• No results found

Hostiliteitsbias bij psychopathie : gewelddadig geheugen bij gewelddadig gedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hostiliteitsbias bij psychopathie : gewelddadig geheugen bij gewelddadig gedrag"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hostiliteitsbias bij Psychopathie

Gewelddadig Geheugen bij Gewelddadig Gedrag

TISJA DAAMEN

! ! !

! !

Collegekaartnummer! 6234097!/!10002367!! ! ! ! Begeleidster! Lieke!Nentjes!

(2)

I

nhoudsopgave

Abstract ……….……… 3

Inleiding……….……… 4

Psychopathie………..……….. 4

Cognities & Schema’s……… 6

Geheugenbias & Valse Herinneringen ………. 7

Hostiele Cognities Schema’s……….………. 9

Hostiele Geheugenbias & Valse Herinneringen..………... 10

Huidig Onderzoek………... 11

Methode……….……… 13

Resultaten………..……… 21

Conclusie & Discussie………..……… 33

Psychopathie, het Correcte Geheugen en Agressie……… 33

Psychopathie, het Valse Geheugen en Agressie……….. 34

Psychopathie, het Lure Geheugen en Agressie……….... 37

Vervolgonderzoek en Limitaties………...… 39

Conclusie: Een Gewelddadig Geheugen bij Gewelddadig Gedrag………. 42

Referenties……….……… 43

(3)

A

bstract

Psychopathie is een ernstige persoonlijkheidsstoornis die onder andere gekenmerkt wordt door antisociale en agressieve gedragingen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat dit type gedragingen geassocieerd is met een hostiele geheugenbias. Informatie, opgeslagen in het geheugen, zou verdraaid worden waarbij deze een meer negatieve, hostiele lading krijgt. Er is tot op heden niet onderzocht of er sprake is van een hostiele geheugenbias bij psychopathie. Het aantonen van een dergelijke samenhang is echter wel van belang aangezien het onder andere een verklaring zou kunnen zijn voor de typische agressie- en grensoverschrijdende gedragsproblematiek passend bij de psychopathische persoonlijkheidsstoornis. Tevens kan het een aangrijppunt voor behandeling vormen en meer inzicht bieden in de structuur van de psychopathische persoonlijkheidsopbouw. Huidig onderzoek heeft zich dan ook ten eerste gericht op de vraag of er sprake is van een hostiele geheugenbias bij individuen met psychopathische persoonlijkheidstrekken, en ten tweede hoe dit zich verhoudt ten opzichte van agressief gedrag. Resultaten ondersteunen de hypothese van een hostiele geheugenbias bij psychopathie, die zich verhoudt tot de proactieve vorm van agressie. Hiermee opent huidig onderzoek een nieuw, veelbelovend onderzoeksveld binnen de psychopathie.

(4)

I

nleiding

Psychopathie

Hoewel psychopathie al veel eerder beschreven werd, was het het werk van Cleckley, The Mask of Sanity (1976), dat voor het eerst leidde tot een gestructureerd overzicht van de karakteristieken die psychopathie vandaag de dag nog definiëren. Zoals de titel van het boek doet vermoeden wordt het prototype psychopaat door Cleckley beschreven als iemand die in de eerste instantie overkomt als een goed, of op zijn minst ‘normaal’, functionerend persoon. Achter dit masker zouden echter kille, emotieloze trekken schuilen, een manipulatief karakter en een gebrek aan schuld- en verantwoordelijkheidsgevoel, wat de psychopaat tot een ‘gevaarlijk’ persoon categoriseert.

Op basis van het werk van Cleckley is niet alleen de meest gangbare definitie maar ook het meest gebruikte diagnostische meetinstrument ontwikkeld; de Psychopathy Checklist - Revised (Hare, 1980, 1991); een semigestructureerd interview dat de verschillende karakteristieken van psychopathie meet en een onderscheid maakt tussen Factor I en Factor II kenmerken. Waar Factor I de interpersoonlijke en affectieve kenmerken van psychopathie omvat, waaronder grondiositeit, gebrek aan schuld- en spijtgevoelens, oppervlakkige charme, gebrek aan empathie en de neiging tot manipuleren en liegen, dekt Factor II de gedragskenmerken zoals impulsiviteit, delinquent gedrag, lage frustratie tolerantie en slechte gedragsbeheersing (Harpur, Hare & Hakstian, 1989; Poythress, Edens & Lilienfeld, 1998; Bishopp & Hare, 2008). Tegenwoordig is de recenter ontwikkelde zelfrapportage vragenlijst, de Psychopatic Personality Inventory – Revised, vanwege de versimpelde en verkorte afname, een veel gebruikt meetinstrument voor het vaststellen van dezelfde psychopathische trekken (Lilienfeld & Andrews, 1996). Geheel in overeenkomst met de recentelijke ontwikkeling waarbij er meer ondersteuning is voor een dimensionele interpretatie van persoonlijkheidspathologie in het algemeen en hiermee dus ook psychopathie (Trull & Durett, 2004), benadert de P.P.I-R. het construct psychopathie niet categoriaal, maar dimensionaal. Dit wil zeggen dat er niet meer vanuit wordt gegaan dat een individu al dan niet een psychopaat is, maar dat een individu in meer of mindere mate beschikt over psychopathische persoonlijkheidstrekken.

Het belang van een betrouwbaar en valide meetinstrument voor het vaststellen van psychopathie is groot, zeker binnen de forensische sector. De aanwezigheid van psychopathische

(5)

persoonlijkheidskenmerken is een sterke predictor voor agressief en delinquent gedrag en wordt geassocieerd met een grotere recidivekans (b.v. Hare & McPherson, 1984; Hart, 1998; Gretton, Hare & Catchpole, 2004). Dossieronderzoek heeft aangetoond dat hoog psychopathische individuen in grotere mate instrumentele moorddelicten plegen (Woodworth & Porter, 2002), (seksueel) sadistische delicten (Holt, Meloy & Strack, 1999; Porter, Woodworth, Earle, Drugge & Boer, 2003; Kirsch & Becker, 2007) en dat hoog psychopathische individuen relatief vaker het plaats delict verlaten zonder iemand in te lichten over de aanwezigheid van een dode. Bovendien blijken hoog psychopathische individuen tijdens de rechtszaak vaker de ‘voordeel van de twijfel’ en lagere straffen te krijgen, waaruit geconcludeerd wordt dat hoog psychopathische mensen beter in staat zijn de jury en rechter te manipuleren (Hakkanen – Nyholm & Hare, 2009). Al met al is duidelijk dat de aanwezigheid van psychopathische persoonlijkheidskenmerken een verband heeft met agressieve gedragingen en criminaliteit.

Deze robuuste associatie tussen agressie en psychopathie heeft betrekking op zowel de proactieve, als reactieve vorm van agressie. Psychopathie is hiermee de enige stoornis die een verband heeft met de proactieve vorm van agressie (b.v. Fite, Raine, Stouthamer – Loeber, Loeber & Pardini, 2010; Raine et al., 2006; Nouvion, Cherek, Lane, Tcheremissine & Lieving, 2007; Cima & Raine, 2009). Proactieve agressie wordt gekenmerkt als bedachtzaam, instrumenteel, koud en gebaseerd op de kosten en baten van het toepassen van agressieve gedragingen. Dit in tegenstelling tot reactieve agressie, dat meer de impulsieve en emotionele kant van agressie omvat en als een directe reactie op ervaren bedreiging gezien wordt (Cima, Raine, Meesters & Popma, 2013). De meest voorname oorzaak van agressie zou volgens diverse onderzoeken hostiliteit zijn (Crick & Dodge, 1994; DeWall, Twenge, Gitter & Baumeister, 2009). Hostiliteit wordt gedefinieerd als een cognitieve set overtuigingen die andere mensen representeert als een bron van frustratie, bedreiging en agressie (Gallo & Smith, 1999). Dit doet vermoeden dat de samenhang tussen agressie en psychopathie eveneens gebaseerd zou kunnen zijn op de aanwezigheid van een hostiele cognitie, hetzij een meer permanente staat. Er is hier tot op heden echter nog geen wetenschappelijk bewijs voor.

Het huidige onderzoek beoogt dan ook de eventuele onderliggende rol van hostiele cognities in verband te brengen met psychopathie, en de bijbehorende agressieve gedragingen. In het specifiek zal er gekeken worden naar de eventuele rol van geheugenprocessen bij het ontstaan van een hostiele

(6)

cognitie. Hiertoe wordt voorafgaand aan het onderzoek, met behulp van bestaande theorieën en eerdere onderzoeken, verklaart hoe een hostiele cognitie zich verhoudt tot het geheugen, en hoe dit agressie kan veroorzaken. In de laatste sectie van de inleiding zullen deze theorieën gekoppeld worden aan psychopathie, waarmee de precieze focus en de onderzoeksvraag van de huidige studie duidelijk moet worden; “Is er sprake van een hostiele geheugenbias bij Psychopathie?” en “Is er een relatie tussen een hostiele geheugenbias en agressie?”

Cognities en Schema’s

Om een beeld te kunnen vormen van de mogelijke samenhang tussen psychopathie en de hostiele cognitie dient eerst een beter inzicht verkregen te worden in de definitie van cognitie. Onder cognitie vallen allerlei essentiële processen die het denken en handelen in de wereld mogelijk maken. Hierbij moet gedacht worden aan aandacht, concentratie, geheugen, redeneren en beslissingen maken. Met andere woorden; de grondslag van cognitie is alles wat te maken heeft met perceptie en geheugen voor het interpreteren en evalueren van de context, en beïnvloedt eveneens de gedragselectie (Willingham, 2007; Gramann, Ferris, Gwin & Makeig, 2014).

Deze processen zouden opgeslagen zijn in verschillende cognitieve schema’s. Schema’s zijn scripts, opgeslagen in het geheugen, die stereotype kennis bevatten over veelvoorkomende situaties en worden vanaf de jeugd gevormd op basis van ervaringen (Abbott, Black & Smith, 1985; Dimaggio, 1997; Rerup & Feldman, 2011). Wanneer een gebruikelijke situatie zich voordoet wordt een bijpassend schema geactiveerd en deze functioneert vervolgens als een heuristiek bij het interpreteren en verwerken van de situatie en het selecteren van een gepaste gedragsrespons (Hastie & Park, 1984; aangehaald in Epps & Kendall, 1995).

Om de functie van schema’s te verduidelijken kan er gedacht worden aan de hoog routinematige activiteit boodschappen doen. Inmiddels is het een gewoonte dat je binnenloopt, een mandje pakt, deze vult met de benodigde producten en vervolgens afrekent bij de kassa. Door de activatie van het cognitieve schema ‘boodschappen doen’ dat bestaat uit bijpassende specifieke cognities die op basis van ervaringen wordt ontwikkeld, versterkt en aangepast, kost deze handeling minder tijd en energie; er is een a priori verwachting van hoe deze activiteit zal verlopen, en de bijbehorende benodigde kennis is geactiveerd; het verdere proces van boodschappen doen kan bij

(7)

wijze van spreken op de automatische piloot voortgezet worden. Hoe vaker eenzelfde soort situatie zich voordoet, hoe vaker een schema geactiveerd zal zijn wat resulteert in een versteviging van het schema. Andersom geldt hetzelfde; hoe minder vaak eenzelfde situatie zich voordoet, hoe zwakker het schema, wat gepaard gaat met een grotere bewuste en energie rovende cognitieve activiteit wanneer een zeldzamere situatie zich voordoet (Rerup & Feldman, 2011).

Onderzoek heeft uitgewezen dat niet enkel de interpretatie, benodigde kennis uit het geheugen en de gedragingen worden geactiveerd bij een specifieke situatie, maar dat eveneens deze ‘nieuwe situatie’ dusdanig opgeslagen wordt in het geheugen, dat het past bij het op dat moment geactiveerde script (García-Bajos, Migueles & Aizpurua, 2012). Met andere woorden, een ervaring wordt opgeslagen en onthouden zodat deze congruent is met de reeds beschikte kennis, opgeslagen in het script. Ter illustratie bleek uit het onderzoek van García-Bajos, Migueles en Aizpurua (2012) dat participanten, die naar een filmpje van een overval moesten kijken, informatie die prototypisch is voor een overval, en nauw verbonden is met het script ‘overval plegen’, beter onthielden dan informatie die relatief weinig voorkwam bij een dergelijke situatie. Hiermee wordt duidelijk dat schema’s eveneens werken als een mal voor de opslag van nieuwe herinneringen. Samenvattend wordt gesteld dat schema’s cognitieve overtuigingen en kennis omvatten met betrekking tot een specifieke situatie, die routinematige interpretatie, geheugenopslag en handelen mogelijk maakt wanneer een soortgelijke situatie zich voordoet, hetgeen efficiënt handelen bevordert.

Gelukkig staan schema’s niet definitief vast, maar zijn ze adaptief waardoor nieuwe ontwikkelingen uit de omgeving of op persoonlijk vlak geïntegreerd kunnen worden. Zo zal een veranderde situatie ook gepaard gaan met adaptief gedrag, wat rigiditeit, inflexibiliteit en onaangepast gedrag voorkomt (Smock & Holt, 1962; Rubin, 2006). Echter kan er ook sprake zijn van vervormingen in schema’s die minder adaptief zijn en leiden tot een vertekening, resulterend in een geheugenbias.

Geheugenbias & Valse Herinneringen

Een geheugenbias is een vertekening in het geheugen en kan ontstaan tijdens het encoderen, de consolidatie of de retrieval van informatie in het geheugen. Een geheugenbias resulteert in het beter of juist slechter onthouden van specifieke informatie. Tevens wordt deze bias geassocieerd met

(8)

het creëren van valse herinneringen; de herinnering of de herkenning van niet gebeurde of niet waargenomen aspecten (Schachter & Dodson, 2001). Iedereen is in zekere zin vatbaar voor het aanmaken van valse herinneringen. Echter, wanneer er sprake is van een consequente, specifieke vertekening in het geheugen in termen van valse herinneringen, wordt er gesproken van een geheugenbias.

Het Deese-Roediger-McDormatt Paradigma is een klassiek en veelgebruikt paradigma waarmee het ontstaan van valse herinneringen te meten is. Het paradigma gaat ervan uit dat het geheugen een netwerk is waarbij sterk gerelateerde zaken nauw met elkaar verbonden zijn. Hiermee zou de activatie van één woord uit het netwerk resulteren in de activatie van sterk geassocieerde woorden (Roediger, McDermott & Robinson, 1998). De kans op het creëren van een valse herinnering zou hiermee toenemen wanneer sterk gerelateerd materiaal wordt aangeboden (b.v. appel, groente, kiwi), maar het geassocieerde, overkoepelende concept (fruit) niet wordt genoemd; deze zou door de activatie van het netwerk een valse herinnering kunnen worden. Wanneer er 15 nauw gerelateerde woorden genoemd worden zou 55% het ongepresenteerde, kritiek geassocieerde woord, de Lure, herinneren als ook gepresenteerd (Roediger & McDermott, 1995), hetgeen de algemene gevoeligheid voor het aanmaken van valse herinneringen bevestigt.

Zoals eerder benadrukt wordt een consequente vorm van de aanmaak van valse herinneringen geassocieerd met een geheugenbias. Geheugenbias is veelvuldig onderzocht en geen zeldzaam fenomeen. Zo is het bekend dat angststoornissen en posttraumatische stressstoornis gepaard gaan met het beter herinneren van bedreigende stimuli (Mitte, 2008; Paunovic, Lundh & Öst, 2003). PTSS wordt bovendien ook geassocieerd met een grotere gevoeligheid voor het creëeren van valse, visuele herinneringen voor ‘traumatisch’ materiaal (Moradi, Heydar, Abdollahi, Rahimi – Movaghar, Dalgleish & Jobson, 2015). Individuen met een depressie blijken makkelijker toegang te hebben tot stemmingscongruente, negatieve, stimuli (Ridout, Astell, Reid, Glen & O’Carrol, 2003), en meer valse herinneringen te creëren voor negatieve stimuli (Joorman, Teachman & Gotlib, 2009). In het geval van agressieve individuen zou er sprake kunnen zijn van een hostiele geheugenbias, gebaseerd op een hostiele cognitie, waarbij hostiele informatie beter herinnerd wordt, en de mate van valse herinneringen voor hostiele informatie groter is. Het resultaat zou een grotere activatie van hostiele schema’s kunnen zijn, met agressief gedrag tot gevolg.

(9)

Hostiele Cognities en Schema’s

De hostiele geheugenbias is onderdeel van een hostiele cognitie; een vertekening waarbij alle cognitieve processen, waaronder aandacht, interpretatie en dus het geheugen, een meer vijandige lading krijgen. Dit betekent dat situaties vijandiger geïnterpreteerd en onthouden worden, met als gevolg een grotere kans op hostiele gedragingen (Anderson & Bushman, 2002). Ter illustratie een voorbeeld van een onderzoek waarbij sociaal uitgesloten participanten vergeleken werden met sociaal geaccepteerde participanten. Beide groepen werd gevraagd ambigue woorden en handelingen van anderen te interpreteren. De sociale uitsluiting resulteerde in de activering van hostiele cognities, waardoor deze groep ambigue woorden en gedragingen, eerder als hostiel interpreteerden dan de groep niet sociaal uitgesloten participanten. Tevens bleek dit een voorspeller te zijn voor agressief gedrag (DeWall et al., 2009). Het feit dat sociale uitsluiting een hostiele cognitie kan veroorzaken die de interpretatie direct beïnvloed, laat zien dat hostiele cognities van voorbijgaande en tijdelijke aard kunnen zijn. Zo hebben verschillende studies laten zien dat gewelddadige computerspellen, televisieprogramma’s en het ondervinden van warme temperatuur, kortstondige hostiele cognities kunnen veroorzaken (Griffiths, 1999; Anderson & Ford, 1986).

Het is duidelijk dat een hostiele cognitie, opgeslagen in diverse hostiele schema’s, resulteert in een heuristiek voor het interpreteren, evalueren en een gedragsselectie van meer hostiele aard. Het model van Huessman (1988) verklaart hoe agressieve, hostiele schema’s een meer permanente vorm kunnen aannemen. Ten eerste stelt hij dat agressieve individuen over het algemeen een voorkeur hebben voor het aanhalen en toepassen van agressieve schema’s, bestaande uit hostiele cognitieve processen zoals een hostiele interpretatie, evaluatie en beslissingspatronen. Het veelvuldig aanhalen van deze agressieve schema’s zorgt voor een versteviging en beschikbaarheid ervan. Agressieve schema’s zorgen ervoor dat een specifieke situatie congruent met het script eerder als agressief geïnterpreteerd wordt, met als gevolg een grotere kans op het selecteren van agressieve gedragsresponsen omdat deze acceptabel en logisch lijken op basis van het geactiveerde script. Hiermee ontstaat een vicieuze cirkel: het hostiele script wordt versterkt, of er ontstaat een nieuw hostiel script, waarmee een grotere gevoeligheid het activeren van hostiele schema’s ontstaat. Dit zou leiden tot een toenemende gevoeligheid voor contextuele hostiele cues, met als resultaat disproportionele, vijandige reacties bij een minimum aan bedreigende cues (Huesmann, 1988).

(10)

Echter blijken niet enkel de cognitieve interpretatie, evaluatie en gedragsrespons beïnvloed te worden door de activering van hostiele schema’s. Ook het geheugen speelt een belangrijke rol. Wanneer de activering van hostiele schema’s van relatief structurele aard is, kan er sprake zijn van een hostiele geheugenbias. Dit houdt in dat zowel het bewust als het onbewust opslaan, activeren en terughalen van informatie een meer hostiele, vijandige en agressieve lading krijgt dan de realiteit. Dit leidt ten eerste tot de promotie van hostiele schema’s, en ten tweede bevordert dit de opslag van nieuwe (valse) hostiele informatie die congruent is aan de geactiveerde hostiele schema’s.

Hostiele Geheugenbias & Valse Herinneringen

Externaliserende problematiek lijkt geassocieerd te zijn met een dergelijke hostiele geheugenbias. Zo bleek uit een onderzoek van Allred & Smith (1991) dat hoog hostiele mannen na een conversatie met de proefleider, meer hostiele woorden hadden onthouden, en de proefleider negatiever beoordeelde, dan laag hostiele mannen. De verklaring hiervoor wordt gezocht in de activering van hostiele schema’s, die de verwerking en hiermee de opslag van hostiele informatie promoten. Meer recent toonden D’Acremont & van der Linden (2007) aan dat jongeren met antisociale gedragsproblematiek foto’s van neutrale gezichten beter herkenden als deze eerder getoond waren met een boze gelaatsuitdrukking, dan jongeren zonder antisociale gedragsproblematiek. Een geheugenbias voor boze gezichten bleek positief gerelateerd aan gedragsproblematiek, hetgeen betekent dat de hostiele geheugenbias zorgt voor een betere verwerking en opslag van vijandige informatie ten opzichte van neutrale informatie.

Deze hostiele geheugenbias blijkt eveneens te resulteren in een toename aan valse, hostiele herinneringen, hetgeen gerelateerd is aan agressief gedrag. Vanucci, Nocetini, Mazonni & Menesini (2012) toonden met behulp van het DRM paradigma aan dat de mate van valse hostiele herinneringen positief gerelateerd is aan de mate van zowel online- als real-life pesten. De aanwezigheid van valse hostiele herinneringen zou dus verbonden zijn met een grotere mate van agressief gedag. In een follow-up studie hiervan werd aangetoond dat ook valse, hostiele herinneringen en herkenningen geassocieerd zijn met delinquent gedrag bij zowel jongens als meisjes. Tevens werden deze valse herinneringen bij jongens gerelateerd aan de aanwezigheid van agressief gedrag (Vannucci, Nocentini, Chiorri en Menesini, 2014).

(11)

Huidig Onderzoek; Het Verband met Psychopathie

Bovenstaande theorieën en onderzoeken suggereren dat hostiele cognities en schema’s gepaard gaan met een hostiele geheugenbias, bestaande uit ten eerste een betere opslag van hostiele informatie, en ten tweede een grotere gevoeligheid voor de aanmaak van valse, hostiele herinneringen. Dit zou het creëren en het activeren van hostiele schema’s stimuleren. Tevens zouden hostiele schema’s, waarin onder andere hostiele interpretatie mechanismen en gedragspatronen zijn opgeslagen, op hun beurt weer een voordeel bieden voor de opslag van (valse) hostiele herinneringen. Uiteindelijk zou er dus een relatie zijn tussen het ondervinden van hostiele cognities en agressieve gedragingen, hetgeen in Figuur 1 grafisch weergeven wordt. Gezien de vijandige, kille en agressieve aard van relatief psychopathische individuen lijkt het goed mogelijk dat deze associatie ook voor psychopathie opgaat. Echter is er tot op heden geen enkele eerdere studie gedaan die dit verband heeft onderzocht.

Wel is uit eerder onderzoek gebleken dat de twee andere cognitieve processen; aandacht en interpretatie, bij psychopaten anders functioneren dan bij niet-psychopaten, en onderhevig zijn aan onder andere een hostiliteitsbias. (Nentjes, Bernstein, Arntz, Breukelen & Slaats, 2015; Dolan & Fullam, 2006; Vitale, Newman, Serin & Bolt, 2005). Het derde aspect, het geheugen, is tot op heden echter nog niet onderzocht met betrekking tot psychopathische persoonlijkheidskenmerken terwijl dit gebaseerd op eerdere onderzoeken en theorieën een belangrijke rol zou kunnen spelen.

Een bias in het geheugen zou de grondslag kunnen zijn voor de agressieproblematiek kenmerkend voor psychopathie. Tevens is het aantonen van dit mogelijke verband van groot belang voor het begrip van de psychopathische persoonlijkheidsopbouw. Het zou inzicht bieden in de werking van cognitieve processen en de typerende gedragingen behorend bij psychopathie; een mooi aangrijppunt voor behandeling. Therapeutische behandeling kan hiermee inspelen op geheugenprocessen en zich focussen op het ontwikkelen van een protocol dat de geheugenbias zou kunnen verminderen, en hiermee het ongewenste agressieve gedrag. In de huidige studie wordt het veronderstelde verband, weergeven in Figuur 2, tussen psychopathie en de hostiele geheugenbias onderzocht. Ten tweede wordt er gekeken naar de verwachting dat valse hostiele herinneringen geassocieerd zijn met een verhoogde mate van reactieve- en proactieve agressie.

(12)

Figuur 1: Schematische Weergave van de Samenhang tussen Hostiele Cognities, Hostiele Geheugenbias, Valse Herinneringen, Hostiele Schema’s en Agressief Gedrag.

Noot: Hostiele Schema’s zijn specifieke sets van (hostiele) cognities. De Hostiele Cognitie is onder andere opgebouwd uit een

Hostiel Geheugen, bestaande uit onder andere Valse, Hostiele herinneringen. Wanneer de cognitieve functies hostiel van aard zijn, zullen hostiele schema’s gepromoot worden waardoor de kans op agressief gedrag toeneemt. Agressief gedrag kan op zijn beurt weer de hostiele schema’s, en hiermee de hostiele cognitie versterken.

Figuur 2: Schematische weergave van de verbanden die in de huidige studie onderzocht worden.

Noot: Ten eerste wordt onderzocht in welke mate psychopathische persoonlijkheidskenmerken de mate van valse herinneringen

(13)

M

ethode

Participanten

Het huidige onderzoek heeft gebruik gemaakt van een bestaande dataset van 53, volwassen, mannelijke participanten, tussen de 18 en 57 jaar (M = 24.94; SD = 7.92) uit de ‘normale’ populatie. Het opleidingsniveau van deze participanten varieerde van basisschool- (N = 1) tot universitairniveau (N = 16), waarbij de meesten een opleiding hadden gevolgd op VWO-niveau. (N = 22). Ter uitbreiding van deze dataset is de testbatterij bij 15 gedetineerde mannen met een leeftijd tussen de 20 en 50 (M = 32.92; SD = 8.2), op de locatie Penitentiaire Inrichting Tafelbergweg te Amsterdam, afgenomen. Dit ter vergroting van de generaliseerbaarheid; psychopathie komt in grotere mate voor in de gedetineerde populatie dan in de normale populatie (Coid et al., 2009).

Hierbij werden enkele exclusiecriteria gehanteerd. Ten eerste was het vermoeden van zwakbegaafdheid een exclusiecriterium gezien er gebruik gemaakt wordt van een leerparadigma, en laagbegaafdheid een negatief effect kan hebben op het aanleerproces. Tevens wordt een laag IQ geassocieerd met een grotere vatbaarheid voor het creëren van valse herinneringen (Zhu et al., 2010). Ten tweede was de aanwezigheid van psychotische kenmerken een reden tot uitsluiting van deelname; hetgeen gerelateerd is aan een verstoorde realiteitstoetsing. Als laatste is voldoende praktische kennis van de Nederlandse taal noodzakelijk om de testbatterij succesvol af te ronden.

Procedure

De gedetineerde participanten werden op locatie, ter plekke geworven door middel van actieve benadering op de luchtplek en de verschillende afdelingen waarbij een korte uitleg werd gegeven over het experiment en zij uitgenodigd werden voor deelname. Participanten werden individueel ontvangen in een kantoorruimte op de locatie P.I. Tafelbergweg en kregen bij aanvang verdere uitleg over het onderzoek. Indien akkoord met de voorwaarden en procedure werd een informed consent ondertekend waarmee toestemming werd gegeven voor het afnemen van de testbatterij en het gebruik van de verkregen data. Vervolgens werd de participanten gevraagd de verschillende vragenlijsten in te vullen en taken uit te voeren. Achtereenvolgend was dit een

(14)

demografische vragenlijst, STROOP-taak (Stroop, 1935), DRM-taak (Roediger & McDermott, 1995), de Nederlandse versie van de P.P.I.-R. vragenlijst (Uzieblo, Verschuere, Jelicic, Rossi, Maesschalck & Crombez, 2005) en de Nederlandse versie van de Reactive Proactive Questionnaire (Van Domburgh & Popma, 2003). Tevens werd de Reading-The- Mind-in-the-Eyes-Test afgenomen ter behoeve van een ander onderzoek (Baron-Cohen, Jolliffe, Mortimote & Robertson, 1997).

Afname van de gehele testbatterij duurde ongeveer 2 uur, afhankelijk van het werktempo en concentratievermogen van de participant, waarbij de participanten aan konden geven wanneer zij toe waren aan een pauze. Indien participanten er expliciet om vroegen kon de test in tweeën of drieën gedeeld worden waarbij ze tijdens een vervolgafspraak de test continueerden. Wanneer de gehele testprocedure doorlopen was kreeg de participant een debriefing en werd de participant bedankt voor deelname. Gezien de regelgeving in de gevangenis kon deelname niet gecompenseerd worden met een beloning. Met betrekking tot de gebruikte, bestaande dataset uit de ‘normale’ populatie werd een soortgelijke methode gehanteerd. Echter konden deze deelnemers wel gecompenseerd worden en kregen voor deelname één proefpersoonpunt, een studie-vereiste voor Psychologie studenten aan de Universiteit van Amsterdam, of 10 euro. Zij werden echter geworven door middel van flyers of via het eigen netwerk van de onderzoekers. Het onderzoek vond plaats in een testruimte van de UvA.

Materiaal

Demografische Kenmerken Vragenlijst

De demografische vragenlijst wordt op papier ingevuld door de participant en wordt gebruikt om de proefpersoon-karakteristieken vast te stellen. Hiermee wordt voorafgaand aan de analyse gekeken of er eigenschappen zijn die een ongewenst effect hebben op de uitkomstmaten, zodat hiervoor gecontroleerd kan worden. Op deze vragenlijst wordt gekeken naar de leeftijd, opleiding, moedertaal en nationaliteit van de participant.

Stroop Kleur en Woord Taak

De Stroop-taak is een gestandaardiseerde methode waarmee het executief functioneren vastgesteld kan worden (Stroop, 1935). Executief functioneren is gerelateerd aan het werkgeheugen en

(15)

is hiermee een belangrijk component voor het onthouden, verwerken en terughalen van informatie. Gezien dit effect de resultaten ongewenst kan beïnvloeden, werd deze maat als covariaat meegenomen.

Bij de Stroop-taak krijgen participanten achtereenvolgend drie verschillende kaarten voorgelegd. Ten eerste een woordkaart waarbij de namen van vier verschillende kleuren te lezen zijn; rood, groen, blauw en geel. Ten tweede een kaart met eenzelfde aantal vakjes in dezelfde, verschillende kleuren. Als laatste een kaart waarop wederom de namen van de kleuren geschreven staan, alleen ditmaal afgedrukt in een niet corresponderende kleur. Zo kan het woord groen bijvoorbeeld afgedrukt zijn in blauwe, gele of rode letters. Het is de bedoeling dat de participant de woorden zo snel mogelijk voorleest op de eerste kaart, bij de tweede kaart de kleurnamen opnoemt, en bij de derde kaart de kleur opnoemt waarin de woorden zijn afgedrukt. De reactietijd van elke kaart wordt bijgehouden door de testleider met behulp van een stopwatch.

De eerste twee kaarten dienen als controle waarmee de interferentiescore wordt berekend; een score die weergeeft in welke mate de niet-corresponderende woord-kleur combinaties, de verwerking en uitvoering van de verbale reactie belemmert. Een hogere interferentie score wordt hiermee in verband gebracht met een lagere mate van executief functioneren.

De Psychopathy Personality Inventory - Revised

De P.P.I.-R. is een zelfrapportage vragenlijst en beoogt de aanwezigheid van psychopathische persoonlijkheidskenmerken op dimensionale wijze te meten (Uzieblo, Verschuere, Bussche & Crombez, 2010). De test bestaat uit een totaal van 154 items verdeeld over de twee factoren; de interpersoonlijke affectieve trekken (Factor I), en de gedragskenmerken (Factor II). De items bestaan uit stellingen die beoordeeld moeten worden op mate van toepasbaarheid middels een vier-punts likertschaal. Een één staat hierbij voor ‘onwaar’ en een vier voor ‘waar’. Een voorbeeld van een item uit de PPI-R is: “Ik ben het slachtoffer geweest van vele tegenslagen”.

De P.P.I.-R. bezit tevens twee validiteitsschalen; de IB 40 en de IB15, waarmee onbetrouwbare beantwoording opgespoord kan worden. Wanneer de score op deze schalen boven de vastgestelde grens is, respectievelijk een score van 44 en 17, blijkt de participant een inconsistent antwoordpatroon gehanteerd te hebben, waarmee de resultaten van de vragenlijst onbetrouwbaar zullen zijn.

(16)

Met betrekking tot de psychometrische kwaliteit blijkt de PPI-R zowel een betrouwbaar als valide meetinstrument te zijn voor het vaststellen van psychopathische persoonlijkheidstrekken (Uzieblo et al., 2010). De interne consistentie in de huidige studie, voor zowel de totaalscore als de afzonderlijke schalen, is zeer goed, met een Cronbach’s alfa van 0.83 voor de totale P.P.I.-R. score en 0.87 voor de beide factor schalen 1 en 2 apart.

Deese – Roediger - McDermott Test

Het Deese-Roediger-McDermott Paradigma (Roediger & McDermott, 1995) wordt gebruikt om de scores met betrekking tot het (valse) geheugen vast te stellen en is een paradigma waarbij gebruik gemaakt wordt van verschillende woordenlijsten die elk aan één thema verwant zijn. Het kernwoord van het thema, de lure, wordt echter nooit opgenomen in de woordlijst.

Bij het huidige onderzoek worden 15 woordlijsten gebruikt; vijf hostiele woordlijsten, vijf negatieve non-hostiele woordlijsten en vijf neutrale woordlijsten, die elk uit tien woorden bestaan. Hierbij fungeren de negatieve non-hostiele en neutrale woordlijsten ter controle van de hostiele woordlijsten zodat vastgesteld kan worden in welke mate hostiele herinneringen specifiek beïnvloed worden door psychopathische persoonlijkheidstrekken.

De selectie van de woordlijsten is gebeurd op basis van een pilotstudie waarbij 21 studenten van de UvA de kritieke lures, van 25 reeds gevalideerde woordlijsten uit gepubliceerde onderzoeken, beoordeelde op mate van negativiteit, hostiliteit en arousal middels een 100-punts likertschaal. Uit deze pilotstudie werden vijf lures geselecteerd die hoog werden beoordeeld op mate van negativiteit (>50), maar laag op mate van hostiliteit (<50), en vijf lures die zowel hoog gescoord werden op mate van negativiteit (>50) als hostiliteit (>50). De lures verschilden niet in mate van arousal (F [1,9] = 1.76, p = 0.22) en negativiteit (F [1.9] = 2.66, p = 0.14). Tevens werden er vijf lures geselecteerd die neutraal van aard waren. Indien nodig werden de woordlijsten van het Engels naar het Nederlands vertaald. Vervolgens zijn de woordlijsten in een neutrale stem, op hetzelfde tempo, voorgelezen door een onderzoeksassistent die niet op de hoogte was van de verschillende condities. Tabel 1 weergeeft de Lures van de gebruikte woordlijsten, en voor een een compleet overzicht van de gebruikte woordlijsten wordt naar Appendix A verwezen. Op basis van de bovenstaande woordlijsten dienen

(17)

de participanten twee taken uit te voeren; een herinneringstaak en een herkenningstaak.

Bij de herinneringstaak worden de 15 woordlijsten gepresenteerd via een audiobestand. Na elke woordlijst wordt een afleidingstaak aangeboden om ervoor te zorgen dat de herinnerde woorden geen representatie zijn van het werkgeheugen. De afleidingstaak bestaat uit het oplossen van verschillende rekensommen gedurende 30 seconden. Vervolgens krijgen de participanten drie minuten de tijd om zoveel mogelijk woorden te noteren die zij tijdens de presentatie van de woordenlijst gehoord hebben. Deze procedure herhaalt zich op exact dezelfde wijze voor elk van de woordlijsten totdat ze alle 15 gepresenteerd zijn.

De antwoorden worden geteld en vervolgens gecategoriseerd in 9 verschillende groepen; Correcte Neutrale Herinneringen, Correcte Hostiele Herinneringen, Correcte Negatieve Herinneringen, Valse Neutrale Herinneringen, Valse Hostiele Herinneringen, Valse Negatieve Herinneringen en Neutrale Lure Herinneringen, Hostiele Lure Herinneringen en Negatieve Lure Herinneringen. Valse herinneringen werden enkel meegeteld als ze binnen de bijpassende valentie pasten. Stel dat er bij de hostiele lijst een valse herinnering ontstaat met een andere valentie, bijvoorbeeld ‘koffie’, dan werd deze niet meegerekend als valse, hostiele herinnering.

De herkenningstaak, die hierop volgt, bestaat uit zowel een schriftelijke als auditieve presentatie van 90 woorden die al dan niet eerder voorgekomen zijn tijdens de herinneringstaak. Woorden die niet eerder zijn voorgekomen, de afleidingswoorden, zijn eveneens neutraal, negatief of hostiel van aard. Deze afleidingswoorden zijn ofwel de kritieke lures, ofwel ongepresenteerde woorden afkomstig van gebruikte woordlijsten, ofwel compleet ongerelateerde woorden afkomstig van niet gebruikte woordlijsten. Het is de bedoeling dat de participant bij elk woord schriftelijk aangeeft of hij een woord herkent als zijnde voorgekomen bij de herinneringstaak, door een cirkel om ‘ja’ of ‘nee’ te zetten achter het desbetreffende woord. Antwoorden worden in exact dezelfde categorieën verdeeld als bij de herinneringstaak; Correcte Neutrale Herkenningen, Correcte Hostiele Herkenningen, Correcte Negatieve Herkenningen, Valse Neutrale Herkenningen, Valse Hostiele Herkenningen, Valse Negatieve Herkenningen en Neutrale Lure Herkenningen, Hostiele Lure Herkenningen en Negatieve Lure Herkenningen.

(18)

De Reactive Proactive Agression Questionaire

De RPQ is een zelfrapportage vragenlijst met als doel de mate van agressie vast te stellen en deze te definiëren in termen van proactieve en reactieve agressie (Raine et al., 2006). De Nederlandse vertaling (Van Domburgh & Popma, 2003), bestaat net als het origineel uit 23 items; stellingen met betrekking tot agressie en woede die beoordeeld moeten worden op een likert-schaal van 0 tot 2. Hierbij staat een 0 voor ‘nooit’, een 1 voor ‘soms’ en een 2 voor ‘vaak’. Een voorbeeld van een item is: “Hoe vaak heb je boos gereageerd als iets niet ging zoals je wilde?”.

In huidig onderzoek bleek de RPQ over goede psychometrische kwaliteiten te beschikken. De vragenlijst blijkt op betrouwbare wijze de mate van agressie te meten (α = 0.86), en een voldoende betrouwbare maat te zijn voor de schaal proactieve agressie en reactieve agressie, met beide Cronbach’s Alpha waardes van 0.78

Tabel 1: Lures van de 15 verschillende woordlijsten, onderverdeeld in de drie categorieën; neutrale-, hostiel-, en negatieve woordlijsten.

Neutrale Woordlijsten Negatieve Woordlijsten Hostiele Woordlijsten

Voet Dood Woede

Berg Slaaf Gevecht

Fruit Ziekte Moord

Aardig Gevaar Haat

Stoel Stank Doden (Vermoorden)

Data Verwerking en Verwachtingen

Het huidige onderzoek maakte gebruik van een al bestaande dataset uit de ‘normale’ populatie, waartoe de data van de gedetineerde participanten werd toegevoegd resulterend in één groep participanten. De studie heeft een crossectioneel onderzoeksdesign waarbij ten eerste gekeken werd naar de invloed van de mate van psychopathie op de prestatie op de DRM-taak. Ter behoeve

(19)

hiervan worden drie repeated measures ANCOVA analyses in SPSS uitgevoerd; één met als uitkomstmaat de Correcte Herinneringen, één met als uitkomstmaat de Valse Herinneringen, en als laatste één met als uitkomstmaat de Lure Herinneringen. Valentie (neutraal, negatief en hostiel) werd bij alle drie de analyses meegenomen als within-subject variabele. Daarnaast werd psychopathie meegenomen als covariaat, waarbij het interactie-effect tussen de mate van psychopathie en valentie, op de mate van herinneringen werd onderzocht. Tevens werd de interferentiescore op de STROOP-taak bij alle analyses als covariaat toegevoegd om te controleren voor het ongewenste effect van executief functioneren op het geheugen. Aansluitend op het theoretisch kader van dit onderzoek werd een significant interactie-effect verwacht voor de mate van psychopathie en de mate van zowel correcte, valse en lure hostiele herinneringen gezien een hostiele geheugenbias zou resulteren in een voordeel in het opslaan van hostiele informatie, en het activeren van valse, hostiele herinneringen. Dit effect wordt verondersteld specifiek te zijn, wat inhoudt dat eenzelfde soort effect niet verwacht werd voor de neutrale en negatieve valentie. Figuur 3 geeft een schematische weergave van de drie analyses.

Exact dezelfde analyses werden uitgevoerd voor de Correcte Herkenningen (neutraal, negatief en hostiel), Valse Herkenningen (neutraal, negatief en hostiel) en Lure Herkenningen (neutraal, negatief en hostiel) waarbij wederom de herkenningsscores als uitkomstmaat fungeerden en de valentie als within-subject factor. Gezien herkenning gebaseerd is op hetzelfde geheugen werden dezelfde effecten verondersteld; een significant interactie-effect tussen de mate van psychopathie en zowel de mate van hostiele correcte, valse en lure hostiele herkenningen.

Met betrekking tot het verband tussen proactieve- of reactieve agressie enerzijds, met de geheugenscores anderzijds, werd er op basis van de theorie ten eerste verondersteld dat er een positief verband is tussen de mate van zowel reactieve als proactieve agressie enerzijds (continue variabele) en de mate van hostiele correcte, valse en lure herinneringen anderzijds. Dit werd niet verwacht voor de overige geheugenscores van de neutrale en negatieve valentie. Hiertoe werd een eenzijdige partiële Pearson Correlatie ingezet waarbij, indien nodig, werd gecontroleerd voor de eventuele ongewenste invloed van leeftijd, opleiding en moedertaal. Hetzelfde werd verwacht en geanalyseerd met betrekking tot de herkenningsscores.

(20)

Figuur 3: Schematische Weergave van de Veronderstelde Interactie-Effecten in het Onderzoek naar het Verband tussen Psychopathie, Valentie en Geheugen

Noot: In bovenstaand schema wordt met een asterisk een interactie aangeduid. Wanneer het ‘≠’ teken vervolgens wordt

weergeven, is de veronderstelling dat de interactie geen voorspellende waarde zal hebben voor de uitkomstmaat. Wanneer een ‘=’ teken wordt weergeven is de verwachting dat er sprake zal zijn van een siginificant interactie-effect voor het desbetreffende verband. Ter verduidelijking zijn de veronderstelde significante interactie-effecten met een gestippelde pijl weergeven. Exact hetzelfde schema met bijbehorende (significante) interactie-effecten wordt verondersteld voor ‘herkenning’.

(21)

R

esultaten

Voorbereidende Analyses

Drie deelnemers, twee gedetineerden en één niet-gedetineerde, werden geëxcludeerd van verdere analyse op basis van de validiteitsschalen IB40 en IB15 van de P.P.I.-R. Uit analyse van zowel de IB40 en IB15, of enkel de IB40, bleek het antwoordpatroon dat zij hanteerden inconsistent en onbetrouwbaar (IB40 ≥ 44; IB15 ≥ 17). Dit heeft geresulteerd in een totaal van 66 participanten, waarvan 13 gedetineerden, die opgenomen zijn voor verdere analyse van de resultaten. Leeftijd van participanten varieerde tussen de 18 en 57 jaar (M = 26.25; SD = 8.53), met opleidingsniveaus variërend van basisschool (N = 1) tot universitair (N = 18). In tabel 2 is de precieze, percentuele verdeling van proefpersonen over opleidingsniveau en moedertaal opgenomen.

Zowel leeftijd als opleidingsniveau en moedertaal bleken naar aanleiding van respectievelijk een Pearson en een Spearman correlatie, niet significant samen te hangen met de P.P.I-R scores. Leeftijd bleek op basis van Pearson correlatie analyse significant negatief samen te hangen met Correcte Neutrale Herinneringen (r (64) = -0.26, p = 0.04) , Correcte Negatieve Herinneringen (r (64) = -0.23, p = 0.03) en marginaal significant negatief met Correcte Hostiele Herinneringen (r (64) = -0.23, p = 0.06). Tevens bleek er een significante negatieve correlatie tussen moedertaal met Valse Negatieve Herinneringen (r (64) = -0.31, p = 0.01) en Correcte Hostiele Herinneringen (r (64) = -0.27, p = 0.03), hetgeen betekent dat een niet Nederlandse Moedertaal gepaard gaat met minder Valse Negatieve Herinneringen en Correcte Hostiele Herinneringen a. Met betrekking tot de interferentiescore van de

Stroop-taak bleek deze significant negatief samen te hangen met alle valenties van de correcte herinneringen; neutraal (r (64) = 0.32, p < 0.01), negatief (r (64) = 0.41, p < 0.01), en hostiel (r (64) = -0.24, p = 0.05), en positief met de Neutrale Lure Herinneringen (r (64) = 0.25, p = 0.04).

Dezelfde correlaties werden op dezelfde wijze onderzocht voor de herkenningsscores. Leeftijd bleek significant negatief samen te hangen met de mate van neutrale valse herkenningen (r (64) = -0.26, p = 0.03). Opleiding bleek significant positief samen te hangen met valse neutrale herkenningen (r (64) = 0.29, p = 0.02) en moedertaal positief met neutrale correcte (r (64) = 0.29, p = 0.02) en negatief met valse neutrale herkenningen (r (64) = -0.37, p = 0.002). Het laatste betekent dat een Nederlandse

!

Noot!a:!Bij$ het$ invoeren$ van$ leeftijd,$ moedertaal$ en$ opleiding$ als$ covariaat,$ bij$ zowel$ de$ Herinnerings:$ als$ Herkenningsanalyses,$ bleven$ richting$ en$

significantie$ nagenoeg$ hetzelfde$ voor$ zowel$ de$ analyses$ met$ betrekking$ tot$ herinnering$ als$ herkenning,$ waardoor$ bij$ de$ verdere$hoofdanalyses$ deze$ factoren$buiten$beschouwing$gelaten$zijn.$!

(22)

moedertaal gepaard gaat met een grotere mate van neutrale correcte herkenningen en met minder valse neutrale herkenningen. De interferentiescore van de Stroop-taak bleek niet significant samen te hangen met de verschillende herkenningsscores. Hierop werd besloten interferentie niet mee te nemen als covariaat bij de hoofdanalyses van de herkenningsscores.

Tabel 2: Proefpersoon Karakteristieken; Gemiddelde Leeftijd (M) en Standaard Deviatie (SD), Moedertaal (%) en Opleidingsniveau (%). Leeftijd (N = 66) Moedertaal (N = 66) Opleidingsniveau (N = 66) M (SD) % % 26.25 (8.53) Nederlands 86.4 Basisonderwijs 1.5 Duits 1.5 VMBO 7.6 Bulgaars 1.5 MAVO 3.0 Arabisch 4.5 MBO 7.6 Marokkaans 3.0 HAVO 12.1 Pakistaans 1.5 VWO 34.8 Hindoestaans 1.5 HBO 7.6 WO 24.2

Noot Totaal Percentage Opleidingsniveau is 98.5% doordat de informatie over het opleidingsniveau van één participant

(23)

Psychopathie en Herinnering

Outliers

Z-scores werden gecreëerd voor de negen geheugenscores; voor de correcte, valse en lure herinneringen op de drie verschillende valenties (neutraal, negatief en hostiel). Participanten werden geïnterpreteerd als outlier wanneer de Z-score kleiner was dan -3.00 of groter dan +3.00. Er bleek één outlier te zijn bij de analyse van Correcte Herinneringen (Z = -3.07), één bij de analyse van Valse Herinneringen (Z = 3.208), en één bij de analyse van Lure Herinneringen (Z = 4.067). Het vergelijken van de Repeated Measures ANCOVA met en zonder deze outliers leverde voor alle drie de analyses geen dusdanig verschil op dat de interpretatie of richting van de resultaten zou veranderen, waarop werd besloten de outliers onaangepast op te nemen in de verdere analyses.

Correcte Herinneringen

Uit analyse van de Within-Subjects Effects bleek er ten eerste een hoofdeffect van valentie te zijn op de mate van correcte herinneringen. Hierbij werden gemiddeld meer neutrale woorden correct herinnerd, dan negatieve of hostiele woorden, hetgeen zichtbaar is in Tabel 3. Uit de contrasts – analyse bleek dit effect enkel significant voor het verschil tussen hostiele en neutrale correcte herinneringen. Er was geen sprake van een hoofdeffect voor de P.P.I.-R score. Met betrekking tot een eventueel interactie-effect tussen de P.P.I.-R. score en valentie op de mate van Correcte Herinneringen bleek er geen significant effect te bestaan. Tabel 5 biedt een overzicht van de F-waardes en significantieniveaus van de hoofd- en interactie- effecten.

Valse Herinneringen

Uit analyse van de Within-Subjects Effects bleek er sprake te zijn van een hoofdeffect voor valentie. Hierbij werden over het algemeen de meeste valse herinneringen gecreëerd voor de categorie Valse Hostiele Herinneringen en de minste valse herinneringen voor de neutrale woordlijsten, hetgeen zichtbaar is in Tabel 3. Dit verschil blijkt uit contrasts - analyse enkel significant te zijn voor het verschil tussen de neutrale en de hostiele woorden. Er was eveneens geen sprake van een hoofdeffect voor de P.P.I.-R. score.

(24)

Er bleek sprake van een interactie-effect van de P.P.I.-R score en valentie op Valse Herinneringen. Middels drie Lineaire Regressie analyses werd gekeken wat de voorspellende waarde is van de P.P.I.-R. score voor ten eerste de neutrale valse herinneringen, ten tweede de negatieve valse herinneringen, en als laatste de hostiele valse herinneringen. Er werd enkel een significant resultaat gevonden voor de invloed van P.P.I.-R. Score op Hostiele Valse Herinneringen (β = 0.019; F(1, 64) = 4.74, p = 0.03), met een R2 van 0.07. De P.P.I.-R. score voorspelt op significante wijze de mate van Valse

Hostiele Herinneringen, waarbij een toename in de P.P.I-R score gepaard gaat met een toename aan valse, hostiele herinneringen. Voor zowel valse neutrale (β = -0.008; F (1, 64) = 1.35, p = 0.25) als valse negatieve (β = 0.003; F (1, 64) = 0.154, p = 0.70) herinneringen werd een dergelijk verband niet gevonden. In Figuur 4 zijn bovenstaande bevindingen grafisch weergeven. Bovendien zijn in Tabel 5 de F-waarden en significantieniveaus van de hoofd- en interactie-effecten weergeven.

Figuur 4: Effect van P.P.I.-R. Score op de Mate van Valse Herinneringen per Valentie.

Noot: De P.P.I. – Scores zijn kunstmatig opgedeeld in Laag en Hoog door alle scores onder de mediaan te groeperen en alle

scores boven de mediaan te groeperen.

De P.P.I. score heeft binnen de verschillende valenties enkel een voorspellende waarde voor de Valse Hostiele Herinneringen

A

an

tal

V

al

se

H

er

in

ne

ri

ng

en

(25)

Lure Herinneringen

Er bleek uit de Within-Subjects analyse geen hoofdeffect te zijn voor valentie waarmee de mate van gecreëerde neutrale Lures, negatieve Lures ,en hostiele Lures niet significant van elkaar bleken te verschillen. De gemiddelden en standaarddeviaties van deze waarden staan weergeven in Tabel 3. Er werd geen hoofdeffect gevonden voor de P.P.I.-R. score. Tevens bleek er geen sprake van een interactie-effect van de P.P.I.-R. score en valentie op de mate van Lure Herinneringen. Desbetreffende resultaten worden in Tabel 5 weergeven.

Tabel 3: Gemiddelde (M) en Standaarddeviatie (SD) voor de Verschillende Niveaus van Valentie per Type Herinnering; Correct, Vals en Lure.

Correcte Herinneringen (N = 66) Valse Herinneringen (N = 66) Lure Herinneringen (N = 66) M (SD) M (SD) M (SD) Neutraal 34.18 (6.23) 1.44 (1.44) 1.11 (1.22) Negatief 27.41 (6.00) 1.52 (1.59) 0.83 (0.85) Hostiel 22.85 (5.90) 2.55 (1.93) 0.64 (0.74)

Psychopathie en Herkenning

Outliers

Ook voor de analyses met betrekking tot de herkenningsscores werd eerst gekeken naar eventuele outliers. Er werden eveneens Z-scores gecreëerd voor de negen geheugenscores; correcte, valse en lure herkenning op de drie verschillende valenties (neutraal, negatief en hostiel). Er bleek sprake te zijn van twee outliers bij de correcte herkenningen (Z = -3.52; Z = -3. 89). Het verwijderen van de bijbehorende data had een verwaarloosbaar effect op de resultaten, waardoor interpretatie en richting van resultaten niet veranderde. Hierop werd besloten de outliers in originele staat te betrekken bij verdere analyses.

(26)

Correcte Herkenning, Valse Herkenning en Lure Herkenning.

De mate van correcte Herkenningen waren gemiddeld gezien het grootst voor de hostiele valentie en het kleinst voor de negatieve valentie. Uit de Within-Subjects analyse bleek dit verschil niet significant te zijn, waarmee er geen sprake was van een hoofdeffect voor valentie op de mate van correcte herkenningen. De Between-Subjects analyse liet echter wel een hoofdeffect zien voor de P.P.I.-R score. Er werd geen interactie-effect gevonden voor de P.P.I.-P.P.I.-R. score met valentie op het aantal correcte herkenningen.

Voor zowel de valse herkenningen als lure herkenningen werden enigszins vergelijkbare resultaten gevonden. De mate van valse herkenningen bleek het grootst voor de neutrale, en het kleinst voor de hostiele valentie. Dit verschil was echter wederom niet significant waarmee er geen sprake bleek van een hoofdeffect voor valentie. Tevens bleek er geen sprake van een hoofdeffect voor de P.P.I-R. score. Er werd eveneens geen interactie-effect gevonden tussen de P.P.I.-R. score met valentie op het aantal valse herkenningen.

Van de lures werden de meeste negatieve kritieke woorden herkend en minste neutrale kritieke woorden. Echter gold ook hier dat dit verschil niet significant bleek, en hiermee dus geen hoofdeffect gevonden werd voor valentie. Ook was er geen hoofdeffect voor de P.P.I.-R. score. Tevens werd er geen interactie-effect gevonden tussen de P.P.I-R. score en valentie op Lure Herkenningen. In Tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de gemiddelde- en standaarddeviatiewaarden van de correcte, valse en lure herkenningsscores per valentie. Tabel 5 weergeeft de F-waarden en significantieniveaus van de verschillende hoofd- en interactie-effecten.

Exploratieve Analyses

Zoals in de inleiding reeds kort benadrukt werd, wordt psychopathie opgedeeld in twee factoren; respectievelijk Factor I en Factor II. In aanvulling op de gevonden resultaten is gekeken naar de invloed van Factor I psychopathie en Factor II psychopathie op zowel herinnering als herkenning. Hierbij zijn exact dezelfde analyses uitgevoerd als voorgaand, echter is ditmaal eerst apart enkel Factor I, en vervolgens apart enkel Factor II als covariaat toegevoegd, in plaats van de gehele psychopathie score.

(27)

Uit de analyses bleek dat er geen sprake was van een interactie-effect tussen Factor I psychopathie en correcte en lure herinneringen. Echter bleek er wel een interactie-effect te zijn van factor I psychopathie en valentie op de mate van valse herinneringen (F [2, 195] = 3.63, p < 0.03). Een post hoc linieaire regressie analyse toonde aan dat factor I enkel een significant voorspellende waarde had voor de uitkomstmaat valse neutrale herinneringen (β = -0.025; F(1, 64) = 5.74, p = 0.02), met een R2 van 0.08, waarbij een hogere Factor I score gepaard gaat met een afname in valse, neutrale

herinneringen. Er bleek sprake van geen enkel interactie-effect wanneer er gekeken werd naar factor II psychopathie met valentie op de drie verschillende soorten herinneringen; correct, vals en lure.

Met betrekking tot herkenning bleek er geen interactie-effect te bestaan tussen Factor I en valentie op de drie verschillende soorten herkenningen; correct, vals en lure. Wanneer Factor II als covariaat werd meegenomen bleek er sprake te zijn van enkel een interactie-effect tussen Factor II en valentie op valse herkenningen (F [2, 195] = 4.69, p = 0.02). Wanneer post hoc middels een lineaire regressie analyse echter gekeken werd naar de voorspellende waarde van Factor II op zowel de neutrale, negatieve en hostiele valse herkenningen, bleek er geen sprake te zijn op een significant effect van Factor II.

Tabel 4: Gemiddelde (M) en Standaarddeviatie (SD) voor de Verschillende Niveaus van Valentie per Type Herkenning; Correct, Vals en Lure.

Correcte Herkenningen (N = 66) Valse Herkenningen (N = 66) Lure Herkenningen (N = 66) M (SD) M (SD) M (SD) Neutraal 12.23 (2.05) 2.45 (1.74) 3.15 (1.30) Negatief 11.23 (1.79) 1.29 (0.91) 3.52 (1.00) Hostiel 13.30 (1.87) 0.95 (0.79) 3.41 (1.10)

(28)

Ta be l 5 ; F-Wa ar de n (F ), Si gni fic ant ieni ve aus (p ), en d e B etw een S ub je cts D eg ree s o f Fr eed om (d f) vo or he t H oo fde ffe ct en In ter ac tie -ef fect v an V alen tie en d e P .P .I.-R. S co re pe r Ui tk oms tma at; C or rec te , V als e e n H os ti ele H eri nn eri ng en en H erk en nin ge n. No ot. * p ≤ 0 .0 5, ** p ≤ 0 .0 1. De d eg re es o f f re ed om is e nk el vo or d e u itk om stm aa t v als e h er ke nn in ge n a nd er s v an w eg e d e s ch en d in g v an Ma uc hly ’s L aw of S ph eri cit y. Va le n tie (N = 6 6) P. P. I.-R. S co re (N = 6 6) P. P. I.-R. S co re * V ale n tie (N = 6 6) F p df F p df F p df He rin n er in ge n Co rre cte H er in ne rin g 4. 22 0. 02 * 2 3. 65 0. 06 1 0. 33 0. 72 2 Va lse H er in ne rin g 3. 51 0. 03 * 2 0. 86 0. 36 1 5. 20 <0 .0 1** 2 Lur e H er inne ring 0. 27 0. 77 2 1. 54 0. 22 1 0. 25 0. 78 2 He rk en n in ge n Co rre cte H er ke nn in g 0. 17 0. 85 2 7. 19 <0 .0 1** 1 0. 28 0. 76 2 Va lse H er ke nn in g 0. 13 0. 83 1. 59 0. 12 0. 73 1 1. 15 0. 31 1. 59 Lur e H er ke nni ng 1. 03 0. 36 2 0. 04 0. 85 1 0. 79 0. 46 2

(29)

Geheugen en Agressie

Controle Analyses

De scores op zowel de proactieve en reactieve schaal werden omgezet in Z-scores ter behoeve van outlier detectie. Er bleek sprake te zijn van twee outliers op de proactieve schaal (Z-score > 3.00). Uitvoeren van de hoofdanalyse met én zonder de desbetreffende outliers resulteerde in vergelijkbare resultaten en conclusies, waarop besloten werd de outlierscores onveranderd op te nemen bij de analyses.

Ter controle is gekeken of de P.P.I.-R. – score correleerde met de beide agressieschalen. Dit bleek het geval; de P.P.I.-R. – score correleerde positief met zowel de reactieve agressie schaal (r (64) = 0.39, p <0.01), als de proactieve agressieschaal (r (64) = 0.41, p <0.01). Wanneer de psychopathiescore werd opgesplitst in Factor I en Factor II bleek de score op Factor I psychopathie significant positief te correleren met de score op de proactieve agressieschaal (r (64) = 0.25, p = 0.04), maar niet met de reactieve agressieschaal (r (64) = 0.08, p = 0.48). De Factor II psychopathiescore bleek significant, zeer sterk samen te hangen met zowel de score op de reactieve agressieschaal (r (64) = 0.48, p <0.001) als de score op de proactieve agressieschaal (r (64) = 0.36, p < 0.01).

Herinneringen en Agressie

Zowel correcte neutrale, als correcte negatieve herinneringen bleken negatief samen te hangen met leeftijd (r (64) = -0.26, p = 0.04; r (64) = -0.27, p = 0.03) en interferentiescore (r (64) = -0.32, p < 0.01; r (64) = -0.41, p < 0.01). Uit een partiële Pearson correlatie, waarbij werd gecontroleerd voor leeftijd en interferentie, bleek dat correcte neutrale herinneringen negatief correleren met zowel de reactieve schaalscore als de proactieve agressie schaalscore. Correcte negatieve herinneringen bleken eveneens negatief te correleren met de reactieve- en proactieve schaalscore. Het aantal hostiele correcte herinneringen bleek ongewenst negatief samen te hangen met een niet Nederlandse moedertaal (r (64) = -0.28, p = 0.02) en de interferentiescore (r (64) = -0.244, p = 0.05). Uit een partiële correlatie, waarbij voor deze twee factoren gecontroleerd werd, bleek er geen sprake van een verband tussen hostiele correcte herinneringen en zowel de reactieve als proactieve agressiescore.

(30)

Het aantal valse neutrale herinneringen bleek uit de Pearson correlatie, niet te correleren met zowel de score op de reactieve, als de proactieve agressieschaal. Het aantal valse negatieve herinneringen bleek ongewenst negatief samen te hangen met een niet Nederlandse moedertaal (r (64) = -0.30, p = 0.01) waarop vervolgens een partiële Pearson correlatie, waarbij gecontroleerd werd voor de desbetreffende variabele, uitwees dat het aantal negatieve valse herinneringen, niet correleerde met de score op de reactieve en proactieve agressieschaal. De mate van hostiele valse herinneringen bleek eveneens niet te correleren met reactieve agressie, maar wel positief met de mate van proactieve agressie.

Neutrale lure herinneringen bleken ongewenst, positief, samen te hangen met de mate van interferentie (r (64) = 0.253, p = 0.04), waarop een partiële Pearson correlatie, waarbij gecontroleerd werd voor de interferentiescore, uitwees dat neutrale lure herinneringen niet correleerden met zowel de reactieve agressie, als de proactieve agressiescore. Het aantal negatieve en hostiele lure herinneringen bleken beide uit een Pearson correlatie niet te correleren met de beide agressieschalen. In tabel 6 wordt een overzicht weergeven van de exacte correlatie- en significantiewaardes met betrekking tot de analyses van correcte, valse en lure herinneringen.

Herkenningen en Agressie

Correcte neutrale herkenningen bleek ongewenst, positief samen te hangen met een niet Nederlandse moedertaal, waarvoor gecontroleerd werd met een eenzijdige partiële correlatie. Hieruit bleek dat correcte neutrale herkenningen niet samenhing met zowel de score op de reactieve, als proactieve agressieschaal. Correcte negatieve herkenningen bleken uit een eenzijdige Pearson correlatie negatief samen te hangen met de score op de reactieve en proactieve agressieschaal. Met betrekking tot de correcte hostiele herkenningen werd er geen significant verband gevonden voor beide agressieschalen afzonderlijk.

Valse neutrale herkenningen bleken ongewenst negatief samen te hangen met leeftijd (r (64) = -0.26, p = 0.03), een niet Nederlandse moedertaal (r (64) = -0.36, p < 0.01) en opleiding (r (64) = 0.29, p = 0.02), waarvoor gecontroleerd werd met behulp van een partiële correlatie. Hieruit bleek dat valse neutrale herkenningen niet significant correleerden met zowel reactieve agressie als proactieve

(31)

agressieschaal. Hetzelfde resultaat werd gevonden voor valse negatieve, en valse hostiele herkenningen. Beiden bleken niet te correleren met zowel de proactieve- als reactieve agressiescores.

Zowel de neutrale als negatieve lure herkenningen bleken uit een eenzijdige Pearson correlatie niet te correleren met de mate van proactieve, en reactieve agressie. Met betrekking tot de hostiele lure herkenningen bleek er sprake van een significant, positief verband met de reactieve agressieschaal, maar niet met de proactieve agressieschaal. Tabel 6 weergeeft een overzicht van de bijbehorende exacte correlatie- en significantiewaardes met betrekking tot de analyses van de correcte, valse en lure herkenningen.

(32)

Tabel 6; De Correlaties tussen Herinneringen, Herkenningen en Proactieve en Reactieve Agressie, met bijbehorende Significantieniveaus. Reactieve Agressie (N = 66) Proactieve Agressie (N = 66) r p r p Correcte Herinneringen Neutraal -0.28 0.01* -0.25 0.03* Negatief -0.22 0.04* -0.28 0.01* Hostiel -0.14 0.14 -0.14 0.11 Valse Herinneringen Neutraal 0.00 0.50 -0.10 0.47 Negatief 0.17 0.19 0.13 0.32 Hostiel 0.19 0.07 0.21 <0.05* Lure Herinneringen Neutraal 0.07 0.28 0.19 0.07 Negatief 0.08 0.49 0.16 0.10 Hostiel 0.12 0.17 -0.05 0.36 Correcte Herkenningen Neutraal 0.09 0.25 -0.06 0.31 Negatief -0.34 <0.01* -0.34 <0.01* Hostiel 0.08 0.26 -0.06 0.32 Valse Herkenningen Neutraal 0.14 0.14 0.01 0.46 Negatief 0.11 0.19 0.03 0.40 Hostiel <0.01 0.49 -0.17 0.09 Lure Herkenningen Neutraal 0.19 0.07 0.07 0.28 Negatief 0.02 0.43 -0.05 0.36 Hostiel 0.26 0.02* 0.11 0.19 Noot. * p ≤ 0.05, ** p ≤ 0.01.

(33)

C

onclusie &

D

iscussie

In dit onderzoek werd onderzocht of psychopathie gekenmerkt wordt door een hostiele bias in het geheugen. Daarnaast werd gekeken of een hostiele geheugenbias samenhangt met agressieve gedragingen. Hiertoe werd een groep, bestaande uit individuen uit de normale populatie en gedetineerden, onderzocht op psychopathische persoonlijkheidstrekken, geheugen functioneren en agressieve gedragingen. De resultaten ondersteunen de aanname dat psychopathische trekken gepaard gaan met een grotere vatbaarheid voor het creëren van valse, hostiele herinneringen. Deze valse hostiele herinneringen bleken positief gerelateerd te zijn aan proactieve agressie.

Psychopathie, het Correcte Geheugen en Agressie

Aanvankelijk werd verondersteld dat psychopathische trekken een algemeen voordeel zouden bieden voor het opslaan en herinneren van hostiele informatie, hetgeen betekent dat hoog psychopathische individuen hostiele informatie beter herinneren en herkennen dan laag psychopathische individuen. Deze verwachting werd niet ondersteund door de resultaten van huidig onderzoek. Geen enkele valentie van correcte herinneringen of herkenningen bleek voorspelbaar op basis van de mate van psychopathische persoonlijkheidstrekken. Dit lijkt erop te wijzen dat de hostiele geheugenbias zich enkel uit in het creëren van valse hostiele herinneringen, maar niet in het daadwerkelijk beter onthouden van reële hostiele informatie, hetgeen verklaarbaar is door een verschil in onderliggende processen; correcte herinneringen zouden gestuurd worden door gecontroleerde, bewuste processen (Howe & Malone, 2011), daarentegen zouden valse herinneringen gedreven worden door onbewuste, impliciete automatische geheugenprocessen (Lenton, Blair & Hastie 2001; Howe & Malone, 2011). Op basis hiervan wordt verondersteld dat de hostiele geheugenbias zich enkel op dit onbewuste niveau manifesteert. Dit komt overeen met een studie van Takarangi, Polaschek, Hignett en Garry (2008), waarin werd aangetoond dat de hoeveelheid correcte, ambigue hostiele herinneringen voor zowel hoog, als laag agressieve individuen gelijk was en er echter pas verschil tussen beide groepen was wanneer er naar valse herinneringen werd gekeken. Ook wanneer gekeken wordt naar diverse andere onderzoeken waarin mood-congruente geheugenbias bij

(34)

depressie onderzocht is, wordt gezien dat deze niet terug te vinden is bij de correcte herinneringen, enkel bij valse herinneringen (Moritz, Gläscher & Brassen, 2005; Ruci, Tomes & Zalenski, 2009).

In aansluiting hierop werd, eveneens tegen verwachting in, geen verband gevonden tussen correcte hostiele herinneringen of herkenningen enerzijds en agressie anderzijds. Dit volgt logischerwijs op het resultaat dat correcte hostiele herinneringen en herkenningen zich niet verhouden tot psychopathie, en hiermee het indirecte veronderstelde verband met agressie eveneens ontbreekt. Opvallend is echter, dat wanneer gekeken wordt naar correcte negatieve herinneringen en herkenningen, deze een negatief verband hebben met zowel proactieve als reactieve agressie. Dit betekent dat een toename in correcte negatieve herinneringen en / of herkenningen gepaard gaat met een afname in reactieve en proactieve agressie. Een eventuele verklaring hiervoor is te vinden in de approach – avoidance theorie (Jones & John, 1997; Newhagen, 1998). Deze theorie stelt dat agressie een toenaderingsreactie is op boze gevoelens. Negatieve, non-hostiele informatie met thema’s als dood en ziekte zouden eerder gevoelens van verdriet en angst kunnen oproepen, wat volgens deze theorie juist gepaard gaat met het omgekeerde; avoidance, ofwel vermijding, hetgeen het tegenovergestelde is van agressie. Vanuit deze theorie valt te beredeneren dat individuen die in grotere mate negatieve informatie herinneren of herkennen, een grotere mate van angstige en verdrietige gevoelens ervaren, waarmee vermijdingsreacties geactiveerd worden, hetgeen gepaard gaat met een lagere mate van agressie.

Psychopathie, het Valse Geheugen en Agressie

Valse Herinneringen & Agressie

Met betrekking tot de valse herinneringen werd exact gevonden wat verondersteld werd op basis van de hypotheses; psychopathische persoonlijkheidstrekken gaan specifiek gepaard met een grotere vatbaarheid voor het creëren en rapporteren van valse hostiele herinneringen, en niet met neutrale valse of negatieve valse herinneringen. Hierbij bleken de Factor I en Factor II psychopathiescores afzonderlijk geen invloed te hebben op de mate van valse hostiele herinneringen; enkel de totaalscore bleek voorspellend. Er is hiermee ondersteuning gevonden voor de aanwezigheid van een hostiele geheugenbias bij psychopathie, waarbij beide componenten van psychopathie; zowel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

An integration of institutional racism in diversity debit thesis implies lower levels of public goods provision for members of non-dominant ethnic groups, compared to members of

To verify continuous tuning and the increased mod-hop-free tuning sensitivity of the hybrid laser (see Eq. 1), we measured the laser wavelength and output power as a function of

• (a) special and sustainable assistance to, and acknowledgement of, the persons and groups that have taken part in the research; (b) access to quality health care; (c) provision

Abstract In this paper a three-parameter weighted quasi Lindley distribution which includes two-parameter quasi Lindley distribution, weighted Lindley distribution and

However, not until Everett Rogers [2] introduced the Diffusion of Innovations Theory (DOI) did adoption and diffusion research gain widespread recognition. Rogers

Namely, both syntactic gender disagreement in Italian and gender disagreement in Dutch elicited a weaker P600 effect, as compared to semantic gender disagreement in Italian and

Duplicate detections (detections at multiple hotspots at the same time) and static devices (Wi-Fi enabled printers) are filtered out in the work presented in [3] where the data is

In dit proefschrift heb ik daarom onderzocht of wat we van plan zijn te gaan doen (&#34;de actie-intentie&#34;) in- vloed heeft op de neiging om tijdens het visueel zoeken meer