• No results found

Conclusie onderzoeksfase

In document Toekomstige waarde van de Noordwaard (pagina 39-59)

Hoofdstuk 4. Resultaten onderzoeksfase

4.4. Conclusie onderzoeksfase

De werking van de Noordwaard in het watersysteem en de werking van het watersysteem in de Noordwaard is onderzocht. Daaruit zijn punten naar voren gekomen die meegenomen zijn in de afrondingsfase.

Het ‘scenario denken’ heeft ervoor gezorgd dat in de afrondingsfase rekening gehouden wordt met mogelijke ontwikkelingen die gaan spelen in de toekomst. Hierbij is het noodzakelijk geweest om middels een modelstudie effectieve gebiedsaanpassingen en meekoppelkansen in beeld te brengen. De uitkomsten van de workshop laten zien dat het ‘scenario denken’ geholpen heeft en dat er effectieve gebiedsaanpassingen en meekoppelkansen zijn. Deze kennis is meegenomen naar de invulling van de oplossingsrichtingen. De oplossingsrichtin- gen kunnen eveneens gebaseerd worden op het ‘scenario denken’. Hoofdstuk 5: ‘Resultaten afrondingsfase’, beschrijft de invulling van de oplossingsrichtingen.

Citaat projectmanager:

‘Uit de optimalisatiestudie is gebleken dat het smalste stuk van het doorstroomgebied een cruciaal punt is.’

Hoofdstuk 5. Resultaten afrondingsfase

In paragraaf 2.4 staan de activiteiten van de afrondingsfase beschreven. In dit hoofdstuk zijn oplossingsrichtingen uitgewerkt die antwoord geven op de hoofdvraag,. Dit hoofdstuk geeft naar aanleiding van het ‘scenario denken’ een zestal oplossingsrichtingen, passend bij het scenario kader van paragraaf 4.2.Per

oplossingsrichting is een schematische weergave met onderbouwing hiervan uitgewerkt.

Deelvraag:

6. Wat zijn effectieve oplossingsrichtingen voor de Noordwaard en wat is

de impact hiervan op de spelende belangen? Oplossings- richting 1 •Beantwoording deelvraag 6 Oplossings- richting 2 •Beantwoording deelvraag 6 Oplossings- richting 3 •Beantwoording deelvraag 6 Oplossings- richting 4 •Beantwoording deelvraag 6

Tijdens de workshop zijn mogelijke oplossingsrichtingen uitgedacht. De input van deze workshop heeft uiteindelijk geleidt tot een definitieve invulling van de oplossingsrichtingen. In figuur 4-2 en tabel 5-1 worden de oplossingsrichtingen benoemd. De scenario’s blauw en rood geven elk een extra variant als oplossingsrichting. Deze varianten zijn aangeduid met de pijlen in figuur 4-2.

Tabel 5-1 Benaming oplossingsrichtingen. Noordwaardscenario Oplossingsrichting

oranje 1. ‘Verwijderen lage kades en bos’

groen 2. ‘Groene rivier + geulen’

blauw 3. ‘Ontpolderen hoge kades’

4. ‘Variant NOP-gebied’

rood 5. 6. ‘Groene rivier + ontpolderen’ ‘Variant Biesbosch’

De inhoud van de zestal oplossingsrichtingen zijn elk in een paragraaf behandeld. Elke oplossingsrichting bevat een schematisatie met onderbouwing. Figuur 5-2 geeft de legenda van deze schematisaties weer.

Figuur 5-2 Legenda van de schematisaties. Figuur 4-2 Noordwaardscenario’s met de benaming van de oplossingsrichtingen.

Groene rivier + ontpolderen Groene rivier + geulen Ontpolderen hoge kades Verwijderen lage kades en bos Variant Biesbosch Variant NOP-gebied

5.1.

Oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’

In de oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’ gelden de rand- voorwaarden die beschreven staan in tabel 5-2.

Tabel 5-2 Randvoorwaarden ‘scenario Oranje’.

Noordwaardscenario Randvoorwaarden

Oranje ‘Verwijderen lage kades

en bos’

 meekoppelkansen met maatregelpakket A1, A2, B1 en B2;

alle ontwerpuitgangspunten moeten terugkomen in het

ontwerp.

In de workshop zijn meerdere gebiedsaanpassingen bedacht binnen dit scenario. Deze gebiedsaanpassingen staan in bijlage K. Na een evaluatie en na het betrekken van de ontwerpuitgangspunten zijn er een drietal haalbare gebiedsaanpassingen meegenomen in de oplossingsrichting. Figuur 5-3 geeft de gebiedsaanpassingen schematisch weer. Bij dit scenario bestaat er een kans om mee te koppelen op de ‘gewenste’ havenontwikkeling bij Werkendam, waarbij

mogelijk de sluis in het Steurgat open wordt gezet waardoor er een 5de

instroomopening ontstaat.

Gebiedsaanpassing 1; 5de instroomopening

Gemeente Werkendam ziet kansen om haar havengebied uit te breiden door de sluis van het Steurgat open te zetten. Deze ontwikkeling is een wens van de gemeente Werkendam en van de gebruikers van de huidige haven.

Tijdens de ontwerpfase van de Noordwaard is rekening gehouden met het meekoppelen van de Noordwaard aan het Steurgat. De polder Keizersgulden- waard is zodanig ingericht dat het aanbrengen van een overlaat de meekoppel- kans bewerkstelligt. Het openzetten van het Steurgat en het meekoppelen van deze instroomopening aan de Noordwaard vergroot de instroomcapaciteit van de Noordwaard. Echter, is de meekoppelkans afhankelijk van de ontwikkelingen in Werkendam. Uit de laatste gebiedssessie is gebleken dat het openzetten van het Steurgat niet de meest kosteneffectieve oplossing lijkt voor gemeente Werkendam en voor het Deltaprogramma.

Gebiedsaanpassing 2; intergetijden gebied doortrekken

Gebiedsaanpassing 2 staat voor het verwijderen van de laag bekade polders. De maaiveldhoogte in deze polders wordt verlaagd naar dezelfde hoogte als de maaiveldhoogte van het intergetijdengebied. Grond dat hier vrijkomt, kan worden gebruikt voor dijkversterkingsprojecten van het Deltaprogramma die zich in de directe omgeving bevinden.

De functie die het gebied nu heeft, betreft extensieve veeteelt. Deze functie kan veranderen naar intergetijdengebied. Dit betreft circa 30 hectare aan bestemmingswijziging. De huidige bosschages in de laag bekade polders zullen wijken om de ruwheid (Chézy-waarde) van de natte oppervlakte* te verlagen.

Het wijken van deze polders valt binnen de belangen en binnen de vastge- stelde ontwerpuitgangspunten. Dit komt, omdat door de managers reeds is vastgesteld dat er een overschot is aan extensief landbouw gebied.

Figuur 5-3 Schematisatie oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’.

Citaat projectmanager:

‘Achteraf gezien blijkt dat de grond in het doorstroomgebied dat gebruikt gaat worden voor veeteelt niet nodig zou zijn voor veeteelt,

Er bevindt zich een enkele boerderij op een terp. Het doorbreken van de laag bekade polders haalt het waterveiligheidsniveau van de terp, en dus van de woning, niet naar beneden.

Deze gebiedsaanpassing verhoogt de doorstroomcapaciteit in het door- stroomgebied. Zoals eerder beschreven is in paragraaf 4.1.3 en 4.3, moet deze gebiedsaanpassing worden gecombineerd met het vergroten van de instroom- en uitstroomcapaciteit. Gebiedsaanpassing 1 en 3 spelen hier op in.

Gebiedsaanpassing 3; verlagen ruwheid uitstroomopening

De doorstroomcapaciteit van de uitstroomopening wordt verhoogd door de ruwheid van de uitstroomopening te verlagen. Dit kan gedaan worden door de bosschages en andere obstakels te verwijderen. Het Biesboschmuseum zal niet wijken in deze oplossingsrichting. Binnen de 15 hectare van gebiedsaanpassing 3 worden zoveel mogelijk obstakels verwijderd.

In bepaalde delen van gebiedsaanpassing 2 speelt het belang van natura 2000 wetgeving. Bepaalde delen betreffen het leefgebied van foeragerende ganzen- en zwanensoorten. Omdat het belang van de groep natuurliefhebbers niet in het RIP meegenomen is, wordt dit belang niet meegenomen als ontwerpuitgangspunt. Daardoor valt deze gebiedsaanpassing binnen de vastgestelde ontwerpuitgangspunten. Bij de uitwerking van deze gebiedsaanpas- sing moet wel rekening gehouden worden met Natura 2000 wetgeving.

Conclusie

De gebiedsaanpassingen samen vergroten de doorstroomcapaciteit van de Noordwaard. Expert judgement stelt dat deze oplossingsrichting een water- standsdaling van 4 centimeter bij Gorinchem teweeg kan brengen tijdens maatgevende situaties. De kosten voor deze oplossingsrichting liggen hoog. Alleen de ontwikkeling bij het Steurgat wordt geschat op 400 miljoen, omdat er veel dijkversterking benodigd is. Gebiedsaanpassing 2 en 3 kunnen gefaseerd met beheer en onderhoud gerealiseerd worden, maar zijn pas effectief wanneer de instroomopening vergroot wordt.

Grond die vrijkomt bij gebiedsaanpassing 2 kan worden verkocht. Tevens bespaart gebiedsaanpassing 3 op latere beheerskosten, omdat er minder hectare bosschage beheerd moet worden. Tabel 5-3 beschrijft kort en bondig alle kosten en baten en de effecten van de drie gebiedsaanpassingen.

Tabel 5-3 Conclusie oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’.

Onderwerp Effect

Waterstandsverlaging

bij Gorinchem 4 centimeter extra

Kosten

 Gebiedsaanpassing 1: afhankelijk van buitenstaande ontwikkelingen, realiseren overloop.

 Gebiedsaanpassing 2: uitkoop agrariërs, grondverzet, natuurontwikkeling.

 Gebiedsaanpassing 3: kan met beheer en onderhoud.

Baten

 Bij gebiedsaanpassing 2 komt grond vrij dat verkocht kan worden

 Door gebiedsaanpassing 1 is er meer recreatievaart mogelijk rondom Werkendam.

Uitvoerbaarheid

Uitvoerbaar na ontwikkeling bij Werkendam. Deze ontwikkeling vindt niet plaats voor 2030. Er bestaan daardoor geen kansen op de korte termijn.

Neveneffecten

Afhankelijk van de ontwikkelingen in Werkendam. Ontwikkeling van Steurgat beïnvloed en verzwakt de effectiviteit van de instroomopening bij de Noordwaard.

5.2.

Oplossingsrichting ‘Groene rivier + geulen’

In de oplossingsrichting ‘Groene rivier + geulen’ gelden de randvoorwaarden die beschreven staan in tabel 5-4.

Tabel 5-4 Randvoorwaarden ‘scenario Groen’.

Noordwaardscenario Randvoorwaarden

Groen ‘Groene rivier + geulen’

 meekoppelkans met maatregelpakket C;

alle ontwerpuitgangspunten moeten terugkomen in het

ontwerp.

In de workshop zijn meerdere gebiedsaanpassingen bedacht binnen dit scenario. Deze gebiedsaanpassingen staan in bijlage K. Na een evaluatie en na het betrekken van de ontwerpuitgangspunten zijn er een drietal haalbare gebiedsaanpassingen meegenomen in de oplossingsrichting. Figuur 5-4 geeft de gebiedsaanpassingen schematisch weer. De oplossingsrichting houdt rekening met de meekoppelkansen van het Deltaprogramma. Deze meekoppelkans betreft het aansluiten van de Groene rivier aan de Noordwaard.

Gebiedsaanpassing 1; ‘Groene geul’

Gebiedsaanpassing 1 betreft het graven van een geul vanaf het aansluitpunt van de Groene rivier tot aan de zuidelijke uitstroomopening. De geul zorgt voor een verbeterde doorstroming van de Groene rivier tot aan het Gat van de Noorderklip. Voor de realisatie van deze geul moet het recreatie gebied in de polder Keizerguldenwaard wijken. Het tracé van de geul staat aangeduidt met de groene pijl in figuur 5-4. Het graven van deze geul vermindert de weerstand van het doorstroomgebied. Om de capaciteit van de Groene rivier deels op te kunnen vangen, heeft de Noordwaard een extra uitstroomopening nodig. Deze benodigde aanpassing wordt beschreven in gebiedsaanpassing 2; uitstroomope- ning ‘Groene geul’.

Voor de aanleg van de geul moeten de laag bekade polders deels of geheel wijken. Het wijken van deze polders valt binnen de belangen en binnen de vastgestelde ontwerpuitgangspunten. Dit komt, omdat door de projectmanagers reeds is vastgesteld dat er een overschot is aan extensief landbouwgebied (zie

oplossingsrichting Verwijderen lage kades en bos’, gebiedsaanpassing 2). Gebiedsaanpassing 2; uitstroomopening ´Groene geul´

Door het meekoppelen van de Groene rivier aan de Noordwaard ontstaat er een ondercapaciteit in het doorstroomgebied van de Noordwaard. Deze ondercapaciteit wordt deels opgevangen door de geul, maar de conclusie van paragraaf 4.1.3. stelt dat er ook een grotere uitstroomcapaciteit op het pad van de geul nodig is. Dit betreft een uitstroomopening in de evacuatieroute van de Polder Malta.

Het creëren van een extra uitstroomopening valt binnen de belangen en binnen de ontwerpuitgangspunten. De evacuatieroute wordt in stand gehouden. De nutsvoorzieningen moeten in de uitstroomopening verwerkt worden en kunnen hun huidige locatie behouden.

Gebiedsaanpassing 3; geul Nieuwe Merwede

Om de effectiviteit van de gebiedsaanpassing 1 en 2 te vergroten, bevindt zich in gebiedsaanpassing 3 een geul vanaf de instroomopeningen van de Nieuwe Merwede tot aan de uitstroomopening bij de Biesbosch. Omdat het debiet in de Nieuwe Merwede relatief veel wordt verlaagd door de onttrekking van de Groene rivier wordt het niet nodig geacht om eveneens de capaciteit van de uitstroom- opening bij het Biesboschmuseum te vergoten. De geul vanaf de Nieuwe Merwede tot aan de uitstroomopening levert eveneens een waterstandsdaling op.

Voor de aanleg van de geul moeten de laag bekade polders deels of geheel wijken. Het wijken van deze polders past niet binnen de gestelde ontwerpuit- gangspunten, zie 3.2.2., maar kan toch worden gewijzigd. Dit komt, omdat uit interviews bleek dat er momenteel een overschot is aan landbouw gebied (zie

oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’, gebiedsaanpassing 2). Conclusie

De gebiedsaanpassingen samen vergroten de doorstroomcapaciteit van de Noordwaard. Expert judgement stelt dat deze oplossingsrichting een water- standsdaling van 4 centimeter bij Gorinchem teweeg kan brengen tijdens maatgevende situaties. Deze waterstandsdaling is bovenop de waterstandsdaling van circa 60 centimeter als gevolg van de Groene rivier.

De kosten voor deze oplossingsrichting liggen hoog, omdat er veel dijkversterking benodigd is bij Amer en Bergsche Maas. De gebiedsaanpassingen in de Noordwaard kunnen niet gerealiseerd worden door beheer en onderhoud.

Tabel 5-5 beschrijft kort en bondig alle kosten en baten en de effecten van de drie gebiedsaanpassingen.

Tabel 5-5 Conclusie oplossingsrichting 'Groene rivier + geulen’.

Onderwerp Effect

Waterstandsverlaging

bij Gorinchem 4 centimeter extra

Kosten

 Gebiedsaanpassing 1: afhankelijk van buitenstaande ontwikkelingen, realiseren overloop.

 Gebiedsaanpassing 2: uitkoop agrariërs en recreatievoorzieningen, grondverzet, natuurontwikkeling.

 Gebiedsaanpassing 3: aanleggen evacuatiebrug, nutsvoorzieningen herplaatsen.

Baten Bij gebiedsaanpassing 2 komt grond vrij dat verkocht kan

worden.

Uitvoerbaarheid

Uitvoerbaar met de realisatie van een Groene rivier. De komst van een dergelijke rivier is omstreden. Deze ontwikkeling zal niet plaats vinden voordat er een enorme waterveiligheidsopgave bij Gorinchem ligt. Geen waarschijnlijke ontwikkeling voor 2050 en daardoor geen kansen voor de korte termijn.

Neveneffecten

Opstuwing en dijkversterking bij Amer. Effectiviteit van de Noordwaard neemt af door wateronttrekking van de Groene rivier.

Figuur 5-5 Schematisatie oplossingsrichting ‘Ontpolderen hoge kade’.

5.3.

Oplossingsrichtingen ‘scenario Blauw’

In het ‘scenario Blauw’ gelden de randvoorwaarden die beschreven staan in tabel 5-6.

Tabel 5-6 Randvoorwaarden ‘scenario Blauw’.

Noordwaardscenario Randvoorwaarden

Blauw

‘Ontpolderen hoge kade’ & ‘NOP-gebied’

 meekoppelkansen met maatregelpakket A1, A2, B1 en B2;

ontwerpuitgangspunten met marge hoeven niet terug te

komen in het ontwerp.

In de workshop zijn meerdere gebiedsaanpassingen bedacht binnen dit scenario. Deze gebiedsaanpassingen staan in bijlage K. Na een evaluatie en na het betrekken van de ontwerpuitgangspunten zijn er een tweetal mogelijke oplossingsrichtingen bedacht. Beide oplossingsrichtingen bevatten vijf haalbare gebiedsaanpassingen. Figuur 5-5 en figuur 5-6 geven de gebiedsaanpassingen per oplossingsrichting schematisch weer.

5.3.1. Oplossingsrichting ‘Ontpolderen hoge kade’ van ‘scenario Blauw’

De oplossingsrichting ‘ontpolderen hoge kades’ houdt rekening met de meekoppelkansen van het Deltaprogramma. Deze meekoppelkans betreft de ontwikkeling van nat havengebied.

Gebiedsaanpassing 1; dijkteruglegging Steenenmuur

Gebiedsaanpassing 1 betreft een dijkteruglegging voor bij de polder Steenen- muur. Samen met gebiedspassing 2 zal deze gebiedsaanpassing zorgen voor een breder doorstroomgebied, zodat de extra doorstroomcapaciteit die wordt veroorzaakt door gebiedsaanpassing 5 door het doorstroomgebied heen kan. De dijkteruglegging zorgt ervoor dat een hoogbekade polder wordt verkleind. Dit valt binnen de uitgangspunten die gewijzigd kunnen worden. Het verkleinen van de polder zorgt ervoor dat landbouwgebied verdwijnt en het intergetijdengebied uitbreidt. Gebouwen hoeven niet te wijken bij deze gebiedsaanpassing.

Gebiedsaanpassing 2; dijkteruglegging Kievitswaard

Vergelijkbaar met gebiedsaanpassing 1 zal er bij gebiedsaanpassing 2 een dijkteruglegging plaats vinden van een hoog bekade polder. Dit betreft de polder Kievitswaard, zodat het doorstroomgebied wordt verbreed. Gebouwen hoeven niet te wijken bij deze gebiedsaanpassing.

Zoals is aangegeven bij gebiedsaanpassing 1; dijkteruglegging Steenenmuur, heeft deze aanpassing consequenties voor enkele agrariërs en zal er een gedeeltelijke functieverandering plaats vinden.

Gebiedsaanpassing 3; intergetijden gebied doortrekken

Zoals in de oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’ gebiedsaanpassing 2 is genoemd, zal ook bij deze oplossingsrichting het intergetijdengebied worden doorgetrokken. Deze gebiedsaanpassing vergroot de doorstroomcapaciteit van het doorstroomgebied, evenals gebiedsaanpassing 1 en 2.

Deze ruimtelijke maatregel zal voor dezelfde effecten zorgen als in de oplossingsrichting ‘Verwijderen lage kades en bos’, gebiedsaanpassing 2 is beschreven.

Gebiedsaanpassing 4; verwijderen eiland Biesboschmuseum

Gebiedsaanpassing 4 betreft het verwijderen van het eiland waarop het Biesboschmuseum staat. Dit eiland wordt gezien als een belemmerend obstakel in het uitstroomgebied. Door deze maatregel ontstaat er meer uitstroomcapaci- teit. Dit is nodig om aan te sluiten op de andere gebiedsaanpassingen die de doorstroomcapaciteit vergroten.

Het weghalen van het eiland met het Biesboschmuseum valt binnen de ontwerpuitgangspunten die kunnen veranderen. Het Biesboschmuseum zal eventueel een andere locatie toegewezen kunnen krijgen om deze vorm van recreatie voort te zetten.

Gebiedsaanpassing 5; aansluiten op ontwikkeling Werkendam

De gemeente Werkendam ziet kans om het huidige bedrijventerrein boven het Fort Steurgat te ontwikkelen naar nat havengebied. Als deze ontwikkeling doorzet, ontstaat er een meekoppelkans voor de Noordwaard. Het Deltapro- gramma ziet kans om de haven zodanig in te richten dat de instroomcapaciteit van de Noordwaard wordt vergroot. Dit komt doordat het water dan meer wordt gestroomlijnd vanaf de Nieuwe Merwede richting de instroom van de Noordwaard. Hierdoor wordt meer debiet onttrokken vanaf de Boven Merwede. De toekomstige dijkring 23 moet verlegd worden voor de realisatie van deze gebiedsaanpassing. Deze gebiedsaanpassingen tezamen met maatregelpakket A of B wordt als zeer effectief beschouwd.

Grondgebruikers bij het Steurgat zitten niet te wachten op een dergelijke ontwikkeling, maar de aanpassing past binnen de- gestelde ontwerp- uitgangspunten. Enkele huizen en bedrijven moeten plaats maken voor de havenontwikkeling.

Conclusie

Wanneer ontwerpuitgangspunten losgelaten worden, ontstaan er veel mogelijkheden om de doorstroomcapaciteit van de Noordwaard te vergroten. Zowel hoog als laag bekade polders kunnen wijken. Expert Judgement stelt dat deze oplossingsrichting een waterstandsdaling van 5 centimeter teweeg kan brengen tijdens maatgevende situaties. De gebiedsaanpassingen vereisen veel ruimte. Grond kan gefaseerd van de agrariërs opgekocht worden. Het opgeven van polders, terugleggen van dijken en het verwijderen van het Biesbosch- museum zijn kostbare aanpassingen die gevoelig liggen bij verschillende stakeholders.

Tabel 5-7 beschrijft kort en bondig alle kosten en baten en de effecten van de drie gebiedsaanpassingen.

Tabel 5-7 Conclusie oplossingsrichting ‘Ontpolderen hoge kades’.

Onderwerp Effect

Waterstandsverlaging

bij Gorinchem 5 centimeter extra

Kosten

 Gebiedsaanpassing 1: uitkoop agrariërs,

grondverzet, natuurontwikkeling.

 Gebiedsaanpassing 2: uitkoop agrariërs,

grondverzet, natuurontwikkeling.

 Gebiedsaanpassing 3: uitkoop agrariërs,

grondverzet, natuurontwikkeling.

 Gebiedsaanpassing 4: uitkopen en verplaatsen Biesbosch museum, afgraven eiland.

 Gebiedsaanpassing 5: afhankelijk van buitenstaande ontwikkelingen.

Baten Bij gebiedsaanpassing 3 komt grond vrij dat verkocht kan

worden.

Uitvoerbaarheid

Gebiedsaanpassing 1 tot en met 4 zijn op de korte termijn uitvoerbaar. Zonder gebiedsaanpassing 5 is de oplossingsrichting nog steeds goed voor 4 centimeter extra waterstandsdaling. Gebiedsaanpassing 5 is uitvoerbaar als gemeente Werkendam nat havengebied ontwikkelt.

5.3.2. Oplossingsrichting ‘Variant NOP-gebied’ van ‘scenario Blauw’

De tweede oplossingsrichting, genoemd ‘variant NOP-gebied’, houdt reke- ning met een bestaande meekoppelkans welke mogelijk versterkt wordt in het Deltaprogramma. Deze kans betreft het overstromen van de Sliedrechtse Biesbosch. In deze oplossingsrichting wordt de wateronttrekking van de Beneden Merwede naar de Nieuwe Merwede gestimuleerd. Deze gebiedsaanpassingen zijn apart uitgewerkt, omdat de gebiedsaanpassingen zich voornamelijk richtten op het aanpassen en betrekken van het NOP-gebied en niet op het aanpassen en betrekken van de ontpolderde Noordwaard. Deze oplossingsrichting heeft daardoor geen betrekking op de gestelde ontwerpuitgangspunten uit paragraaf 3.2. De schematisatie van deze oplossingsrichting is weergegeven in figuur 5-6.

Gebiedsaanpassing 1; dijkteruglegging Kon Anna Paulowna Polder

Het terugleggen van de dijk in de Paulowna polder in combinatie met gebiedsaanpassing 2 verzorgt een nieuwe ‘gestroomlijnde’ instroomopening. Gebiedsaanpassing 1 verhoogt de effectiviteit van gebiedsaanpassing 2.

Door deze dijkteruglegging zal een klein deel van het landbouwgebied van de noordwestelijke hoogbekade polder moeten wijken. Deze gebiedsaanpassing is vergelijkbaar met gebiedsaanpassing 1 en 2 uit de oplossingsrichting ‘Ontpolde- ren hoge kade’.

Gebiedsaanpassing 2; creëren 5de instroomopening NOP-gebied

Gebiedsaanpassing 2 betreft een nieuwe instroomopening in het NOP- gebied. Deze instroomopening onttrekt debiet van de Nieuwe Merwede en versterkt de onttrekking vanaf de Beneden Merwede zodra de Sliedrechtse Biesbosch mee gaat stromen. Hierdoor stroomt er minder debiet richting Dordrecht en Rotterdam, waardoor deze gebieden deels ontzien worden. Door deze instroomopening zal het NOP-gebied meer doorstroomcapaciteit krijgen.

Gebiedsaanpassing 3; doorstromen Spieringspolder

Omdat in de Nieuwe Merwede ter hoogte van de Spieringspolder een knelpunt zit in de doorstroom van de rivier, namelijk een zogeheten flessenhals*, is er de mogelijkheid om dit knelpunt op te lossen door de Spieringspolder mee te laten stromen met de rivier. Hierdoor wordt de vernauwing in de Nieuwe Merwede weggehaald waardoor er bovenstrooms een waterstandsdaling zal plaats vinden. Belangen van dit gebied komen vooral voort uit de Natura 2000 wetgeving. Hiermee zal rekening gehouden moeten worden bij de inrichting van het gebied.

Gebiedsaanpassing 4; verwijderen eiland

Deze gebiedsaanpassing betreft het verwijderen van het eiland bij de uitstroomopening. Door het verwijderen van dit eiland ontstaat er een betere doorstroom vanuit de instroomopening bij gebiedsaanpassing 1 en 2 tot aan de Nieuwe Merwede. Eveneens kan deze gebiedsaanpassing gecombineerd worden met een uitstroomopening (gebiedsaanpassing 5). Deze gebiedsaanpassing komt overeen met gebiedsaanpassing 3 uit de oplossingsrichting ´verwijderen lage kades en bos´. Voor de realisatie van deze aanpassing moet rekening worden gehouden met natura 2000 beleid, vanwege de foeragerende ganzen en zwanensoorten

Gebiedsaanpassing 5; extra uitstroomopening Jantjes Plaat.

Een extra uitstroomopening bij de Jantjes Plaat is nodig om het debiet vanuit de

In document Toekomstige waarde van de Noordwaard (pagina 39-59)