Dit is het gefinaliseerde standpunt van het college inzake de status van toezending van
oproepingskaarten voor de verkiezingen. Het college blijft, met inachtneming van de resultaten van de consultatie, van mening oproepingskaarten als brieven dienen te worden opgevat. Het college wijst erop dat aan deze standpunten geen rechten kunnen worden ontleend en aanvaardt terzake geen enkele aansprakelijkheid. Tevens wijst hij erop dat het uiteindelijk aan de rechter is de betrokken bepalingen te beoordelen.
Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer
OPTA/EGM/2003/201464
Datum Onderwerp Bijlage(n)
Oproepingskaarten
Geachte ***********,
Inleiding
In uw brief van *************************** verzoekt u het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) een uitspraak te doen over de vraag of
oproepingskaarten voor de verkiezingen wel of geen drukwerken in de zin van de Postwet zijn. Op 4 december 2002 heeft het college aan ***************** laten weten dat een aangiftebiljet als drukwerk moet worden beschouwd (brief van 4 december 2002, kenmerk OPTA/EGM/2002/203604). Vervolgens heeft TPG het college verzocht haar zienswijze over beide standpunten naar voren te mogen brengen. Het college heeft hiermee ingestemd en heeft ook anderen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de inhoud van de standpunten kenbaar te maken, teneinde ruimte te creëren voor nadere nuancering van de standpunten. Diverse marktpartijen hebben gereageerd.
Hierbij deelt het college u mede dat hij, met inachtneming van de resultaten van de consultatie, zijn standpunt inzake de status van oproepingskaarten niet wijzigt. In het hiernavolgende motiveert het college zijn standpunt.
Juridisch kader
Het verrichten van het postvervoer binnen Nederland en van gebieden buiten Nederland is anders dan krachtens de concessie verboden ten aanzien van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 100 gram wegen, voor zover dit postvervoer wordt verricht tegen een tarief dat lager is dan vastgesteld krachtens artikel 2a, eerste lid.
De exclusieve concessie is door de wetgever verleend aan TPG, zo is beschreven in artikel 2a, Pw jo. § 1, sub a Besluit algemene richtlijnen post.
**************** vraagt of de oproepingskaarten voldoen aan de definitie van drukwerk in de zin van de Pw. De definitie van drukwerk is niet in de Pw opgenomen. In artikel 1b van de Pw is wel de definitie van brieven opgenomen:
Brieven: bescheiden en schriftelijke mededelingen, al dan niet verpakt, met uitzondering van die welke door toepassing van druk- of andere vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren ter verspreiding zijn vervaardigd en waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of aanduidingen zijn aangebracht. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat brieven geïndividualiseerde schriftelijke mededelingen zijn en dat drukwerken expliciet zijn uitgezonderd van het begrip brieven. Dit wordt bevestigd in artikel 1, sub c, van het Postbesluit van 28 april 2000:
Drukwerken: bescheiden en schriftelijke mededelingen, al dan niet verpakt, die door toepassing van druk- of andere vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar
overeenstemmende exemplaren ter verspreiding zijn vervaardigd en waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of aanduidingen zijn aangebracht.
Bij drukwerken is er derhalve sprake van een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren, terwijl het wezen van een brief is te vinden in het feit dat het gaat om iedere (geïndividualiseerde) schriftelijke mededeling of bescheid waarvan slechts één exemplaar is vervaardigd die voor verzending aan één geadresseerde is bestemd. De zinsnede “waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of aanduidingen zijn aangebracht” is in artikel 1, onderdeel b, van de Pw opgenomen, omdat wijzigingen die na de druk in drukwerken worden aangebracht daaraan het karakter van werktuigelijk vervaardigd “in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren” ontnemen (Nota van Toelichting Postbesluit, Stb. 2000, 200, p.7).
In de Nota van toelichting op het Postbesluit (p.7) wordt aangegeven dat maatgevend voor de
afbakening tussen brieven en drukwerken is, of na de druk in drukwerken een persoonlijke boodschap is aangebracht die als een wijze van adressering kan worden opgevat. Indien dat het geval is zal er, gezien de gegeven definitie, nog steeds sprake zijn van drukwerken.
Standpunt van het college van 4 december 2002
Ter bepaling of een oproepingskaart al dan niet drukwerk is, moet de beschrijving van de kaart aan het juridische kader getoetst worden. De oproepingskaarten zijn in uitvoering aan elkaar gelijk. Op de voorbedrukte kaart zijn, naast de noodzakelijke adressering (NAW-gegevens), ook de naam van de gemeente, het nummer van de kieskring, het adres van het stembureau en het nummer van het stemdistrict aangebracht. Daarnaast is een volgnummer en de geboortedatum van de geadresseerde toegevoegd.
Volgens het college is de oproepingskaart, inclusief de naam van de gemeente, het nummer van de kieskring, het adres van het stembureau en het nummer van het stemdistrict een bescheid of schriftelijke mededeling die door toepassing van druk- of andere vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren ter verspreiding zijn vervaardigd. Er worden immers vele oproepingskaarten met dezelfde naam van de gemeente, hetzelfde nummer van de kieskring, hetzelfde adres van het stembureau en hetzelfde nummer van het stemdistrict gedrukt. De NAW-gegevens verschillen per oproepingskaart, maar deze zijn, gezien de definities van brief en drukwerk, niet van belang voor de vraag of een bescheid of schriftelijke mededeling een brief of drukwerk is.
Resteert de vraag of het op de kaart aangebrachte volgnummer en de geboortedatum van de
geadresseerde redenen zijn de kaart als een brief te definiëren of te oordelen dat het drukwerk blijft. In zijn algemeenheid kan volgens het college worden gesteld dat drukwerken, waarin toevoegingen zoals een lidmaatschapsnummer, een code of andere gelijksoortige aanduidingen zijn aangebracht, in
beginsel drukwerken blijven, omdat dergelijke toevoegingen kunnen worden opgevat als een nadere wijze van adressering (nadere identificatie c.q. administratieve aanduiding van de geadresseerde) en het karakter van het drukwerk niet aantasten. Dit is op zich ook van toepassing op de oproepingskaart. De vraag is echter of de toevoeging van het volgnummer en geboortedatum op de oproepingskaart
uitsluitend als een nadere wijze van adressering kan worden beschouwd of dat daarmee het karakter van de oproepingskaart een fundamentele wijziging ondergaat. Uit het hiernavolgende blijkt dat volgens de Kieswet van 28 september 1989 de oproepingskaart en met name het volgnummer op de
oproepingskaart een belangrijke rol vervullen bij het stemproces, alsmede dat de geadresseerde alleen met de aan hem toegestuurde oproepingskaart zijn stem kan uitbrengen.
Hierna noemt het tweede lid van het stembureau de naam die in het afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie bij het door de voorzitter genoemde nummer is vermeld. De voorzitter controleert voorts de naam aan de hand van de oproepingskaart. Nadat het tweede lid van het
stembureau een aantekening van aanmelding van de kiezer heeft gemaakt in het afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie, overhandigt de voorzitter de kiezer een stembiljet.
Uit het bovenstaande blijkt dat een kiezer zijn stem niet kan uitbrengen zonder de tot hem gerichte stemkaart -met unieke combinatie van volgnummer en geboortedatum- te overhandigen aan de voorzitter van het stembureau. Anders gezegd: met de oproepingskaart van iemand anders kan de geadresseerde geen stem uitbrengen. Daarmee dient de oproepingskaart naar het oordeel van het college te worden gezien als een individuele tot de kiezer gerichte oproep om te gaan stemmen. Door de toevoeging van volgnummer en geboortedatum krijgt de oproepingskaart een extra functie, namelijk het identificeren van de geadresseerde bij het uitbrengen van zijn stem. De oproepingskaart heeft derhalve een dusdanig geïndividualiseerd karakter dat de toevoegingen niet slechts kunnen worden gezien als een nadere wijze van adressering. In die zin betreft het hier dus een geïndividualiseerde schriftelijke mededeling, waarvan slechts één exemplaar is vervaardigd die voor verzending aan één geadresseerde bestemd is.
Voorts is in de Nota van toelichting op het Postbesluit (p.10) opgenomen dat de scheidslijn tussen brieven en drukwerk niet exact aangegeven kan worden en dat hieraan in de dagelijkse
uitvoeringspraktijk invulling zal dienen te worden gegeven. Bij de uitleg van begrippen houdt het college primair rekening met de bedoeling van de wetgever. De oproepingskaarten dienen naar oordeel van het college te worden behandeld als brieven. Het postvervoer van oproepingskaarten valt daarmee naar de mening van het college onder de exclusieve concessie van TPG.
Reacties van marktpartijen op de consultatie en opvatting van het college
Essentiële elementen van de reacties van de marktpartijen en de opvatting hierover van het college zijn in het hiernavolgende verwoord. Het college is hieronder niet ingegaan op opvattingen van
marktpartijen die het standpunt van het college inzake de status van oproepingskaarten ondersteunen. 1. Identieke boodschap aan een bepaalde doelgroep
Volgens een marktpartij is een mededeling welke een gelijke inhoud heeft naar een zekere doelgroep uit de aard van deze overeenkomende inhoud drukwerk en geen brief. Dit wordt pas anders indien de toevoegingen aan de standaardboodschap zodanig zijn dat er inhoudelijk sprake is van een individuele boodschap, anders dan voor anderen in diezelfde doelgroep. Om deze reden is de betreffende
marktpartij van mening dat oproepingskaarten drukwerken zijn. De toevoegingen op de oproepingskaart richten zich niet op de ontvanger en dienen er alleen toe om het stemproces te vereenvoudigen.
oproepingskaart kan alleen vervangen worden door een bepaalde in de Kieswet omschreven procedure te volgen.
2. De toevoegingen veranderen het karakter van de boodschap niet
Een marktpartij is van mening dat een oproepingskaart drukwerk is. Zij meldt dat de toevoegingen kunnen worden gezien als een andere wijze van adressering, waardoor het karakter van de boodschap niet wijzigt. De boodschap blijft immers een oproep om te gaan stemmen. De toevoegingen worden gebruikt voor de administratie bij het stembureau, aldus deze marktpartij.
Het college is het hiermee niet eens en verwijst voor zijn argumentatie hieromtrent naar de brief van 4 december 2002.
3. OPTA hanteert de verkeerde volgorde
Volgens een marktpartij hanteert het college in zijn motivering de verkeerde volgorde van redeneren. Uitgangspunt moet zijn dat een document een brief is, tenzij anders blijkt. Overigens komt zij tot dezelfde conclusie als het college, namelijk dat een oproepingskaart een brief is.
Het college merkt hierover op dat hij de definities van brieven en drukwerken inclusief bijbehorende toelichtingen heeft toegepast. Op grond hiervan is hij beargumenteerd tot de conclusie gekomen dat oproepingskaarten brieven zijn.
4. Definitie direct mail
Een marktpartij verwijst naar de definitie van direct mail in de Europese postrichtlijn 97/67/EG: “Een mededeling die uitsluitend uit reclame-, marketing- of publiciteitsmateriaal bestaat en die dezelfde boodschap bevat, met uitzondering van de naam, het adres en het identificatienummer van de geadresseerde, alsmede andere veranderingen die de aard van de boodschap niet wijzigen, ……….”. Hieruit blijkt volgens haar dat door toevoeging van een identificatienummer van een geadresseerde of door het aanbrengen van een verandering, waardoor de aard van de boodschap niet wijzigt, de drukwerkzending geen brief wordt. In de Nederlandse regelgeving is geen definitie van direct mail opgenomen. In Nederland is gekozen voor het onderscheid tussen brieven en drukwerken. Het overnemen van de definitie van direct mail in de Nederlandse wetgeving zou betekenen dat bepaalde vormen van drukwerken onder het monopolie zouden gaan vallen. Dat was en is volgens deze marktpartij niet de bedoeling, vandaar dat gekozen is voor het onderscheid tussen brieven en drukwerken. Gelet op de aard van de zending maakt direct mail onderdeel uit van drukwerken, aldus deze marktpartij. Het college constateert dat in de Nederlandse postregelgeving de definitie van direct mail niet is opgenomen, maar dat is gekozen voor het onderscheid tussen brieven en drukwerken (MvT 2e kamer,
de postale wetgeving in combinatie met achterliggende regelgeving, als brief óf als drukwerk kan worden gekwalificeerd. Op grond van de aard van de zending maakt direct mail niet per definitie deel uit van drukwerken. Het college is van mening dat het volgnummer in de oproepingskaart een wezenlijke toevoeging aan de boodschap van de voorbedrukte tekst is. Hierdoor moet de oproepingskaart als brief worden opgevat.
Finalisering van het standpunt van het college
Gelet op het voorgaande, alsmede het gestelde in zijn brief van 4 december 2002, is het college van mening dat oproepingskaarten voor de verkiezingen als brieven moeten worden opgevat.
Wellicht ten overvloede merkt het college op dat alle documenten zwaarder dan 100 gram door éénieder mogen worden vervoerd.
Tot slot wijst het college erop dat aan dit standpunt geen rechten kunnen worden ontleend.
Hoogachtend,
HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,