• No results found

Retoriek en discours binnen het Zuid-Amerikaanse populisme

Hoofdstuk 2: Nieuw links-populisme in Zuid-Amerika

2.6 Retoriek en discours binnen het Zuid-Amerikaanse populisme

Hierboven is beschreven wat de context was van waaruit de populistische regimes in Zuid- Amerika voortkwamen (de door Laclau genoemde populist rupture) en wat het beleid is dat deze regimes voorstaan of voorstonden. In de vaststelling van de mate van populisme van een leider of partij is het echter van belang om de politieke retoriek ervan te analyseren. Naar het in hoofdstuk één besproken laclauiaanse discoursmodel zal hieronder van de drie besproken leiders worden geanalyseerd hoe hun retoriek de hegemonisering van het politieke discours in hun landen mogelijk heeft gemaakt. Het is van belang deze retoriek te analyseren omdat, zoals in de komende hoofdstukken besproken zal worden, de constructie van een nieuw politiek discours door zowel Syriza als Podemos geïnspireerd is door de populistische retoriek van de Zuid-                                                                                                                          

111 Michael, L. Connif, Populism in Latin America, Tuscaloosa: The University of Alabama Press (2012), pp. 43-44.  

112 Steven Levitsky & Maria Murillo, ‘Argentina: From Kirchner to Kirchner’, Journal of Democracy, nr. 2 (2008), pp. 16-30.

113 Neal Richardson, ‘Export-Oriented Populism: Commodities and Coalititions in Argentina’, Studies in

Amerikaanse leiders. Zoals in hoofdstuk één is besproken is het populisme een stijl van politiek dat gebaseerd is op een antagonistische retoriek waarin de strijd tussen het volk en de oligarchie als een ethische of morele confrontatie tussen ‘het goede’ en ‘het slechte’ wordt neergezet.114 Om deze antagonistische verhouding te creëren is het voor populistische leiders van belang om het begrip ‘het volk’ te construeren en de nieuwe betekenis hiervan te hegemoniseren. Volgens Laclau is het populistische discours niet de expressie van een bepaalde populaire dimensie, maar construeert deze het juist.115 In de analyse van het politieke discours van de Zuid-Amerikaanse leiders is het dan ook van belang na te gaan hoe zij deze antagonistische relatie hebben weten te creëren en op welke manier zij de ‘zwevende betekenissen’ van de kernbegrippen die ten grondslag liggen aan het populisme hebben weten te hegemoniseren.

Zoals aan het begin van dit hoofdstuk is aangegeven zijn er twee soorten links- populistische regimes te onderscheiden binnen Zuid-Amerika: het radicale links en het meer gematigde links. De politieke speeches van de meeste Zuid-Amerikaanse leiders zijn doorgaans gevuld met vurige en gepassioneerde retoriek. Desalniettemin is de radicale/gematigde

onderscheiding van de Zuid-Amerikaanse leiders ook terug te vinden in de manier waarop ze het politieke discours benaderen. In zijn retoriek was Chávez van alle Zuid-Amerikaanse leiders het meest ongenuanceerd en bracht hij het meest agressieve populisme naar voren. Tijdens zijn regeerperiode sprak Chávez in zijn speeches tijdens verkiezingscampagnes over een strijd tussen goede en slechte krachten, door enerzijds de oppositiepartijen weg te zetten als ‘de duivel zelf’ en de belichaming van het kwaad, voortkomend uit het imperialisme van de Verenigde Staten, terwijl hij zichzelf neerzette als de belichaming van de wil van ‘het volk’.116 Iedereen die zich identificeerde met het Bolivariaanse project vergeleek Chávez met ‘de revolutionair’ Jezus Christus. In de aanloop naar verkiezingen sprak Chávez over het scheppen van een vrij en sterk land als hij aan zou blijven, terwijl Venezuela zou verworden tot een land dat gedoemd was tot slavernij en duisternis als de oppositie zou worden verkozen.117 ‘Het volk’ zag Chávez als een ‘reus die was opgestaan’. In zijn benoeming van het volk verwees Chávez voornamelijk naar de armen. Zo stelde hij in een speech dat hij elk uur van elke dag dacht aan hoe hij meer macht aan de armen en zo meer macht aan het volk kon geven. Hij zag de stem van het volk als de stem van God- Vox populi, vox dei.118 Chávez demoniseerde zijn tegenstanders niet alleen, maar

                                                                                                                         

114 Carlos de la Torre, ‘The Resurgence of Radical Populism in Latin America’, Constellations, nr. 3 (2007), pp. 385-397, van p. 389.

115 Ibid.

116 Kirk A. Hawkins, ‘Is Chávez Populist? Measuring Populist Discourse in Comparative Perspective’,

Comparative Political Studies, nr. 8 (2009), pp. 1040-1067, van p. 1040.

117 Ibid., p. 1043. 118 Ibid., p. 1044.

associeerde deze met sinistere krachten en samenzweringen vanuit de Verenigde Staten. Hij stelde dat alleen zij die vochten tegen het imperialisme deel konden uitmaken van de opmars van het volk. Naar het model van Laclau refereerde Chávez continu naar de revolutie van het volk (de

populist rupture) en hamerde hij telkens op de continuerende strijd van het volk tegen de

oligarchie.119 Op deze manier bracht Chávez een felle nationalistische en anti-imperialistische retoriek tot stand, die gepaard ging met de eerder besproken continue referentie naar nationale helden en de nadruk op een participatieve democratie.

In landen met een multi-etnische populatie, zoals Bolivia en Ecuador (waar Rafael Correa een vergelijkbaar beleid voert als Morales) wordt de populistische retoriek vooral gebaseerd op de antagonistische verhouding tussen enerzijds de etnische en cultureel gemixte bevolking en anderzijds de oligarchie, die vaak bestaat uit de ‘blanke’ bevolking. Zoals besproken is de retoriek van Morales echter paradoxaal te noemen. Enerzijds legt hij erg de nadruk op de

inheemse bevolking als zijnde het pure Boliviaanse volk en zet hij de ‘blanke’ oligarchie neer als imperialistische bezetters en onderdrukkers. Anderzijds benadrukt hij echter het ‘plurinationale’ karakter van Bolivia. In de praktijk is het populisme van Morales echter vooral gebaseerd op het demoniseren van de blanke bezetters om zo de ‘puurheid’ van de inheemse bevolking en de boerengroepen in zijn land te benadrukken. Hij presenteert zichzelf als de bij uitstek geschikte leider om het volk te leiden, daar hij zelf zowel inheems is, als uit het milieu van de

boerenbewegingen komt. De retorische strategieën van Morales zijn erg vergelijkbaar met die van Chávez, ook al is hij minder agressief in zijn woordkeuzes. Morales refereert evenals Chávez continu op marxistische wijze naar de aanhoudende volksrevolutie en het belang van de directe betrokkenheid van het volk bij de politiek. Daarnaast gaat zijn retoriek gepaard met een felle anti- Amerikaanse houding. Morales spreekt zich regelmatig uit over het kwaad van het imperialisme een kapitalisme vanuit de VS en door openlijk zijn steun uit te spreken voor andere Latijns- Amerikaanse gebieden creëert Morales een antagonistische relatie waarin het imperialisme vanuit de VS als het kwaad wordt weggezet die de ‘pure’ Zuid-Amerikaanse landen en hun

volksrevoluties bedreigd.120

Tijdens het beleid van zowel Néstor als Cristina de Kirchner heeft Ernesto Laclau een grote rol gespeeld. Beide Kirchners hebben vaak aangegeven dat ze aanhangers waren van Laclau’s theorie over het radicaal populisme. Tot zijn dood in 2014 was Laclau goed bevriend met Cristina. Zo heeft hij in de afgelopen jaren regelmatig als adviseur voor haar regering                                                                                                                          

119 Ibid.

120 C. Ernesto Peñaranda Sánchez & Carlos C. Peñaranda Pinto, ‘El Anti-Imperialismo de Evo Morales: Discurso y Practica’, 5 juli 2014, geraadpleegd op 31 mei 2015, van http://es.slideshare.net/C0sme/el- anti-imperialismodeevomoralesdiscursoypractica.

opgetreden. In een interview in 2012 stelde Laclau dat Kirchner in haar politieke discours naar voren kwam als een pure populist, maar dat dit in haar beleid minder naar voren kwam. Juist in het formuleren van een populistisch discours kwam de theorie van Laclau in het beleid van Kirchner echter goed naar voren.121 Zoals besproken werd het discours van Néstor Kirchner vooral bepaald middels de context van “Que se vayan todos”, waarin het conservatieve neoliberalisme als de vijand van de natie werd neergezet. Kirchner stelde dat Argentinië een ‘beschadigde natie’ was door de verwoestende neoliberale projecten uit de jaren negentig en de daaropvolgende economische en sociale crisis. ‘Het volk’ was voor Kirchner alle arbeiders en lagere klassen, die verwaarloosd waren door de politieke elite, de oligarchie, die het land in puin hadden achtergelaten. Om de antagonistische relatie tussen het volk en de politieke elite in stand te houden zonder zelf als de politieke elite te worden beschouwd, legde Kirchner de nadruk op een ‘herboren natie’ dat niet door middel van grote plannen vanuit de overheid zou worden opgebouwd, maar juist stap voor stap door het volk zelf. Door de overheid en zichzelf als één van het volk te manifesteren en te stellen dat de nieuwe politiek geen geprivilegieerde klasse zou gaan vormen wist Kirchner een discours te creëren waarin alles wat met de oude politieke klasse te maken had werd gezien als corrupt en slecht en verraders van de natie. Het IMF, het

neoliberalisme en de oude overheden werden geschetst als symbolen van het individualisme dat had geleid tot het lijden van het volk.122 Door continu het verleden te associëren met het lijden van het volk en sociale exclusie en de nieuwe staat te profileren als de herboren natie waarin het volk de zeggenschap zou hebben, wist Kirchner perfect het politieke discours in Argentinië te hegemoniseren en zijn politieke project te legitimeren.

Enkele aspecten vallen op in het analyseren van de retoriek van links-populistische leiders in Zuid-Amerika. Een vaak terugkerend thema is de nadruk op de aanhoudende revolutie vanuit het volk. Deze fixatie doet sterk denken aan de nadruk die binnen het marxisme wordt gelegd op klassenstrijd of het gramsciaanse concept van een voortdurende strijd om hegemonie. In het licht van de theorie van Gramsci en in de context van het populisme de theorie van Laclau, lijkt de nadruk door populistische leiders op een continue strijd dus vooral te gaan om het

behouden van de hegemonie over het politieke discours. Zuid-Amerikaanse leiders zoeken vaak                                                                                                                          

121 La Nacion, ‘Murió Ernesto Laclau, referente intelectual del kirchnerismo’, 13 april 2014, geraadpleegd op 9 mei 2015, van http://www.lanacion.com.ar/1680548-murio-ernesto-laclau-referente-intelectual-del- kirchnerismo.

122 Maria Antonia Muñoz & Martín Retamozo, ‘Hegemonía y discurso en la Argentina contemporánea. Efectos políticos de los usos de "pueblo" en la retórica de Néstor Kirchner’, Revista Perfiles

Latinoamericanos, nr. 31 (2008), pp. 121-149, van p. 128-131.

allianties en verklaren hun solidariteit met andere volksrevoluties op het continent, die tevens vechten tegen het imperialisme en kapitalisme. Een tweede terugkerend aspect in de populistische retoriek is de continue nadruk op een grotere achterliggende vijand dan alleen de oligarchie in eigen land. In de retoriek van Chávez en Morales komt deze externe vijand expliciet naar voren als zijnde de Verenigde Staten en haar ‘immorele’ beleid van kapitalisme en imperialisme. De Kirchners leggen in hun benoeming van de externe vijand vooral de nadruk op het neoliberalisme of, refererend naar de militaire regimes van de jaren zeventig en tachtig, het fascisme. In

hoofdstuk drie en vier zal worden besproken hoe zowel Syriza als Podemos ook een discours voeren waarin de ‘vijand’ van het volk zowel binnen de nationale grenzen als daarbuiten wordt gezocht. Een laatste terugkerend aspect is de enorme personificatie van ‘het volk’ door de populistische leiders. De Zuid-Amerikaanse leiders profileren zich als de stem van het volk door de nadruk te leggen op hun eigen ‘volkse’ verleden. Ze vereenzelvigen zichzelf met hun kiezers (volgers) en benadrukken de weerslag van hun eigen stem als zijnde de stem van de ‘gewone man’, oftewel, de stem van ‘het volk’. De nadruk op de leider zelf als zijnde de

vertegenwoordiging van het volk lijkt vooralsnog een groot verschil te zijn met het links-

populisme in Europa, waar de charismatische leiders Antonis Tsipras en Gabriel Iglesias wel een grote rol spelen, maar misschien niet per definitie worden gezien als de enigen die de ‘revolutie’ kunnen leiden.

2.7 Conclusie

Wat als eerste opvalt in een analyse van links-populistische regeringen in Zuid-Amerika, is dat deze allemaal zijn ontstaan als reactie op de Washington Consensus en de daaruit voortkomende rechtse neoliberale projecten in de jaren negentig.123 Dit is niet alleen het geval in de hiervoor besproken drie landen, maar in nagenoeg alle Latijns-Amerikaanse gebieden. Het neoliberale populisme van de jaren negentig had een politiek discours met zich meegebracht waarin iedereen die tegen de vrije markt was meteen werd veroordeeld tot iemand die zich keerde tegen de democratie.124 De economische crises van de jaren negentig brachten werkloosheid en armoede met zich mee en de Zuid-Amerikaanse bevolkingen zagen in dat dit niet opgelost kon worden middels neoliberale beleidsvoering. De onvrede onder het volk leidde tot politieke revoluties, waarin in alle landen de linkse idealen de voorkeur kregen boven elk ander ideaal. In Venezuela                                                                                                                          

123 Ximena de la Barra & Richard dello Bueno, Latin America after the neoliberal debacle, Lanham: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. (2009), p. 3.

124 Gabriel Carrizo, ‘Ruptura Populista y Politica en America Latina. Bolivia en Tiempos de Evo Morales’, Nómadas, Revista Critica de Ciencias Sociales y Juridicas nr. 22 (2009), pp. 317-331.

werd deze revolutie actief gevoerd door Hugo Chávez, die de mensen bijeenbracht om samen te strijden tegen de politieke hegemonie. In Bolivia en Argentinië werd de revolutie door het volk zelf gestart, en namen respectievelijk Morales en Kirchner de taak op zich om het volk verder te verenigen en te vormen. Binnen zowel het radicale beleid van Chávez en Morales als het meer gematigde beleid van de Kirchners speelde nationalisme een grote rol. Nationale helden werden door Chávez en Morales voortdurend aangehaald om de kracht van het eigen volk te

benadrukken. Alle Zuid-Amerikaanse landen hebben in de afgelopen vijftien een enorme groei meegemaakt wat betreft politieke betrokkenheid van de lagere klassen en emancipatie van voormalig onderdrukte bevolkingsgroepen. Mensen die voorheen buiten de politiek hadden gestaan, bevolkingsgroepen die uitgesloten van het politieke en maatschappelijke debat waren, zoals inheemse bevolkingen, boerengroepen, vakbonden, werklozen of armen werden door de nieuwe linkse regeringen omarmt en bejubeld als het ‘ware volk’. De politieke instituties waren niet langer slechts voor de elites voorbestemd, maar kregen een volkser karakter. Binnen het radicaal linkse beleid uitte dit zich in een socialistisch model van de Bolivariaanse kringen van Chávez en de communautaire politiek van Rosales en binnen het gematigde beleid van Kirchner uitte dit zich in de cliëntelistische banden met de piqueteros en vakbonden. Om eenheid binnen het volk te creëren werden verschillende vijanden gecreëerd, die door de leiders als bedreiging van de staat werden neergezet. Dit konden de imperialistische overheersers zijn, de oud-

dictatoriale regimes of de neoliberale elites. Deze vijanden kregen de schuld van de crisis uit de jaren negentig en alle andere dingen die fout waren binnen de maatschappij. Door middel van het creëren van deze polarisatie tussen de twee antagonistische kampen, gepaard met economische groei voortkomend uit de export van olie en gas (Venezuela en Bolivia) en landbouwproducten, en met name soja (Argentinië) consolideerden de populistische leiders hun macht.

In alle besproken gevallen heeft het populisme en de verhoging van volksparticipatie in de politiek tot een cliëntelistische en enigszins autoritaire vorm van gezag geleid. Door middel van hoge mate van staatsinterventie, nationalisering van grote bedrijven en een groeiende publieke sector wisten de populistische leiders steeds meer hun burgers aan zich te binden.125 In Venezuela was dit extreem, door enorme Bolivariaanse kringen en de oprichting van

gemeenschapsraden, die vaak niet meer deden dan de wil van Chávez bevestigen. Ook in Bolivia heeft deze communautaire manier van besluitvorming een grote impact gehad op het beleid van Rosales. Ondanks het feit dat deze niet altijd blind instemmen met zijn gezag, heeft Rosales via de collectieve bewegingen zijn macht in de afgelopen jaren weten te consolideren en geniet hij nog altijd enorm veel aanzien in zijn land. Binnen het gematigde linkse beleid van de Kirchners                                                                                                                          

zijn de cliëntelistische banden ook een steeds grotere rol gaan spelen. Toen Cristina aan de macht kwam en de economische groei in Argentinië afnam hebben deze banden eraan bijgedragen dat ze aan de macht kon blijven, ondanks afnemende steun vanuit de middenklasse en toenemende economische misère. De Kirchners trokken voortdurend macht naar zich toe door de provincies buitenspel te zetten en de macht te concentreren binnen het parlement. Desalniettemin is het hen niet gelukt om een dergelijk autoritaire staat in te richten als Chávez, Morales of Correa in Ecuador. Het gematigd links-populisme ontstaat vaak uit staten waar enigszins stabiele instituties de weg naar een radicaler beleid onmogelijk maken.126 Toch toont de retoriek van alle besproken Zuid-Amerikaanse leiders dat het populisme een bedreiging vormt voor de democratie.

Oppositiepartijen en critici worden niet langer weggezet als politici met rivaliserende of concurrerende idealen, maar als vijanden van het volk en de staat. Het in hoofdstuk één

besproken wrede majoritarianisme waar het populisme volgens Crista Deiwiks uiteindelijk altijd toe leidt, is in Zuid-Amerikaanse landen overduidelijk aanwezig.