G.B. Pellikaan en J.L. de Miranda
Juni 2013
Opdrachtgever Rijkswaterstaat:
A. de Gelder en M. Taal
Begeleiding Hogeschool Rotterdam:
A.B. Mendez Lorenzo en N.J. van der Noordaa
Auteurs:
G.B. Pellikaan E-mail: govert.pellikaan@rws.nl Tel.: +316 833 849 63
J.L. de Miranda E-mail: jermo.de.miranda@rws.nl Tel.: +316 247 149 99
Plaats en datum:
Rotterdam, juni 2013
Betreft:
Afstudeeronderzoek
Onderwijsinstelling:
Hogeschool Rotterdam, Instituut Gebouwde Omgeving
Opleiding en specialisatie:
Watermanagement, Waterbouw
Status document:
Voorwoord
Het voor u liggende rapport betreft de eindrapportage van het project: ‘Toekomstige waarde van de Noordwaard’. Dit rapport is opgesteld ter afronding van de studie ‘Watermanagement’ aan de Hogeschool Rotterdam. Het onderzoek heeft plaatsgevonden bij Rijkswaterstaat.
De uitkomst van het onderzoek stelt hoe de Noordwaard bij kan dragen aan de waterveiligheidsdoelstelling van het Deltaprogramma. Daarnaast kunnen de uitkomsten van dit onderzoek gebruikt worden door Rijkswaterstaat voor de verbetering van het beheerplan van de ontpolderde Noordwaard.
Onze dank gaat uit naar iedereen die actief heeft bijgedragen aan ons onderzoek. Dit betreft Arie de Gelder, Marco Taal, Sacha de Goederen, Erik Jan Houwing, Eisse Weima, Marcel van den Berg, Theo van der Linden en Wim Bijl.
Danaast willen we Anabel Mendez en Nienke van der Noordaa van de Hogeschool Rotterdam bedanken voor hun begelei en voor de positieve feedback.
In het bijzonder stellen wij de begeleiding, openheid en betrokkenheid van Arie de Gelder en Marco Taal zeer op prijs.
Daarnaast willen we Anabel Mendez en Nienke van der Noordaa van de Hogeschool Rotterdam bedanken voor hun begeleiding en positieve feedback.
G.B. Pellikaan J.L. de Miranda
Inhoudsopgave
Voorwoord ... IV Samenvatting ... VII Conclusies en aanbevelingen ... X Hoofdstuk 1. Inleiding ... 13 1.1. Achtergrondinformatie ... 14 1.2. Onderzoeksbelang ... 15 1.3. Onderzoeksdoelstelling ... 15 1.4. Leeswijzer ... 16 Hoofdstuk 2. Methode ... 17 2.1. Conceptueel model ... 18 2.2. Analysefase ... 18 2.3. Onderzoeksfase ... 19 2.4. Afrondingsfase ... 19Hoofdstuk 3. Resultaten analysefase ... 21
3.1. De Noordwaard ... 22
3.2. Uitgangspunten uit de ontwerpfase ... 25
3.3. Waterveiligheidsopgave ... 27
3.4. Deltaprogramma Merwede ... 30
3.5. Conclusie analysefase ... 32
Hoofdstuk 4. Resultaten onderzoeksfase ... 33
4.1. Modelstudie ... 34
4.2. Scenario denken ... 37
4.3. Workshop ... 39
4.4. Conclusie onderzoeksfase ... 39
Hoofdstuk 5. Resultaten afrondingsfase ... 41
5.1. Oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’ ... 43
5.2. Oplossingsrichting ‘Groene rivier + geulen’... 45
5.3. Oplossingsrichtingen ‘scenario Blauw’ ... 47
5.4. Oplossingsrichtingen ‘scenario Rood’ ... 51
Hoofdstuk 6. Discussie ... 55
6.1. Literatuuronderzoek ontwerpuitgangspunten ... 56
6.2. Literatuuronderzoek klimaatontwikkeling ... 56
6.3. Waterstandsverlagend effect maatregelpakketten... 57
6.4. Modelstudie Sobek ... 57
6.5. Vorming van oplossingsrichting ... 59
6.6. Conclusie ... 59
Bibliografie ... 60
Afkortingenlijst ... 63
Begrippenlijst ... 64
Bijlagen ... 67
Bijlage A - Schematische weergave hoogwater en rivierverruiming ... 68
Bijlage B – Conceptueel model ... 71
Bijlage C – Rijksinpassingsplan ... 73
Bijlage D – Klimaatscenario’s KNMI en Deltascenario’s ... 75
Bijlage E – Taakstelling beneden rivierengebied (korte en lange termijn) . 78 Bijlage F – Maatregelpakketten Deltaprogramma... 82
Bijlage G – Gevoeligheidsanalyse maatregelen Deltaprogramma ... 87
Bijlage H – Gevoeligheidsanalyse parameters formules ... 96
Bijlage I – Gevoeligheidsanalyse elementen Noordwaard ... 105
Bijlage J – Scenariomodel ... 109
Samenvatting
Context van het onderzoek
Het overstromingsrisico in de Nederlandse delta wordt groter als gevolg van klimaatveranderingen en omdat de economische waarde achter de dijken toeneemt. Dit betekent voor het dijkvak bij Gorinchem dat er een kritiek punt ontstaat, omdat hier de kans en de gevolgen op overstromingen toenemen. Binnen het Deltaprogramma wordt gekeken naar rivierverruimende maatregelen voor het behalen van de waterveiligheidsopgave bij Gorinchem. Deze opgave, die voort komt uit een groter overstromingsrisico, staat voor de korte en lange termijn beschreven in tabel 1.
Tabel 1 Watersveiligheidsopgave korte en lange termijn.
Onderzoeksdoelstelling
Tabel 2 geeft een overzicht van de maatregelpakketten van het Deltapro-gramma. In de maatregelpakketten van het Deltaprogramma wordt de Noordwaard buiten beschouwing gelaten. Rijkswaterstaat wil weten of de waterveiligheidsopgave voor de lange termijn deels behaalt kan worden door rivierverruimende maatregelen in de ontpolderde Noordwaard. Hieruit volgt de hoofdvraag van dit onderzoek:
Kan de inrichting van de Noordwaard in de toekomst zodanig aangepast worden dat de Noordwaard bijdraagt aan de waterveiligheidsopgave, die
voortvloeit uit het Deltaprogramma, bij Gorinchem?
Bij het aanpassen van de Noordwaard moet rekening worden gehouden met ontwikkelingen in en rondom de Noordwaard. De ontwikkelingen betreffen:
mogelijke ‘veranderende’ maar ook mogelijke ‘blijvende’ belangen en de
hieruit voortvloeiende ontwerpuitgangspunten;
de beïnvloeding van waterstromingen door het Deltaprogramma als
gevolg van maatregelpakketten en het reguleren van afvoerverdelingen. De lange termijn ontwikkeling van deze twee punten is niet zeker. Om deze reden is ‘scenario denken’ gebruikt.
Tabel 2 Maatregelpakketten van het Deltaprogramma met waterstandsverlaging bij Gorinchem. Riviermaatregelpakketten + waterstandsverlaging bij Gorinchem Maatregelen A1 A2 B1 B2 0 ,6 t o t 0 ,8 m nevengeul Sleeuwijk afgraven Avelingen uiterwaarden Werkendam
zomerbedverdieping Beneden Merwede
0
.4
m open Steurgat met aanpassing bedrijventer-rein
0
.5
5
m afgraven bedrijventerrein Avelingen dijkteruglegging Werkendam Noord
0
.6
5
m meestromen kanaal van Steenenhoek meestromen polder Hardinxveld geul Sliedrechtse Biesbosch
0.
8
m
C
Groene rivier Noord vanaf A27
of Groene rivier Noord vanaf Woudrichem of Groene rivier Zuid
Input ‘scenario denken’
De ontwerpuitgangspunten uit het ontwerpproces van de ontpolderde Noordwaard (van 2003 tot 2009) worden gewaarborgd binnen dit. Er wordt rekening gehouden met een ontwikkelscenario waarin de ontwerpuitgangspun-ten terug moeontwerpuitgangspun-ten komen. Ook wordt er rekening gehouden met een ontwikkel-scenario waarin ‘niet vastgestelde/mogelijk veranderende ontwerpuitgangspun-ten’ niet terug hoeven te komen. Deze twee scenario’s geven uiterste situaties aan in wat niet mag en wat wel mag veranderen binnen de Noordwaard in de toekomst, gericht op 2050.
Waterveiligheidsopgave bij Gorinchem
Maatregel voor behalen waterveiligheidsopgave Korte termijn
(voor 2015) 30 cm Ontpoldering Noordwaard
Lange termijn
(periode 2015 – 2050) 60 cm tot 120 cm
Maatregelpakketten Deltaprogramma
De keuze die het Deltaprogramma maakt over de uitvoering van maatregel-pakketten, is gebonden aan de maatschappelijke kosten en baten en aan de noodzaak om een bepaalde maatregel te nemen door klimaatveranderingen. Er wordt rekening gehouden met een ontwikkelscenario waarin er aanleiding is voor het uitvoeren van maatregelpakketten A en B. Daarnaast wordt rekening gehouden met een ontwikkelscenario waarin er aanleiding is voor het uitvoeren van maatregelpakket C (zie tabel 2).
Figuur 1 geeft de invulling van ‘scenario denken’ voor de Noordwaard weer. Tabel 3 beschrijft de randvoorwaarden van de scenario’s.
Tabel 3 Randvoorwaarden Noordwaardscenario's.
Noordwaardscenario’s Randvoorwaarden
Oranje
meekoppelkansen met maatregelpakket A1, A2, B1 en B2.
alle ontwerpuitgangspunten moeten terugkomen in
het ontwerp
Groen
meekoppelkans met maatregelpakket C
alle ontwerpuitgangspunten moeten terugkomen in
het ontwerp
Blauw
meekoppelkansen met maatregelpakket A1, A2, B1 en B2.
ontwerpuitgangspunten met marge hoeven niet terug
te komen in het ontwerp
Rood
meekoppelkans met maatregelpakket C
ontwerpuitgangspunten met marge hoeven niet terug
te komen in het ontwerp
Workshop
Middels een workshop zijn oplossingsrichtingen met effectieve gebiedsaan-passingen gegenereerd die passen binnen de vier scenario’s. Ter onderbouwing is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd op watersysteemelementen van de Noordwaard. Ook wordt literatuur en expert judgement gebruikt om effectieve gebiedsaanpassingen te onderbouwen. Elke oplossingsrichting heeft één of meerdere gebiedsaanpassingen die passen binnen de ontwikkelingen in de Noordwaard en omgeving. Tabel 4 beschrijft de namen van de oplossingsrichtin-gen.
Tabel 4 Randvoorwaarden Noordwaardscenario's. Noordwaardscenario Oplossingsrichtingen
Oranje 1. Verwijderen lage kades en bos
Groen 2. Groene rivier + geulen
Blauw 3. Ontpolderen hoge kades
4. Variant NOP-gebied
Rood 5. 6. Groene rivier + ontpolderen Variant Biesbosch Figuur 1 Noordwaardscenario’s.
Oplossingsrichtingen
Hieronder een korte en bondige omschrijving van oplossingsrichtingen. Bij elke oplossingsrichting is rekening gehouden met de kaders van het betreffende scenario.
Oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’
In deze oplossingsrichting wordt een meekoppelkans met het Steurgat uitgewerkt, waardoor er meer instroomcapaciteit in de Noordwaard ontstaat. De ruwheid in het doorstroomgebied en bij de uitstroomopening wordt verlaagd, waardoor extra doorstroomcapaciteit ontstaat. Deze oplossingsrichting brengt een extra waterstandsverlaging teweeg van 3 centimeter tijdens maatgevende waterstanden.
Oplossingsrichting ‘Groene rivier + geulen’
In deze oplossingsrichting wordt de Groene rivier gekoppeld aan het door-stroomgebied van de Noordwaard. Hierdoor ontstaat er een ondercapaciteit in de Noordwaard. Om de overcapaciteit van de Groen rivier, die ontstaat door de aansluiting hiervan op de Noordwaard, deels op te vangen worden er twee geulen gegraven in het doorstroomgebied die de doorstroomcapaciteit bevorderen. Ook wordt een extra uitstroomopening gerealiseerd. Deze oplossingsrichting brengt een extra waterstandsverlaging teweeg van 3 centimeter tijdens maatgevende waterstanden.
Oplossingsrichting ‘Ontpolderen hoge kades’
In deze oplossingsrichting wordt meegekoppeld aan een mogelijke haven-ontwikkeling in Werkendam. Deze haven-ontwikkeling versterkt de al positieve beïnvloeding van maatregelpakketten A1, A2, B1 of B2. Delen van hoogbekade polders moeten wijken om de breedte van het doorstroomgebied te vergroten. Ook zal de ruwheid van het doorstroomgebied worden verlaagd. Als laatste wordt het Biesboschmuseum verwijderd om de uitstroomcapaciteit te vergroten. Deze oplossingsrichting brengt een extra waterstandsverlaging teweeg van 5 centimeter tijdens maatgevende waterstanden.
Oplossingsrichting ‘Variant NOP-gebied’
In deze oplossingsrichting wordt gebruik gemaakt van het overstromen van de Sliedrechtse Biesbosch. Een extra instroomopening in het NOP-gebied maakt de onttrekking van de Beneden Merwede naar de Nieuwe Merwede groter. De capaciteit van de nieuwe instroomopening wordt opgevangen door meer ruimte
te maken in het NOP-gebied en door een uitstroomopening in de Jantjesplaat te realiseren. Deze oplossingsrichting brengt een extra waterstandsverlaging teweeg van 4 centimeter tijdens maatgevende waterstanden.
Oplossingsrichting 'Groene rivier + ontpolderen’
In deze oplossingsrichting wordt meegekoppeld aan de Groene rivier. Ongeveer de helft van de hoogbekade polders wordt doorstroomgebied om de ondercapaciteit te verminderen. Er wordt een extra uitstroomopening gemaakt. Ook wordt het eiland van het Biesboschmuseum verwijderd ten behoeve van de uitstroomcapaciteit. Deze oplossingsrichting brengt een extra waterstands-verlaging teweeg van 5 centimeter tijdens maatgevende waterstanden.
Oplossingsrichting ‘Variant Biesbosch’
In deze oplossingsrichting wordt de Groene rivier aangesloten aan Gat van de Noorderklip. De Groene rivier wordt daarmee buiten het doorstroomgebied van de Noordwaard gehouden. Wel moeten hoogbekade polders in de Noordwaard wijken. Deze oplossingsrichting brengt een extra waterstandsverlaging teweeg van 5 centimeter tijdens maatgevende waterstanden.
Conclusie
Uit de uitwerking van de oplossingsrichting (waarvan de invulling onder-bouwd is middels gevoeligheidsstudies, expert judgement en door literatuur) blijkt dat de Noordwaard een ‘geringe’ rol kan spelen voor de waterveiligheids-opgave bij Gorinchem. Elke oplossingsrichting koppelt mee aan een maatregel-pakket van het Deltaprogramma. Meekoppelkansen doen zich voor wanneer de maatregelpakketten worden uitgevoerd. Wanneer de maatregelpakketten worden geïnitieerd, hangt af van klimaatveranderingen, maar gesteld wordt dat de maatregelpakketten niet voor 2030 gerealiseerd worden. Zodoende ontstaan er geen kansen op de korte termijn en bestaat er geen input voor het beheerplan die in de periode 2015 tot 2020 vigeert.
Conclusies en aanbevelingen
Conclusies
De ontpoldering van de Noordwaard moet een grote slag slaan en een ´geen spijt´ maatregel worden, werd gesteld tijdens de PKB. Om geen spijt te krijgen van de ontpoldering moet de Noordwaard zijn waardevolle rol behouden in de huidige en in de toekomstige situatie.
Beïnvloeding maatregelpakketten
De toekomstige situatie verandert door klimaatveranderingen, door de hieruit volgende waterveiligheidsopgave voor de lange termijn en door de hieruit voortvloeiende rivierverruimende maatregelen in de omgeving van de Noordwaard. Rivierverruimende maatregelen uit het Deltaprogramma beïnvloeden rivierstromingen. De invulling van een maatregelpakket bepaalt of deze beïnvloeding de werking van de Noordwaard versterkt, of juist afzwakt. Een Groene rivier kan bijvoorbeeld de werking van de Noordwaard verzwakken. Het verbreden van de boven Merwede versterkt de werking van de Noordwaard.
Meekoppelkansen
De Noordwaard kan een rol spelen in de waterveiligheidsopgave bij Gorin-chem voor de lange termijn. Hierbij is het van belang dat de herinrichting van de Noordwaard aansluit bij de veranderende omgeving. Gebiedsaanpassingen binnen oplossingsrichtingen moeten aansluiten bij de rivierverruimende maatregelen uit de maatregelpakketten van het Deltaprogramma, en andersom. Dit wordt meekoppelen genoemd. Op deze manier kan de Noordwaard door een bijdrage leveren in het Deltaprogramma en zal de ontpoldering een grote slag blijven slaan, zonder spijt.
Doordachte gebiedsaanpassingen
Het watersysteem in de Noordwaard is geoptimaliseerd in de PKB RvdR. Een zeer belangrijk feit hierbij is dat het doorstroomgebied van de Noordwaard meerdere beperkende factoren heeft. Dit betekent dat gebiedsaanpassingen doordacht tot stand moeten komen, waarbij rekening gehouden wordt met de beperkende factoren. De beperkende factoren bevinden zich in de capaciteit van de instroomopening, in de capaciteit van het doorstroomgebied en in de capaciteit van de uitstroomopening. In elke oplossingsrichting waarin de
Noordwaard een grotere waterstandsdaling teweeg moet brengen, moet de capaciteit van elk van deze watersysteemelementen vergroot worden.
Effectieve oplossingsrichting
Omdat de toekomstige rol van de Noordwaard en de werking van het rivierengebied afhankelijk is van de keuzes binnen het Deltaprogramma, kan nu niet worden vastgesteld welke oplossingsrichtingen uitgevoerd kunnen worden. Dit betekent dat er op de korte termijn geen kansen zijn om het gebied te verbeteren middels beheer en onderhoud. Pas als de invulling van de werkwijze binnen het Deltaprogramma duidelijk is, kunnen meekoppelkansen gecreëerd en versterkt worden. Om deze reden is ‘scenario denken’ gebruikt voor maken van oplossingsrichtingen.
Bijdrage waterveiligheidsopgave
Als de invulling van het Deltaprogramma wordt meegekoppeld aan de Noordwaard, dan kunnen gebiedsaanpassingen in de Noordwaard leiden tot een waterstandsdaling van circa 5 centimeter bij Gorinchem. Deze potentiele waterstandsdaling betreft een relatief klein deel van de waterveiligheidsopgave op de lange termijn (opgave van 60 tot 120 centimeter). Gebieds-reserveringen uit de PKB kunnen op basis van dit gegeven niet opgeheven worden. De geringe waterstandsdaling zal er wellicht niet toe leiden dat andere rivierverruimende projecten uit kunnen blijven.
Hoofdconclusie
De waarde van de Noordwaard is groot en kan gedeeltelijk worden ver-sterkt binnen verandermogelijkheden van de ruimtelijke indeling van de Noordwaard. Door het benutten van meekoppelkansen met maatregelen in de Merwederivieren kan de waarde van de Noordwaard voor het Deltaprogramma
Aanbevelingen
De invulling van de maatregelpakketten uit het Deltaprogramma die in tabel 5 zijn weergegeven, moet de werking van de Noordwaard behouden en/of versterken om de waarde van de Noordwaard in de toekomst te laten blijven. De waarde van de Noordwaard wordt verlaagd door de komst van een open
Steurgat, ook wel bekend als 5de instroomopening, of door de komst van een
Groene rivier.
1. Om de waarde van de Noordwaard te behouden, wordt aanbevolen om bij voorkeur maatregelpakketten uit te voeren met maatregelen langs de Merwederivieren.
Maatregelpakketten A1 en A2 behalen de waterveiligheidsopgave van het meevallende klimaatscenario niet op zichzelf. Aanvullend zal dijkverhoging nodig zijn. Bij maatregelpakketten B1 en B2 kan dijkverhoging waarschijnlijk meer vermeden worden.
2. Maatregelpakket C wordt afgeraden als gekozen wordt om de huidige waarde en effectiviteit van de Noordwaard te behouden. Bij de komst van een Groene rivier, wordt aanbevolen om het ontwerp van de Noordwaard hierop aan te passen.
De komst van een 5de instroomopening bij het Steurgat kan logisch zijn als daar
havenontwikkeling plaatsvindt. Deze maatregel voegt echter weinig toe aan het waterstandsverlagend effect wat met het huidige ontwerp van de Noordwaard al wordt bereikt.
3. Aanbevolen wordt om deze maatregel niet standaard mee te nemen in de maatregelpakketten A2, B1 en B2.
4. Aanbevolen wordt om een maatregelpakket langs de Merwederivieren aan te laten sluiten op oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’ en de oplossingsrichting ‘Ontpolderen hoge kades’. Dit betekent dat gekozen kan worden voor geulen en/of verder ontpolderen.
Tabel 5 Maatregelpakketten van het Deltaprogramma met waterstandsverlaging bij Gorinchem. Riviermaatregelpakketten + waterstandsverlaging bij Gorinchem Maatregelen A1 A2 B1 B2 0 ,6 t o t 0 ,8 m nevengeul Sleeuwijk afgraven Avelingen uiterwaarden Werkendam
zomerbedverdieping Beneden Merwede
0
.4
m open Steurgat met aanpassing bedrijventer-rein
0
.5
5
m afgraven bedrijventerrein Avelingen dijkteruglegging Werkendam Noord
0
.6
5
m meestromen kanaal van Steenenhoek meestromen polder Hardinxveld geul Sliedrechtse Biesbosch
0
.8
m C Groene rivier Noord vanaf A27 of Groene rivier Noord vanaf Woudrichem
of Groene rivier Zuid
Als Rijkswaterstaat besluit om de waarde van de Noordwaard te vergroten, dan is het zaak om ontwikkelingen in de Noordwaard te monitoren die kansen bieden voor geulen en verder ontpolderen. Het verkrijgen van percelen, grenzend aan het grondgebied, maakt het eenvoudiger om in de toekomst gebiedsaanpassin-gen te realiseren.
Wanneer er kansen liggen om grond te kopen, grenzend aan of in het doorstroomgebied, dan kan deze grond bijvoorbeeld opgekocht worden door Rijkswaterstaat. Ook biedt ruilverkaveling of het pachten van grond kans voor Rijkswaterstaat om benodigde grond in handen te krijgen.
Door aanpassingen in de Noordwaard te combineren met andere projecten in de omgeving kan er slim worden omgegaan met de financiering van projecten. Grond dat vrij komt bij gebiedsaanpassingen in de Noordwaard kan gebruikt worden bij projecten in de nabije omgeving.
5. Wanneer er kansen liggen om grond uit de lage bekade polders elders nuttig te gebruiken, kan overwogen worden het maaiveld in het door-stroomgebied te verlagen. Dit heeft gunstige effecten voor het beheer en onderhoudt, omdat vegetatie minder kans krijgt om te groeien.
6. Om een beter beeld te krijgen van de bijdrage die de Noordwaard kan leveren voor het Deltaprogramma, wordt aanbevolen om de hierboven uitgewerkte oplossingsrichtingen met gebiedsaanpassingen door te re-kenen in een WAQUA 2d model in een situatie met een maatregelpakket B. Een dergelijk model geeft een duidelijk beeld van het waterstandsver-lagend effect van deze oplossingsrichtingen.
7. Omdat deze berekeningen zich baseren op een situatie in de toekomst, moet middels de MHW processor bepaald worden welke omstandighe-den maatgevend zijn ten tijde van deze oplossingsrichting met maatre-gelpakket B.
Achtergrond Onderzoeks- belang Onderzoeks-doelstelling
Hoofdstuk 1. Inleiding
In dit onderzoek wordt onderzocht hoe de Noordwaard in de toekomst meer bij kan dragen aan het verlagen van het overstromingsrisico* bij Gorinchem.
Hierbij is gekeken in de context van het Deltaprogramma*.
Het Deltaprogramma is een nationaal programma waarin Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken met het bedrijfsleven en kennisinstituten onder regie van de Deltacommissaris. In dit programma worden maatregelen voorbereid en uitgewerkt die ertoe moeten leiden dat Nederland in
de toekomst behoedt wordt tegen hoog water. (Rijksoverheid, 2013) Hoofdstuk 1: ‘inleiding’, beschrijft de context van de afstudeeropdracht. Allereerst wordt achtergrondinformatie gegeven. Vervolgens wordt het onderzoeksbelang en de onderzoeksdoelstelling toegelicht. Figuur 1-1 geeft
schematisch de opbouw van dit hoofdstuk weer.
1.1.
Achtergrondinformatie
Het overstromingsrisico in de Nederlandse delta wordt groter als gevolg van
klimaatveranderingen* en omdat de economische waarde achter de dijken
toeneemt. (Delft Hydraulics, 2007) Binnen het Deltaprogramma wordt gekeken naar strategieën om het overstromingsrisico voor 2050 binnen de beleidsdoel-stelling te houden. (Provincie Gelderland, 2013) Het overstromingsrisico voor 2050 betreft de waterveiligheidsopgave* op lange termijn (tabel 1-1 en bijlage E), waaraan een opgave tussen de 60 centimeter en de 120 centimeter is gekoppeld. (Ruimte voor de Rivier, 2005) De strategieën bestaan uit een combinatie van maatregelen op het gebied van dijkversterking* en van rivierverruiming*. De exacte invulling van de voorkeursstrategie is nog niet bekend. Wel zijn mogelijke maatregelen en de waterstandsveranderende effecten hiervan in kaart gebracht. In bijlage A is schematisch weergegeven hoe gevolgen van klimaatverande-ringen leiden tot een hogere waterstand, waardoor het overstromingsrisico wordt vergroot. Ook is daar schematisch weergegeven hoe rivierverruiming het overstromingsrisico verkleint.
De rol van de ontpolderde* Noordwaard is in de ‘Planologische
Kernbeslis-sing* (PKB) Ruimte voor de Rivier* (RvdR)’ in 2009 vastgesteld. Dit project wordt
uitgevoerd om de waterveiligheidsopgave voor 2015 te halen. Dit betreft de korte termijn opgave: een waterstandsdaling van 30 centimeter bij Gorinchem (tabel 1-1 en bijlage E). Deze waterstandsdaling is nu reeds vereist, omdat is besloten om uit te gaan van een hogere maatgevende afvoer en dit te compenseren door dijkverhoging maar door rivierverruiming. Hierdoor blijven de maatgevende waterstanden voor de dijken gelijk. (Ruimte voor de Rivier, 2005)
Figuur 1-2 geeft de locatie van de Noordwaard weer in Nederland. Ook geeft de figuur het Rijksinpassingsplan* (RIP) van de ontpolderde Noordwaard weer. Dit Rijksinpassingsplan is uitvergroot in bijlage C. De ontpoldering wordt op dit moment gerealiseerd en wordt opgeleverd op 1 januari 2016. (Ruimte voor de Rivier, 2005)
Mede doordat het project momenteel in uitvoering is, wordt bij de huidige gebiedsprocessen van het Deltaprogramma niet gekeken naar de mogelijke rol van de Noordwaard voor de waterveiligheidsopgave op de lange termijn. Toch wil
Rijkswaterstaat* in beeld brengen wat de mogelijkheden zijn om de Noordwaard
in beschouwingen mee te nemen en/of de toekomstige waterveiligheidsopgave deels te behalen met bijdrage van de Noordwaard.
Tabel 1-1 Waterveiligheidsopgave bij Gorinchem. (Ruimte voor de Rivier, 2005) Waterveiligheidsopgave
bij Gorinchem
Maatregel voor behalen waterveiligheidsopgave Korte termijn
(voor 2015) 30 cm Ontpoldering Noordwaard
Lange termijn
(periode 2015 – 2050) 60 cm tot 120 cm
Maatregelpakketten Deltaprogramma
Figuur 1-2 De locatie en het inrichtingsplan van de Noordwaard in het beneden rivierengebied. (ReVaBo) (Ruimte voor de Rivier, 2008)
1.2.
Onderzoeksbelang
Rijkswaterstaat wil in beeld brengen of en hoe de toekomstige waterveilig-heidsopgave voor extreem hoogwater* bij Gorinchem deels te realiseren is door de ontpolderde Noordwaard aan te passen. Het nut en de noodzaak van het betrekken van de Noordwaard bij het Deltaprogramma moet blijken uit dit onderzoek.
Rijkswaterstaat zorgt voor droge voeten van Nederlanders en beheert
waterstaatswerken*, waaronder de Noordwaard. Om droge voeten te kunnen
garanderen, werkt Rijkswaterstaat nauw samen met het Deltaprogramma. De rol van de Noordwaard kan wellicht vergroot worden door:
1. effectieve* gebiedsaanpassingen door te voeren die een extra
water-standsdaling bij Gorinchem teweeg brengen;
2. de indeling van de Noordwaard mee te koppelen* met andere mogelijke
maatregelen uit het Deltaprogramma.
Het betrekken van de Noordwaard bij het Deltaprogramma is in het belang* van Rijkswaterstaat, omdat:
1. hiermee mogelijk een stap wordt gezet in de richting van het realiseren
van de waterveiligheidsopgave op de lange termijn bij Gorinchem;
2. mogelijke reserveringen* van andere gebieden voor rivierverruiming uit
kunnen blijven, waardoor de waarde van deze gebieden niet minder wordt;
3. andere rivierverruimende maatregelen mogelijk uit kunnen blijven, wat
zorgt voor het uit blijven van andere projectinitiatieven/investeringen;
4. Rijkswaterstaat toekomstige ontwikkelingen op het gebied van
watervei-ligheid goed in kaart wil brengen, zodat adequaat geanticipeerd* kan worden als dat nodig blijkt.
Hiernaast ziet Rijkswaterstaat als beheerder een kans om met een goed
beheerplan* de inrichting van de Noordwaard te kunnen veranderen naar de
gewenste situatie. Dit betekent dat mogelijk minder duur en tevens gefaseerd wordt gewerkt naar de nieuwe Noordwaard. Deze aanpak is kosteneffectief* vergeleken met het reserveren van gebieden of het initiëren van nieuwe projectinitiatieven.
1.3.
Onderzoeksdoelstelling
Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van mogelijke aanpassin-gen in de Noordwaard die een extra waterstandsdaling bij Gorinchem teweeg brengen. Hieruit volgt de hoofdvraag van de afstudeeropdracht. De hoofdvraag luidt:
Kan de inrichting van de Noordwaard in de toekomst zodanig aangepast worden waardoor dit gebied bijdraagt aan de waterveiligheidsopgave, die
voortvloeit uit het Deltaprogramma, bij Gorinchem?
Onderstaande deelvragen helpen om de hoofdvraag te beantwoorden.
1. Welke functie had de Noordwaard in het verleden en welke krijgt de Noordwaard vanaf 2016?
2. Welke aspecten van het RIP ‘Ontpoldering van de Noordwaard’ kunnen worden aangepast zonder afbreuk te doen aan
ontwerpuitgangspun-ten* die uit belangen zijn ontstaan?
3. Hoe groot is de waterveiligheidsopgave bij Gorinchem in een extreem
Delta-/klimaatscenario*?
4. Wat zijn de gevolgen van maatregelen uit het Deltaprogramma voor de waterstand bij Gorinchem en op de effectiviteit* van de ontpolderde Noordwaard?
5. Welke aanpassingen in het doorstroomgebied* van de Noordwaard dragen effectief bij aan het verlagen van de waterstand bij Gorinchem? 6. Wat zijn effectieve oplossingsrichtingen voor de Noordwaard en wat is
1.3.1. Werkwijze
De deelvragen zijn zoveel mogelijk beantwoord op basis van literatuuronder-zoek, interviews en modelberekeningen. Vervolgens zijn vanuit ‘scenario
denken’* een viertal scenario’s opgesteld (Deltares, 2009). De scenario’s houden
rekening met ontwikkelingen vanuit het Deltaprogramma die een reactie zijn op de klimaatveranderingen. Daarnaast omkaderen de scenario’s de toekomstige verandermogelijkheid van de inrichting van de toekomstige, ontpolderde Noordwaard.
Er zijn één of meer oplossingsrichtingen bedacht per scenario. Elke oplos-singsrichting omvat één of meerdere gebiedsaanpassingen. De waterstandsdaling die een oplossingsrichting teweeg brengt, is bepaald middels een
gevoeligheids-analyse*, expert judgement* en literatuur.
Het eindresultaat bevat schematische weergaven van oplossingsrichtingen. Hierbij is een onderbouwing van de effectiviteit van de gebiedsaanpassingen gegeven. Ook is omschreven hoe een gebiedsaanpassing past binnen veranderingsmogelijkheden van de inrichting en wat dit betekend voor stakeholders.
1.3.2. Randvoorwaarden & uitgangspunten
De gebiedsaanpassingen moeten passen binnen de belangen van stakehol-ders. Dit belang is in de PKB RvdR verwerkt tot ontwerpuitgangspunten.
De gebiedsaanpassingen moeten aansluiten op maatregelen in het Deltapro-gramma om enerzijds meekoppelkansen te benutten en anderzijds om rekening te houden met het hydraulisch* effect van de maatregelpakketten en van het regelen van afvoerverdelingen* in de Rijn takken. Als hier geen rekening mee wordt gehouden, dan is dit onderzoek niet representatief in de toekomst.
1.4.
Leeswijzer
De gebruikte onderzoeksmethode is beschreven in hoofdstuk 2: ‘Methode’. In hoofdstuk 3: ‘Resultaten analysefase’, volgt een beschrijving van de bevindingen en resultaten uit het onderzoek naar de ontwerpuitgangspunten van het RIP en naar de effecten van klimaatveranderingen en het Deltaprogramma.
Hoofdstuk 4: ‘Resultaten onderzoekfase’, beschrijft de bevindingen en resultaten van het onderzoek naar de werking van de benedenrivieren en de gevoeligheid van het watersysteem* in de Noordwaard. Ook wordt hier uitgelegd hoe de oplossingsrichtingen handen en voeten krijgt middels ‘scenario denken’.
In hoofdstuk 5: ‘Resultaten afrondingsfase’, is de invulling en zijn de resulta-ten van de oplossingsrichtingen beschreven.
De gehanteerde onderzoeksmethode wordt ten slotte kritisch beschouwd in hoofdstuk 6: ‘Discussie’.
Hoofdstuk 2. Methode
Dit hoofdstuk beschrijft de gehanteerde onderzoeksmethode. Het onderzoek kan opgesplitst worden in een drietal fasen. Figuur 2-1 geeft de fasen weer. Ook is
aangegeven welke activiteiten doorlopen zijn per fase.
Allereerst beschrijft dit hoofdstuk de opzet en het doel van het gehanteerde conceptueel model*. Hierna worden de activiteiten per fase toegelicht en
onderbouwd.
Analysefase
• Veldbezoek doen in de Noordwaard
• Onderzoek doen naar klimaatveranderingen, het
Deltaprogramma en spelende belangen in de Noordwaard
• Interviews houden met experts voor feedback
Onderzoeksfase
• Onderzoek doen naar benedenrivierengebied en het
Deltaprogramma
• Onderzoek doen naar effectieve systeemaanpassingen • Het onderbouwen van oplossingsrichtingen
Afrondingsfase
• Uitwerken van de oplossingsrichtingen
2.1.
Conceptueel model
Als leidraad voor de onderzoeksmethode is een conceptueel model gebruikt. Dit model staat in figuur 2-2 en staat tevens uitvergroot in bijlage B.
De drijvende krachten* die de basis vormen voor het onderzoek staan in het rood gearceerde vak. De drijvende krachten leiden via verschillende ‘keuzes en ontwikkelingen’ (zie het grijs omkaderde vak) tot een verandering van de
ruimtelijke- en waterveiligheidsdoelstelling* (zie het groen gearceerde vak). Deze
ruimtelijke- en waterveiligheidsdoelstelling kunnen wellicht deels behaald worden door de indeling van de Noordwaard doordacht te wijzigen en mee te koppelen met maatregelen uit het Deltaprogramma.
De impact van de drijvende krachten is vanuit literatuur- en modelstudie* in kaart gebracht in de analyse- en onderzoeksfase. De onderzoeksactiviteiten uit deze twee fasen zijn beschreven in paragraaf 2.2 en 2.3. De bevindingen uit deze fasen zijn uitgewerkt in de afrondingsfase. Deze fase is toegelicht in paragraaf 2.4.
2.2.
Analysefase
De invulling van de analysefase is stapsgewijs beschreven in deze paragraaf. De activiteiten betreffen het doen van veldbezoek, het raadplegen van documenten en het afnemen van half gestandaardiseerde interviews*. Het doel van de analysefase is het opdoen van kennis over de drijvende krachten uit het conceptuele model
2.2.1. Veldbezoek
Het project ontpoldering Noordwaard is meerdere keren bezocht door de onderzoekers om een beeld te krijgen van de schaal van het gebied en van de impact van de ontpoldering. De technisch- en omgevingsmanager van het project hebben de rondleidingen verzorgd.
2.2.2. Literatuuronderzoek
Het literatuuronderzoek omvat de volgende onderwerpen:
Spankrachtstudie* (1997 – 2002);
documentatie van de ontwerpsessies* (2003 – 2005);
PKB Ruimte voor de rivier (2005 – 2006);
Ontwerpvisie en MER (2006 – 2007);
hydraulica rapporten (2005 – 2009);
klimaatinformatie van KNMI (2006 – 2013);
Deltaprogramma 2012 (2011 – 2013).
Per onderwerp zijn meerdere documenten geraadpleegd. De documenten verschaffen inzicht in de ontwikkeling van de drijvende krachten uit het conceptueel model. Met deze inzichten is de verandering van de twee doelstellingen in het conceptueel model in kaart gebracht. De verkregen inzichten zijn nodig om de hoofdvraag van het onderzoek te kunnen beantwoor-den. In de bronvermelding staan de geraadpleegde bronnen.
2.2.3. Half-gestandaardiseerde interviews
Er zijn interviews gehouden met verschillende experts. De experts zijn afkomstig van:
het Deltaprogramma;
de projectdirectie Ruimte voor de Rivier van Rijkswaterstaat;
de Waterdienst van Rijkswaterstaat;
adviseurs van diverse afdelingen binnen Rijkswaterstaat
Zuid-Holland;
het bedrijf Royal HaskoningDHV.
De interviews hebben plaats gevonden om het theoretisch kader* uit te breiden en om de behaalde resultaten kritisch te bekijken. Ook heeft de input van experts bijgedragen aan het verbeteren van de onderzoeksmethode.
2.3.
Onderzoeksfase
De invulling van de onderzoeksfase is stapsgewijs beschreven in deze paragraaf. De activiteiten betreffen het uitvoeren van een modelstudie en het vormgeven van de oplossingsrichtingen.
2.3.1. Modelstudie
Een Sobek-schematisatie* die de benedenrivieren* en de ontpolderde Noordwaard bevat, is gebruikt voor een analyse. De analyse heeft inzicht verschaft in het effect van klimaatveranderingen en van het Deltaprogramma op waterstanden in de benedenrivieren. Ook heeft de analyse inzicht verschaft in het veranderen van de hydraulische effectiviteit van de Noordwaard. In de analyse zijn de effecten van de volgende veranderingen gemodelleerd en onderzocht:
1. maatregelpakketten uit Ruimte voor de Rivier+;
2. het ontzien van de Lek en de IJssel;
3. hogere Waal afvoeren als gevolg van klimaatveranderingen;
4. een absolute- en relatieve zeespiegelstijging*.
Punt 1 en 2 zijn keuzes ofwel oplossingsrichtingen van het Deltaprogramma. Punt 3 en 4 zijn randvoorwaarden waar rekening mee is gehouden.
Verschillende combinaties in keuzes en randvoorwaarden zijn doorgerekend. De combinaties zijn gebaseerd op de maatregelpakketten van het Deltapro-gramma die staan weergegeven in bijlage F. Het effect op de waterstandsdaling per locatie en het effect op het debiet* per locatie zijn daarbij in kaart gebracht.
Middels Sobek is de gevoeligheid van de afmetingen van waterkunstwerken* in de Noordwaard in kaart gebracht. Deze analyse heeft effectieve gebiedsaan-passingen in kaart gebracht.
Deze studie is versterkt door een gevoeligheidsanalyse op de formules voor het berekenen van de doorstroomcapaciteit van waterkunstwerken en door expert judgement.
2.3.2. Oplossingsrichtingen
Vanwege onzekerheden in de toekomst is ‘scenario denken’ gebruikt en zijn
Noordwaardscenario’s* opgesteld. Het kader van de Noordwaardscenario’s,
beschreven in paragraaf 1.3.1., is verdeeld in vier verschillende ontwikkelscena-rio’s. Middels een workshop* met experts zijn één of meerdere oplossingsrichtin-gen bedacht, passend bij een ontwikkelscenario. De Noordwaardscenario’s worden toegelicht in paragraaf 4.2. Elke oplossingsrichting is uitgewerkt in de afrondingsfase. Dit staat gerapporteerd in hoofdstuk 5: ‘Resultaten afrondings-fase’.
2.4.
Afrondingsfase
Per oplossingsrichting zijn mogelijke invullingen van de toekomstige Noord-waard bedacht. De invulling van de oplossingsrichtingen is onderbouwd middels de uitkomsten uit de modelstudie, de bevindingen uit de workshop en door informatie uit het theoretische kader. De mogelijk toekomstige Noordwaard is per oplossingsrichting schematisch uitgewerkt. Bij elke oplossingsrichting zijn schattingen gegeven van de waterstandsdaling bij Gorinchem, van de wijzigingen in ontwerpuitgangspunten en van neveneffecten die de oplossingsrichting teweeg brengt.
Hoofdstuk 3. Resultaten analysefase
In paragraaf 2.2 staan de activiteiten van de analysefase beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de belangrijkste bevindingen en conclusies die zijn
voortgekomen uit de activiteiten van de analysefase.
Allereerst wordt de geschiedenis en de geplande herinrichting van de Noord-waard omschreven. De ontwerpuitgangspunten van het RIP worden uitgelicht. Hierna wordt omschreven welke impact de effecten van klimaatveranderingen en
maatregelen uit het Deltaprogramma hebben op het maatgevend hoogwater* (MHW). Figuur 3-1 geeft schematisch de opbouw van dit hoofdstuk weer.
Deelvragen:
1. Welke functie had de Noordwaard in het verleden en welke krijgt de
Noordwaard vanaf 2016?
2. Welke aspecten van het RIP ‘Ontpoldering van de Noordwaard’ kunnen
worden aangepast zonder afbreuk te doen aan ontwerpuitgangspunten* die uit belangen zijn ontstaan?
3. Hoe groot is de waterveiligheidsopgave bij Gorinchem in een extreem
Delta-/klimaatscenario?
4. Wat zijn de gevolgen van maatregelen uit het Deltaprogramma voor de
waterstand bij Gorinchem en op de effectiviteit van de ontpolderde Noordwaard? Geschiedenis •Beantwoording van deelvraag 1 Rijksinpas-singsplan •Beantwoording van deelvraag 2 Klimaat-verandering en MHW •Gedeeltelijke beanwoording deelvraag 3 Delta-programma en MHW •Gedeeltelijke beanwoording deelvraag 3 en 4
3.1.
De Noordwaard
Deze paragraaf beschrijft de vroegere, huidige en toekomstige functie van de Noordwaard.
3.1.1 Geschiedenis van de Noordwaard
Het gebied van de huidige Noordwaard (voorheen bekend als de Biesbosch) heeft een totale verandering ondergaan in het jaar 1421 toen de Sint Elizabethsvloed grote delen van Nederland onder water zette. Er ontstond een binnenmeer. Hier vond destijds veel visserij plaats en was er ruimte voor natuurlijke ontwikkeling. (Ruimte voor de Rivier, 2006)
In de 16e eeuw
over-stroomde het gebied
meerdere malen door de Sint
Felixvloed in 1530, de
Pontiaansvloed in 1552 en de Allerheiligenvloed in 1570.
(Belvedere, 2005) Deze
overstromingen zorgden voor een verandering van de
Biesbosch en omgeving.
Sediment* werd aan en
afgevoerd door het water dat door de Biesbosch stroomde. (Ruimte voor de Rivier, 2003)
Figuur 3-2 geeft de Biesbosch van destijds weer.
Halverwege de 16e eeuw ontstonden de eerste poldergebieden, zodat mensen zich veilig konden vestigen. Om in levensonderhoud te voorzien, werd de grond geschikt gemaakt voor landbouw. Er ontstonden grienden (velden met wilgenhout) en de natuur breidde zich verder uit met begroeiing en dieren, zoals weidevogels.
Het kleinschalig inpolderen* begon in de 16e eeuw en ging door tot in de 19e eeuw. Steeds werden kleine compartimenten* ingepolderd en langzaam
ontstonden grote droogliggende gebieden met daartussen kreken. Dit landschapsbeeld is weergegeven in figuur 3-3. (Ruimte voor de Rivier, 2006)
Van 1850-1885 werd de Nieuwe Merwede aan de noordzijde van de Noordwaard aangelegd. De Bergsche Maas, ten zuiden van de Biesbosch, werd aangelegd in 1883-1904. (Belvedere, 2005) Vanaf dit moment werd nagedacht over de waterveiligheid en werden
er eisen gesteld aan
waterkeringen rondom
polders. (Ruimte voor de Rivier, 2005)
In de 20ste eeuw begon de grootschalige inpoldering. Aan het eind van de 20e
eeuw vond er ruilverkaveling plaats in de polder. De Noordwaard was één groot bewoonbaar gebied geworden waar steeds meer intensieve landbouw werd bedreven. Het natuurgebied aan de zuidkant van de Noordwaard werd onderdeel van het Nationaal Park de Biesbosch. (Ruimte voor de Rivier, 2006)
De laatste jaren ontwik-kelt zich in en rondom de Noordwaard een recreatie-cultuur. In het noordwesten van het gebied is omstreeks 2005 het
natuurontwikke-lingsproject (NOP)
Noordwaard opgeleverd.
Deze situatie is weergegeven in figuur 3-4. (Grontmij, Natuurontwikkeling
Noordwaard,
milieu-effectrapport, 1998)
Figuur 3-3 Biesbosch in 1731. (Belvedere, 2005)
Figuur 3-2 Biesbosch in 1560. (Belvedere)
Figuur 3-4 Noordwaard in 2012 met in het oranje kader het NOP-gebied. (Hanviskie, 2012)
Figuur 3-5 geeft de globale tijdslijn weer van de Noordwaard, waaruit blijkt dat de oude gebruiksfunctie van het gebied weer terug komt in de Noordwaard.
3.1.2 Waarom ontpolderen?
Het kabinet besloot naar aanleiding van het hoogwater in 93’ en 95’ om de
waterveiligheid in het rivierengebied te waarborgen naar nieuwe wettelijk
gestelde maatstaven. Allereerst reageerde het waterbeheer met versnelde dijkversterkingsprojecten. Hierna koos het kabinet, na evaluatie van andere oplossingsrichtingen, voor het verlagen van hoogwater door middel van rivierverruimende maatregelen. Rivierverruiming is gekozen vanwege de duurzame insteek van deze oplossingsrichting. (Ruimte voor de Rivier, 2005)
Allereerst werden de mogelijke rivierverruimende maatregelen in kaart gebracht door middel van gebiedsverkenningen. (Delft Hydraulics, 2002) De verkenningen bestonden uit:
verkenning inrichting Rijntakken (1996);
ruimte voor de Rijntakken (2000);
integrale verkenning Benedenrivieren (2000).
Uit de verkenning kwamen maar liefst 900 mogelijke maatregelen. Deze maatregelen zijn beoordeeld in een spankrachtstudie op punten als:
taakstel-ling*, hydrologie, uitvoerbaarheid, haalbaarheid* enzovoort. Uit de beoordeling
bleven 45 potentiële maatregelen over. In de zogenaamde Blokkendoos* werd gekeken welk pakket aan maatregelen de waterveiligheidsopgave (op de korte termijn) kon behalen. In de PKB RvdR werd, met onderbouwing van de uitkomsten uit het Blokkendoos, bepaald welk maatregelpakket uitgewerkt zou worden. Het pakket aan maatregelen dat in uitvoering werd gebracht, staat
bekend als het Basispakket*. Eén van de favoriete oplossingen uit het Basispakket was de ontpoldering van de Noordwaard. Deze maatregel is onder andere door het regioadvies in het Basispakket opgenomen. (Ruimte voor de Rivier, 2007)
De ontpoldering van de Noordwaard is een rivierverruimende maatregel en werd door zijn favorietenstatus als koploper benoemd in de PKB. Deze maatregel brengt een waterstandsdaling teweeg van 60 centimeter bij Werkendam en 30 centimeter bij Gorinchem. De ontpoldering van de Noordwaard is hedendaags in uitvoering en wordt begin 2016 opgeleverd. (Ruimte voor de Rivier, 2007)
3.1.3 Geplande ontpolderde Noordwaard
Verschillende ontwerpsessies en besluitvormingsprocessen hebben ertoe geleid dat er een plan is ontstaan voor de Noordwaard. (Ruimte voor de Rivier, 2003) Figuur 3-6 geeft een globale weergave weer van de geplande Noordwaard, waarbij een doorstroomgebied vanaf de Nieuwe Merwede de Noordwaard doorsnijdt richting het Hollandsch Diep.
Waterrijk- gebied •1400 Klein-schalige inpoldering •1550 Overstro-mingen •1550 Klein-schalige inpoldering •1700 Overstro-mingen •1750 Groot-schalige inpoldering •1900 Ontpol-dering •2015
Figuur 3-5 Tijdslijn van de Noordwaard. (Belvedere, 2005)
Belangrijke punten die een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het inrichtingsplan voor de Noordwaard zijn:
de ruimtelijke structuur en inrichting van de polders;
de effectieve inrichting van het doorstroomgebied;
de locatie van de in- en uitstroomopening.
Naast deze punten speelden de belangen van stakeholders een grote rol tijdens de ontwerpfase van de ontpoldering Noordwaard. Deze belangen en de hieruit volgende ontwerpuitgangspunten staan beschreven in paragraaf 3.2. (Ruimte voor de Rivier, 2005)
Figuur 3-7 en 3-8 geven de ontwerpvisie weer van de Noordwaard tijdens normale omstandigheden en tijdens hoogwater. Het gedetailleerd inrichtingsplan van de Noordwaard dat uiteindelijk is ontstaan en momenteel wordt uitgevoerd is weergegeven in bijlage C.
De waterstandsdaling die de Noordwaard teweeg brengt, wordt bereikt door
tijdens extreem hoogwater circa 3.000 m3/s water af te voeren via het
doorstroomgebied. (Ruimte voor de Rivier, 2006) Figuur 3-7 Indeling geplande Noordwaard. (Ruimte voor de Rivier, 2006)
Figuur 3-8 Indeling geplande Noordwaard tijdens hoogwater Noordwaard uit ontwerpvisie. (Arcadis & Royal HaskoningDHV , 2010)
3.2.
Uitgangspunten uit de ontwerpfase
Veranderingen in de Noordwaard kunnen niet zomaar doorgevoerd worden. Belangen van verschillende partijen moeten gewaarborgd blijven tijdens gebiedsveranderingen, nu en in de toekomst. Ook is het waarborgen van ontwerpuitgangspunten benodigd, omdat bepaalde afspraken gemaakt zijn tijdens het ontwerpproces en voorkomen uit belangen. Het niet nakomen van deze afspraken kan leiden tot imagoschade van de betrokken overheden en onvoldoende draagvlak in de omgeving voor toekomstige waterveiligheidspro-jecten.
De belangen en de daaruit voortvloeiende ontwerpuitgangspunten zijn vastgesteld in onder andere de ontwerpsessies, de MER en het RIP van de ontpoldering van de Noordwaard. De belangrijkste ontwerpuitgangspunten staan hieronder beschreven. De ontwerpuitgangspunten zijn verdeeld in ‘vastgestelde’ en ‘veranderbare’ uitgangspunten.
3.2.1. Vastgestelde uitgangspunten
Uitgangspunten van het RIP die wettelijk zijn vastgesteld of waar een duidelijk besluit over genomen is, staan hieronder beschreven. De vette tekst betreffen de uitgangspunten. Hieronder staat een onderbouwing waarom dit uitgangspunt wordt meegenomen in het onderzoek. De stakeholders zijn opgedeeld in twee groepen:
1. Actoren*;
2. grondgebruikers.
De ontwerpuitgangspunten zijn meegenomen naar de invulling van oplos-singsrichtingen in hoofdstuk 5: ‘Resultaten afrondingsfase’.
Vastgestelde punten uit het belang van actoren 1. de vigerende* norm van 16.000 m3/s voor 2015:
om de overstromingsrisico’s in het rivierengebied binnen het
wettelijk gestelde kader te houden; (HaskoningDHV, 2010)
2. de opgave voor een waterstandsverlaging van 30 centimeter bij Gorinchem (bij een afvoer van 16.000 m3/s):
in reactie op onder andere de klimaatverandering met als
ge-volg de toename van de maatgevende afvoer* en het maatge-vend hoogwater, waardoor een taakstelling van 30 centimeter bij Gorinchem is ontstaan; (Ruimte voor de Rivier, 2003)
3. het ontwerp Noordwaard meestromend middendoor:
omdat deze variant de meeste effectiviteit biedt in
tegenstel-ling tot het meestromen van het noordelijk of zuidelijk gebied;
omdat de meeste woonkernen zich in het zuiden en noorden
bevinden en het aanpassen van deze woonkernen zou leiden tot hoge kosten;
omdat deze variant zorgt voor het versterken en terugbrengen
van de historische cultuur en kansen biedt voor natuur en re-creatie; (Ruimte voor de Rivier, 2005)
4. het zoveel mogelijk voorkomen van opstuwing* op de Bergsche Maas en Amer:
om te voorkomen dat extra dijkversterkingen nodig zijn op het
traject van de Bergsche Maas en Amer; (HaskoningDHV, 2010)
5. de woningen moeten veilig zijn bij een waterstand met een
watervei-ligheidsniveau* van 1:20 per jaar (minimale drempelhoogte van 2,75
+NAP):
om de waterveiligheid van de bewoners te garanderen. (Ruimte
voor de Rivier, 2006)
6. aansluiting op de Biesbosch en het netwerk Natura 2000*:
om de gewenste natuurontwikkeling te bevorderen en te laten
voldoen aan de gestelde eisen uit Natura 2000;
om de grote contrasten tussen de Biesbosch en de Noordwaard
te verkleinen; (Ruimte voor de Rivier, 2006)
7. een goede toegankelijkheid van het gebied door middel van ontslui-tingswegen:
voor de bereikbaarheid van de woningen en werkplekken;
voor de bereikbaarheid van het drinkwaterbekken van Evides;
voor de toegankelijkheid voor recreanten; (Arcadis &
RoyalhaskoningDHV, 2009)
8. de vorming van kleine compartimenten:
voor het creëren van een gewenst landschapsbeeld en hoge
ruimtelijke kwaliteit*;
voor een gedifferentieerde overstromingskans, waardoor
ge-wenste delen van het gebied niet snel vol stromen, omdat dit gunstiger is voor activiteiten van de agrarische bedrijven;
omdat dit goed aansluit bij de recreatie- en de natuurbelangen.
Vastgestelde punten uit het belang van grondgebruikers
1. de mogelijkheid bieden van een duurzaam* perspectief voor grondge-bruikers:
in reactie op de inspraak van grondgebruikers;
om de mogelijkheden voor landbouw en veeteelt te behouden;
(Ruimte voor de Rivier, 2005)
2. het behouden van evacuatieroutes:
voor de veiligheid van de grondgebruikers;
voor de continuïteit van de productie van drinkwater door
Evi-des; (Arcadis & RoyalhaskoningDHV, 2009)
3. het in stand houden van het elektriciteitsverdeelstation:
uit oogpunt van kosteneffectiviteit van de projectontwikkelaar;
(Arcadis & RoyalhaskoningDHV, 2009)
4. het altijd bereikbaar houden van het nutsnetwerk door dit aan te brengen in de evacuatieweg:
voor het functioneren van nutsvoorzieningen*;
voor reparatiemogelijkheden, ook tijdens hoge waterstanden.
(Arcadis & RoyalhaskoningDHV, 2009)
3.2.2. Uitgangspunten met marge
Uitgangspunten die gehandhaafd zijn in het RIP en die in de toekomst kunnen veranderen staan hieronder toegelicht. Hierbij is verantwoord waarom het uitgangspunt kan veranderen.
Vastgestelde punten uit het belang van actoren
1. het klimaatscenario waaraan de taakstelling voor 2050 gebonden is:
in reactie op onder andere de klimaatverandering met als
ge-volg de toename van de maatgevende afvoer* en het maatge-vend hoogwater;
2. de vormgeving van de evacuatieroutes:
bij projecten als de aanleg van de ‘Groene rivier’, waarbij
bij-voorbeeld de evacuatieroute aangepast wordt in een brug, om-dat dit nodig is voor de doorstroming;
3. de mogelijkheden voor het recreatieve gebruik:
om gebieden die nu een recreatief karakter hebben te
verplaat-sen of op te heffen om extra ruimte te creëren voor het door-stroomgebied of waterkunstwerken;
4. de vormgeving van de instroom- en de uitstroomopening en andere waterkunstwerken:
omdat er is gekozen voor een bepaalde vormgeving bij de
in-stroom- en de uitstroomopening. Echter, kan dit veranderen wanneer mocht blijken dat het aanpassen hiervan de effectivi-teit van de Noordwaard verhoogt;
5. de aankleding van het doorstroomgebied in de vorm van functie en vegetatie:
om de totale ruwheid* van het gebied (Chézy-waarde*) zo laag
mogelijk te houden, of te verminderen;
om door middel van kadeverlaging meer doorstroming te
cre-eren;
6. de overstromingskansen van polders en vormgeving:
om een nieuwe afweging te maken over de ruimtelijke indeling
van de Noordwaard, waarbij landbouw of recreatief gebied mogelijk eerder meestroomt bij hoge waterstanden; (Projectbureau Noordwaard, 2013)
7. de vormgeving van de krekenpatronen:
om een nieuwe afweging te maken over de ruimtelijke indeling
van de Noordwaard, waarbij landbouw of recreatief gebied mogelijk eerder mee stroomt bij hoge waterstanden; (Projectbureau Noordwaard, 2013)
Vastgestelde punten uit het belang van grondgebruikers
1. de mogelijkheden van aansluiting op Werkendam zoals de ligging van ontsluitingswegen, vaarroutes etc.:
om het doorstroomgebied effectiever in de delen;
2. de recreatiemogelijkheden:
de recreatie bestemming aan de randen van de Noordwaard, bij
Werkendam en bij de Hilpolder kan wijzingen wanneer blijkt dat daar maatregelen nodig zijn die de waterveiligheid bevorderen.
3.3.
Waterveiligheidsopgave
Deze paragraaf geeft een beschrijving van de relevante klimaatscenario’s en de daarbij horende gevolgen voor het beneden rivierengebied. Hierbij is toegespitst op de waterveiligheid bij Gorinchem.
3.3.1. Hoe worden de maatgevende waarden bepaald?
De maatgevende afvoer wordt middels een statistische analyse afgeleid. Input voor deze afleiding zijn de gemeten piekafvoeren bij Lobith vanaf 1901. De afvoerreeks die gemaakt kan worden van de piekafvoeren wordt vooraf gehomogeniseerd, zodat alle afvoerpieken* herleidbaar zijn naar dezelfde situatie. Een ontwikkeling die speelt en waardoor homogeniseren nodig is, is het veranderen van de afvoerkarakteristiek van de Rijntakken. Deze karakteristiek is veranderd door de kanalisering van de Rijn, door regelkunstwerken* en door de wijziging van grondfunctie, door ontbossing, verstedelijking en de komst van intensieve landbouw. (Silva, Klijn, & Dijkman, 2000)
Na de statistische analyse kan er een werklijn gevormd worden, zoals weergegeven in figuur 3-9. De
werklijn in deze figuur kan
doorgetrokken worden naar de maatgevende situatie met een kans van voorkomen van 1 in de 1250 jaar waar het debiet afgelezen kan
worden. In 1996 werd de
maatgevende afvoer via deze
methode gesteld op 15.000 m3/s bij
Lobith.
In 93’ en 95’ vonden relatief hoge afvoeren plaats. Deze hoge afvoeren werden aan de werklijn toegevoegd, wat ertoe leidde dat de werklijn steiler verliep. Bij dezelfde kans van voorkomen (1/1250) werd een maatgevende afvoer
van 16.000 m3/s bepaald. Deze waarde is in 2001 gebruikt bij het vaststellen van
de nieuwe maatgevende hoogwater. (Silva, Klijn, & Dijkman, 2000). Om een
afvoer van 16.000 m3/s bij Lobith door de Rijntakken veilig af te kunnen voeren
naar zee is onder andere de Noordwaard ontpolderd.
3.3.2. Inbreng klimaatscenario’s
Vanaf 1996 probeert men de effecten van klimaatveranderingen op de waterveiligheid in kaart te brengen. Dit gebeurt middels klimaatmodelstudies. Klimaatgegevens worden geleverd door het Intergovernmental Panel on Climate
Change* (IPCC). Deze klimaatgegevens heeft het KNMI verwerkt in een viertal
scenario’s voor Nederland. (KNMI, 2006) De scenario’s staan beschreven in tabel 3-1. In bijlage D staan de gegevens die bij de klimaatscenario’s horen. Vanaf 2001 werden de waarden in de werklijnen aangevuld met gegevens uit de model-studies. Dit leidt ertoe dat de waarden voor de maatgevende afvoer en het maatgevend hoogwater hoger uit gaan vallen in de toekomst. Deze verhoging is te zien in tabel 3-3 (verschil tussen 2001, 2015, 2050 en 2100). (Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, 2007)
Op basis van de scenario’s van het KNMI zijn de zogeheten Deltascenario’s* ontwikkeld. Deze staan beschreven in tabel 3-2. De klimaatvoorspellingen in de Deltascenario’s zijn identiek aan de klimaatvoorspellingen uit scenario’s van het KNMI. De Deltacommissie gebruikt de Deltascenario’s als leidraad voor het opstellen van de waterveiligheidsopgave bij Gorinchem. (Deltares, 2011)
Tabel 3-1 Klimaatscenario’s KNMI. (KNMI, 2006) KNMI scenario Naam scenario Verandering G Gematigd
Temperatuurstijging van 1C op aarde in 2050 ten opzichte van 1990.
Geen verandering in het luchtpatroon in West Europa.
G+ Gematigd+
Temperatuurstijging van 1C op aarde in 2050 ten opzichte van 1990.
+ winters zachter en natter door meer westenwind. + zomers warmer en droger door meer oostenwind.
W Warm
Temperatuurstijging van 2C op aarde in 2050 ten opzichte van 1990.
Geen verandering in het luchtpatroon in West Europa.
W+ Warm+
Temperatuurstijging van 1C op aarde in 2050 ten opzichte van 1990.
+ winters zachter en natter door meer westenwind. + zomers warmer en droger door meer oostenwind.
Figuur 3-9 Voorbeeld werklijn (Silva, Klijn, & Dijkman, 2000)
Tabel 3-2 Deltascenario’s. (Deltares, 2011) Deltascenario Linkbaar aan KNMI scenario Verandering Rust G+
Temperatuurstijging van 1C op aarde in 2050 ten opzichte van 1990
Absolute zeespiegelstijging van 10 cm
Vol G+
Temperatuurstijging van 1C op aarde in 2050 ten opzichte van 1990
Absolute zeespiegelstijging van 10 cm
Warm W+
Temperatuurstijging van 2C op aarde in 2050 ten opzichte van 1990
Absolute zeespiegelstijging van 25 cm
Stoom W+
Temperatuurstijging van 2C op aarde in 2050 ten opzichte van 1990
Absolute zeespiegelstijging van 25 cm
3.3.3. Maatgevende waarden bij de klimaatscenario’s in een G+ scenario
In 2006 zijn de klimaatscenario’s van het KNMI gepubliceerd. Men achtte destijds middels trendanalyses dat het G+ scenario het meest waarschijnlijk was. (KNMI, 2006) De Deltacommissie nam deze prognose over en bepaalde de waterveiligheidsopgave passend bij dit scenario. (Deltares, 2011) (Ruimte voor de Rivier, 2007) De vastgestelde en voorspelde maatgevende afvoeren van het G+ scenario staan per riviertak weergegeven in tabel 3-3.
De waterveiligheidsopgave bij Gorinchem in dit scenario staat weergegeven in bijlage E. Deze bedraagt maximaal 0.6 meter in de periode 2015 - 2050. (Ruimte voor de Rivier, 2005)
Tabel 3-3 Vastgestelde en voorspelde maatgevende afvoeren van benedenrivieren in een G+ scenario. (Ruimte voor de Rivier, 2005)
Maatgevende afvoer in m³/s (G+ scenario)
2001 (wettelijk vastgesteld in 1996) 2015 (wettelijk vastgesteld in 2001) 2050 (uitgangspunt deltacommissie 2006) 2100 (uitgangspunt deltacommissie 2006) Boven Rijn 15.000 m3/s 16.000 m3/s 17.000 m3/s 18.000 m3/s Waal 9.530 m3/s 10.165 m3/s 10.724 m3/s - IJssel 2.305 m3/s 2.459 m3/s 2.900 m3/s - Lek 3.165 m3/s 3.376 m3/s 3.376 m3/s - Maas 3.650 m3/s 3.800 m3/s 4.265 m3/s 4.600 m3/s In een W+ scenario
Na ontwikkelingen in klimaatstudies en verbeteringen in klimaatmodellen achtte het KNMI de temperatuurstijging uit het W+ scenario als meest waarschijnlijk. Deze bevinding is gerapporteerd in 2009 en wordt ondersteund door het IPCC. (IPCC, 2007) (KNMI, 2009) De voorspelde afvoerwaarden uit tabel 3-3 gaan niet op in dit ontwikkelscenario. Tabel 3-4 toont de waarden van de maatgevende afvoeren per riviertak welke is verondersteld bij een W+ scenario.
Tabel 3-4 Voorspelde afvoerwaarden van benedenrivieren in een W+ scenario. (Ruimte voor de Rivier, 2005)
Maatgevende afvoer in m³/s (W+ scenario )
2001 (wettelijk vastgesteld in 1996) 2015 (wettelijk vastgesteld in 2001) 2050 (verwachte waarde) 2100 (niet bepaald) Boven Rijn 15.000 m3/s 16.000 m3/s 18.000 m3/s - Waal 9.530 m3/s 10.165 m3/s 11.724 m3/s - IJssel 2.305 m3/s 2.459 m3/s 2.900 m3/s - Lek 3.165 m3/s 3.376 m3/s 3.376 m3/s - Maas 3.650 m3/s 3.800 m3/s 4.600 m3/s -
De waterveiligheidsopgave bij Gorinchem in dit scenario is weergegeven in bijlage E. Deze bedraagt ongeveer 1.2 meter in de periode 2015 - 2050. (Ruimte voor de Rivier, 2005)
3.3.4. Wat wordt meegenomen in dit onderzoek?
Het W+ scenario wordt op dit moment als meest waarschijnlijk beschouwd.
De 18.000 m3/s bij Lobith (boven Rijn) die voor 2050 is voorspeld, stelt hier een
bovengrens. Theoretisch gezien is de bovengrens 18.600 m3/s bij Lobith, maar er
zijn studies die aantonen dat dit praktisch niet haalbaar is. Bij dergelijke afvoeren overstromen trajecten in Duitsland, waardoor de afvoer en het extreem
hoogwater verminderen. Dezelfde discussie speelt bij 18.000 m3/s. Toch wil de
Deltacommissie rekening houden met een afvoerpiek met een extreme waarde
van 18.000 m3/s bij Lobith in ontwikkelscenario’s. (PCCC, 2007)
Het W+ scenario voorspelt een bepaalde wereldwijde temperatuurstijging met hieruit voortkomende gevolgen. De gevolgen zijn gebaseerd op waarden uit modelstudies. Deze geresulteerde waarden uit de modelstudie blijken niet altijd even goed overeen te komen met de werkelijkheid. Zo is de tot nu toe gemeten zeespiegelstijging minder dat tot nu toe is voorspeld. (Rijkswaterstaat, 2013) (Knip, 2007) Daarnaast spelen vele onzekere ontwikkelingen een grote rol. Hierdoor kan men niet met zekerheid stellen of de klimaattrend zich doorzet, zoals omschreven in het W+ scenario. 20% van de modelberekeningen van het IPCC voorspellen een andere klimaattrend. (KNMI, 2010)
Door de hier boven beschreven aandachtspunten en onzekerheden wordt in deze studie een kader van meest waarschijnlijke ontwikkelingen meegenomen. Het kader reikt van het G+ scenario als ondergrens tot het W+ scenario als bovengrens. Het G+ scenario is gekozen als ondergrens, omdat dit scenario alsnog een realistisch beeld geeft van een mogelijk ontwikkelscenario met de hieruit voortvloeiende waterveiligheidsopgave. Het W+ scenario is als bovengrens gehanteerd, omdat de temperatuurstijging deze trend volgt, maar de zeespiegelstijging vooralsnog minder is dan voorspeld en de afvoer bij Lobith een praktisch niet hoger kan worden.
Het gehanteerde klimaatkader in dit onderzoek wordt begrensd door de waarden van tabel 3-5.
Tabel 3-5 Kader met waarschijnlijke ontwikkelingen. Periode 2015 - 2050 Meevallend
klimaatscenario (G+)
Tegenvallend klimaatscenario(W+) Absolute
zeespiegelstij-ging 0.35 meter 0.70 meter
Maatgevende afvoer 17.000 m3/s bij Lobith 18.000 m3/s bij Lobith
Waterveiligheidsopgave (taakstelling)
0.60 meter bij
Gorinchem 1.20 meter bij Gorinchem
Het Deltaprogramma bedenkt hedendaags strategieën om de waterveilig-heidsopgave uit bijlage E en tabel 3-5 te behalen. Er zijn verschillende maatregelpakketten uitgedacht. De maatregelpakketten en het effect van deze pakketten op de Merwederivieren wordt beschreven in paragraaf 3.4 en bijlage F. (Deltaprogramma 2011, 2010)