsinterventie als essentieel wordt beschouwd om de competitiviteit van een land te verbeteren, daar het gelooft dat competitiviteit niet alleen wordt gebaseerd op goederen, maar op sociale systemen als geheel.77 Het doel van de

neostructuralisten is het creëren van een vrije en gelijkwaardige gemeenschap binnen het kader van de markteconomie. Later in dit hoofdstuk zal een vooraanstaand voorbeeld van populisme                                                                                                                          

74 Ibid.   75 Ibid., p.6. 76 Ibid., p. 7. 77 Ibid.  

(26)

worden besproken, waarin een politiek van Izquierda permitida wordt aangehangen: de politiek van Néstor en Cristina Kirchner in Argentinië. Dit voorbeeld van gematigd links-populisme geeft niet alleen de situatie van Argentinië weer, maar is ook representatief voor het beleid en de idealen van nabijgelegen links-populistische landen zoals Brazilië en Chili.

2.3 Het Chavismo in Venezuela

Het radicaal linkse Chavismo van de voormalige Venezolaanse president Hugo Chávez en zijn huidige opvolger Hedwiges Maduro is de meest bekende vorm van Zuid-Amerikaans populisme van de afgelopen jaren. Chávez kwam in 1999 aan de macht en bleef tot aan zijn dood in 2013 president.

In de jaren negentig polariseerde het Venezolaanse volk door de sociale en economische neergang ten gevolge van de crisis die heerste in het land. Deze polarisatie bereikte ook de politiek, waarin enerzijds een neoliberale ideologie werd aangehangen door de zittende president Rafael Rodriguez en anderzijds een daarop haaks staande ‘Bolivariaanse revolutie’ werd gevoerd door Hugo Chávez.78 Chávez had al vroeg in de jaren negentig als rebellerende legercommandant faam gemaakt in zijn land door zijn mislukte staatsgreep in 1992 om de door corruptieschandalen geplaagde president Carlos Perez te vervangen. Nadat Chávez zijn tweejarige gevangenisstraf hiervoor had uitgezeten richtte hij de Beweging van de Vijfde Republiek op, waarmee hij in 1998 de presidentsverkiezingen zou winnen.79 Het partijleiderschap van Chávez in aanloop naar de verkiezingen werd sterk gekenmerkt door zijn rol als nationale held door zijn mislukte staatsgreep en zijn continue referenties naar belangrijke historische figuren.80 De Beweging van de Vijfde Republiek zette zich met hun ‘Bolivariaanse revolutie’ in om de nationale idealen van de grondleggers van Venezuela te verwezenlijken.81 Hierin verwezen ze voornamelijk naar de Venezolaanse vrijheidsstrijder Simón Bolívar, die eind negentiende eeuw had gevochten voor de onafhankelijkheid van veel Zuid-Amerikaanse landen, waaronder zijn geboorteland Venezuela. Vlak na de verkiezingen werd Venezuela na een nationaal referendum omgedoopt tot de Bolivariaanse Republiek van Venezuela.82

De Bolivariaanse revolutie vormt de kern van het populisme van Chávez, waarin                                                                                                                          

78 Adolfo Chaparro, Carolina Galindo & Ana Maria Sallenave, Estado, Democracia y Populismo en

América Latina, Rosario: Editorial Universidad de Rosario (2008), p. 272.

79 Ximena de la Barra & Richard dello Bueno, Latin America after the neoliberal debacle, Lanham: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. (2009), p. 97.

80 Michael, L. Connif, Populism in Latin America, Tuscaloosa: The University of Alabama Press (2012), p. 151.

81 Ibid.

82 Ximena de la Barra & Richard dello Bueno, Latin America after the neoliberal debacle, Lanham: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. (2009), p. 97.

(27)

volksparticipatie centraal staat en er wordt gestreefd naar legitimatie door middel van directe democratie. Chávez vond dat de representatieve democratie in Zuid-Amerika had gefaald en dat er een alternatief democratisch model moest komen. Hij vond de oorspronkelijke

volksrepresentatie te elitair gericht en voerde in 1999 grondwettelijk de participatiedemocratie in.83 Om zijn revolutie mogelijk te maken introduceerde Chávez de ‘Bolivariaanse cirkels’. Deze politieke en sociale organisaties van arbeiders hadden tot doel om hun leden te organiseren en dichter bij de politiek te betrekken. De cirkels werden echter vooral gebruikt als cliëntelistische netwerken waarmee steun vanuit de regering direct kon worden gegeven aan de pro-Chávez gemeenschappen. Hierdoor werden deze massaorganisaties al snel de steunpilaren van het Chavistische regime.84

Het politieke programma van Chávez was gebaseerd op een ideologie van ‘21e-eeuws socialisme’, waarin het doel was om een revolutionair democratisch socialisme te creëren dat de representatieve liberale democratie zou overtreffen door haar directere volksrepresentatie. Het verschil hierin met het orthodoxe marxistische model was de rol van het proletariaat. In de Bolivariaanse revolutie werd het volk omschreven als iedereen die werkloos, arm en uitgesloten was.85 Om dit te bewerkstelligen had Chávez het plan om naar het marxistische model een piramidische democratie te creëren, waarin elke publieke bestuurshandeling ter legitimatie moest worden getoetst door individuele gemeenschapsraden. Momenteel bestaan er in Venezuela duizenden gemeenschapsraden in Venezuela die samen een deel van het sociaal beleid budget in het land beheren en een zekere mate van financiële autonomie bezitten.86 Het idee van een grote verscheidenheid van autonome gemeenschappen met zelfgekozen vertegenwoordiging komt rechtstreeks voort uit het socialistische model en Chávez wilde hiermee de participatiedemocratie versterken. Veel critici van het systeem stellen echter dat de uitwerking ervan hetzelfde is als met de Bolivariaanse cirkels, waarbij de autonome regio’s door de regering gebruikt worden als cliëntelistische netwerken. Daarnaast zouden de cirkels en gemeenschappen een zwakke institutionele organisatie hebben, waardoor het charismatische nationale leiderschap enig autonoom activisme zou neutraliseren.87 Desalniettemin hebben de Venezolaanse experimenten met participatieve democratie geleid tot een verhoogde participatie van het ‘gewone’ volk in de                                                                                                                          

83 Carlos de la Torre, Populist seduction in Latin America, Ohio: Ohio University Press (2010), pp. 149-151.  

84 Ibid., p. 152.

85 Carlos de la Torre, ‘In the name of the people: Democratization, Popular organisations, and populism in Venezuela, Bolivia and Ecuador’, European Review of Latin American and Carribean Studies, nr. 95 (2013), pp. 27-48.

86 Carlos de la Torre, Populist seduction in Latin America, Ohio: Ohio University Press (2010), p. 150. 87 Ibid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(Deze groep landen heeft zelfs een eigen naam: BRIC-landen, een samenvoeging van de eerste letters van de vier landen.) Brazilië exporteert niet alleen veel koffie en soja, maar

Weet je nog meer namen?. Schrijf ze op

Curaçao Venezuela Suriname Colombia Peru Brazilië Chili Argentinië.

te maken met dalende / opwarmende luchtstromen / weinig neerslag) 1 • Langs de kust bij de Sechura stroomt een koude zeestroom / de Peru-. stroom / de Humboldt-stroom (waarboven

De C.P.A. moet omtrent zijn onderzoek rapport uitbrengen. De wet 633 schrijft voor dat dit rapport in duplo moet worden vervaardigd. Eén exemplaar moet de C.P.A. Het

Reeds uit deze indeling blijkt dat in het boek vrijwel geen aandacht wordt besteed aan de controle der resultatenrekening, iets dat des te opmerkelijker is als

Indien een vennootschap derhalve besluit tot inkoop van eigen aandelen dient zij daartoe uit de winst te vormen een „reserve voor de verkrijging van eigen aandelen”

Onder contador inscrito wordt hij verstaan die vergunning heeft ontvangen van de Junta Central de Contadores tot het uitoefenen van het beroep, onder contador